Regeling vervallen per 01-07-2015

Beleidsregels ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht WWB, IOAW en IOAZ

Geldend van 01-01-2013 t/m 30-06-2015

Intitulé

burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal:gelet op artikel 9 van de Wet werk en bijstand (WWB);gelet op artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers/gewezen zelfstandigen (IOAW/IOAZ);gelet op artikel 5, eerste lid van de Reïntegratieverordening Wwb, IOAW, IOAZ Bloemendaal 2012;besluiten vast te stellen de:Beleidsregels ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht WWB, IOAW en IOAZ Bloemendaal 2013

Beleidsregels ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht WWB, IOAW en IOAZ

Artikel 1 Verplichtingen in de WWB, IOAW en IOAZ

De plicht tot arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid van de WWB en artikel 37, eerste lid van de IOAW/IOAZ houdt in:

1. a. inschrijving als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;

  • b.

    de arbeidsplicht;

  • c.

    de re-integratieplicht;

  • d.

    medewerking aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van

aanpak.

2.De plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde

maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in

aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

de zogenoemde tegenprestatie.

Artikel 2 Naleving van de arbeidsplicht

Naleving van de arbeidsplicht bevat tenminste de volgende gedragingen:

  • a.

    De uitkeringsgerechtigde raadpleegt in voldoende mate media, waaronder vacaturesites op internet, en reageert op hierin vermelde vacatures;

  • b.

    De uitkeringsgerechtigde raadpleegt de vacaturedatabanken van het UWV WERKbedrijf, plaatst zijn/haar c.v. en reageert op vermelde vacatures;

  • c.

    De uitkeringsgerechtigde schrijft zich in bij ten minste drie uitzendbureaus en aanvaardt door een uitzendbureau aangeboden werk;

  • d.

    De uitkeringsgerechtigde gedraagt zich passend in sollicitatieprocedures;

  • e.

    De uitkeringsgerechtigde brengt verslag uit aan het UWV WERKbedrijf en het college over de voortgang van het solliciteren;

  • f.

    De uitkeringsgerechtigde aanvaardt en behoudt algemeen geaccepteerde arbeid;

  • g.

    De uitkeringsgerechtigde laat gedragingen na die de inschakeling in arbeid belemmeren.

Artikel 3 Naleving van de re-integratieplicht

De re-integratieplicht, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en eerste lid, onder c, geldt in principe voor iedereen die een beroep op een uitkering doet. De invulling hiervan is afhankelijk van iemands individuele situatie. Naleving van de re-integratieplicht bevat tenminste de volgende gedragingen:

  • a.

    De uitkeringsgerechtigde werkt mee aan een onderzoek naar de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling en/of deelname aan een scholing of opleiding die het college nodig vindt;

  • b.

    De uitkeringsgerechtigde ondertekent hiertoe een plan van aanpak. Dit plan van aanpak is opgesteld door het college of een door het college aangewezen partner;

  • c.

    De uitkeringsgerechtigde werkt mee aan het verkrijgen van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling of, als dat doel nog niet bereikbaar is, sociale activering. Kinderopvang kan hiervan deel uitmaken;

  • d.

    De uitkeringsgerechtigde maakt gebruik van die voorzieningen en geeft gehoor aan uitnodigingen van het college of een door het college aangewezen partner.

Artikel 4 Ontheffing arbeidsplicht alleenstaande ouders met een kind jonger van 5 jaar

  • 1.

    Het college verleent een alleenstaande ouder met een zorgtaak voor een kind jonger dan 5 jaar - op verzoek van de betrokkene - eenmalig een ontheffing van de volgende verplichtingen:

    • a.

      de arbeidsplicht;

    • b.

      inschrijving als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf.

Dit doet het college op basis van artikel 9a van de WWB of artikel 38, eerste lid van de IOAW/IOAZ.

  • 2.

    De re-integratieplicht blijft van kracht.

  • 3.

    Het college stelt binnen 6 maanden na het verzoek tot ontheffing door de alleenstaande ouder een plan van aanpak op, zoals bedoeld in artikel 9a, zevende lid van de WWB of artikel 38, zevende lid van de IOAW/IOAZ.

  • 4.

    Het college verricht iedere zes maanden een heronderzoek naar de in het plan van

aanpak opgenomen voorziening en de naleving hiervan door de alleenstaande ouder.

5.Wanneer niet wordt meegewerkt aan een plan van aanpak, of dit plan wordt niet

nageleefd, dan vervalt de ontheffing en is de arbeidsplicht weer van toepassing.

Artikel 5 Ontheffing arbeidsplicht alleenstaande ouders met een kind jonger dan 12 jaar

  • 1. Het college verleent ontheffing aan een alleenstaande ouder met een zorgtaak voor een kind jonger dan 12 jaar zo lang passende kinderopvang ontbreekt.

  • 2. Het college kan op basis van de belastbaarheid van de alleenstaande ouder de omvang van de re-integratieplicht lager vaststellen.

Artikel 6 Ontheffing arbeids- en re-integratieplicht personen verblijvend in AWBZ-instelling

  • 1. Het college verleent aan een inwoner die blijvend in een AWBZ-instelling woont ontheffing van de arbeidsplicht en de re-integratieplicht.

  • 2. De ontheffing wordt verleend voor de duur van het verblijf in de instelling.

Artikel 7 Ontheffing arbeidsplicht mantelzorger

  • 1. Het college kan een ontheffing van de arbeidsplicht verlenen aan een

    uitkeringsgerechtigde die noodzakelijke mantelzorg verricht voor een zorgbehoevend

    gezinslid met een AWBZ-indicatie van tien uur of meer per week.

  • 2. Het college kan een onafhankelijke externe deskundige hierover om advies vragen.

Artikel 8 Ontheffing arbeidsplicht inburgeraars

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, die een verplicht inburgeringsprogramma volgen op grond van de Wet inburgering (Wi), kunnen geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de arbeidsplicht.

  • 2. De duur van de ontheffing geldt voor de looptijd van het inburgeringsprogramma.

Artikel 9 Ontheffing arbeidsplicht vanwege medische en/of sociale belemmeringen

  • 1. Het college kan ontheffing van de arbeidsplicht verlenen aan een uitkeringsgerechtigde met ernstige medische of sociale belemmeringen die door een onafhankelijke externe deskundige zijn vastgesteld.

  • 2. Het college verleent een ontheffing voor de duur van maximaal twee jaar.

  • 3. Bij ontheffing van de arbeidsplicht blijft de re-integratieplicht op de betrokkene van toepassing.

  • 4. Iedereen die een beroep doet op een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering, moet zich inschrijven bij het UWV WERKbedrijf. Bij gebleken volledige arbeidsongeschiktheid kan het college in individuele gevallen tijdelijk een ontheffing verlenen van deze registratieplicht. Deze ontheffing sluit aan op de periode die overeenkomt met de verleende ontheffing arbeidsplicht, conform het eerste lid.

  • 5. Iedereen die een beroep doet op een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering geldt de verplichting mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak.

  • 6. Het college kan in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen zoals genoemd in het derde en vijfde lid, als zij daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregels ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht WWB, IOAW en IOAZ.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 16 oktober 2012.
Burgemeester en wethouders van Bloemendaal,
Th.M. Nederveen , burgemeester
Ph. van der Wees , secretaris
Gepubliceerd in het weekblad Zuid-Kennemerland: 18 oktober 2012.

Toelichting

Toelichting behorende bij Beleidsregels ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht WWB, IOAW en IOAZ Bloemendaal 2013(Registratienummer: 2012077299)

Artikelsgewijze toelichting, voor zover nodig:

Artikel 1: Verplichtingen in de WWB, IOAW en IOAZ

De plicht tot arbeidsinschakeling conform artikel 9, eerste lid van de WWB en artikel 37, eerste lid van de IOAW/ IOAZ betekent:

  • a.

    inschrijving als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;

  • b.

    de arbeidsplicht houdt onder meer in dat een uitkeringsgerechtigde naar vermogen alles doet om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te behouden;

  • c.

    de re-integratieplicht houdt onder meer in: het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van arbeidsinschakeling en het beschikbaar zijn voor de door het college aangeboden voorzieningen. Daaronder valt ook sociale activering of het aanvaarden van kinderopvang.

  • d.

    medewerking aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak. In het plan van aanpak staat welke ondersteuning het college aan een persoon biedt en welke verplichtingen deze uitkeringsgerechtigde heeft gericht op arbeidsinschakeling.

De arbeidsplicht houdt in dat een uitkeringsgerechtigde op actieve wijze zijn of haar uiterste best doet om algemeen geaccepteerde arbeid te krijgen. Een lijst met gedragingen die daar minimaal bijhoren staat in artikel 2. Het aantal sollicitaties dat de uitkeringsgerechtigde minimaal moet doen is in het Uitvoeringsprogramma 2012 vastgesteld op 5 per week, maar kan in het plan van aanpak worden afgestemd op individuele omstandigheden.

Naast de arbeidsplicht heeft de uitkeringsgerechtigde een re-integratieplicht. Een lijst met gedrag dat daar minimaal bij hoort staat in artikel 3. Sociale activering valt hier ook onder. Dit kan voor uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een eerste stap zijn. Het college kan een re-integratievoorziening - conform de Reïntegratieverordening Wwb, IOAW, IOAZ Bloemendaal 2012.

-beschikbaar stellen.

Lid 2 betreft de ‘verplichting tot tegenprestatie’. De eerste doelstelling is het verwerven van arbeid, waardoor de uitkering wordt verlaagd of wordt beëindigd. De tegenprestatie kan in principe alleen opgelegd worden als de uitkeringsgerechtigde niet voltijd bezig is met werk en/of een reintegratietraject.

Artikel 4: Ontheffing arbeidsplicht alleenstaande ouders met een kind jonger van 5 jaar

Alleenstaande ouders die de (volledige) zorg hebben voor kinderen tot 5 jaar kunnen een verzoek indienen voor vrijstelling van de arbeidsplicht en inschrijving bij het UWV WERKbedrijf. Dit staat in artikel 9a van de WWB en artikel 38 van de IOAW/IOAZ. Het betreft een ‘voor wat – hoort wat’ regeling. Het is niet de bedoeling dat de vrijstelling een eenzijdige aangelegenheid is. In combinatie met de zorg voor het kind moet de alleenstaande ouder zorgen dat haar of zijn positie op de arbeidsmarkt verbetert, dan wel niet verslechtert. Daarom blijft de re-integratieplicht wel gelden.

De re-integratieplicht bestaat bijvoorbeeld uit het volgen van scholing of een opleiding tot startkwalificatieniveau. Het college stelt uiterlijk zes maanden na het ontheffingsverzoek in een plan van aanpak vast hoe de alleenstaande ouder de re-integratieplicht gaat invullen. De hierin opgenomen voorziening herbeoordeelt het college elke zes maanden. Het college geeft geen ontheffing of trekt de ontheffing in als uit houding en gedraging van de alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat deze de re-integratieplicht niet wil nakomen.

De maximale periode van de ontheffing is vijf jaar. De ontheffing is eenmalig, ongeacht het aantal kinderen, de duur en frequentie van de bijstandsverlening. Perioden waarin het college eerder een ontheffing verleende, bijvoorbeeld bij een eerdere bijstandsverlening of bij een verhuizing, telt het college bij elkaar op. De start van de ontheffingsperiode en eventuele onderbrekingen daarvan moet het college daarom in het dossier van de betreffende alleenstaande ouder bijhouden.

Bij co-ouderschap is maatwerk aan de orde. Voor de dagen dat de alleenstaande ouder niet de volledige zorg heeft, blijft de plicht tot arbeidsinschakeling voor hem gelden. Na de periode van vijf jaar ontheffing of als het jongste kind vijf jaar is geworden, gaat de arbeidsplicht gelden.

Artikel 5: Ontheffing arbeidsplicht alleenstaande ouders met een kind jonger dan 12 jaar

In artikel 9, tweede lid van de WWB en in artikel 37a, eerste lid van de IOAW/IOAZ staat dat het college een uitkeringsgerechtigde om individuele redenen tijdelijk een ontheffing kan verlenen van de plicht tot arbeidsinschakeling.

Een van de uitgangspunten van de WWB, IOAW en IOAZ is het leveren van maatwerk aan de individuele belanghebbende. Zo ook als de zorgtaken de plicht tot arbeidsinschakeling in de weg dreigen te staan.

Zorgtaak alleenstaande ouder

Het college maakt een afweging tussen de arbeidsplicht en de zorgtaak van de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar. Dat doet het college op het moment dat zij de mate van de arbeidsplicht van een alleenstaande ouder met een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering bepaalt. In deze situaties kan het college een individuele afweging maken. Het college kan bepalen of arbeid die de uitkeringsgerechtigde eigenlijk zou moeten accepteren, niet geaccepteerd hoeft te worden. Dat kan het college bijvoorbeeld doen omdat de werktijden en reistijden niet te combineren zijn met de zorg voor kinderen en zo lang dit probleem niet op te lossen is door het aanbieden van een voorziening, zoals kinderopvang.

De beschikbaarheid van alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar voor de arbeidsmarkt moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Dat is te lezen in artikel 9, vierde lid van de WWB en artikel 37a, tweede lid van de IOAW/IOAZ.

Aandachtspunten zijn: Passende kinderopvang, tussenschoolse opvang en buitenschoolse opvang en de aansluiting op de schooltijden. Opvang is passend als er binnen de gemeentegrenzen of in de plaats waar de alleenstaande ouder werkt opvang aanwezig is.

Artikel 6: Onheffing arbeids- en re-integratieplicht personen verblijvend in AWBZ-instelling

Als AWBZ-instellingen aanwezig zijn die woonvormen bieden voor personen met een ernstig geestelijk en/of lichamelijke beperking ontvangen deze personen over het algemeen een WAJONG-uitkering, waarbij een inkomensafhankelijke bijdrage wordt vastgesteld. Personen zonder recht op een WAJONG-uitkering ontvangen over het algemeen een bijstandsuitkering naar de norm voor zak- en kleedgeld. De mogelijkheden van deze personen om te integreren op de arbeidsmarkt zijn in alle redelijkheid nihil. Als gevolg daarvan wordt aan deze doelgroep ontheffing verleend van de arbeidsplicht en de re-integratieplicht voor zo lang het verblijf in de AWBZ-instelling voort duurt.

Artikel 7: Ontheffing arbeidsplicht mantelzorger

Uitkeringsgerechtigden die mantelzorgers zijn, hebben recht op een tijdelijke ontheffing van de arbeidsplicht. Dit kan alleen bij mantelzorg voor een zorgbehoevend gezinslid met een AWBZ-indicatie van tien uur of meer per week, waarbij de uitkeringsgerechtigde aanvullend hierop minimaal 10 uur mantelzorg verleent. Het college kan een onafhankelijke externe deskundige om advies vragen inzake de noodzaak van het aantal uren waartoe de ontheffing noodzakelijk is, alsmede de duur van de ontheffing. Dat kan het college doen als het vaststellen van de noodzaak van het verrichten van mantelzorg een probleem oplevert. Bijvoorbeeld in die gevallen waarbij wel een persoonsgebonden budget (pgb) is toegekend, maar het pgb niet te gelde wordt gemaakt. De stelregel is dat als een pgb kan worden verkregen dit de arbeidsinschakeling niet in de weg mag staan.

De ontheffing vindt in redelijkheid plaats, waarbij de uren die moeten worden besteed aan zorgtaken in relatie moeten staan tot de resterende arbeidsuren, waarbij uitgegaan wordt van een 36-urige werkweek.

Artikel 8: Ontheffing arbeidsplicht inburgeraars

Een inburgeringsprogramma dient te worden afgerond. Ook als de uitkeringsgerechtigde

werk aanvaardt, blijft afronding van het inburgeringsprogramma verplicht (artikelen 9 en

12 van de Wi). De uitkeringsgerechtigde moet aan het college melden dat hij werk

aanvaardt. Het college dient dan zoveel als mogelijk via individuele maatwerkafspraken

met de klant te bewerkstelligen dat een combinatie van werk en inburgering mogelijk

wordt. Voorbeeld hiervan is als het scholingsprogramma buiten de werktijden gevolgd

kan worden.

Pas als dit niet mogelijk is, kan vrijstelling van de arbeidsplicht worden gegeven voor

maximaal het aantal dagdelen per week dat het scholingsprogramma wordt gevolgd.

Artikel 9: Ontheffing arbeidsplicht vanwege medische en/of sociale belemmeringen

Medische en/of sociale belemmeringen zijn op zich geen reden voor een ontheffing. Onderzocht moet worden welke mogelijkheden een uitkeringsgerechtigde nog heeft om algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten. Hierbij moet rekening gehouden worden met de belemmeringen (bijvoorbeeld rugbesparende arbeid of aanpassing van de werkplek). Om zeker te zijn van een juiste, individuele beoordeling zal het college in de regel gebruik maken van de adviezen van onafhankelijke externe deskundigen.

In sommige gevallen is de individuele beoordeling naar de arbeidsmogelijkheden van een uitkeringsgerechtigde zo voor de hand liggend en ondubbelzinnig duidelijk dat geen onafhankelijk extern deskundige geraadpleegd behoeft te worden. We noemen hier als voorbeelden: (drugs-)verslaving, (tijdelijke) opname in AWBZ-instelling, enz.

In gevallen waarbij sprake is van een tijdelijke opname of verslaving wordt ontheffing verleend voor maximaal een jaar, waarbij aan de uitkeringsgerechtigde, conform artikel 55 van de WWB, nadere verplichtingen worden gesteld die strekken tot arbeidsinschakeling. Te denken valt het zich onder behandeling laten stellen van een arts, psycholoog, of afkickcentrum.

Als advies is gevraagd aan een onafhankelijk extern deskundige is de duur van de ontheffing gelijk aan de periode die is aangegeven in het medisch advies, doch na maximaal twee jaren moet een herbeoordeling plaatsvinden.

Het college kan in individuele gevallen een tijdelijke ontheffing verlenen van de re-integratieplicht, de inschrijving bij het UWV WERKbedrijf en/of de verplichting tot een plan van aanpak.

Dit kan alleen bij vastgestelde volledige arbeidsongeschiktheid en dringende redenen. Wat dringende redenen zijn, laat zich niet precies omschrijven en hangt af van iemands individuele situatie. Het college toetst elke verplichting afzonderlijk en geeft hiervoor wel of geen (gedeeltelijke) vrijstelling aan de betrokkene.

Bij het eerstvolgende onderzoek naar de verleende ontheffing(en) toetst het college opnieuw of er (nog) sprake is van dringende redenen.