Regeling vervallen per 31-05-2016

Bibob-beleidslijn gemeente Bladel betreffende aanvraag om Omgevingsvergunning Bouwactiviteit

Geldend van 31-05-2016 t/m 30-05-2016

Intitulé

Bibob-beleidslijn gemeente Bladel betreffende aanvraag om Omgevingsvergunning Bouwactiviteit

Bibob-beleidslijn gemeente Bladel betreffende de aanvraag om een Omgevingsvergunning-Bouwactiviteit

1. Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door ondermeer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen. Bestuursorganen hebben er op dit terrein sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

2. Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur (hierna: ‘WetBibob’) geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet Bibob geeft namelijk een aantal extra mogelijkheden om deze risico-inschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een extra weigering- en/of intrekkinggrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken. De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob geven o.a. de volgende

toepassingsmogelijkheden:

  • -

    Drank- en Horecawetvergunning;

  • -

    Exploitatievergunningen voor openbare inrichtingen;

  • -

    Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;

  • -

    Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten;

  • -

    Subsidieregelingen, die gebaseerd zijn op een wet of Algemene Maatregel van Bestuur;

  • -

    Aanbestedingen in de sectoren bouw, milieu en ICT.

3. Omgevingsvergunning voor bouwactiviteit en toepassing Wet Bibob

3.1 Algemeen

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Een bestuursorgaan kan op basis van artikel 3 van de Wet Bibob een gevraagde beschikking weigeren of intrekken, voor zover hij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft gekregen.

Het bestuursorgaan zal de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • De verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van B&W na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • De verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het college van B&W genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke bibobtoetsing;

  • Vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • Informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet BIBOB verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • Bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een bibobtoetsing een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de bibobtoetsing verzoeken;

  • Bij een weigering om de bibobvragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Awb toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

3.2 Beleidsuitgangspunten

Uitgaande van het doel van de Wet bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zijn beleidsuitgangspunten benoemd waarbij bibob van toepassing is.

A. Gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie

Bouwprojecten van enige omvang worden onderworpen aan een bibob-toets. In dit kader wordt een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit bezien in combinatie met de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie.

Als eerste uitgangspunt in deze beleidslijn geldt, dat een bibob-toets plaatsvindt in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m 2 )

Bijeenkomstfunctie

500

Gezondheidsfunctie

455

Logiesfunctie

500

Onderwijsfunctie

455

Celfunctie

500

Kantoorfunctie

455

Sportfunctie

476

Winkelfunctie

500

Woonfunctie

500

Overige gebruiksfunctie

833

Industriefunctie (niet agrarisch)

1111

Industriefunctie (agrarisch)

2500

Cumulatief op zaakniveau

732

B. Cumulatie

Aanvragen voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit worden onderworpen aan een bibob-toets vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkenen met een gebruiksoppervlakte van meer dan het volgende aantal m2 per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m 2 )

Bijeenkomstfunctie

50

Gezondheidsfunctie

45

Logiesfunctie

50

Onderwijsfunctie

45

Celfunctie

50

Kantoorfunctie

45

Sportfunctie

47

Winkelfunctie

50

Woonfunctie

50

Overige gebruiksfunctie

83

Industriefunctie (niet agrarisch)

111

Industriefunctie (agrarisch)

250

Cumulatief op zaakniveau

73

C. Risicocategorieën

Een volgend uitgangspunt is het aanwijzen van specifieke risicocategorieën, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit wordt aan een bibob-toets onderworpen, indien de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m 2 )

Bijeenkomstfunctie

50 - 500

Gezondheidsfunctie

45 - 455

Logiesfunctie

50 - 500

Onderwijsfunctie

45 - 455

Celfunctie

50 - 500

Kantoorfunctie

45 - 455

Sportfunctie

47 - 476

Winkelfunctie

50 - 500

Woonfunctie

50 - 500

Overige gebruiksfunctie

83 - 833

Industriefunctie (niet agrarisch)

111 - 1111

Industriefunctie (agrarisch)

250 - 2500

Cumulatief op zaakniveau

73 - 732

en waarbij sprake is van een of meerdere onderstaande risicocategorieën:

 

Risicocategorieën

  • 1.

    Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet: - logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, pensions), - dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of - rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • 2.

    Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

  • 3.

    Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

  • 4.

    Inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops, headshops of growshops;

  • 5.

    Inrichtingen die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

  • 6.

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • 7.

    Wisselkantoren;

  • 8.

    Kapsalons;

  • 9.

    Cadeauwinkels;

  • 10.

    Belwinkels;

  • 11.

    Internetcafé's;

  • 12.

    Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • 13.

    Transportondernemingen;

  • 14.

    Autohandel (verkoop en verhuur);

  • 15.

    Sloopbedrijven;

  • 16.

    Sportscholen;

  • 17.

    Beauty-, welness- en saunabedrijven;

  • 18.

    Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen);

  • 19.

    Vastgoedbedrijven;

  • 20.

    Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);

  • 21.

    Vuurwerkbranche.

NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bevoegd bestuursorgaan worden aangepast.

D. Bijzondere gevallen

Naast de hiervoor genoemde gevallen waarbij als regel een zogenoemde bibob-toets plaatsvindt, kan de Wet bibob (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid. Om die reden zal, naast de hiervoor aangeduide gevallen, ook een bibob-toets mogelijk zijn bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waarbij op basis van feiten en omstandigheden, of gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet bibob in dat geval geboden is.

De burgemeester is via deze beleidslijn gemandateerd hiertoe dit besluit te nemen, gezien zijn/haar betrokkenheid en informatiewinning in het driehoeksoverleg.

Illegaal gestart

Als bijzonder geval wordt ook verstaan het reeds in aanvang hebben genomen van bouwactiviteiten, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd én de gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie meer bedraagt dan de hieronder laagst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie en minder bedraagt dan of gelijk is aan de hoogst genoemde gebruiksoppervlakte per gebruiksfunctie:

Gebruiksfunctie

Gebruiksoppervlakte (in m 2 )

Bijeenkomstfunctie

50 - 500

Gezondheidsfunctie

45 - 455

Logiesfunctie

50 - 500

Onderwijsfunctie

45 - 455

Celfunctie

50 - 500

Kantoorfunctie

45 - 455

Sportfunctie

47 - 476

Winkelfunctie

50 - 500

Woonfunctie

50 - 500

Overige gebruiksfunctie

83 - 833

Industriefunctie (niet agrarisch)

111 - 1111

Industriefunctie (agrarisch)

250 - 2500

Cumulatief op zaakniveau

73 - 732

C. Risicogebied

De burgemeester heeft de bevoegdheid om risicogebieden in de gemeente aan te wijzen waarbinnen de Wet bibob integraal, dus op alle wettelijk toegestane sectoren, wordt toegepast. Het gaat hierbij om gebieden die extra aandacht verlangen voor wat betreft de leefbaarheid en de veiligheid. Binnen een door de burgemeester aangewezen risicogebied zullen alle aanvragen om een vergunning, waarop deze beleidslijn van toepassing is, aan de weigeringsgronden uit de Wet bibob worden getoetst. Voor houders van een bestaande vergunning betekent dit, dat alleen het feit van de ligging van de onderneming binnen het aangewezen risicogebied al aanleiding kan zijn om over te gaan tot een bibob-toets.

 

Via deze beleidslijn zijn op het moment van vaststelling van dit beleid geen risicogebieden aangewezen. Mocht dit in de toekomst nodig zijn, zal dit bij afzonderlijk besluit plaatsvinden.

3.3 Uitzonderingen op toepassing Wet Bibob

De toepassing van de Wet Bibob bij een aanvraag omgevingsvergunning inzake een bouwactiviteit in de hierboven genoemde gevallen zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • Overheidsinstanties;

  • Semi-overheidsinstanties;

  • Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

  • Door het College van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

3.4 Uitvoering beleid

 

Het van toepassing verklaren van de Wet Bibob op de hierboven genoemde aanvragen voor vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 Wet Bibob i.c. dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

  • Uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of,

  • Strafbare feiten te plegen.

 

Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan het bevoegd gezag in die situatie een vergunning weigeren of intrekken.

 

Het onderzoek naar de aanwezigheid van bovengenoemd gevaar en de daaruit voortkomende toepassingsmogelijkheden van de weigering- of intrekkinggronden ex artikel 3 Wet Bibob gebeurt in een tweetal stappen:

 

Stap 1

De aanvrager wordt verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken middels een bibob-vragenformulier. Dit bibob-vragenformulier maakt onderdeel uit van het reguliere aanvraagformulier; het totale aanvraagpakket vormt de basis voor de ontvankelijkheidtoetsing.

 

Indien op basis van toepassing van de definitie van het begrip “betrokkene” ook zakelijke relaties met de feitelijke vergunningaanvrager in verband gebracht kunnen worden, zullen ook zij gevraagd worden het bibob-vragenformulier in te vullen en maakt dit formulier ook dit deel uit van de aanvraagprocedure omgevingsvergunningbouwactiviteit.

 

Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde bibob-vragen die zijn opgenomen in het bibob-vragenformulier (inclusief bijlagen);

  • de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc).

 

De bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

 

Mate van gevaar

  • Wanneer het bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. In geval van een bestaande vergunning wordt het niet invullen van dit formulier op grond van artikel 4 van de Wet Bibob aangemerkt als ernstig gevaar. Hierdoor kan het bestuursorgaan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk3 intrekken.

  • Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

  • Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

  • Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen bibobgerelateerd te zijn.

 

Bij deze zogenoemde "eigen huiswerkfase" kan de informatiepositie van bestuursorganen voor de bibobtoetsing versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

 

Stap 2

Aanvullend op deze extra verstrekte informatie kan een advies bij het landelijke Bureau Bibob worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van het betreffende bouwactiviteit en de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van d betreffende beschikking te verbinden bouwactiviteit,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een bibobadvies aan te vragen.

 

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het landelijk bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

 

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

 

De adviesaanvraag bij het landelijk Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

 

Invoeringsdatum

Deze beleidslijn is vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders op 16 april 2013 en treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 15 april 2013.

 

Burgemeester en wethouders van Bladel,

 

 

de secretaris, de burgemeester,