Regeling vervallen per 23-07-2015

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken (Inspraakverordening)

Geldend van 23-07-2015 t/m 22-07-2015

Intitulé

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken (Inspraakverordening)

De raad van de gemeente Bladel;

gelezen het voorstel van het college van 15 mei 2007;

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorb e reiding van gemeentelijk beleid worden betrokken (Inspraakverordening)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. Inspraak wordt in ieder geval verleend op beleidsvoornemens inzake ruimtelijke plannen, tenzij het plannen betreft als genoemd in het vierde lid onder f en g van dit artikel.

  • 4. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      ten aanzien van beleidsvoornemens met betrekking tot de interne bedrijfsvoering van de gemeentelijke organisatie;

    • f.

      ten aanzien van partiële bestemmingsplanherzieningen;

    • g.

      plannen ex artikel 11 en 19, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening die betrekking hebben op het realiseren van maximaal 3 woningen dan wel op andere plannen met een beperkte ruimtelijke impact;

    • h.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • i.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn voor het ter inzage leggen van de stukken en het naar voren brengen van zienswijzen vier weken bedraagt.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4. De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

De op 27 november 1997 vastgestelde Inspraakverordening wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 20 september 2007.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting bij de Inspraakverordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a. Inspraak:

Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en dient meerdere doelen. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Er kan nog een derde doel mee worden gediend, te weten het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens.

b. Inspraakprocedure:

De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Zoals in de algemene toelichting is vermeld, is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Artikel 4, tweede lid, van deze verordening geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

c. Beleidsvoornemen:

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

De raad schept het kader voor in ieder geval het college, de burgemeester en de raad zelf om over eigen onderwerpen inspraak te verlenen. Hiermee wordt de bevoegdheid om te besluiten tot inspraakverlening overgedragen aan elk bestuursorgaan afzonderlijk.

Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Voorbeelden van deze verplichtingen bestaan thans bij:

  • -

    de voorbereiding van een welstandsnota (art. 12a, lid 2 Woningwet);

  • -

    de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in art. 12, tweede lid, onder a en b van de Woningwet (art. 12, lid 4 Wonw);

  • -

    de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (art. 4.17, lid 3 Wet milieubeheer);

  • -

    onderdelen van de afvalstoffenverordening (art. 10.26, lid 2 Wet milieubeheer);

  • -

    voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning (art. 11, lid 1 Wet maatschappelijke ondersteuning);

  • -

    vormgeving van de cliëntenparticipatie ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (art. 42 IOAZ) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (art. 42 IOAZ);

  • -

    de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoeld in art. 11 van de Monumentenwet 1988 (art. 14a, lid 1 Monumentenwet 1988).

In het derde lid van dit artikel wordt nog een categorie genoemd waarop in elk geval inspraak wordt verleend. Het betreft beleidsvoornemens die ruimtelijke plannen betreffen. Het verlenen van inspraak kan het draagvlak voor de plannen vergroten en eventuele bezwaren reduceren. In het vierde lid, onder f. en g. van dit artikel wordt een voorbehoud gemaakt ten aanzien van bepaalde plannen.

In het vierde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend. Bij sub f. gaat het om ondergeschikte herzieningen/reparaties van eerder vastgestelde beleidsvoornemens dan wel om noodzakelijke herzieningen als gevolg van onthouding van goedkeuring. Wanneer de partiele herziening betrekking heeft op ruimtelijke beleidsvoornemens vindt er wel inspraak plaats.

Artikel 2, vierde lid sub g: de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) stelt het niet langer meer verplicht een inspraakprocedure te voeren met betrekking tot ruimtelijke plannen. De inspraak in planologische procedures kan voortaan plaats vinden op basis van de gemeentelijke inspraakverordening. Voor ruimtelijke ontwikkelingen van enig belang wordt het belangrijk gevonden voorafgaand aan de wettelijke procedure, een inspraakprocedure te voeren. In de verordening is aangegeven wanneer er in ieder geval sprake is van enig ruimtelijk belang waarover inspraak verplicht wordt gesteld. Wanneer plannen niet meer dan 3 woningen omvatten, is inspraak niet expliciet voorgeschreven. Aansluiting is gezocht bij een eerder door de gemeenteraad genomen delegatiebesluit ten aanzien van de vrijstellingsbevoegdheid ingevolge artikel 19 lid 1 WRO, waarbij het college bevoegd is verklaard vrijstelling te verlenen voor bouwplannen van maximaal 3 woningen. Bij bouwplannen met zo’n beperkt aantal woningen biedt inspraak geen meerwaarde, náást de wettelijke mogelijkheid van het indienen van zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit met betrekking tot het verlenen van vrijstelling ingevolge artikel 11 of artikel 19 lid 1 WRO.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Krachtens artikel 3:15 eerste en tweede lid, Awb staat deelname aan de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure in ieder geval open voor belanghebbenden, maar kan ook aan anderen de gelegenheid worden geboden om aan de procedure deel te nemen. In dat laatste geval moet dit bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan zelf worden bepaald.

De omschrijving van inspraakgerechtigden in dit artikel vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid als hoofdregel afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na ter inzage legging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden ingevolge de Awb gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. Deze termijn is wat lang voor inspraak. In praktijk blijkt dat een termijn van vier weken voor het verlenen van inspraak ruim genoeg is. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid van dit artikel de inspraakprocedure worden aangepast.

Het tweede lid bepaalt dat er ook andere procedures dan die van afdeling 3.4 van de Awb gevolgd kunnen worden. Te denken valt onder andere aan mondelinge en schriftelijke enquêtes, hoorzittingen en het houden van facultatieve referenda (geen beslissende).

Artikel 5 Eindverslag

Op dit onderdeel is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Benadrukt wordt dat de bekendmaking van de resultaten van de inspraak uitermate belangrijk is. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.

Artikel 6 Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. Er wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt (zie artikel 7).

Artikel 7 Inwerkingtreding en artikel 8 Citeertitel

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen toelichting.