Regeling vervallen per 10-05-2012

Re-integratieverordening Beverwijk 2009

Geldend van 25-06-2009 t/m 09-05-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2009

Intitulé

Re-integratieverordening Beverwijk 2009

De raad van de gemeente Beverwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 mei 2009, nummer 2009/15948;

gehoord de Commissie Onderwijs, Sociale Zaken, Cultuur en Welzijn d.d. 2 juni 2009;

gelet op de artikelen 7,8 en 10, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de artikelen, 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen, 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

besluit:

1. Vast te stellen de volgende Re-integratieverordening Beverwijk 2009.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Anw-ers personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV-WERKbedrijf;

    • b.

      het college het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk;

    • c.

      doelgroep personen aan wie op grond van artikel 7, lid 1 onder a. en artikel 10 lid 2 van de WWB door het college ondersteuning kan worden geboden en personen die tot de doelgroep als bedoeld in artikel 1 Wet participatiebudget behoren en die naar oordeel van het college ondersteuning nodig hebben;

    • d.

      IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      premie financiële beloning ter bevordering van arbeidsinschakeling of activering;

    • g.

      nuggers niet-uitkeringsgerechtigden als bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van de WWB;

    • h.

      de raad de raad van de gemeente Beverwijk;

    • i.

      Uitkeringsgerechtigden personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), de IOAW of de IOAZ;

    • j.

      voorziening de voorziening gericht op arbeidsinschakeling of sociale activering, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de WWB.

    • k.

      WWB Wet werk en bijstand (WWB)

  • 2. De begripsbepalingen van de WWB zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan in deze verordening uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Paragraaf 2: Beleid en financiën

Artikel 2. Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan de doelgroep ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4. Het college kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

Artikel 3. Beleidsplan en uitvoeringsverslag

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening en binnen de in het visiedocument Wet Participatiebudget aangegeven kaders tweejaarlijks een beleidsplan vast en brengt deze ter kennis van de gemeenteraad. In dit beleidsplan worden de doelstellingen en de beoogde resultaten aangegeven.

  • 2. Het college doet eenmaal per jaar verslag aan de gemeenteraad over de effecten van het beleid.

Artikel 4. Subsidie- of budgetplafonds

  • 1. Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Paragraaf 3: Aanspraken van de doelgroep

Artikel 5. Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Personen uit de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeHng.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ondersteuning kan bestaan uit

    • a.

      ondersteuning bij de verwerving van arbeid;

    • b.

      ondersteuning bij het behoud van arbeid;

    • c.

      een voorziening als bedoeld in artikel 6 van de verordening.

Artikel 6. Voorzieningen

  • 1. Het college kan een persoon uit de doelgroep een voorziening aanbieden. Een voorziening wordt slechts aangeboden voor zover het college deze noodzakelijk acht voor de arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie van de desbetreffende persoon.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      ondersteuning bij het verwerven en behouden van arbeid;

    • b.

      ondersteuning bij het verbeteren of behouden van de positie op de arbeidsmarkt of binnen de maatschappij;

    • c.

      ondersteuning bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling;

    • d.

      ondersteuning bij de verwerving van een dienstverband als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet sociale werkvoorziening, en

    • e.

      gesubsidieerde arbeid

  • 3. Onverminderd het tweede lid kan een voorziening tevens zien opa de noodzakelijke kosten samenhangend met de deelname aan de voorziening,b de kosten ter bepaling van de noodzakelijkheid en inhoud van een voorziening, enc. de noodzakelijke kosten in verband met loonvormende arbeid.

Artikel 7. Premies en loonkostensubsidie

  • 1. Het college kan premies verstrekken die tot doel hebben arbeidsinschakeling te bevorderen.

  • 2. Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die een dienstverband aangaat met een persoon uit de doelgroep.

  • 3. Het college stelt ten aanzien van de verstrekking van premies en loonkostensubsidies nadere regels vast met betrekking tot:

    • a.

      de activiteiten waarvoor premie kan worden verstrekt en wie daarvoor in aanmerking komt;

    • b.

      het bedrag van de premie of de loonkostensubsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c.

      de aanvraag van de premie of de loonkostensubsidie en de besluitvorming daarover;

    • d.

      de voorwaarden waaronder een premie of loonkostensubsidie wordt verstrekt;

    • e.

      de weigeringgronden voor een premie of loonkostensubsidie;

    • f.

      de verplichtingen voor de premieontvanger;

    • g.

      de vaststelling van de premie of loonkostensubsidie;

    • h.

      andere mogelijke uitvoeringsaspecten van deze premies of loonkostensubsidies.

Artikel 8: Participatieplaatsen

  • 1. Het college verstrekt aan degene die algemene bijstand ontvangt en onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a, zesde lid van de WWB een premie.

  • 2. Het college beoordeelt het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid elke zes maanden.

  • 3. Het college stelt ten aanzien van de verstrekking van de premie zoals genoemd in het eerste lid nadere regels vast met betrekking tot:

    • a.

      de aanvraag van de premie en de besluitvorming daarover;

    • b.

      de voorwaarden waaronder een premie wordt verstrekt;

    • c.

      de hoogte van de premie

    • d.

      de weigeringgronden voor een premie;

    • e.

      de verplichtingen voor de premieontvanger;

  • 4. Bij het vaststellen van de hoogte van de premie houdt het college rekening met mogelijke armoedevaleffecten.

  • 5. Voor zover de belanghebbende die additionele arbeid verricht niet beschikt over een startkwalificatie wordt zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. Bij deze beoordeling betrekt het college de scholingswens van de belanghebbende.

Artikel 9. Nadere regels

  • 1. Het college kan ten aanzien van de ondersteuning nadere regels stellen. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      welke voorzieningen het college in elk geval aanbiedt;

    • b.

      aan wie, onder welke voorwaarden, welke ondersteuning kan worden aangeboden;

    • c.

      de beëindiginggronden;

    • d.

      de weigeringgronden;

    • e.

      overige criteria voor het aanbieden van ondersteuning.

Artikel 10. Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht van de hem aangeboden vorm van ondersteuning gebruik te maken.

  • 2. De uitkeringsgerechtigde die gebruik maakt van ondersteuning is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, de IOAW, de IOAZ, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Als de uitkeringsgerechtigde die gebruik maakt van de ondersteuning niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen is bepaald in de maatregelenverordening of het Maatregelenbesluit ABW, lOAW en IOAZ.

  • 4. Als een persoon uit de doelgroep die geen bijstandsuitkering ontvangt gebruik maakt van een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid kan het college de kosten van de ondersteuning en/of voorziening geheel of gedeeltelijk van hem terugvorderen.

Paragraaf 5: Slotbepalingen

Artikel 11. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten, indien toepassing van ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 12. Tijdstip inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 april 2009.

Artikel 13. Intrekking

De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand van 24 juni 2004 wordt met ingang van 1 april 2009 ingetrokken.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening Beverwijk 2009”.

Ondertekening

Beverwijk, 18 juni 2009
de raad voornoemd,
de griffier en de voorzitter

Toelichting

Deze verordening regelt de ondersteuning die burgemeester en wethouders bieden bij de arbeidsinschakeling en sociale activering van personen die behoren tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de WWB. Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.

Het college geeft invulling aan de verordening nadere regels. Op deze wijze kan het college snel en flexibel reageren op de behoefte van de arbeidsmarkt.

Artikel 1

Lid 1, sub c.: met de invoering van Wet Participatiebudget kan ondersteuning voor een bredere doelgroep worden ingezet.

Het participatiebudget biedt de uitdaging om vanuit een breder perspectief te kijken en om te onderzoeken of er meer doelgroepen binnen de Beverwijkse samenleving zijn die met het participatiebudget geholpen kunnen worden om actief deel te nemen aan de maatschappij.

Artikel 2

In dit artikel is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Het tweede en derde lid van dit artikel is de vertaling van de opdracht ingevolge artikel 8 lid 2 WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden en aandacht aan de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken. Het college heeft de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, opdat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden.

Artikel 3

Lid 2: Het college legt via de jaarrekening en het jaarverslag verantwoording af aan de raad.

Artikel 4

In dit artikel is bepaald dat het college subsidies- en budgetplafonds in kan stellen. De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag (zie ook de toelichting op artikel 10 in De Wet werk en bijstand, toelichting en uitvoeringsvoorschriften, Langhenkel, januari 2009). De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

Het is aan het college om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken heeft met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaaleconomische factoren.

Artikel 5

De aanspraak op ondersteuning is artikel 7 van de WWB geregeld. Het college is verantwoordelijk voor het bepalen en aanbieden van voorzieningen. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen. Hoewel de doelgroep aanspraak kan maken op ondersteuning is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning.

Artikel 6

Soms is arbeidsinschakeling niet aan de orde, omdat de afstand tot de arbeidsmarkt nog te groot is. De doelgroep heeft dan aanspraak op ondersteuning en door het college geachte noodzakelijke voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie. Het gaat hier om mensen die eerst zorg en sociale activering nodig hebben om eventueel een opstap te maken naar arbeidsinschakeling. In een aantal gevallen is maatschappelijke participatie het hoogst haalbare.

Dit artikel strekt zich ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen. Bij nadere regels kan het college de verschillende voorzieningen nader uitwerken.

Artikel 7

In de wet is in art. 31 lid 2 sub j geregeld dat een-of tweejaarlijkse premie niet tot de middelen van de belanghebbende wordt gerekend, voor zover dit bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. In deze verordening wordt het verstrekken van premies in algemene zin geregeld: de criteria en de doelgroepen worden omschreven in een door het college vast te stellen nadere regels.

Voor het verstrekken van een loonkostensubsidie is een wettelijke basis in een verordening vereist. Bij het opnemen van dit lid zal een eventuele loonkosten subsidie niet gezien worden als staatssteun.

Artikel 8

Dit wettelijke basis voor dit artikel ligt in artikel 8, lid 1, sub e en f en artikel 8, lid 2, sub c van de WWB.

Lid 5:In artikel 8, lid 2, sub c van de WWB wordt aangegeven dat de regels met betrekking tot premie voor additionele arbeid betrekking moeten hebben op de hoogte van de premie in relatie tot de armoedeval.

Naarmate een premie een armoedevaleffect in de hand werkt wordt er minder uitstroom uit de bijstand bereikt.

Lid 6 is een uitwerking van artikel 10a, lid 5 van de WWB. Wanneer een belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie kan dit duurzame arbeidsinschakeling in de weg staan.

Artikel 9

Artikel 9 geeft het college de mogelijkheid om in nadere regels een nadere uitwerking te geven van de voorzieningen en daarbij de best passende voorzieningen vast te stellen.

Het college heeft de bevoegdheid om, afgezien van de verplichtingen opgenomen in de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn.

Artikel 10

In de WWB is, onder meer in artikel 9, al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Het derde lid biedt de verbinding met de maatregelenverordening en het maatregelenbesluit. De maatregelenverordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet.

Echter, voor Nuggers, Anw-ers en overige cliënten van de doelgroep die geen bijstandsuitkering ontvangen kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het derde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen. Daartoe is het noodzakelijk dat afspraken hierover schriftelijk wordt vastgelegd.

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting