Burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal;Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; b e s l u i t e n:vast te stellen de volgendeBELEIDSREGELS WET INBURGERING BLOEMENDAAL 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal;Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; b e s l u i t e n:vast te stellen de volgendeBELEIDSREGELS WET INBURGERING BLOEMENDAAL 2013

BELEIDSREGELS WET INBURGERING BLOEMENDAAL 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Van toepassing verklaring

De Beleidsregels Wet inburgering zijn aanvullend op het Besluit inburgering (Staatsblad 2010-331), de Wet inburgering, de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en de Verordening Wet inburgering Bloemendaal 2013(hierna: verordening).

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • 1. Onder inburgeringsplichtige wordt verstaan: de persoon, bedoeld in artikel X, tweede tot en met vijfde lid, van de wetswijziging.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de Wet inburgering (hierna: wet), het Besluit inburgering, de wetswijziging en de daarop berustende regelingen, alsmede de verordening zijn van toepassing op de begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt.

Hoofdstuk 2 Verlengen inburgeringstermijn

Artikel 3 Verlengen inburgeringstermijn voor analfabeten

Als sprake is van analfabetisme dient eerst een taalcursus voor analfabeten gevolgd te worden. In dat geval kan de inburgeringstermijn worden verlengd. Aangetoond moet worden dat de alfabetiseringscursus ook daadwerkelijk wordt gevolgd of is gevolgd. Voor de verlenging dient een aanvraag te worden ingediend door een inburgeringsplichtige. Deze verlenging kan eenmalig door het college worden verleend voor maximaal tweeënhalf jaar.

Artikel 4 Verlengen inburgeringstermijn overige inburgeringsplichtigen

Een aanvraag voor verlenging van de inburgeringstermijn kan pas 6 maanden voor het verstrijken van de termijn worden gedaan. Dit verzoek dient schriftelijk te worden ingediend, vergezeld van een duidelijke motivatie. De inburgeringsplichtige dient, indien het college daarom verzoekt, aanvullende informatie te verstrekken omtrent de reden en noodzaak op grond waarvan om verlenging van de inburgeringsplicht wordt verzocht. Indien in het laatste jaar van de inburgeringstermijn aantoonbare medische, sociale of dringende individuele redenen hiertoe aanleiding geven kan het college de inburgeringstermijn verlengen met ten hoogste 12 maanden. Indien het college niet in staat is de aangevoerde redenen te beoordelen wordt advies bij een onafhankelijke derde gevraagd.

Hoofdstuk 3 Ontheffing

Artikel 5 Aanvragen ontheffing van de inburgeringsverplichting door onvoldoende leervermogen na aantoonbare inspanning

Het college kan op aanvraag ontheffing van de inburgeringsplicht verlenen, aan een inburgeringsplichtige voor wie het een onmogelijke opgave is het inburgeringsexamen te halen.

Artikel 6 Ontheffing voor analfabeten

Criteria voor het verlenen van ontheffing voor analfabeten die reeds langere tijd hebben deelgenomen aan één of meerdere trajecten zijn:

  • -

    betrokkene moet minimaal 560 lesuren gevolgd hebben, én

  • -

    betrokkene moet een verklaring van het onderwijsinstituut overleggen met daarin de reden(en) waarom betrokkene het inburgeringsexamen niet zal halen, duur van het gevolgde traject, verklaring omtrent inzet en aanwezigheidspercentage.

Criteria voor het verlenen van ontheffing voor analfabeten die na 1 januari 2011 gestart zijn met een traject:

  • -

    betrokkene moet het voortraject en het daaruit voortgekomen vervolgtraject, totaal maximaal 18 maanden, hebben doorlopen, waarbij minimaal een aanwezigheidspercentage van 80% vereist is, én

  • -

    betrokkene moet een verklaring van het onderwijsinstituut overleggen met daarin de reden(en) waarom betrokkene het inburgeringsexamen niet zal halen, duur van het gevolgde traject, verklaring omtrent inzet en aanwezigheidspercentage.

Artikel 7 Ontheffing voor overige inburgeringsplichtigen

Criteria voor het verlenen van ontheffing bij onvoldoende leervermogen voor deze overige inburgeringsplichtigen zijn:

  • -

    betrokkene moet de inburgeringscursus (inclusief eventuele verlenging) hebben doorlopen,

  • -

    betrokkene moet alle onderdelen van het inburgeringsexamen tenminste éénmaal hebben afgelegd,

én

-betrokkene moet een verklaring van het onderwijsinstituut overleggen met daarin de reden(en) waarom betrokkene het inburgeringsexamen niet zal halen, duur van het gevolgde traject, verklaring omtrent inzet en aanwezigheidspercentage.

Artikel 8 Opzegging inburgeringsovereenkomst vrijwillige inburgeraars

De criteria genoemd in artikel 7 zijn van overeenkomstige toepassing op vrijwillige inburgeraars

wanneer deze vanwege onvoldoende leervermogen tussentijds de inburgeringsovereenkomst

schriftelijk opzeggen. Indien sprake is van onvoldoende leervermogen worden de kosten verbonden aan de inburgeringsvoorziening niet teruggevorderd.

Artikel 9 Ontheffing op grond van voldoende ingeburgerd zijn

Het college kan aan personen die menen evident ingeburgerd te zijn, ontheffing verlenen van de inburgeringsverplichting.

Criteria voor het verlenen van ontheffing op grond van voldoende ingeburgerd zijn:

  • -

    betrokkene moet een (nagenoeg) vloeiend gesprek in het Nederlands kunnen voeren tijdens de intake met de inburgeringsconsulent,

  • -

    betrokkene moet economisch en/of maatschappelijk zelfstandig functioneren, én

  • -

    betrokkene moet in het bijzijn van de inburgeringsconsulent een gemotiveerd verzoek om ontheffing in het Nederlands schrijven.

Hoofdstuk 4 Vergoeding

Artikel 10 Vergoeding kosten medische keuring

De inburgeringsplichtige die een inkomen ontvangt van minder dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, kan vooraf bij het college schriftelijk een verzoek indienen om vergoeding van de kosten voor medisch onderzoek ten behoeve van een ontheffingsverzoek op medisch of psychosociale gronden.

Hoofdstuk 5 De bestuurlijke boete

Artikel 11 Samenloop Wet inburgering met WWB, IOAW en IOAZ

De Maatregelenverordening WWB, IOAW, IOAZ en de Verordening handhaving WWB, IOAW en IOAZ regelen de afstemming van de uitkering aan de hand van verwijtbare gedragingen. De maatregelen uit deze verordeningen hebben voorrang boven de regelgeving van de wet (artikel 37).

Artikel 12 Het opleggen van een bestuurlijke boete

Indien een inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan het inburgeringsonderzoek en/of de uitvoering van een (gecombineerde) inburgeringsvoorziening of niet tijdig het inburgeringsexamen haalt, legt het college betrokkene een bestuurlijke boete op (artikelen 10 en 11 van de verordening).

Artikel 13 Indeling in categorieën

Gedragingen van inburgeringsplichtigen waarbij de verplichtingen op grond van de wet, de verordening en de gestelde verplichtingen opgenomen in de beschikking niet of onvoldoende worden nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    als iemand niet of onvoldoende meewerkt aan het inburgeringsonderzoek (intake, vaststellen doelperspectief e.d., artikel 10, eerste lid, van de verordening);

  • 2.

    als iemand geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (bijvoorbeeld ongeoorloofd afwezig, artikel 10, tweede lid, van de verordening);

  • 3.

    als iemand niet binnen de wettelijke termijn het examen behaalt (artikel 10, derde lid, van de verordening).

Artikel 14 De hoogte van de boetes

1.Als een inburgeringsplichtige niet meewerkt aan het inburgeringsonderzoek is de volgende boete van toepassing:

Overtreding

Bestuurlijke boete

Geen gehoor geven aan een oproep of niet of

onvoldoende meewerken aan inburgeringsonderzoek

1e keer niet verschijnen

Waarschuwingsbrief + Nieuwe afspraak binnen 2 weken

2e keer niet verschijnen

Bestuurlijke boete € 125,-

3e keer niet verschijnen na 12 maanden, en vaker

Bestuurlijke boete € 250,- per keer

2.Als een inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening is de volgende boete van toepassing:

Overtreding

Bestuurlijke boete

Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan de

uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgerings-

voorziening

1e keer niet of onvoldoende meewerken

Waarschuwingsbrief + gesprek

2e keer niet of onvoldoende meewerken

Bestuurlijke boete € 250,- + gesprek

3e keer niet of onvoldoende meewerken na 12 maanden, en vaker

Bestuurlijke boete € 500,- per keer

+ gesprek en heroverweging trajectaanbod

3.Als iemand niet binnen de wettelijke termijn het examen behaalt is de volgende boete van toepassing:

Overtreding

Bestuurlijke boete

Niet halen van het inburgeringsexamen binnen

de wettelijke (verlengde) termijn

1e keer niet behalen binnen termijn

Waarschuwingsbrief + hersteltermijn

2e keer niet behalen binnen termijn

Bestuurlijke boete € 250,- + gesprek

3e keer niet behalen binnen termijn

Bestuurlijke boete € 500,- + gesprek

4e keer niet behalen binnen termijn, en vaker

Bestuurlijke boete € 1.000,- per keer + gesprek

Artikel 15 Het afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete

Bij het opleggen en het vaststellen van de hoogte van de boete houdt het college rekening met:

  • -

    de ernst van de gedraging,

  • -

    de mate van verwijtbaarheid, én

  • -

    de omstandigheden waarin de inburgeringsplichtige verkeert.

Bij het beoordelen of sprake is van verwijtbaarheid kunnen onder meer de volgende criteria een rol spelen:

  • -

    de inburgeringsplichtige heeft zich verwijtbaar zodanig gedragen dat hij/zij redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat dit gedrag tot gevolg zou hebben dat hij/zij het inburgeringsexamen niet zou behalen;

  • -

    de inburgeringsplichtige heeft niet tijdig een cursus ingekocht die opleidt naar het vereiste niveau voor het inburgeringsexamen;

  • -

    de inburgeringsplichtige heeft geen cursus gevolgd en/of afgerond;

  • -

    de inburgeringsplichtige heeft geen examen afgelegd;

  • -

    de inburgeringsplichtige heeft zich onvoldoende ingespannen. Dit kan worden aangetoond door rapportages van de taalaanbieder waaruit bijvoorbeeld een hoge afwezigheid en onvoldoende inzet van de inburgeringsplichtige blijkt.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 16 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels Wet inburgering 2011 worden ingetrokken.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de 8e dag na bekendmaking daarvan en werkt terug tot 1 januari 2013.

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen uit deze beleidsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 19 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet inburgering Bloemendaal 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 18 december 2012.
Th.M. Nederveen , burgemeester
Ph. van der Wees , secretaris
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 07 februari 2013.
In werking: 1 januari 2013.

Toelichting

Toelichting op de beleidsregels

Ter bevordering van de effectiviteit van beleid, gelijkheid in behandeling en rechtszekerheid voor de burgers zijn de beleidsregels Wet inburgering Bloemendaal 2013 opgesteld. In deze beleidsregels zijn nadere regels gesteld omtrent het verlenen van ontheffing van de inburgeringsplicht , het verlengen van de examentermijn en de kosten van een medische keuring . Ook zijn regels opgesteld over het opleggen van bestuurlijke boetes.

Artikel3. Verlengen inburgeringstermijn voor analfabeten.

Het college kan eenmalig een termijnverlenging van maximaal tweeënhalf jaar geven indien de inburgeringsplichtige een alfabetiseringscursus volgt of heeft gevolgd (artikel 31, tweede lid, onderdeel b, van de wet).

Artikel4. Verlengen inburgeringstermijn overige inburgeringsplichtigen.

Het college kan op aanvraag de termijn verlengen en een boete achterwege laten indien de inburgeringsplichtige geen verwijt treft inzake het niet behalen van het examen binnen de gestelde termijn (artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet en artikel 5.4, eerste lid, van het Besluit inburgering). Er is geen limiet gesteld aan het aantal verlengingen van de termijn bij niet verwijtbaarheid. De inburgeringsplichtige kan de verlenging niet eerder dan zes maanden voor het verstrijken van de examentermijn aanvragen. Want tot die tijd heeft hij nog een reële kans om het tijdig te behalen.

Artikel5. Ontheffing van inburgeringsverplichting door onvoldoende leervermogen na aantoonbare inspanning.

Het college heeft conform artikel 31, tweede lid, onder c, van de wet de bevoegdheid om iemand te ontslaan van zijn inburgeringsplicht, als de inburgeringsplichtige gedurende een langere periode aantoonbare inspanningen heeft verricht om het inburgeringsexamen te halen, maar daar niet in slaagt. Er dient sprake te zijn van daadwerkelijk aantoonbare geleverde serieuze inspanningen. Daarbij is van belang dat een inburgeringsplichtige optimaal gebruik heeft gemaakt van de kansen die hem of haar worden geboden. De inburgeringsplichtige moet daarom niet te vroeg worden ontheven van de inburgeringsplicht. Pas na verloop van tijd kan op zorgvuldige wijze worden vastgesteld dat een inburgeringsplichtige niet in staat is het examen te halen.

Volgens artikel 6 van de wet kan het college tevens de inburgeringsplichtige ontheffing verlenen van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige heeft aangetoond dat door een psychische of lichamelijke beperking, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te halen. In de wet en in het Besluit inburgering zijn hiervoor nadere regels gesteld. Tevens is het mogelijk dat de inburgeringsplichtige onder bepaalde voorwaarden een aangepast examen aflegt. Hiermee worden aangepaste omstandigheden gecreëerd die de kans op het succesvol afronden van het inburgeringsexamen vergroten.

Artikel9. Ontheffing op grond van voldoende ingeburgerd zijn.

Een deel van de inburgeringsplichtigen meent goed te zijn ingeburgerd. Zij zijn van mening dat ze met het inburgeringsexamen of een toets onnodig worden lastiggevallen met bureaucratische handelingen en ervaren hun inburgeringsplicht vaak als een belediging gezien hun maatschappelijke positie en bijdrage. Met de wijziging van het Besluit inburgering is aan deze groep tegemoet gekomen door het college de bevoegdheid te geven om inburgeringsplichtigen op aanvraag te ontheffen van de inburgeringsplicht indien zij naar het oordeel van het college aantoonbaar voldoende zijn ingeburgerd.

Het college kan sinds 7 september 2010 op aanvraag ontheffing verlenen aan inburgeringsplichtigen die naar hun eigen mening voldoende zijn ingeburgerd, maar geen vrijstellend document kunnen overleggen en uit principiële overwegingen niet bereid zijn tot het afleggen van een examen of van bijvoorbeeld de Korte vrijstellingstoets. Voorwaarde hiervoor is dat de inburgeringsplichtige, die de ontheffing heeft aangevraagd, naar het oordeel van het college aantoonbaar voldoende is ingeburgerd. Die beoordeling is aan het college en zal per geval moeten worden gemaakt.

Het oordeel wordt onderbouwd aan de hand van een persoonlijk gesprek met een inburgeringsconsulent en het laten schrijven van een verzoek met onderbouwing voor de ontheffing in het bijzijn van de consulent. Uit het gesprek zal moeten blijken of de betrokkene economisch redzaam is en/of zelfstandig maatschappelijk functioneert.

Artikel10. Vergoeding kosten medische keuring.

Als een inburgeringsplichtige ontheffing wil aanvragen van zijn inburgeringsplicht op grond van een psychische, lichamelijke en/of verstandelijke beperking moet hij/zij dit aantonen. Hij kan dit aantonen aan de hand van een medisch advies van een onafhankelijk arts/medisch adviseur, die is ingeschreven in het BIG-register. De arts/medisch adviseur dient op de hoogte te zijn van relevante wet- en regelgeving ten aanzien van het inburgeringsexamen en van de mogelijke examenomstandigheden en het door het ministerie opgestelde Protocol medische advisering. Hiervoor heeft de arts/medisch adviseur een speciale cursus moeten volgen. De kosten van deze keuring bedragen € 273,50 en zijn voor mensen met een minimum inkomen hoge kosten. Om de keuring toegankelijk te maken voor mensen met een minimum inkomen wordt hiervoor een vergoeding verstrekt.

Artikel11. Samenloop Wet inburgering en WWB.

Indien de inburgeringsplichtige een uitkering in het kader van de WWB ontvangt en een duaal traject doorloopt gericht op re-integratie/werk, kan aan betrokkene geen boete in kader van de wet worden opgelegd indien op grond van zijn gedragingen hem een maatregel op grond van de WWB zou moeten worden opgelegd (artikel 37 van de wet).

De Maatregelenverordening WWB, IOAW, IOAZ en de Verordening handhaving WWB/IOAW/IOAZ hebben voorrang boven de regelgeving van de wet. Mocht toepassing van deze regelgeving voor één of meer belanghebbende gevolgen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen kan het college de hardheidsclausule (artikel 18 van de Beleidsregels Wi) toepassen.

Artikel14. Hoogte van de boetes.

Meewerken aan inburgeringsonderzoek

Nadat de Intergemeentelijke afdeling sociale zaken een potentieel inburgeringsplichtige heeft opgeroepen voor een intakegesprek, moet deze conform de wet verschijnen.

Indien de persoon niet verschijnt op de afspraak wordt eenmalig een waarschuwingsbrief gestuurd met een nieuwe afspraak en aankondiging van de boete bij werderom niet verschijnen (opnieuw intake binnen 2 weken na datum oorspronkelijke afspraak). Indien de persoon vervolgens wederom geen gehoor geeft aan de oproep, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 125,- Bij recidive binnen twaalf maanden na de vorige overtreding wordt de boete verhoogd tot € 250,- zonder dat daarvoor opnieuw een hersteltermijn wordt afgegeven.

Wanneer een afspraak voor de tweede keer (zonder gegronde reden) door een potentieel inburgeringsplichtige wordt verzet, wordt dit gelijkgesteld aan het niet meewerken aan een inburgeringsverzoek.

Indien de persoon wel verschijnt op het intakegesprek, maar niet of onvoldoende meewerkt, wordt eenmalig een nieuwe afspraak gemaakt d.m.v. het versturen van een waarschuwingsbrief met een voornemen tot het opleggen van een boete (nieuwe afspraak binnen maximaal 2 weken na oorspronkelijke afspraak). Indien de persoon vervolgens wederom geen of onvoldoende medewerking verleent tijdens de intake, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 125,-. Bij recidivegedrag wordt dit bedrag € 250,-.

De intake is onder meer bedoeld om de inburgeringsplicht vast te stellen en de termijnen die hieruit voortvloeien te handhaven. Wanneer de potentiële inburgeringsplichtige bij herhaling geen gehoor geeft aan de oproep voor de intake of de afspraak daartoe bij herhaling verplaatst, wordt er vanuit gegaan dat er een inburgeringsplicht bestaat en wordt hieromtrent een kennisgeving afgegeven.

Meewerken aan inburgeringsvoorziening

Indien de persoon niet voldoet aan de wet, de verordening en/of in de beschikking gestelde voorwaarden, wordt eerst een gesprek gevoerd met de betrokkene en worden de daarin gemaakte afspraken vastgelegd in een brief. In deze brief wordt tevens het voornemen tot opleggen van een boete kenbaar gemaakt, wanneer de inburgeringsplichtige zich niet houdt aan de gemaakte afspraken. Indien de persoon vervolgens wederom geen medewerking verleent, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 250,-. Bij recidivegedrag binnen twaalf maanden na de vorige overtreding wordt een boete opgelegd van € 500,- en wordt een gesprek gevoerd met de deelnemer. Afhankelijk van de inhoud van dit gesprek wordt het trajectaanbod heroverwogen.

Niet tijdig behalen van het examen

Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald, wordt eenmalig een waarschuwingsbrief gestuurd met het voornemen tot het opleggen van een boete, waarbij aangegeven wordt dat binnen 2 maanden na het verstrijken van de oorspronkelijke maximale datum inburgeringsexamen het examen alsnog gehaald moet worden. Wanneer de persoon vervolgens wederom verwijtbaar niet het examen haalt, wordt een boete van € 250,- opgelegd en wordt een gesprek gevoerd met de betrokkene. De boete wordt herhaald na in principe één jaar. Deze termijn wordt afgestemd op persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, maar bedraagt nooit meer dan twee jaar) na het verstrijken van de tweede termijn voor het halen van het inburgeringsexamen. De boete bedraagt dan € 500,-. Tevens wordt de betrokkene weer uitgenodigd voor een gesprek. Bij recidivegedrag wordt vervolgens de boete verhoogd tot € 1.000,- en in principe elk jaar opgelegd (termijn wordt afgestemd op persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, maar bedraagt nooit meer dan twee jaar). De betrokkene wordt dan weer uitgenodigd voor een gesprek.

Handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod

Inburgeringsplichtigen die geen gemeentelijk aanbod hebben gekregen krijgen een kennisgeving waarin staat dat zij binnen een bepaalde termijn het inburgeringsexamen gehaald moeten hebben. Het slagen voor het inburgeringsexamen is de verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige zelf. In het kader van de informatieplicht van de gemeente zullen deze mensen een half jaar voor het verstrijken van de handhavingstermijn aangeschreven worden als herinnering aan de invulling van hun inburgeringsverplichting.

Artikel15. Het afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete.

Het college stemt de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding. Hierbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

Het opleggen en de vaststelling van de hoogte van de boete wordt afgestemd op:

1. de ernst van de gedraging

Voordat de overige aspecten beoordeeld kunnen worden, moet vaststaan dat sprake is van een feit waarvoor het reëel is om een boete op te leggen. Het gaat dan om een objectieve vaststelling.

2. de mate van verwijtbaarheid

De vraag die hierbij beantwoord moet worden, is of de gedraging verwijtbaar is en zo ja, in welke mate. Feitelijk wordt hier de conclusie getrokken uit de beoordeling van het feit in relatie tot de persoonlijke omstandigheden. Maar ook omstandigheden die buiten de persoon zijn gelegen, kunnen van belang zijn.

Bij volledige verwijtbaarheid wordt de boete opgelegd. Bij gedeeltelijke verwijtbaarheid kan de boete worden gematigd.

Is er in het geheel geen sprake van verwijtbaarheid, dan kan het college de hoogte van de boete conform artikel 10, derde lid, van de verordening op de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige afstemmen en de boete op nihil vaststellen.

3. de omstandigheden waarin de inburgeringsplichtige verkeert

Het gaat hier om een ruim begrip waarbij financiële, sociale en medische/ psychische omstandigheden in hun samenhang beoordeeld moeten worden.

In alle gevallen moet een expliciet besluit worden genomen. Zowel in de gevallen dat een boete wordt opgelegd, als in die gevallen waarbij daarvan uiteindelijk wordt afgezien, moet het besluit in een beschikking aan de belanghebbende worden medegedeeld.

Het doen van een schriftelijke mededeling dat het college afziet van het opleggen van een boete is van belang in verband met eventuele recidive. Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt immers geen boete opgelegd en is bij een volgende verwijtbare gedraging geen sprake van recidive.