Regeling vervallen per 10-12-2015

Stedelijk Waterplan Bladel

Geldend van 10-12-2015 t/m 09-12-2015

Intitulé

Stedelijk Waterplan Bladel

Inleiding

1.1 Aanleiding

Het waterbeheer, waaronder het waterbeheer in stedelijke gebieden, staat volop in de belangstelling. De nog al eens pijnlijke gevolgen van het gevoerde waterbeleid van de afgelopen decennia worden duidelijk. Het aantal watergebonden plant-en diersoorten is in slechts een kwart eeuw gehalveerd, de kwaliteit van oppervlakte-en grondwater is beneden peil, bij veel aanvoer van hemelwater zijn inundaties het gevolg en tijdens droge perioden zijn er tekorten. Reden genoeg om na te denken over het beleid met betrekking tot de waterhuishouding. In de Vierde nota waterhuishouding is het actuele rijksbeleid inzake waterbeheer verwoord. De hoofddoelstelling van de nota luidt: 'Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd'.

De stedelijke watersystemen vormen in de nota een speciaal aandachtspunt: de principes van de ontwikkeling van duurzame watersystemen dienen ook toegepast te worden op de watersystemen in stedelijke gebieden. Het rijksbeleid geeft lagere overheden nadrukkelijk de mogelijkheid voor regionale differentiatie en verbetering van de samenwerking tussen alle partijen binnen het watersysteem en de waterketen. Hierin ligt de basis van het waterplan voor stedelijke gebieden verankerd. Het stedelijke waterplan heeft ten doel om aan de doelstellingen voor het ontwikkelen van duurzame watersystemen uit de Vierde nota waterhuishouding, invulling te geven op regionaal en gemeentelijk niveau

Opdrachtverlening

In het nieuwe waterhuishoudingsplan heeft de Provincie Noord-Brabant het thema 'Water in de bebouwde omgeving' tot één van haar kernthema's benoemd. Als instrument om het gedachtegoed van het duurzame waterbeheer onder de aandacht te brengen van gemeenten is door de provincie onder andere gekozen voor het subsidiêren van de eerste vijf waterplannen voor stedelijke gebieden in Noord­Brabant. Naar aanleiding hiervan is tweemaal overleg gevoerd tussen de gemeente Bladel, Waterschap De Dommel, Provincie Noord-Brabant en Ingenieursbureau 'Oranjewoud'. In de overleggen is besproken op welke wijze zodanig invulling kan worden gegeven aan een waterplan voor stedelijke gebieden dat een plan meer­waarde heeft ten opzichte van vigerende plannen. Een verzoek tot subsidiêring is door de gemeente Bladel ingediend en is gehonoreerd. Zowel door de gemeente als door het waterschap 'De Dommel' zijn budgetten beschikbaar gesteld. Door beide partijen is aan 'Oranjewoud' opdracht verleend voor het opstellen van een waterplan stedelijk gebied voor de gemeente Bladel, alsmede voor het opstellen van een algemeen geldende leidraad voor waterplannen in de stedelijke gebieden binnen het beheersgebied van het waterschap. Het onderhavige rapport omvat het waterplan stedelijk gebied van de gemeente Bladel.

Het Waterplan is samengesteld door een projectgroep, waarin de volgende personen zitting hebben gehad:

- van het Waterschap De Dommel: de heer H.W.M. Elemans, de heer ing. H.C.P.M. van Kronenburg, mevrouw P. van Loosbroek;

- van de gemeente Bladel: de heer H. van der Sande;

- van ingenieursbureau 'Oranjewoud': drs PAT. Dickmann, ir J.N. Pieneman, ir CA Verhoeven.

1.2 Aanpak

Het waterplan is opgezet volgens de klassieke lijn:

- Waarom een waterplan (beschrijving achtergronden en inspiratiebronnen)? - Hoe doen we het nu (beschrijving huidige situatie)?

- Wat kan beter (beschrijving gewenste situatie)?

- Hoe kunnen de verbeteringen gerealiseerd worden (strategieên)?

- Wat is de voorkeursmethode (beleidskeuzes)?

Hierbij wordt het stedelijke water vanuit twee invalshoeken bekeken. Enerzijds wordt het watersysteem beschreven en geanalyseerd, anderzijds zal de organisatie van het stedelijke waterbeheer onder de loep worden genomen.

Bij de analyses en oplossingsrichtingen zal steeds gelet worden op integrale beeld­vorming, een benadering vanuit zowel het watersysteem als de organisatie, en op draagvlak voor en communicatie-aspecten binnen de oplossingsrichtingen.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is de huidige situatie van het stedelijke waterbeheer geanalyseerd. Aangegeven wordt waar de belangrijkste aandachtspunten liggen en welke doelstellingen geformuleerd dienen te worden om duurzaam waterbeheer vorm te geven.

In hoofdstuk 3 is het watersysteem en de (afval)waterketen gedetailleerd beschreven vanuit de specifieke situatie in de gemeente Bladel. Ook organisatie-aspecten van het waterbeheer komen hier aan bod.

In hoofdstuk 4 wordt beschreven welke streefbeelden gezien de specifiek situatie van Bladel aan de orde zijn, welke knelpunten daarbij gelden, en wat dan de oplossings­richtingen kunnen zijn.

In het slothoofdstuk 5 is, na een keuze van de ambitieniveaus, weergegeven welke strategieên de voorkeur genieten en tot welke maatregelen dit leidt. Deze maatregelen worden beschreven in zes centrale thema's. Van de maatregelen zijn tenslotte indicatief de financiêle consequenties, de uitvoeringstermijnen, en de uitvoerende partijen benoemd.

Afbeelding 1

2 Visievorming

2.1 Water in het stedelijk gebied

Met water komen we iedere dag in contact. Iedereen gaat wel eens onder de douche, gebruikt water om te koken en te wassen, gaat zwemmen of vissen. We voeren die vissen in een vijver, die kan overstromen wanneer het te veel regent, en sproeien de tuin die zou verdorren wanneer het te weinig regent. Ook betalen we ieder jaar rioolrecht, verontreinigingsheffing, waterbeheersings-en ingezetenenomslag en de rekening voor het drinkwatergebruik. Met al die aspecten van water zijn vele mensen beroepsmatig bezig. Waarom? Het antwoord kun je vinden door je af te vragen wat er zou gebeuren als niemand zich met het water zou bemoeien. AI snel groeit dan het besef dat een stad zonder riolering, afvalwaterzuiveringen, waterkeringen en peilbeheer niet leefbaar is. Overstromingen, onbegaanbaar land en milieuhygiênische wantoestanden zouden in dat geval aan de orde van de dag zijn. Water is de bron van alle leven, maar het stedelijk gebied is alleen leefbaar als dat water goed beheerst en beheerd wordt. Bij het stedelijk water spelen de fysieke stromen van soorten water(functies) in hun onderlinge verband een belangrijke rol. De figuren op de volgende pagina illustreren beide. In figuur 1a en 1b zijn de fysieke stromingen binnen het stedelijke water weergegeven. In de eerste figuur is de waterkwantiteitscyclus weergegeven, in de tweede de belangrijkste vuilstromen. Behalve de fysieke stromen gaat het echter ook om organisatie van het beheer, om de plaats van de bij waterbeheer betrokken partijen. In figuur 2 op pagina 6 is de hydrologische cyclus opnieuw weergegeven, maar nu met toevoeging van de overheden en marktpartijen die verantwoordelijk zijn voor separate delen van de fysieke cyclus.

2.2 Stedelijk water(plan): een nieuwe kijk

Waterbeheer is een must. Een cruciale vraag is wel welke doelen dat beheer moet dienen. Lange tijd is het waterbeheer in de stad benaderd vanuit de volksgezondheid en de economie. Dit betekende dat het overtollige water, waaronder afvalwater en hemelwater werden verstaan, zo snel mogelijk uit de woonomgeving verwijderd moest worden. Met de toename van het aantal mensen en de omvang van de steden in de laatste decennia werden de negatieve effecten van deze sectorale manier van denken en handelen duidelijk. De halvering van de watergebonden plant-en diersoorten in de laatste 25 jaar is daarvan een zeer goed voorbeeld. De groeiende omvang van deze negatieve effecten en het veranderende maatschappelijke klimaat met betrekking tot milieuvraagstukken zijn aanleidingen geweest om voor stedelijke watersystemen naar nieuwe doelen te gaan kijken en integraler beleid te formuleren.

Vierde nota waterhuishouding

De Vierde nota waterhuishouding (1998) maakte het stedelijke watersysteem tot een belangrijk aandachtspunt. In deze nota is de visie van het Rijk op het Nederlandse waterbeheer in de toekomst verwoord in streefbeelden en doelstellingen. Voor het bereiken van deze doelstellingen staan de begrippen integraal waterbeheer, gebieds­gericht beleid, en duurzaamheid door vergroting van de veerkracht centraal. Het uitgangspunt van het zo snel mogelijk afvoeren van (afval)water uit de leefomgeving naar de zuivering en het oppervlaktewater, heeft daarmee plaatsgemaakt voor een integrale, gebiedsgerichte watersysteembenadering.

Afbeelding 2

Omdat het functioneren van stedelijk water mede bepaald wordt door de organisatie van het waterbeheer en de relatie van water met andere omgevingsfactoren zijn, naast een nieuwe benadering van de fysieke watersystemen, het samenwerken van de betrokken overheden en de afstemming met aanpalende beleidsvelden tot speerpunten benoemd. Vraagstukken in het (stedelijk) waterbeheer zijn vaak zeer complex, omdat het stedelijk gebied een veelheid aan functies en gebruikers kent. Die gebruikers hebben verschillende en vaak tegengestelde belangen. De belangenbehartigers zijn dan ook nog eens verdeeld over diverse overheden met van oudsher een sectoraal belang. De rijksoverheid pleit in de Vierde nota waterhuishouding daarom uitdrukkelijk voor de vorming van een gemeenschappelijke visie van gemeenten, waterschappen en andere actoren/belanghebbenden rondom stedelijk waterbeheer in een 'stedelijk waterplan'. Een open planproces en een interactieve benadering zijn hiervoor kritische succesfactoren, terwijl aspecten als ruimtelijke ordening, milieu, (plan)economie en stedenbouw bij het waterbeheer betrokken dienen te worden. Deze brede watersysteemvisie wordt gedragen door de provincie Noord-Brabant, waterschap 'De Dommel' en de gemeente Bladel.

Meerwaarde stedelijk waterplan

Een deel van het huidige gemeentelijke beleid is vastgelegd in het 'gemeentelijk rioleringsplan' (GRP). Daarnaast is de gemeente ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening verplicht bestemmingsplannen op te stellen; 'water' is daarvan onderdeel als gevolg van de in de wet opgenomen verplichting een 'natte' paragraaf op te nemen. Hoewel riolering voor stedelijk water een essentiële rol speelt en het bestemmingsplan in potentie mogelijkheden biedt aan het waterbeheer structureel aandacht te schenken, gaan deze instrumenten nu niet uit van één en dezelfde, breder integrale

visie op het omgaan met water in het stedelijk gebied. Dit is echter wel nodig om de partijen die zijn betrokken bij het beheer van water in de stad efficiënt te kunnen laten samenwerken. Deze lijn doortrekkend ligt het voor de hand om in de planvorming de aandacht voor stedelijk water op een andere wijze te vergroten. Voor het stedelijk gebied, met zijn specifieke problematiek, kan de gemeenschappelijke visie het best worden verwoord in een 'waterplan stedelijk gebied': een beleidsdocument dat door zijn integrale benadering van het water in de stad een noodzakelijke basis vormt voor het streven naar een duurzaam beheer van het stedelijk watersysteem. Cruciaal daarbij is de 'watersysteembenadering': de volledige cyclus van water-en vuilstromen, hierboven weergegeven, is voortdurend het referentiekader. Eventuele doelstellingen en streefbeelden van deelaspecten zoals bijvoorbeeld het oppervlaktewater worden bezien binnen de cycli, en daarnaast ook in samenhang met zaken buiten de cycli zoals aspecten van milieu, ruimtelijke ordening en economie. Het waterplan biedt een (beleids)kader voor sectorale plannen, zoals het GRP en vele projectplannen. De rol van het GRP sec blijft ongewijzigd, want het waterplan is een vrijwillig planfiguur -er bestaat geen wettelijk kader voor. Het waterplan kan alleen een functionerend beleidsdocument worden bij vaststelling door het College van Burgemeester en Wethouders en het dagelijks bestuur van het waterschap. Daarmee wordt het waterplan het kader voor het beleid van de gemeente en het waterschap, en daarmee richtinggevend voor andere betrokken partijen. De meerwaarde van het plan is daarmee duidelijk: een brede basis voor water als verrijkend aspect in de stedelijke omgeving van de 21 e eeuw.

2.3 Beleidsuitgangspunten

Diverse partijen, betrokken bij het stedelijk water, hebben reeds beleid geformuleerd inzake het waterbeheer. Met dit beleid moet het stedelijk waterplan rekening houden.

Om die reden zijn de belangrijkste beleidsplannen en -notities, in volgorde van het beleidsniveau, hieronder kort beschreven (voor een completere lijst: zie bijlage 2).

• Rijk

In de Vierde nota Waterhuishouding vormen de stedelijke watersystemen voor het eerst een speciaal aandachtspunt. De belangrijkste kenmerken van de nota zijn reeds aan bod gekomen in paragraaf 2.2. De hoofddoelstellingen van de Vierde nota Waterhuishouding zijn:

- instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd;

- de concrete verankering en invulling van de Vierde nota waterhuishouding op lokaal niveau door gemeenten en waterschappen;

- verbetering van de effectiviteit en efficiëntie van het stedelijke waterbeheer.

Ook andere rijksnota's onderkennen de rol die water in het stedelijk gebied kan vervullen. Het Nationaal milieubeleidsplan bepleit een duurzaam gebruik van water. Het Natuurbeleidsplan benadrukt het belang en de mogelijkheden van natuur in de stad.

• Provincie

Zowel via het waterbeleid, beschreven in het 'Provinciaal Waterhuishoudingsplan 21998-2002 'Samen werken aan water, als via de ruimtelijke ordening (Partiële herziening van het streekplan Noord-Brabant, 1997), is de visie van de provincie dat de waterhuishouding van neerslag, grond-, oppervlakte-, en vuilwater integraal, als één systeem moet worden benaderd. Invulling van het kernthema Water in de stad dient er toe te leiden dat op termijn het bebouwd gebied een positieve bijdrage heeft op de lokale en regionale watersystemen zonder dat wateroverlast de veiligheid en het wooncomfort bedreigt. Water staat centraal binnen de verschillende strategische beleidsvelden van de provincie. Dit zal zijn doorwerking hebben in het Streekplan, het Milieubeleidsplan, het provinciaal Natuurbeleidsplan, en de overige beleidsvelden.

Daarnaast heeft de provincie beleid geformuleerd vanuit haar taak als grondwaterbeheerder. Dit beleid is er op gericht de verdroging in de provincie Brabant tegen te gaan. Tenslotte geeft de provincie invulling van criteria waaraan de gemeentelijke zorgplicht voor de verwijdering van het afvalwater moet voldoen ter sanering van ongezuiverde lozingen.

• Gemeentelijk beleid

De gemeente Bladel heeft een vastgesteld GRP, een Rioolbeheerplan en een Basisrioleringsplan. Daarnaast zijn er milieubeleidsplannen, het Landschaps­beleidsplan, het Structuurplan, en plannen voor diverse infrastructurele werken. Tenslotte is de gemeente van plan een landschapspark te ontwikkelen tussen de kernen van Bladel en Hapert. AI deze plannen vormen in meer of mindere mate input voor het waterplan Bladel.

• Beleid regionale waterbeheerder

Het Waterbeheerplan van waterschap 'De Dommel' bevat de beleidsvoornemens, maatregelen en eisen van het waterschap. Zij vormen voor de gemeente Bladel het kader waarbinnen doelen, eisen en randvoorwaarden zijn geformuleerd. Voor het waterkwantiteits-en waterkwaliteitsbeheer wordt derhalve verwezen naar het waterbeheerplan van waterschap 'De Dommel'. In 2000 zal een nieuw water­beheerplan (2001-2004) vastgesteld worden.

Het waterschap heeft in vele documenten onderkend dat de waterbeheerder de samenwerking met andere overheden en maatschappelijke groeperingen moet zoeken.

Verder zijn er nog een 'Leggernotitie', en een tweetal beleidsnotities waarin de eisen en richtlijnen worden geformuleerd met betrekking tot de handhaving van het waterkwaliteits-en waterkwantiteitsbeheer. Nu wordt gewerkt aan de specificatie van het beleid voor het stedelijk gebied door de ontwikkeling van een 'Beleidsnota stedelijk water'.

Een apart item is het stroomgebiedsbeleid voor het beeksysteem de Beerze. De gemeente Bladel ligt in het stroomgebied van de Beerze. Voor het beeksysteem van de Beerze is reeds veel onderzoek uitgevoerd en zijn vele beleidsvisies ontwikkeld. Een voorbeeld is de met meerdere aan de Beerze liggende gemeenten gerealiseerde 'Paraplunota Beerzeda/'. Dit stroomgebiedsgerichte beleid levert ook een aantal beleidsuitgangspunten op waar de waterbeheersing in stedelijk gebied rekening mee dient te houden.

Samengevat hebben de beleidsnotities de volgende gezamenlijke onderliggende kernen.

• Watersysteem

-Handhaving van bestaande beleidslijnen als de reductie van verontreinigingen en hantering van het 'stand-still'-beginsel (in geen enkel geval verslechtering van de huidige situatie).

-Ontwikkeling van een duurzaam (stedelijk) watersysteem.

-Afstemming met andere beleidsvelden.

Een samenvattende omschrijving van de doelstellingen die direct betrekking hebben op het watersysteem schuilt in de wijze waarop de Provincie zijn hoofddoelstelling heeft geformuleerd: Het beleid richt zich op het bereiken en in stand houden van watersystemen, die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Daarbij zijn economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht en is het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie een randvoorwaarde.

• Organisatie

-Versterking van de samenwerking en communicatie van betrokken partijen.

In het waterplan is nader uitgewerkt op welke wijze de beschreven doelen bereikt kunnen worden.

3 Beschrijving gebied en watersysteem

In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie, relevant voor het watersysteem van de gemeente Bladel, beschreven. Daarbij wordt onder 'watersysteem' verstaan: "het door stroming samenhangende geheel van oppervlaktewater en grondwater, alsmede de daarbij behorende levensgemeenschappen, processen en relaties met de omgeving zoals waterbodem, oevers en technische infrastructuur" (Unie van Waterschappen 1998). Daarnaast worden de waterstromen gebruiks-en afvalwater behandeld als onderdeel van de waterketen.

In de eerste paragraaf wordt kort ingegaan op het plangebied: wat valt er wel, wat niet onder. Vervolgens is er aandacht voor de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de eigenschappen van een watersysteem, speciaal bodemfysische eigenschappen en de hoogteligging van het gebied. In de derde paragraaf worden de belangrijkste componenten van het watersysteem besproken. Vervolgens wordt de waterketen besproken. De waterketen is feitelijk de verzamelterm voor de gebruikers van het watersysteem. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een weergave van de organisat!estructuur van het waterbeheer.

3.1 Plangebied

Het stedelijk gebied van de gemeente Bladel bestaat uit een aantal afzonderlijk bebouwingskernen. Dit zijn de woonkernen Bladel, Hapert, Hoogeloon, Casteren, en Netersel. Tussen deze woonkernen liggen nog een aantal stukken lintbebouwing. Deze worden niet tot het stedelijk gebied gerekend dat bekeken wordt. Er is specifiek rekening gehouden met uitbreidingsplannen, omdat deze speciale mogelijkheden (kunnen) bieden om nieuwe doelstellingen op het gebied van het waterbeheer te realiseren. In de gemeente zijn de volgende uitbreidingsplannen in gang c.q. voorzien:

• afronding plan Stokekkers te Hapert (totaal circa 240 woningen): laatste 80 nog te bouwen in de periode 1999 -2005;

• diverse kleine uitbreidingen en vervangende nieuwbouw binnen de bestaande bebouwde kom van de kern Bladel;

• De Biezen-Noord te Bladel: 90 woningen voorzien in de periode 2000 -2004;

• uitbreiding de Biezen: circa 200 woningen voorzien in de periode 2005 -2015;

• industrieterrein Rootven-Oost: circa 20 hectare, vanaf 2000 tot 2010;

• afronding uitbreiding woongebied Bieshof, Hoogeloon: 10 woningen, 1999 -2003;

• afbouw Latestraat te Netersel: nog circa 15 woningen met een snelheid van 2-3 woningen per jaar voor de periode 1999 -2003;

• Inbreidingsplan Casteren in 2002.

Voor een weergave van het plangebied inclusief de uitbreidingsgebieden wordt verwezen naar bijlage 3.

3.2 Kenmerken gebied

Kenmerken van het plangebied zijn van grote invloed op de af-en ontwatering van het gebied. Deze invloed is soms zelfs doorslaggevend in die zin, dat deze kenmerken de randvoorwaarden vormen voor wat met het watersysteem wel en niet mogelijk is. Zo is de hoogteligging in combinatie met grondwaterstanden van groot belang voor de aan nieuwbouw te stellen eisen. Bodemfysische factoren bepalen onder andere de infiltratiecapaciteit, doorstroming, oppervlakkige afvoer, en eventuele bodemerosie. Onder bodemfysische factoren kunnen de geohydrologie, de bodemsamenstelling en het bodemgebruik worden verstaan. De bodemopbouw is ook van belang bij de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

In het volgende worden telkens kenmerken kort beschreven (voor uitgebreidere beschrijvingen: zie bijlage 4). De invloed van de beschreven factoren komt, in combinatie met de kenmerken van het watersysteem, aan de orde in paragraaf 3.3.

Hoogteligging

Binnen de gemeente Bladel varieert de hoogteligging van circa 32 meter boven NAP. in het zuiden tot circa 24 meter boven NAP. in het noorden. Voor de meeste beken in de gemeente Bladel geldt dat zij in een duidelijk waarneembare laagte liggen. De oude bebouwingskernen liggen op de overgang van de beekdalen naar de hoogste delen in de omgeving. Zo liggen de oude kernen van Bladel en Hapert op een hoogte van ongeveer 30 meter boven NAP. Het beekdal van de Groote Beerze tussen deze twee kernen ligt zo'n 5 meter lager. De bodemhoogte van het beekdal van de Groote Beerze verloopt vanaf de samenvoeging van de Aa of Goorloop met het Dalems­stroompje op ongeveer 26 meter boven NAP. tot 21 meter boven NAP. voorbij de kern van Netersel.

Bodemsamenstelling

De bodemsamenstelling is ontleend aan de Bodemkaarten van Nederland (Stiboka, 1964) en is kenmerkend voor zandgebieden. De bodemopbouw rond de bebouwingskernen van de gemeente bestaat hoofdzakelijk uit dikke hoge enkeerdgronden, ontstaan door de eeuwenlange ophoging van bouwgronden door met mest vermengde heideplaggen. In de beekdalen van de Raamsloop, de Groote en Kleine Beerze zijn lage enkeerdgronden te vinden. Belangrijkste bestanddeel is grof en fijn zand met een variabel bestandsdeelleem. Waar de beken invloed hebben (gehad), vindt men meer klei en veenachtige gronden.

Bodemgebruik

Een andere bodemfysische factor is het bodemgebruik. Het bodemgebruik heeft grote invloed op het water dat als regen op het land valt en de bodem kan infiltreren. Op ondoorlatende verharde oppervlakten zoals in stedelijk gebied kan de bodem niks opnemen en wordt de afvoer van het regenwater oppervlakkig uitgevoerd. In het landelijk gebied kan het plantendek zorgen dat het water geleidelijker op de bodem terecht komt. Planten belemmeren daarbij tevens de snelle afstroming en vergroten de biologische activiteit in de grond die de doorlatendheid bevordert waardoor meer water kan infiltreren. Voor het landelijk gebied geldt dat het landgebruik binnen de gemeente Bladel voornamelijk uit landbouw en intensieve veeteelt bestaat. Daarnaast zijn er nog veel bos-en natuurgebieden in de omgeving.

Geohydrologie

De geohydrologie heeft betrekking op de diepere grondlagen. Het grondgebied van de gemeente Bladel ligt op de overgang van de Centrale Slenk en het Brabants Massief. Dwars door de gemeente loopt de breuk van Vessem. Voor een gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar de bijlage. De deklaag bestaande uit een complex van fijne zanden, veen-en leemlagen en is over het algemeen slecht doorlatend, maar is bij Bladel zeer dun, van nul tot enkele meters. Daaronder ligt een laag met grofzandige en grindrijke zanden met een dikte van 1 tot 5 meter die tot vlak onder het maaiveld komen. Deze laag bevat het eerste watervoerende pakket, dat rond de gemeente Bladel zeer dun (5 tot 10 meter) is. De overwegend noord-noordwestelijke stromingsrichting van het grondwater in dit pakket wordt in de gemeente Bladel beïnvloed door de Groote en de Kleine Beerze. De grondwaterstroming wordt aan weerszijden van deze waterlopen afgebogen in de richting van de betreffende waterloop. Na een dik kleipakket volgt dieper nog een dik tweede watervoerend pakket dat kwalitatief zeer goed water bevat.

Deze vier factoren beïnvloeden de mogelijkheden voor het watersysteem. De kenmerken van deze invloed worden behandeld bij de behandeling van de betreffende component van het watersysteem.

3.3 Kenmerken watersysteem

Componenten van het (stedelijk) watersysteem zijn grondwater en oppervlaktewater. Daar het stedelijk watersysteem directe relaties heeft met het omliggende landelijk gebied is het noodzakelijk dit gebied ook mee te nemen in de beschouwing. In hoofdstuk 2 is reeds een figuur geschetst van de kringloop. Analoog aan de watersysteembenadering worden de componenten zo veel mogelijk in hun onderlinge samenhang beschouwd. In het volgende worden de kenmerken van de genoemde componenten separaat kort beschreven met onder het kopje Invloeden/consequenties telkens de invloed op het watersysteem. Uitgebreidere beschrijvingen van de kenmerken zijn opgenomen in bijlage 4.

3.3.1 Grondwater

3.3.1.1 Grondwatersysteem

In het plan gebied treden grondwaterstanden op die variêren van 22 meter boven NAP. (Casteren, Netersel) tot 28 meter boven NAP. (delen Hapert) met stijghoogtes tot maximaal 40 centimeter beneden maaiveld. Op grond van stijghoogtes en de weerstand van de deklaag kan een uitspraak gedaan worden over kwelwater; over de weerstand van de deklaag in de gemeente Bladel zijn echter weinig gegevens voorhanden. Wel is duidelijk dat de weerstand sterk varieert, van laag in de zandigere delen (enkele tientallen dagen) tot hoog in de lemige/venige delen (circa 900 dagen). Vanwege het zanderige karakter en de stroming in het ondiepe grondwater is er sprake van ondiepe kwel in de beekdalen. 'Diepe kwel' vanuit het zogenaamde tweede watervoerende pakket komt alleen nog maar voor in de landbouwzone waar de Aa of Goorloop en het Dalemsstroompje overgaan in de Groote Beerze. De bodem in en rondom stedelijk gebied is goed doorlatend. Voor een deel is deze bodem kerninfiltratiegebied, wat wil zeggen dat infiltrerend regenwater het diepe grondwater bereikt. Het merendeel is echter intermediair gebied: het regenwater dat infiltreert treedt via de ondiepe kwel in de beekdalen weer uit.

In het algemeen kan gesteld worden dat de grondwaterstand in het stedelijk gebied op meer dan 1,50 meter beneden maaiveld ligt. Op gebieden in de nabijheid van de beekdalen na, zijn zelfs de hoogste grondwaterstanden lager dan de in verband met kruipruimtes geldende ontwateringseis van één meter (oud-stedelijk gebied) of 70 centimeter (nieuwbouw) beneden maaiveld. Dit blijkt ook uit het nauwelijks voorkomen van drainagemiddelen in stedelijk gebied. Alleen in de nieuwbouwwijk de Biezen is drainage aanwezig, omdat er sprake is van een lokale leemlaag. Over kwaliteitsparameters van het grondwater is niets bekend.

Invloeden/consequenties

-Het niet kunnen infiltreren vanwege de niet-doorlatende verhardingen in stedelijk gebied draagt bij aan verdroging. Het plangebied is echter in potentie goeddeels op te vatten als infiltratiegebied en intermediair gebied (met grondwatertrappen VI en VII); hiermee lenen deze gebieden zich voor aanvulling van het grondwater. De beekdalen daarentegen met de natte grondwatertrappen 11 en 111 zijn meer (potentieel) kwelgebied. Daarbij geldt wel dat de werkelijke grondwaterbeweging mede afhangt van de lokale bodemopbouw en ontwateringssituatie.

- Kwelgebieden (vaak met natuurwaarden) worden gevoed door infiltratie-en intermediaire gebieden met intensief landbouwgebruik. Dit is uit milieu-oogpunt ongunstig: eventueel optredende belastingen in het landbouwgebied hebben zo hun weerslag op de natuurgebieden.

- In de nabijheid van de beekdalen en op plekken waar leemlagen invloed hebben kan er sprake zijn van grondwateroverlast.

-Voor verdergaande conclusies inzake grondwater(-effecten) is aanvullend onderzoek nodig.

3.3.1.2 Grondwatergebruik

In het landbouwgebied boven de kern van Bladel vindt intensieve beregening plaats. Hiervoor zijn uitgebreide leidingstelsels vanaf de afzonderlijke boerderijen aangelegd. Omdat het eerste watervoerende pakket te weinig capaciteit garandeert zijn op diverse bedrijven circa 80 meter diepe pompputten aangelegd. Intensieve veehouderijen maken op grote schaal gebruik van eigen onttrekkingen. Door de industrie binnen de gemeente Bladel vinden geen grote onttrekkingen van grondwater plaats. Ook hoeft geen rekening gehouden te worden met waterwingebieden. De invloed van de dichtst-bijzijnde waterwinning in Vessem strekt zich slechts uit tot het eerste watervoerende pakket ten oosten van het beekdal van de kleine Beerze.

Invloeden/consequenties

- Onttrekking van grondwater voor beregening, drinkwatervoorziening en, in het gebied van de intensieve veehouderij, privé-onttrekkingen, doen de grondwater­ stand in de zomer sterk dalen, hetgeen de verdroging verergert. - Door de ondiepe aanwezigheid van het zeer goed doorlatende pakket is het hele gebied kwetsbaar voor de verspreiding van verontreinigingen via het makkelijk toegankelijke grondwater.

3.3.2 Oppervlaktewater

3.3.2.1 Beken

De belangrijkste oppervlaktewateren in de gemeente Bladel zijn de volgende beken: de Kleine Beerze, de Groote Beerze, de Raamsloop, de Aa of Goorloop, het Dalem­stroompje, het Wagenbroeksloopje, en de Waterloop bij Netersel. Voor de genoemde beken geldt, met uitzondering van de waterloop bij Netersel en delen van de bovenlopen van de AaIGoorloop en het Dalemstroompje, dat zij in een duidelijk waarneembare laagte liggen. Op basis van de provinciale waterhuishoudingskaart zijn functies aan de waterlopen toebedeeld. In het geval van de Groote Beerze, Raamsloop, Aa of Goorloop en Dalemstroompje zijn de gronden direct langs de beek en soms zelfs bredere delen van het beekdal aangemerkt als te ontwikkelen reservaats-of natuurontwikkelings­gebied. De deelfunctie van het water is dan waternatuur en tevens water voor landnatuur. De Groote Beerze heeft ook nog de deelfunctie viswater meegekregen. Met name in het beekdal van de Groote Beerze in het noorden van de gemeente, maar ook voor delen van het dal van de Kleine Beerze bij Hoogeloon en de Raamsloop tegen de gemeentegrens met Reusel geldt dat bijzondere natuurwaarden aanwezig zijn. De overige waterlopen liggen vaak in gebied dat de functie heeft water voor de Agrarische Hoofdstructuur de functie is hier ook op afgestemd.

Invloeden/consequenties

- Alle beken en beekdalen bezitten grote potenties voor natuurontwikkeling en de versterking van de landschappelijke kwaliteit. Ze zijn belangrijke pijlers in de ontwikkeling van ecologische verbindingszones, zodat uitwisseling mogelijk is tussen de populaties in de vele natuurgebieden rondom Bladel.

3.3.2.2 Waterhuishouding stedelijk gebied

Tussen Bladel en Hapert in stroomt de Groote Beerze, die ook in droge zomers water blijft afvoeren. De belangrijkste watergangen in en om de kern van Bladel zijn de deels overkluisde laagland beek de Raamsloop (bedrijfsterrein de Sleutel), de watergang ten noorden van Veilig Oord, en de watergang ten zuidoosten van de Rondweg. Door het stedelijk gebied van Hapert loopt het Wagenbroeksloopje, deels overkluisd. Belangrijk kenmerk van de rest van de watergangen is dat ze rond de woonkernen liggen op de overgang van het landelijke en stedelijke gebied. Vele zijn uitgevoerd als berm-en landbouw-sloten en bestaan feitelijk uit een greppel. De belangrijkste functie is afvoer van water uit de riooloverstorten en van drainage-water. De waterstanden fluctueren zeer waarbij droogvallen regelmatig voorkomt, ondanks het feit dat enkele watergangen zijn gestuwd. Geen enkele watergang is beschoeid. Alle watergangen zijn in beheer bij het waterschap. Achter het oude gemeentehuis te Hapert bevindt zich in het stadspark een grote vijver die via een overstortleiding verbonden is met een retentie voorziening op de Burg. van Woenseldreef. Deze vijver is beschoeid met tropisch hardhout. Verder zijn er nog twee vijvers in de Hapertse wijk De Biezen, beide met een geheel natuurlijke oever. Tenslotte is er nog een aantal retentie-voorzieningen met als functie het oppervlakkig afgestroomde regenwater te bergen.

De drie overige woonkernen hebben nauwelijks oppervlaktewater binnen hun stedelijk gebied. Watergangen komen tot aan dit gebied en hebben als belangrijkste functie de afvoer te garanderen van overstortwater en hemelwater vanuit de aanliggende landbouwgebieden. Indirect komen deze watergangen meestal uit op een van de beken. Het beheer is in handen van het waterschap

Alle relevante watergangen zijn samen met de overstorten weergegeven op de kaart in bijlage 5. .

Invloeden/consequenties

- In het stedelijk gebied is maar zeer weinig oppervlaktewater aanwezig.

- De functie van dat weinige oppervlaktewater is in hoofdzaak waterhuishoudkundig, in mindere mate ecologisch, en nauwelijks stedebouwkundig, esthetisch, of recreatief. Het water wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de afvoer van landbouw­drainagewater en overstortwater. Mogelijkheden om dit stedelijk oppervlaktewater te gebruiken voor de andere genoemde functies zijn er nauwelijks. Hiervoor zal nieuwe aanleg nodig zijn.

- Het merendeel van de watergangen valt regelmatig droog. Enkel de Groote Beerze blijft ondanks de geringe stroomsnelheid altijd afvoer houden.

3.3.2.3 Waterkwaliteit

Streefwaarden voor de waterkwaliteit zijn afhankelijk van de functie die aan wateren zijn toegekend. Aan veel waterlopen in de gemeente Bladel is een ecologische functie toegekend, gericht op het verkrijgen en handhaven van een gezond leefmilieu. Hierbij wordt gestreefd naar biologisch gezond water met een gevarieerde flora en fauna, en water dat voldoet aan de normen voor de minimum kwaliteit volgens het Maximaal Toelaatbare Risico (MTR) en een ecologische waterkwaliteitsklasse van IIiB of beter. Vaststelling van deze nieuwe normen heeft plaats gevonden in de Vierde nota waterhuishouding.

De waterkwaliteitsbeheer in het plangebied is het Waterschap de Dommel. Een probleem is dat in het stedelijk gebied geen monsterpunten aanwezig zijn. Wel zijn in de Groote Beerze tussen de kernen Bladel en Hapert en bij de uitmonding van het Wagenbroeksloopje in de Groote Beerze waterkwaliteitsmeetpunten aanwezig. In het kader van een watersysteemanalyse zijn ook metingen gedaan aan het oppervlakte­en grondwater door TNO (Stuurman, 1998).

D e belangrijkste conclusies uit metingen en onderzoek zijn de volgende.

- De kwaliteit van het water van de Groote Beerze voldoet niet, omdat de beek in de zomer voor 50% gevoed wordt door effluent van de zuiveringsinstallatie Hapert, in de winter ook door drainagewater van de landbouw (hoge sulfaat-en ijzergehalten samenhangend met het mestoverschot in de omgeving), en vanwege de rioolwateroverstorten (tijdelijke zuurstofloosheid).

- Achter de RWZI is de beekbedding van de Grote Beerze vrij ernstig verslibd.

- De waterkwaliteit in de Goorloop en het Dalemsstroompje is weliswaar in de zomer veel beter dan die in de winter maar nog altijd fosfaatrijk. De kwaliteit in de Goorloop wordt in de natte winterperiode door de bovenstrooms liggende landbouwgronden negatief bernvloed.

- Het Dalemsstroompje valt 's zomers langdurig droog. Gezien het kleine debiet van het Dalemsstroompje kan worden verwacht dat de effecten van de overstort die op kleine afstand ligt toch vrij groot zijn.

- Het grondwater aan de rand van de Raamsloop is vervuild.

3.3.2.4 Oevers

De meeste watergangen rond de woonkernen hebben een greppelvorm en zijn, van oever tot oever, ongeveer 2,5 meter breed (op de bodem O,S meter) en 1,5 meter diep. De beken zijn iets breder, de Groote Beerze kan bijvoorbeeld een breedte van 10 meter hebben. De oevers zijn stijl en begroeid met gras, harde oeverbeschoeiingen zijn niet toegepast. Langs de waterlopen die in onderhoud zijn bij het waterschap is ruimte om onderhoud uit te kunnen voeren. Het onderhoud bestaat uit tweemaal per jaar maaien. Bij de meeste watergangen gebeurt dat voor beide oevers tegelijkertijd. De watergangen met een ecologische functie worden vier maal per jaar eenzijdig gemaaid. De sloten in beheer bij de gemeente worden eenmaal per jaar tweezijdig gemaaid.

Invloeden/consequenties

-De oevers die eenzijdig gemaaid worden (dus met altijd tenminste aan één zijde beschutting en doortrekgelegenheid) bieden uit ecologisch oogpunt mogelijkheden voor landnatuur.

-Het ontbreken van harde beschoeiingen is natuurvriendelijk; enkel door de aanleg van flauwe taluds zou deze kwaliteit nog vergroot kunnen worden.

3.4 Waterketen

Naast het watersysteem is er ook nog een 'waterketen' die de tijdvolgordelijke route beschrijft van gebruikswater volgens de 'keten' van winning -zuivering -gebruik ­(vuile) lozing -transport -zuivering -(schone) lozing. Door onttrekkingen, lozingen en ander gebruik haakt deze keten aan op het watersysteem. Een aantal onderdelen van de stappen in de keten zijn al enigszins aan de orde geweest in de beschrijving van het watersysteem, maar dat geldt niet voor het gebruiks-en afvalwater. Bij gebruikswater moet men denken aan drinkwater, waswater, sproeiwater, water voor industrieel gebruik, kortom: water gebruikt in huishoudens, bedrijven en instellingen. Onder afvalwater wordt het water verstaan dat na gebruik afgevoerd dient te worden.

3.4.1 Gebruikswater

In overleg met het waterleidingbedrijf is de waterketen nader bestudeerd op methoden waarop deze kan worden verbeterd. Een aantal basisgegevens is dan van belang, met name de aansluitingsgraad op het drinkwaternet: deze is in Bladel 100%.

Daaronder vallen enkele grote afnemers als het recreatieoord het Vennenbos, een aantal campings en een slachterij in Hapert. Industriêle grootverbruikers ontbreken in de gemeente Bladel. Wel is het zo dat in de agrarische sector op steeds grotere schaal onttrekkingen voor bedrijfsdoeleinden (veedrenking) plaats vinden. Het waterleidingbedrijf heeft op korte termijn geen grote waterbesparingsprojecten op stapel staan binnen de gemeente Bladel. De waterbesparing is zo ver doorgevoerd dat vervolgstappen ten koste gaan van comfort bij de burgers.

Invloeden/consequenties

-De beste mogelijkheid voor waterbesparing op korte termijn wordt gezien in het versturen van één waterrekening, waardoor burgers duidelijker het principe 'de vervuiler betaalt' onder ogen krijgen en daardoor op eigen initiatief tot reductie van het verbruik overgaan.

-Op langere termijn kunnen verdere waterbesparende maatregelen bij gebruikers en het vervangen van drinkwater door water van mindere kwaliteit voor bedrijfs­processen (B-waterlE-water) wel rendabel worden. Toepassing na verder onderzoek wordt dan ook zeker niet uitgesloten. Het gebruiken van gezuiverd effluent voor beregening zou hierbij ook een mogelijkheid kunnen zijn.

3.4.2 Afvalwater

3.4.2.1 Riolering en overstorten

In deze paragraaf is een kort overzicht opgenomen van de aanwezige voorzieningen voor de afvoer van het hemel-en afvalwater in het stedelijke gebied. Op de kaarten in bijlage 5 is een overzicht van de aanwezige stelsels te vinden; voor een uitvoeriger beschrijving wordt verwezen naar het GRP van de gemeente Bladel en de riool(beheer)plannen van de voormalige gemeenten Hoogeloon c.a. en Bladel en Netersel. De gemeente Bladel kent een vrijvervalrioolstelsel met een totale lengte van ruim 125 km. Het grootste deel van het vrijvervalrioolstelsel is gemengd stelsel (80%); circa 18% van het stelsel is (verbeterd) gescheiden. Naast het vrijvervalstelsel kent de gemeente ook nog een persleidingstelsel met een totale lengte van ruim 32 km. Op het grondgebied van de gemeente Bladel zijn circa 159 percelen niet aangesloten op de riolering. Hiervan liggen 19 percelen binnen 40 m van bestaande riolering. Het streven is de percelen waarbij de milieu-effecten in gunstige relatie staan tot de kosten zo snel mogelijk, maar in ieder geval vóór 2005 (termijn Lozingsbesluiten), aan te sluiten op riolering. In het kader van de uitbreidingsplannen en incidentele nieuwbouw zal in de nabije toekomst nieuwe bebouwing worden gerealiseerd. De betreffende lokaties zijn reeds eerder aangegeven. In principe wordt bij uitbreiding gekozen voor de aanleg van verbeterd gescheiden stelsels.

Het ingezamelde afvalwater wordt naar de RWZI te Hapert gepompt. Bij overmatige afvoer wordt het teveel aan afvalwater vanuit 31 overstorten in het rioolstelsel geloosd op oppervlaktewater.

Vanuit het bebouwde gebied takken diverse van dit overstort water ontvangende waterlopen aan op de beken met een ecologische functie. Gelet op de functie 'waternatuur' van de Groote Beerze, het Dalemsstroompje (deels) en de Kleine Beerze, zijn vaak aanvullende maatregelen noodzakelijk ter beperking van de vuiluitworp van het rioolstelsel. In de gemeente Bladel vindt lozing van rioolwater vanuit de overstorten plaats op de volgende watergangen: Wagenbroeksloopje (Hapert), Groote Beerze (Bladel, Hapert en Casteren), Dalemsstroompje (Hapert), Kleine Beerze (Hoogeloon), en Raamsloop (Bladel). Voor een overzicht van de gegevens van de overstorten, hun locatie en het ontvangende water wordt verwezen naar bijlage 5 en 6.

Om aan de zogenaamde basisinspanning conform het GRP te voldoen moet de gemeente Bladel nog een aantal berg bezink-bassins aan leggen; dit staat voor de komende vier jaar gepland. Inzake overstorten en hun effecten is voorts het beleid van het Waterschap inzake het 'waterkwaliteitsspoor' van toepassing. Aan de Raamsloop, Groote Beerze, Het Dalemsstroompje (gedeeltelijk) en de Kleine Beerze is een specifieke ecologische waarde toegekend: indien direct of binnen een straal van één kilometer op deze watergangen wordt overgestort, dient een aanvullende open berging van 14 mm te worden gerealiseerd; de aanleg van deze 'groene berging' staat voor Hapert in 2001, in Hoogeloon en Casteren voor 2003 gepland. Voor de overige overstortlocaties geldt dat indien bepaalde grenswaarden niet worden gehaald een aanvullende open berging van maximaal 8 mm de referentie-eis is.

Invloeden/consequenties

-In het GRP is al aangekondigd dat dit Waterplan alternatieve oplossingen voor delen van de afvalwater-problematiek zal beschouwen. Een van de mogelijkheden in deze is het afkoppelen van verhard oppeNlak, zodanig dat het regenwater niet meer via het rioolstelsel afgevoerd wordt naar de RWZI, al dan niet in combinatie met een zogenaamd 'geïntegreerd stelsel'.

-Overstorten vormen in Bladel een groot verontreinigingsprobleem dat in het GRP al is bezien. Bij uitvoering van de nu geplande GRP-maatregelen is in 2003 aan de basisinspanning voldaan. Rond de aanleg van 'groene berging', eveneens gepland, is een nadere studie naar alternatieven gewenst.

3.4.2.2 Rioolwaterzuivering

Het waterschap 'De Dommel' zuivert al het afvalwater dat in de gemeente Bladel wordt geproduceerd in de afvalwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) aan de Castersedijk.

Na reiniging wordt het effluent geloosd op de Groote Beerze. De RWZI heeft op dit moment een te kleine capaciteit. Het waterschap investeert daarom de komende jaren ruim 25 miljoen gulden om de inrichting en aanvoerstelsels bij Hapert te verbeteren.

Voor een deel zijn deze maatregelen reeds uitgevoerd. Momenteel kan meer dan de helft van het in het rioolwater aanwezige fosfaat en stikstof worden verwijderd met behulp van de RWZI. De bedoeling is om het fosfaat-en stikstofgehalte in het effluent zover terug te dringen dat, samen met andere maatregelen (aanleg moerasbos) en reductie van vervuilingsbronnen, op termijn de waterkwaliteitsdoelstelling voor

oppervlaktewater wordt bereikt.

Invloeden/consequenties

-In 2001 zal de capaciteit van de RWZI afdoende zijn om aan de geprognosticeerde hoeveelheden van 2010 te kunnen voldoen.

-Onder andere door het nog aan te leggen moerasbos zal de kwaliteit van de effluentlozing op de Grote Beerze afdoende verbeterd worden.

3.4.2.3 Verhard oppervlak

Het bodemgebruik in de stad bestaat voor een groot deel uit verhard oppervlak dat infiltratie van regenwater in de bodem bemoeilijkt. Voor bepaling van de exacte hoeveelheden zijn de gegevens uit de diverse rioolplannen verzameld. Deze gegevens zijn opgenomen in onderstaande tabel, die uitgaat van de situatie zoals die na afloop van de nu al geplande maatregelen aanwezig zal zijn.

Dorpskernen

Afwaterend oppervlak [hal

AI afgekoppeld gebied [ha]

HAPERT

43,2

Oude Prov. weg 0,1

-Industrieterrein Hapert

30,0

 

HOOGELOON

17,3

Landrop 0,2

Ten Eiken 0,2

Gooskens 1,5

CASTEREN

8,1

Laaibeemden 0,1

BLADEL

74,6

Zwembad 0,5

Rondweg 27 0,4

PiusX 1,6

Isigrim 5 0,1

-Industrieterrein Beemdstraat

4,5

 

-Industrieterrein De Sleutel

40,0

 

Netersel

5,5

Neerakker 0,1

Totaal

223,2

4,8

Infiltratie kan zowel ondergronds als bovengronds (met opvang in bijvoorbeeld een groenvoorziening) gerealiseerd worden. In Bladel zijn meerdere voor dit doel geschikte groenvoorzieningen aanwezig. Invloeden/consequenties

-Afkoppeling is al deels gepland, met name voor de kern Bladel. In het plangebied leent zich echter in principe meer oppervlak voor afkoppeling.

-Wadi's, een in groen aangebrachte infiltratie voorziening, zouden in Bladel op diverse locaties kunnen worden aangelegd.

3.5 Organisatie Stedelijk Waterbeheer

Binnen het stedelijk gebied zijn twee instanties de belangrijkste verantwoordelijke partijen voor het waterbeheer. Dit zijn het waterschap de Dommel en de gemeente Bladel. De verantwoordelijkheden van beide partijen verschillen bij respectievelijk het kwantiteits-en kwaliteitsbeheer.

Waterkwantiteitsbeheer

De gemeente is verantwoordelijk voor de ontwatering van het stedelijk gebied, het waterschap voor de afwatering. Onder ontwatering wordt de afvoer van water uit percelen over en door de grond naar een stelsel van grotere waterlopen verstaan. Met afwatering wordt de afvoer van water via een stelsel van open waterlopen naar een lozingspunt van het afwateringsgebied bedoeld. De twee taakgebieden sluiten op elkaar aan. Het punt van overgang van verantwoordelijkheid is vaak een punt van discussie. De gemeente is verantwoordelijk voor de verzorging van planvorming en uitvoering omtrent de ontwatering. Zij regelt dit onder andere in de natte paragraaf van het bestemmingsplan, het GRP, rioleringsplannen en dit waterplan. Het waterschap stelt eisen en richtlijnen waaraan het gemeentelijke beleid wordt getoetst. De eisen en richtlijnen zijn verwerkt in de zogenaamde leggernotitie en de Keur.

Waterkwaliteitsbeheer Met betrekking tot het waterkwaliteitsbeheer is de gemeente verantwoordelijk voor het doelmatig inzamelen van het afvalwater binnen de gemeentegrens en het transporteren naar een overnamepunt. Op dit overnamepunt wordt het waterschap verantwoordelijk. Het waterschap verzorgt verder transport van het afvalwater naar en/of zuivering door de RWZI. De doelmatige werking van de zuiveringstechnische werken wordt intern gecontroleerd door het waterschap.

Planvorming voor het ontwerp van het gemeentelijk rioleringsstelsel staat in het GRP en de rioleringsplannen. Het GRP van de gemeente wordt getoetst door het waterschap op vuiluitworpreductie en tijdsplanning. Vanuit de wetgeving inzake de lozingen op oppervlaktewater is het waterschap het verantwoordelijke gezag. Deze heeft dan ook afhankelijk van de functie van het ontvangend water eisen gesteld aan de lozing voor zowel nieuwe als bestaande gebieden. Deze eisen en richtlijnen staan o.a. in de beleidsnotities Rioleringen en Overstortingen en de Bronneringsnotitie. Deze notities zullen in de loop van 2000 vervangen worden door de notitie Stedelijk Water.

Overige partijen

De gemeente en het waterschap zijn de belangrijkste partijen binnen het stedelijk waterbeheer. Toch heeft bijvoorbeeld de Provincie Noord-Brabant ook een grote rol. De Provincie heeft een invulling gegeven van het rijksbeleid inzake het waterbeheer door middel van haar waterhuishoudingsplan. Zij verzorgt een toetsende rol van de gemeentelijke en waterschapsplannen. De waterleidingmaatschappij Oost-Brabant (WOB), de instantie die ook het rioolrecht in Bladel int, is verantwoordelijk voor de levering van het drinkwater. Ook de waterleidingbedrijven verzorgen een eigen stukje planvorming.

4 Streefbeeld, doelstellingen en knelpunten

4.1 Streefbeeld

De essentie van de nieuwe kijk op water is dat het met water deels anders moet, maar dat met water ook veel meer kan dan tot nu gebruikelijk was. De meest kernachtige samenvatting van 'anders moeten en meer kunnen' is een streefbeeld voor het eind van de planperiode, in dit geval 2015. Bij de formulering van een dergelijk streefbeeld dienen in ieder geval 'integrale benadering', 'duurzaamheid', en 'gebiedsgericht' kernbegrippen te zijn.

- Integrale benadering wil zeggen dat het stedelijk watersysteem, met oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater, in zijn onderlinge samenhang wordt bezien; ook is er samenhang tussen water in stedelijk en landelijk gebied.

- Duurzaamheid houdt in dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van aanvulbare hulpbronnen. Dit betekent dat er zorgvuldig met water wordt omgegaan en kringlopen zoveel mogelijk worden gesloten. Het gebruik van water is optimaal in evenwicht met het natuurlijke systeem van voeding en afvoer en heeft zo min mogelijk negatieve invloed op de kwaliteit van grondwater, oppervlaktewater en waterbodem; een duurzaam, goed functionerend stedelijk watersysteem wordt gekenmerkt door een evenwichtige water-en stoffenbalans

(Waterhuishoudingsplan 2, 1998-2002).

- Het streefbeeld moet ook gebiedsgericht zijn. De Friese meren bieden nu eenmaal totaal andere mogelijkheden dan het water in Bladel. Het streefbeeld moet dus mede gebaseerd zijn op de conclusies over 'invloeden/consequenties' inzake gebieds-en watersysteemkenmerken uit hoofdstuk 3 van dit plan.

Tenslotte -om het streefbeeld te kunnen realiseren is een goede samenwerking tussen de bij het waterbeheer betrokken partijen noodzakelijk; er dienen duidelijke afspraken te zijn over wie waarvoor verantwoordelijk is. Inhoud en vorm/organisatie zijn niet los te koppelen. Ook de organisatie van het waterbeheer kan daarom deel van het streefbeeld zijn.

Per belang en betrokken instantie kan het formuleren van het streefbeeld verschillen in wensen en prioriteiten opleveren. Het is dan ook van groot belang om in onderling overleg met alle betrokkenen naar het streefbeeld toe te werken. Het hieronder omschreven streefbeeld is dan ook in discussie en overleg gezamenlijk vastgesteld:

Watersysteem en waterketen zijn in het stedelijke gebied van de gemeente Bladel in 2015 dusdanig ingericht dat:

-in een optimaal gesloten waterbalans;

-met een minimale verontreinigingsgraad;

-met maximale mogelijkheden voor natuur;

-een zuinig en efficiënt gebruik van het beschikbare water plaats

vindt.

Daarbij zorgt een structureel samenwerkingsverband van de waterbeheerders voor aansturing en bewaking van de realisatie van het streefbeeld.

Dit streefbeeld vormt de uitwerkingsbasis en toets voor de te nemen maatregelen via twee tussenstappen: het formuleren van concrete doelstellingen, en het inventariseren van knelpunten om die doelstellingen te bereiken. Hieronder zijn dus eerst de doelstellingen uitgewerkt die het watersysteem in zijn gewenste eindtoestand (2015) schetsen.

Daarbij is het streefbeeld ontleed naar vier te onderscheiden aspecten, die elk voor een deel van de formulering staan: waterkwantiteit (inclusief watergebruik), waterkwaliteit, natuur- en belevingswaarde, en organisatie.

A. Waterkwantiteit: " ... een optimaal gesloten waterbalans ... met een zuinig en efficiënt gebruik van het beschikbare water"

Een lange termijn-doelstelling voor het bereiken van een duurzaam watersysteem vanuit de invalshoek van waterkwantiteit, is het optimaal gebruiken van waterbronnen door gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden; voorkomen van verdroging en wateroverlast, bevorderen van infiltratie zijn termen die hierbij horen. Ook zuinig gebruik en hergebruik van water zijn steekwoorden. Feitelijk komt dit neer op waterconservering door een zo gesloten mogelijke waterbalans voor het stedelijk gebied te creëren.

Concrete doelstellingen zijn:

1. Vasthoudenlvergroting van de voorraad gebiedseigen water, zodat onnatuurlijke fluctuaties in de afvoer naar het landelijk gebied niet optreden.

2. Voorkomen van verdrogingsverschijnselen.

3. Een goede en voldoende drooglegging in de woonwijken, zodat wateroverlast wordt voorkomen.

4. Het minimaliseren van gebruikswater.

Oplossingen zouden gezocht moeten worden in het zo min mogelijk onttrekken van water uit de bodem. Daarnaast kan gedacht worden aan structurele aanvulling van grondwater en oppervlaktewater met water van goede kwaliteit uit het stedelijk gebied.

Dit wordt bereikt door in bestaand en toekomstig bebouwd gebied zoveel mogelijk af te koppelen en te infiltreren, hetgeen wel bepaald wordt door de beschikbare ruimte voor infiltratie- en bergings-voorzieningen. Bijkomend voordeel is dat de overstortfrequentie na deze maatregelen terug zal lopen. Voor het minimaliseren van gebruikswater kan gedacht worden aan lokale zuivering van regenwater of zelfs afvalwater ter hergebruik als huishoudwater, aanleg van een tweede waterleidingnet, en het gebruik van B-water.

B. Waterkwaliteit: " ... een minimale verontreinigingsgraad ... "

De hoofddoelstelling voor de waterkwaliteit is het verminderen, zo mogelijk voorkomen van verontreiniging van grond(water) en oppervlaktewater.

Concrete doelstellingen zijn:

1. Minimaliseren van effecten van riolering en andere verontreinigingsbronnen.

2. Zo schoon mogelijk afvoeren van (vervuild) water dat het gebied verlaat.

Hierbij geldt dat het water in en rond het stedelijk gebied een goede water(bodem)kwaliteit heeft, tenminste voldoend aan de MTR-waarden uit de Vierde Nota.

Bepalend voor de kwaliteit zijn met name de overstorten vanuit de riolering en de effluentlozing van de RWZI. Daarom geldt dat het aantaloverstorten en de vuilemissie worden geminimaliseerd, en dat het zuiveringsproces wordt verbeterd door een stabiele aanvoer van afvalwater overwegend bestaand uit droogweerafvoer. Dit kan ten eerste door de hoeveelheid afvalwater te verminderen door hergebruik en door schoon water niet te vermengen met afvalwater (zie hiervoor bij 'waterkwantiteit'), vervolgens door optimaliseren van het rioolstelsel, zuiveren van water dat aan het oppervlaktewater en grondwater wordt toegevoegd, en het verminderen van verontreinigingen.

Het rioleringsstelsel voldoet in ieder geval aan de basisinspanning. Het stelsel wordt zoveel mogelijk omgebouwd van gemengd stelsel naar in ieder geval verbeterd gescheiden dan wel verdergaande opties waarbij overstorting slechts met een beperkte frequentie zal voorkomen. Bij een goed functionerend rioolstelsel is een bijkomend voordeel dat de wateroverlast na sterke regenval (water op straat) eveneens sterk zal afnemen. Op de overstortlocaties is de afvoercapaciteit voldoende. Het ontvangende water heeft voldoende zelfreinigend vermogen om de vuilvracht op te kunnen vangen zonder dat knelpunten in zuurstof-en nutriêntenhuishouding optreden.

C. Natuur-en belevingswaarde: " ... maximale mogelijkheden ... "

Concrete doelstellingen zijn:

  • 1.

    Het beschermen en versterken van water als onderdeel van het ecosysteem, vooral als verbinding tussen het stedelijk en landelijk gebied.

  • 2.

    Het zorgen voor een goede waterkwaliteit.

  • 3.

    Een zodanige inrichting van de watergangen dat er goede leefomstandigheden voor de diverse organismen zijn.

 

De inrichting van de oevers en onderdoorgangen, en het schoon-en maaibeheer van de watergangen aangepast op deze doelstellingen en tevens afgestemd op het beheer van overige groenvoorzieningen. Gezien het feit dat de belevingswaarde van water in de stad voor burgers gerelateerd is aan de ecologische waarde van de watergangen kan ook verbetering gezocht worden in het zichtbaar maken van water in de stad. Hierbij kan gedacht worden aan het verwijderen van de overkluizing (waar mogelijk), of de aanleg van bergingsvijvers voor regenwater binnen de bebouwde kom.

D. Organisatie: " ... structureel samenwerkingsverband ... "

Naar aanleiding van de Vierde nota waterhuishouding geldt als belangrijkste doel­stelling voor de organisatie het versterken van de samenwerking en afstemming bij de ontwikkeling en uitvoering van het duurzame waterbeleid.

Concrete doelstellingen zijn:

  • 1.

    Ontwikkeling van een duidelijke gezamenlijke visie voor het water.

  • 2.

    Opzet van een goede permanente communicatie-structuur.

  • 3.

    Maken van eenduidige afspraken met betrekking tot duurzaam stedelijk waterbeheer.

In algemene zin geldt dat als aan de beschreven punten is voldaan, combinatie van de specifieke expertises van de diverse betrokken partijen kan leiden tot een programma van maatregelen dat in zijn geheel effectiever en efficiênter is dan de afzonderlijke maatregelen programma's die nu worden uitgevoerd.

4.2 Knelpunten

Op basis van de huidige situatie als beschreven in hoofdstuk 3, het geformuleerde streefbeeld, en mede naar aanleiding van informatie verkregen uit interviews van vertegenwoordigers van de betrokken partijen, kan een aantal knelpunten in beeld gebracht worden. Als 'knelpunten' kunnen worden opgevat die zaken waarbij de net geformuleerde doelstellingen op dit moment nog niet gehaald worden. De bespreking van de knelpunten vindt dan ook plaats aan de hand van de items die in de paragraaf hierboven al benoemd zijn.

A. Waterkwantiteit

a. Binnen de gemeente Bladel is in het algemeen sprake van een watertekort. Dit probleem wordt versterkt door de vele onttrekkingen van ondiep grondwater in de direct om het stedelijk gebied liggende landbouwgebieden. In droge perioden versterken deze de negatieve gevolgen van de verdroging, die zich ook in het stedelijk gebied voordoet.

b. In lage delen van de woonkernen kan het juist voorkomen dat men wateroverlast heeft. Deze overlast wordt in de meeste gevallen, gegeven de huidige ontwateringssituatie, veroorzaakt door het slechte functioneren van het riool. De te kleine bergingscapaciteit zorgt ervoor dat er sprake is van water op straat.

c. Sloten waar met enige regelmaat een overstort op loost vormen een knelpunt, omdat het overstortwater niet goed afgevoerd wordt. Er treedt in de ontvangende beken benedenstrooms regelmatig piekoverlast op. Dit komt met name voor bij  grote onweersbuien, met de grote overstorten als gevolg.

d. De waterleidingmaatschappij is van mening dat het maximaal mogelijke op het gebied van waterbesparing reeds gedaan is en dat verdere maatregelen comfortverlies voor de burger opleveren. Toch kan als knelpunt beschouwd worden dat binnen Bladel niets gedaan wordt om door hergebruik van regenwater en (tussen)zuivering van afvalwater de hoeveelheid te verbruiken drinkwater te reduceren.

B. Waterkwaliteit

De knelpunten voor de waterkwaliteit worden gevormd door vier factoren.

a. Er zijn twee belangrijke verontreinigingsbronnen in het stedelijk gebied.

1. De belangrijkste bron is de effluentlozing van de RWZI.

2. De tweede factor, met name van belang voor water in en rond het stedelijk gebied, wordt gevormd door de overstorten. De vuiluitworp vanuit de gemengde stelsels is zeer groot. Indien de opvangcapaciteit en het zelf­reinigend vermogen van het ontvangende oppervlaktewater ontoereikend zijn, veroorzaken de overstorten waterkwaliteitsproblemen. Het gaat dan met name om sterke verlagingen van de zuurstofconcentraties (kans op vissterfte), verrijking met nutriênten (kans op algen bloei), vervuiling van de waterbodem, aangroei van de baggerlaag en stank.

b. Het rioleringsstelsel van de gemeente Bladel functioneert slecht. Grotendeels wordt dit veroorzaakt door de beperkte afvoercapaciteit richting de RWZI. Hierdoor komen overstortingen vaker voor en zijn deze ook groter.

c. Door de aanwezigheid van grotendeels gemengde stelsels vindt te veel vermenging van schoon regenwater met afvalwater plaats.

d. Er vindt ongewenste vervuiling van het hemelwater plaats omdat vuil op verhard oppervlak en uitlogende materialen met regenwater in het riool komen.

C. Natuur-en belevingswaarde.

a. De waterlopen liggen grotendeels aan de rand en buiten het woongebied.

b. De weinige waterlopen in het stedelijk gebied zijn grotendeels overkluisd.

c. De functie van de watergangen is van origine agrarisch; daarnaast verzorgen ze de afvoer van overstortwater.

d. In de huidige situatie is de belevingswaarde van het water in het stedelijk gebied zeer laag.

In de huidige situatie zijn, samenvattend, de mogelijkheden voor een ecologische nevenfunctie beperkt, hoewel zij in potentie een goede corridorfunctie kunnen hebben voor flora en fauna uit de omliggende natuurgebieden.

D. Organisatie

a. Grootste knelpunt bij de huidige organisatie van het waterbeheer is dat teveel partijen vanuit hun eigen sectorale belang eigen maatregelen nemen om alle verschijningsvormen van het water in de stad te reguleren. Dit levert langs elkaar heen werken en niet-kosteneffectiev~ maatregelen op.

b. De gemeente is verantwoordelijk voor de ontwatering van het stedelijk gebied, het waterschap voor de afwatering. De twee taakgebieden sluiten op elkaar aan, maar de overgang van verantwoordelijkheden is niet helder en regelmatig een punt van discussie.

c. Ook de klachtenafhandeling voor burgers is niet duidelijk. Indien men problemen heeft met water is niet duidelijk bij wie men moet zijn.

d. Er is geen uitgewerkt plan voor het omgaan met calamiteiten.

e. Waterketen en watersysteem zijn niet voldoende op elkaar afgestemd, laat staan geïntegreerd.

5 Oplossingen: ambitie, maatregelkeuzes en indicatieve kosten

De oplossingsrichtingen zoals deze in paragraaf 4.1 van het vorige hoofdstuk geduid zijn, vormen nog geen maatregelen die direct passen op de situatie van Bladel. Voor de uitwerking tot maatregelen en het verbinden van kosten en actoren aan die maatregelen is een confrontatie met de knelpunten nodig, maar moeten bovendien keuzes worden gemaakt. Een oplossingsrichting kan immers breed of smal worden opgevat. Dat hangt af van het ambitieniveau van de betrokken partijen, de beschikbare middelen, en soms ook van de effectiviteit c.q. meerwaarde van de ene oplossingsrichting in vergelijking met andere.

5.1 Matrix

Om de breedte dan wel smalte van de oplossingen te bepalen zijn allereerst, gegroepeerd naar water-en organisatie-aspecten, de doelstellingen van het vorige hoofstuk ontleed naar subdoelstellingen. Vervolgens is per aspect een ambitieniveau toegevoegd. Confrontatie van deze ambitieniveaus met de huidige situatie levert een knelpunten lijst op.

In bijlage 7 is een samenvattende matrix opgenomen waarin de relevante aspecten, de subdoelstellingen en de knelpunten worden beschreven. De matrix kan tevens beschouwd worden als een verkorte, schematische weergave van hoofdstuk 4.

In de matrix is aan elk aspect ook een 'thema' toegewezen. Deze thema's worden in paragraaf 5.2 uitgewerkt.

5.2 Thema's

De thema's bevatten, vanuit de conclusies van de matrix, zo concreet mogelijk uitgewerkte maatregelen die vanuit één centrale invalshoek een samenhangend pakket vormen. Het gaat om de volgende zes thema's.

  • 1.

    Vasthouden (hemel)water

  • 2.

    Brongerichte aanpak

  • 3.

    Kwaliteit water

  • 4.

    Wateroverlast en -risico

  • 5.

    Natuur en Recreatie (ecologische inrichting)

  • 6.

    Organisatie van het waterbeheer

Uiteraard is soms overlap van maatregelen niet te vermijden, omdat de thema's verband met elkaar houden. Een maatregel wordt dan bij het eerst in aanmerking komende thema behandeld, waarna bij volgende thema's eventueel wordt terug­verwezen.

5.2.1 Vasthouden (hemel)water

Dit thema is als eerste gekozen omdat hiermee een groot aantal knelpunten op het gebied van de waterkwantiteit wordt aangepakt. Knelpunten in het stedelijk gebied vanuit deze invalshoek zijn, samengevat, de verdroging, overlast door water op straat, piekoverlast door overstorten, en het volume aan gebruikswater c.q. de geringe mate van terugdringing daarvan.

Maatregelen die deze kwantitatieve knelpunten adresseren via het vasthouden van (hemel)water hebben vaak ook nog een positieve invloed op de waterkwaliteit, namelijk voorzover zij door volumereductie van afvalwater overstorten verminderen.

De belangrijkste bron van afvalwater is regenwater dat op verhard oppervlak valt. Nu wordt dit water via het riool en de zuivering afgevoerd naar de beken. Voor zover regenwater echter om te beginnen al schoon is, kan het buiten riool en zuivering houden van dit water door opvang in het gebied zelf veel van de geïnventariseerde knelpunten oplossen en bijdragen aan de grondwatervoorraad. Als uitgangspunt van het Waterschap is in de beleidsnota Stedelijk Water dan ook een voorkeursvolgorde opgesteld voor de behandelwijze van schoon hemelwater:

a. hergebruik als huishoudelijk water (zie hiervoor het aparte thema 2);

b. infiltreren in de bodem

c. lozen op oppervlaktewater

d. afvoeren naar de riolering

Om regenwater buiten het riool te houden zijn de volgende maatregelen mogelijk.

  • 1.

    Beperken en vergroten van de doorlatendheid van het verhard oppervlak.

  • 2.

    Afkoppelen verhard oppervlak en aanleg van infiltratievoorzieningen.

  • 3.

    Aanleg van waterbufters en open waterpartijen.

Deze maatregelen worden hierna apart doorgenomen.

1. Beperken en vergroten van de doorlatendheid van verharde oppervlakken

Deze maatregel geldt met name bij nieuwe aanleg: bij renovaties en vernieuwingen van verharde oppervlakken dient gestreefd te worden naar minimale toepassing van het verharde oppervlak per gebouw. Ook het waar mogelijk toepassen van doorlatende verhardingen, met als criterium kostenneutraliteit ten opzichte van standaard gangbare alternatieven, dient als uitgangspunt meegenomen te worden in uitvoeringsplannen.

2. Afkoppelen verhard oppervlak

Er zijn verschillende manieren om verhard oppervlak 'af te koppelen', dat wil zeggen de verbinding met het riool te verbreken zodat het regenwater op een andere manier afgevoerd wordt. Twee hoofdprincipes die na 'afkoppelen' worden onderscheiden zijn infiltratie (: het infiltreren van hemelwater in de bodem) en afvoer naar oppervlakte­water. Bij infiltratievoorzieningen kan worden gedacht aan infiltratievelden, -vijvers, bakken of -trenches, maar ook aan wegzijgingssleuven en wadi's. Van belang bij afkoppelen is dat alleen 'schone' verharde oppervlakken worden afgekoppeld. De keuze voor het al dan niet afkoppelen van verhard oppervlak wordt daarmee, naast de technische mogelijkheden, voornamelijk bepaald door de aard en het gebruik van het verharde oppervlak.

Voor dit Waterplan zijn de mogelijkheden om af te koppelen in het stedelijk gebied van Bladel door middel van een quick-scan onderzocht. De technische mogelijkheden zijn afgekaderd door de volgende uitgangspunten te hanteren.

- Indien zich voldoende openbare groenvoorzieningen in de buurt bevinden waar het verzamelde water ge'fnfiltreerd zou kunnen worden, wordt gekozen voor deze zogenaamde 'bovengrondse' infiltratie. Dit heeft vanwege de zichtbaarheid van het water in de stad de voorkeur van de gemeente boven ondergronds infiltratie die in technische zin in principe altijd kan worden toegepast.

- De waterstanden in het stedelijke gebied zijn in principe laag. De mogelijkheden om water in de bodem te kunnen infiltreren zijn hiermee volop aanwezig. Ook de grondslag zand biedt goede mogelijkheden om te infiltreren.

- Op enkele plekken is gezien de aanwezigheid van leemlagen en lagere ligging infiltratie een mindere optie en wordt gekozen voor afvoer naar oppervlaktewater. Dit is vooral een optie als zich al watergangen in de buurt bevinden. Deze optie wil de gemeente vooral toepassen aan de randen van het stedelijk gebied, omdat hier veel bermsloten liggen.

- Drukke wegen en winkelcentra zijn vooralsnog uitgesloten voor afkoppeling wegens een te hoge voertuigintensiteit en te grote kans op de aanwezigheid van vervuilingsbronnen.

In overleg met de gemeente zijn de voorkeuren hoe met afkoppelen om te gaan in het stedelijk gebied bepaald. Deze zijn weergegeven op de waterkansenkaart in bijlage 8.

Omdat het slechts een quick-scan betreft zijn lang niet alle gegevens gegenereerd die nodig zijn om de precieze mogelijkheden (en dus eventuele kosten) van afkoppelen in beeld te brengen. In overleg met het waterschap en de gemeente is besloten te streven naar het jaarlijks afkoppelen van 1% van het verharde oppervlak van de gemeente Bladel. Totaal zal daardoor over de gehele planperiode circa 15% van het bestaande verharde oppervlak afgekoppeld worden. Uitgangspunt bij deze aanpak is dat meegelift kan worden met andere plannen. Een zeer grove maximalistische benadering van de kosten is de volgende.

- Uit het staatje op pagina 16 blijkt dat in de gemeente Bladel circa 223 hectare verhard oppervlak voorkomt. Daarvan is 74 hectare industrieterrein met kans op vervuiling, waardoor dit niet voor afkoppeling in aanmerking komt. Naar schatting 4,8 hectare is reeds afgekoppeld. Het totale relevante verharde oppervlak is daardoor ongeveer 144 hectare.

- Kengetallen voor afkoppel kosten geven aan dat bij zeer simpele voorzieningen per vierkante meter verhard oppervlak op f 10,00 gerekend moet worden. Bij complexe waterafvoer-voorzieningen kan dit bedrag tot f 50,00 per vierkante meter oplopen.

- De totale kosten bij afkoppeling van 15% van het relevante oppervlak (dus: circa 22 hectare) zullen dan ook liggen tussen 2,2 miljoen en 10,8 miljoen gulden.

Benadrukt moet worden dat dit een zeer grove benadering is die, bij gebrek aan exacte gegevens, slechts een orde van grootte aangeeft. Als concrete maatregel wordt dan ook voorgesteld een haalbaarheidsstudie te doen naar de mogelijkheden van afkoppelen van verhard oppervlak in Bladel.

In het kader van mogelijke baten die afkoppelen heeft, moet worden gemeld dat eventueel benodigde bergbezinkbassins en dure groene bergingen in het kader van het waterkwaliteitsspoor (geraamd op f 4.200.000) kleiner kunnen worden dan wel helemaal niet meer nodig zouden zijn. Ook zijn er subsidiemogelijkheden die het afkoppelen kunnen stimuleren.

3. Aanleg waterbuffers en open waterpartijen

In het stedelijk gebied moet de snelle aanvoer van regenwater naar de beken beperkt worden. Daarbij kan men denken aan de aanleg van retentievoorzieningen, die de afvoerpiek afvlakken, of de aanleg van open water. Voor oppervlaktewater geldt dat dit van nature nauwelijks voorkomt in het stedelijk gebied van Bladel; dit is derhalve geen 'natuurlijke' optie. Uitbreiding van huidige watergangen en aanleg van waterpartijen in de lagere delen van de gemeente en beekdalen is wel een optie. Een concrete uitbreiding van oppervlaktewater in de vorm van een retentievoorziening op het industrieterrein Hapert is al gepland. Deze zal in 2001 aangelegd worden en dient om het vanuit het verbeterd gescheiden rioolstelselovergestorte regenwater te bergen en dan langzaam aan de achterliggende watergangen af te staan. Ook voor de beken in het plangebied is een toename van de bergingscapaciteit gewenst. Op termijn zou 30 à 40% van de maatgevende afvoer van de beken tijdelijk geborgen dienen te worden in buffers en overstromingsmoerassen. De reeds aangelegde retentievoorziening ten zuiden van industrieterrein de Sleutel vormt een goed voorbeeld. In de toekomst zal de aanleg van een overstromingsgebied als onderdeel van het moerasbos bij de rioolwaterzuivering gerealiseerd worden. Het is daarmee een onderdeel van een totale investering van f 30.000.000,-.

Verder kan in dit kader nog gerefereerd worden aan de inspanning ten behoeve van de waterconservering die zal plaatsvinden in het landbouwgebied via het landbouwontwikkelingsplan en projecten gericht op verdrogingsbestrijding. Hiertoe zullen vele extra stuwen aangelegd worden om het water vast te houden. Tevens worden hiermee mogelijkheden gerealiseerd om een flexibel peilbeheer en grondwaterbeïnvloeding op de aanliggende landbouwgronden toe te passen.

Geconcludeerd kan dus worden dat er al het een en ander gedaan wordt. Toch zijn de opties binnen het stedelijk gebied nog niet volledig benut. Verdere mogelijkheden zullen in het kader van afkoppelen en de daarmee extra aangeboden hoeveelheid direct aangeboden water in het stedelijk gebied onderzocht moeten worden.

4. Overige maatregelen

Een restgroep van vaak kleinere maatregelen kan de grootschalige eerder genoemde ingrepen flankeren. Deze maatregelen zijn in de regel aanzienlijk minder ingrijpend dan de al genoemde:

- afstroming naar onverhard terrein bevorderen door het aanleggen van molgoten richting onverharde terreinen zowel bij nieuwbouw als herinrichtingsplannen;

- idem door het 'afzagen' van regenpijpen;

- opstellen uitgangspuntenlijst "waterneutraal"-bouwen in nieuwbouw-en herinrichtingsgebieden.

- bezien bouwverordening ten aanzien van infiltratie (schoon) regenwater.

5.22 Brongerichte aanpak

Dit thema is gericht op waterbesparing. De situatie in Bladel is dat beperking van de hoeveelheid aangeboden afvalwater ter verwerking in de rioolwaterzuivering nog niet maximaal gestimuleerd wordt. Bij waterbesparingsmaatregelen kan het huishoudelijke en industriële waterverbruik worden verminderd door de volgende maatregelen.

  • 1.

    Bewustmaking burgers van besparingsmogelijkheden door middel van structurele aandacht voor water in de stad, waterbesparing en riolering. Gedacht kan worden aan informatiebijeenkomsten, nieuwsbrieven, persberichten, excursies, produkt­advisering over water-zuinige apparaten en lespakketten voor scholen. De ontwikkeling van deze mogelijkheden zal zoveel mogelijk in samenwerking met andere bij het water betrokken partijen plaats moeten vinden.

  • 2.

    Een concrete stimuleringsmaatregel betreft het plaatsen van regentonnen door burgers. Ook deze maken water 'zichtbaar', en dienen bovendien de doelstelling van het eerste thema in de vorm van het creëren van extra waterberging. Met een subsidieregeling dan wel het daadwerkelijk beschikbaar stellen van materialen door de gemeente en het waterschap zouden de burgers gestimuleerd kunnen worden een regenton aan te schaffen.

  • 3.

    In het kader van dit Waterplan is ook gekeken naar mogelijk hergebruik van water. Hergebruik van voorgezuiverd oppervlaktewater en effluent komen gezien de 'waterschaarste' in Bladel niet in aanmerking als reële opties. Bij hergebruik van regenwater als huishoudwater is langer stil gestaan. Hergebruik van regenwater kan de hoeveelheid voor drinkwatervoorziening te winnen grondwater belangrijk reduceren. Dit betekent wel dat woningen geschikt moeten worden gemaakt, en dat kan in bestaand stedelijk gebied alleen met toestemming van de bewoners en tegen hoge bedragen. Mede omdat er in het stedelijk gebied geen industrie met groot waterverbruik aanwezig is en de te verwachten hoge kosten is vooralsnog besloten af te zien van hergebruik van water. Indien (landelijk) onderzoek aantoont dat hergebruik voor bestaand gebied goedkoper te realiseren is, kan de optie weer in beeld komen. In nieuwbouwgebieden kunnen installaties voor gebruik van hemelwater wel eenvoudig worden toegepast.

5.2.3 Kwaliteit water

Met betrekking tot de waterkwaliteit zijn, samengevat, vier knelpunten gesignaleerd: effluentlozing van de RWZI, overstortingen (in combinatie met de capaciteit van het rioolstelsel), vermenging van schoon regenwater met afvalwater in de gemengde stelsels, en ongewenste vervuiling van het hemelwater door vuil op verhard oppervlak en uitlogende materialen.

De volgende maatregelen zijn aan de orde.

1. Capaciteitsvergroting rioolwaterzuivering

De effluentlozing van de RWZI is nog een groot knelpunt, maar dit wordt medio 2001 opgelost door de renovatie van de RWZI Hapert. De renovatie bestaat uit aanpassing van de zuivering en de aanleg van een moerasbos. Na afloop van de renovatie voldoet de RWZI aan de strengste effluentnormen en is de verwerkingscapaciteit op de geprognosticeerde hoeveelheid van 2010 gebracht. Door de vervanging van de gemalen en toevoerleidingen is de toevoercapaciteit ook afdoende. Dit maakt dat de overstorten in Bladel minder frequent in werking zullen treden.

2. Verbetering functioneren rioolstelsel en reduceren effecten overstorten

Een tweede bedreiging voor de waterkwaliteit in het gebied vormen de riooloverstorten in samenhang met capaciteitstekorten in het rioolstelsel. De verbeteringen aan het rioolstelsel dienen te leiden tot realisering van de basis­inspanning in het kader van het emissiespoor zoals dat gehanteerd wordt door de waterkwaliteitsbeheerder. Om te voldoen aan de basisinspanning zijn in de basis­rioleringsplannen van Bladel al de meest haalbare maatregelen opgenomen, te weten:

- vergroten van het waterbergend vermogen door het plaatsen of verbreden van interne overstorten; ook de uit hydraulisch oogpunt noodzakelijke vergrotingen van leidingen en afkoppelen van verharde oppervlakken dragen hieraan bij;

- het amoveren van overstorten;

- het vergroten van pompcapaciteiten en een dusdanige sturing van de vuilstroom dat een reductie van de vuiluitworp op bepaalde overstorten plaatsvindt;

- de aanleg van bergbezinkbassins.

Een selectie uit bovenstaande maatregelen is voor Bladel al gemaakt in het GRP, waarnaar volledigheidshalve verwezen wordt. Aan de hand van de resultaten van aanvullend onderzoek kunnen de voorgenomen maatregelen wijzigen. Door de toepassing van bronmaatregelen als afkoppelen van verharde oppervlakken kan voor Bladel bijvoorbeeld een deel van de voorgestelde leidingvergrotingen komen te vervallen. Naast de basisinspanning, zijn, gelet op de functie 'waternatuur' van de Groote Beerze, het Dalemsstroompje (deels) en de Kleine Beerze, aanvullende maatregelen noodzakelijk. De extra eisen ter bescherming van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater in het kader van het waterkwaliteitsspoor wordt meestal gerealiseerd door middel van de aanleg van een extra groene berging achter het rioolstelsel. De aanleg van deze bergingen is reeds voorzien in de basisrioleringsplannen. Waterkwaliteitsmetingen leveren de gegevens waarmee wordt getoetst of de waterkwaliteit voldoet aan de gestelde eisen. De toetsingsresultaten zijn voedend voor het definitief ontwerpen van aanvullende maatregelen op het gebied van inrichting, beheer en onderhoud. In het stedelijk gebied zijn door de waterkwaliteitsbeheerder nog maar nauwelijks waterkwaliteitsmetingen uitgevoerd. Hiertoe zal dus het meetprograrilma waterkwaliteit van de stadswateren verbeterd moeten worden. Het nemen van metingen door de waterkwaliteitsbeheerder is dan ook als maatregel in dit

waterplan opgenomen. Verder wordt meting aan de overstorten en het verzamelen van deze overstortgegevens noodzakelijk. Indien uit de kwaliteitsmetingen mocht blijken dat waterbodems vervuild zijn zullen deze gesaneerd moeten worden. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat zich geen grote probleemlocaties bevinden in Bladel. Uitvoering van de maatregelen in het kader van het emissie-en waterkwaliteitsspoor dient ertoe te leiden dat de overstorten nauwelijks nog een effect hebben op de waterkwaliteit van de watergangen in Bladel.

3. Voorkomen vermenging schoon regenwater met afvalwater

Deze ongewenste vermenging wordt stopgezet bij de afkoppeling van verharde oppervlakken als uiteengezet onder het eerste thema. Afkoppeling is echter geen optie in industriegebieden c.q. bedrijventerreinen. Daar ligt een oplossing in het ombouwen van het gemengde stelsel naar een verbeterd gescheiden stelsel.

4. Reduceren vervuild regenwater in het riool

Naast verbeteringen aan het rioolstelsel dient het stelsel in goede staat gehouden te worden door middel van adequaat beheer en onderhoud. De gemeente is hiervoor verantwoordelijk en heeft dit dan ook nader uitgewerkt in het GRP.

Enkele extra maatregelen in het kader van het beheer, als aanvulling op het GRP, worden voorgesteld in dit Waterplan. Voor de beperking van de vervuiling die ontstaat doordat hemelwater afstroomt over verhard oppervlak of over daken met uitlogende materialen valt te denken aan zeer uiteenlopende maatregelen: verbieden van uitlogende materialen (nieuwbouw) of hun vervanging (bestaande bouw), terugdringen van bestrijdingsmiddelen, verbeterde inzameling van klein chemisch afval, een verbod op allesbranders en open haarden, enzovoort.

Concreet worden de volgende maatregelen voorgesteld.

- Intensiever reinigen straatkolken in de dorpskernen alsmede het periodiek verwijderen van zwerfvuil uit (de omgeving van) water.

- Stimuleren van bewoners tot een juist gebruik van de riolering en/of infiltratie­voorzieningen, onder andere door een goede voorlichtingscampagne.

- Het verbieden van uitlogende materialen bij nieuwbouw.

- Verminderen van de toepassing van bestrijdingsmiddelen op verhard oppervlak.

Een laatste maatregel die de waterkwaliteit ten goede zal komen, namelijk het volledig verstrekken van lozingsvergunningen, wordt hierna bij het thema 'organisatie water­beheer' besproken.

5.2.4 Wateroverlast en -risico

Als knelpunten voor dit thema zijn gesignaleerd:

- het te vaak (lokaal) voorkomen van water op straat, mede door de capaciteit van het stelsel;

- het ontbreken van optimale controlemogelijkheden voor het functioneren van het stelsel;

- een te geringe mate van preventief (in plaats van curatief) onderhoud;

- het ontbreken van een calamiteitenplan.

Het eerste knelpunt is al bij het eerste thema, gerelateerd aan de waterkwantiteit, via gerichte maatregelen aangesproken.

Voor oplossing van de overige knelpunten kunnen de volgende maatregelen worden

getroffen.

  • 1.

    Het nut van het volledig invoeren van Real Time Control is afhankelijk van de locale situatie. De mogelijkheden hiertoe dienen eerst nog nader onderzocht te worden. Een eerste start kan wel gemaakt worden door de in-en uitslagpeilen van pompen elektronisch aan te sturen in plaats van mechanisch. Hierdoor is een verfijning van het pompregime mogelijk. Om sturing en controle van de gemalen op afstand te kunnen realiseren wordt toepassing van telemetrie voorgesteld in het GRP.

  • 2.

    Het plegen van preventief onderhoud is een noodzaak voor de instandhouding van een veilig en goed functionerend rioolstelsel. De structurele beheermaat­regelen en jaarkosten zijn in het GRP opgenomen.

  • 3.

    Bij calamiteiten met gevaar voor de volksgezondheid of veiligheid zal een rampenplan in werking moeten treden. Dit calamiteitenplan zal gezamenlijk door gemeente en Waterschap opgesteld worden.

 

In dit Waterplan is niet voorzien in de aanleg van grote partijen open water in stedelijk gebied. Mocht dat echter in de toekomst toch gebeuren (bouwplannen), dan zal de ( beveiliging van dergelijk waterpartijen uit het oogpunt van de volksgezondheid en het tegengaan van verdrinkingsgevaar expliciet aandacht moeten krijgen.

5.2.5 Natuur en recreatie (ecologische inrichting)

In het kader van natuur en recreatie zullen de mogelijkheden van ecologische inrichting van watergangen centraal staan. Bijkomend voordeel kan zijn dat er een koppeling plaats kan vinden met recreatieve routes.

Knelpunten in dit opzicht zijn, samengevat, dat van nature weinig oppervlaktewater in het gebied aanwezig is, dat vanwege de slechte passeerbaarheid en inrichting langs de waterlopen in stedelijk gebied weinig natuurwaarden aanwezig zijn, en dat de oevers van deze waterlopen niet afgestemd zijn op een natuur-en recreatieve functie.

Daar staat tegenover dat de gemeente Bladel zowel in het noorden als in het zuiden omvangrijke bos-en natuurgebieden heeft. Voor flora en fauna die zich wil verplaatsen tussen het noorden en het zuiden bieden de beken grote mogelijkheden om zich te ontwikkelen tot ecologische verbindingen. In de huidige situatie hebben de Groote Beerze en de Raamsloop de grootste prioriteit.

Ter versterking van de ecologische en landschappelijke waarde van de beken kunnen algemene maatregelen genoemd worden, zoals vermindering van piekafvoeren en het (verder) terugdringen van verontreiniging. Deze maatregelen zijn in eerdere thema's al aan de orde gekomen. Specifiek gericht op ecologische functies zijn in Bladel al projecten in gang gezet.

  • 1.

    Een goed voorbeeld van de combinatie kwaliteitsverbetering -natuurlijke herinrichting, in dit geval van de Groote Beerze, is de aanleg van een natuurpark tussen de kernen van Bladel en Hapert. Een onderdeel van dit natuurpark wordt gevormd door de aanleg van een moerasbos bij de RWZI te Hapert. Samen met hermeandering van de Groote Beerze en aanleg van vispassages zal dit deelplan door het waterschap 'De Dommel' de komende jaren uitgevoerd worden.

  • 2.

    Een ander concreet plan om de mogelijkheden voor de natuur te versterken is het landschapsontwikkelingplan voor de aanleg van een ecologische verbindingszone langs de Raamsloop in de nabijheid van de provinciale weg en het industrieterrein 'De Sleutel'. Het project bestaat uit een gedeeltelijke verplaatsing van de Raamsloop in westelijke richting met daarbij natuurontwikkeling langs de nieuwe waterloop en aan de noordkant van de provinciale weg in het oorspronkelijke beekdal. De Raamsloop blijft daarbij ook via de huidige waterloop water afvoeren. De natuurontwikkeling langs de nieuwe waterloop zal door het waterschap gerealiseerd worden. De natuurontwikkeling ten noorden van de provinciale weg wordt uitgevoerd door de gemeente.

Als nieuwe plannen en maatregelen kunnen de volgende zaken genoemd worden.

3. Proeflocatie zuivering en retentievoorziening Wagenbroeksloopje

Ter hoogte van de samenloop van de Groote Seerze met het Wagenbroeksloopje kan een proeflocatie van ongeveer 1 à 1,5 hectare met een zuiverings-en een overstromingsgebied worden aangelegd. Deze voorziening zou de versnelde afvoer van het neerslagoverschot en voedingsstoffen uit het aangrenzende agrarische gebied sterk terug kunnen dringen.

4. Verbetering natuur in stedelijk gebied

In het stedelijk gebied biedt de aanleg van poelen en retentievoorzieningen voor de opvang verdere mogelijkheden voor de natuur om zich uit te breiden. Een combinatie met de aanleg van infiltratievoorzieningen en zuiveringsmoerassen, beschreven onder het eerste thema, behoort hier tot de mogelijkheden. Concreet kan dit het volgende inhouden:

- aanleg natuurvriendelijke oevers langs SZ 35, SZ 42 en SZ115;

-verwijderen van deel overkluizingen in Wagenbroeksloopje en de SZ 115;

-verbeteren passeerbaarheid van de provinciale weg bij de Raamsloop;

-verbeteren passeerbaarheid van de watergang ten westen van Netersel.

De kosten en uitvoerbaarheid van deze maatregelen dienen nader in beeld gebracht te worden met behulp van een onderzoek.

5.2.6 Organisatie waterbeheer

Op het gebied van de organisatie van het waterbeheer zijn meerdere knelpunten gesignaleerd: een gebrek aan samenwerking tussen de betrokken partijen (en dus ook onvoldoende afstemming tussen watersysteem en waterketen), deels onduidelijke afbakening van verantwoordelijkheden (ontwatering/afwatering), onvoldoende externe communicatie naar de burgers, een redelijke klachtenafhandeling, het ontbreken van een calamiteitenplan, een behoefte aan actualisering van het inzicht in ongezuiverde lozingen en ontbreken van een gezamenlijke vergunningenhandhaving inzake lozingen.

Ter verbetering van de samenwerking tussen gemeente en Waterschap worden de volgende maatregelen beoogd:

  • 1.

    het opstellen van een samenwerkingsconvenant tussen de gemeente en het Waterschap, met nader uitwerking in concrete samenwerkingsinitiatieven;

  • 2.

    het ontwikkelen van een vaste overlegstructuur tussen de gemeente en het Waterschap, om beter geïnformeerd te raken.

 

Het vergunningenbeleid, met name in handen van het Waterschap, is actueel. Het betreft hier de vergunningen met betrekking tot het buitengebied, de overstorten en de bedrijfslozingen. Dit hoeft in de planperiode alleen maar actueel gehouden te worden. Wel is verbetering mogelijk door de volgende maatregelen:

  • 3.

    actualisering van de inventarisatie van de lozingen;

  • 4.

    gezamenlijke handhaving van lozingsvergunningen.

 

Om voor burgers duidelijkheid te verschaffen waar zij heen kunnen met klachten over water is het zaak zeer goed te informeren en een goede klachtenafhandeling te organiseren. Eenduidigheid kan bereikt worden door het ontwikkelen van een 'protocol klachtenafhandeling' op basis van een analyse van de huidige klachten(regelingen). Dit hoeft niet apart uitgewerkt te worden maar kan onder de uitvoering van een goed informatiebeleid geplaatst worden.

Om betrokkenheid van de burgers en bedrijven bij water in de stad te vergroten en duidelijkheid te verschaffen over alle maatregelen die in het kader van het Waterplan genomen zullen worden, zal de externe communicatie over water verbeterd dienen te worden.

Daartoe zijn de volgende maatregelen geêigend:

  • 1.

    ontwikkeling van een regelmatig te verschijnen nieuwsbrief door de gemeente met tekstuele inbreng van het waterschap;

  • 2.

    ontwikkeling van een periodiek te gebruiken monitor openbare ruimte; als onderdeel daarvan kan de beleving van water in de stad bij burgers en hun oordeel over dat water en de kwaliteit van het waterbeheer getoetst worden.

 

Het voorzien in de lacune van een calamiteiten plan is al aan de orde gekomen bij het vierde thema, 'wateroverlast-en risico'.

5.3 Kosten maatregelen

De thema's bevatten zo concreet mogelijk uitgewerkte maatregelen. De kosten die met de diverse maatregel pakketten gemoeid zijn, zullen in deze paragraaf geraamd worden. Gecursiveerde bedragen zijn reeds gereserveerd, onder andere in het GRP.

1. Vasthouden (hemel)water

-Haalbaarheidsstudie naar het afkoppelen (afhankelijk van onder andere het aantal te verrichten boringen): f 60.000

-Aanleg van een retentievoorziening: f 720.000

De overige maatregelen in het kader van het vasthouden van regenwater kunnen kostenneutraal worden uitgevoerd, behalve het afzagen van regenpijpen. Het budget dat hiervoor beschikbaar gesteld wordt kan gecombineerd worden met de subsidie­regeling voor regentonnen: zie bij thema 2.

2. Brongerichte aanpak

-Bewustmaken waterbesparing f 25.000

- Regentonnenproject in combinatie afzagen regenpijpen f 50.000

Dit bedrag is taakstellend: zoveel mogelijk initiatieven van burgers ondersteunen.

Het hergebruik van regenwater bij nieuwbouwgebieden kan kostenneutraal bij het ontwerp meegenomen worden.

3. Waterkwaliteit

- De kosten van de renovatie van de RWZI te Hapert f 15.000.000Toelichting -Het totaal, inclusief de aangepaste gemalen en persleidingen in de regio, is geschat op f 30.000.0000 (exclusief lopende afschrijving van de huidige installatie uit 1975 en exploitatielasten). Om kosten toe te kunnen rekenen aan Bladel is gekeken naar de vuillast afkomstig van de gemeente Bladel: circa 50%.

-Rioolstelselverbeteringen (8 jaar) f 5.386.500

Grootste post: bergbezinkbassins met f 4.700.000 .

-Vervolgmaatregelen kader waterkwaliteitsspoor f 4.222.400

-Waterkwaliteitsmeting door Waterschap p.m.

-Overstortmeting door gemeentef 75.000

-Ombouwen naar verbeterd gescheiden stelsels f 6.114.000

-Onderhoudsmaatregelen rioolstelsel, jaarlijks f 752.000

-Extra reinigen straatkolken f 22.000

Dit bedrag is als volgt berekend. De kosten voor het één tot twee maal per jaar reinigen van de ruim 7.000 kolken bedragen nu f 34.125 plus f 9.870 stortkosten; aangenomen is een 50% toename van het reinigen. Intensiever vegen van wegen en terreinen, onderdeel van het weg beheer, is hier niet meegenomen.

-Folder goed rioolgebruik, extra artikelen pers, nieuwsbrief: zie bij thema 6. Het verbieden van uitlogende materialen bij nieuwbouw en het verminderen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen worden vooralsnog als kosten neutrale maatregelen beschouwd.

4. Wateroverlast en -risico

-Maatregelen betere sturing in rioolstelsel (4 jaar) f 530.000

-Opstellen calamiteitenplan p.m.

Zoals al bij thema 3 vermeld is f 752.000 per jaar voor onderhoud aan het rioolstelsel in de gemeentebegroting opgenomen (via het GRP).

5. Natuur en Recreatie (ecologische inrichting)

-Aanleg natuurpark Groote Beerze f 530.000

Dit betreft kosten voor waterhuishoudkundige ingrepen en natuurontwikkeling, inclusief verplaatsing van een duiker die in ecologische zin een bottleneck vormt. De kosten van het waterschap voor de aanleg van het moerasbos zijn (ook zonder grondverwervingskosten) f 700.000. Dit bedrag vormt onderdeel van de reeds eerder genoemde bedrag voor de totale renovatie van de RWZI Hapert.

-Voorzieningen gedeelte nieuwe loop Raamsloop f 26.300

De kosten die het waterschap zal maken dienen nog begroot te worden. Het betreft hier daarom alleen de kosten die de gemeente heeft begroot voor de natuurontwikkeling ten noorden van de provinciale weg. Voorzieningen: groen, een amfibieênpoel, circa 170 meter natuurvriendelijke oever, en versterking van de groenstructuur. Erzijn ook:

beheerkosten, jaarlijks f 2.550

-Proefproject overstromings-en zuiveringmoeras f 50.000

-Onderzoek overige maatregelen f 35.000

De kosten van de overige maatregelen zullen nader in beeld gebracht dienen te worden. Een onderzoek kan de kosten en uitvoerbaarheid bepalen.

6. Organisatie van het waterbeheer

Alle organisatiemaatregelen kunnen kostenneutraal worden uitgevoerd (dat wil zeggen: door personele inzet van gemeente en Waterschap), behalve die voor publiciteit, bijvoorbeeld het ontwikkelen van de en het instandhouden van de nieuwsbrief:

-Publiciteit I p.r. (nieuwsbrief, folders, enzovoort), jaarlijks f 10.000

5.4 Uitvoeringslijst maatregelen

De gekozen maatregelen zijn in het op de volgende pagina weergegeven schema naar volgorde van de thema's onder elkaar gezet.

Behalve de kosten van een maatregel is daarbij ook aangegeven:

- het type maatregel: eenmalig of structureel;

- de bron van de maatregel (GRP, wettelijke verplichting, dit Waterplan);

- de financiers en de verdeelsleutel van de kosten;

- de actoren/uitvoerders van de maatregel;

- de uitvoeringsplanning naar vier categorieên: lopend, zo spoedig mogelijk (prioriteit!), middellange termijn: vóór 2005, lange termijn: na 2005.

Door deze toevoegingen ontstaat, nog steeds met hier en daar een indicatief gehalte, een uitvoeringsprogramma van maatregelen. Met dit uitvoeringsprogramma wordt het waarmaken van het streefbeeld van dit Waterplan binnen de gestelde plantermijn een realistische onderneming.

Uitvoeringslijst maatregelen

Bijlage 1: begrippenlijst

Bijlage 2: overzicht relevante beleidsstukken

Bijlage 3: kaart plangebied

Bijlage 4: uitgebreide beschrijving gebied en watersysteem

Bijlage 5a: overzicht huidige situatie kernen Netersel, Casteren en Hoogeloon

Bijlage 5b: overzicht huidige situatie kernen Bladel en Hapert

Bijlage 6: overstorten

Bijlage 7: Matrix

Bijlage 8a: waterkansenkaart Netersel, Casteren en Hoogeloon

Bijlage 8b: waterkansenkaart Bladel en Hapert