Regeling vervallen per 10-01-2017

Aanwijzingsbesluit APV Bloemendaal 2010

Geldend van 12-02-2010 t/m 09-01-2017 met terugwerkende kracht vanaf 12-02-2010

Intitulé

Aanwijzingsbesluit APV Bloemendaal 2010

Algemeen

Het Aanwijzingsbesluit Algemene plaatselijke verordening Bloemendaal 2010 - hierna: het aanwijzingsbesluit – is een herziening van het bestaande aanwijzingsbesluit, dat op grond van de vorige Algemene plaatselijke verordening genomen is.

Grondslag bevoegdheid

De APV geeft het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester op grond van verschillende bepalingen in de APV de bevoegdheid om door middel van een aanwijzingsbesluit aan een bepaalde gedraging een bepaald rechtsgevolg te verbinden.

Daarnaast hebben het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester op grond van bepalingen in de APV de bevoegdheid om door middel van een aanwijzingsbesluit een bepaald rechtsgevolg, dat de APV aan een bepaalde gedraging verbindt, weer ongedaan te maken.

De opzet van het besluit

Vorige algemene plaatselijke verordeningen voorzagen ook al in de bevoegdheid van burgemeester en wethouders en de burgemeester tot het nemen van aanwijzingsbesluiten. Dit Aanwijzingsbesluit APV Bloemendaal 2010 voorziet in één overzichtelijk geheel van alle aanwijzingsbesluiten op grond van de APV. Dit aanwijzingsbesluit herzien wij, zoals nu, bij wijziging van enkele onderdelen in zijn geheel zodat het overzicht net als bij de regels in de APV zelf bewaard blijft. Op die manier draagt dit aanwijzingsbesluit bij aan een betere informatievoorziening van belanghebbenden.

Daarnaast is van belang dat wij door middel van één besluit, waarin alle aanwijzingen zijn opgenomen, een integrale afweging kunnen maken van alle mogelijkheden, die de APV biedt, om verboden, die betrekking hebben op het gebruik van de openbare ruimte, in te stellen dan wel te laten vervallen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

  • Het aanwijzen van wegen of gedeelten daarvan waar het verboden is gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken.

    Het verspreiden van gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen valt onder het grondwettelijk recht van vrije meningsuiting. Om die reden kan de gemeente niet een algemeen verbod instellen op het verspreiden van stukken en afbeeldingen. Een algemeen verbod betekent een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting op grond van artikel 7 van de Grondwet. De aanwijzing beperkt zich daarom tot die plaatsen waar het verspreiden van stukken en afbeeldingen de meeste overlast veroorzaakt en voorafgaand toezicht door middel van een ontheffingenstelsel wenselijk is: het strand en de Kop van de Zeeweg en de winkelstraten in Bloemendaal, Overveen, Vogelenzang en Bennebroek. Door deze aanwijzing blijven er in Bloemendaal voldoende middelen over om gedachten en gevoelens te openbaren. Het verbod geldt immers niet voor het huis-aan-huis verspreiden of aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen. Bovendien kan het college ontheffing verlenen van het verbod.

Artikel 2

  • Het aanwijzen van plaatsen waar het verboden is als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden.

    Net als bij het verspreiden van stukken en afbeeldingen geldt voor deze aanwijzing dat de gemeente het optreden van genoemde personen niet ongelimiteerd kan beperken. De aanwijzing van verbodsplaatsen mag niet tot gevolg hebben, dat de gemeente het optreden op de weg praktisch onmogelijk maakt. Om die reden heeft de gemeente plaatsen aangewezen, waar het optreden van personen de meeste overlast veroorzaakt en voorafgaand toezicht door middel van een ontheffingenstelsel wenselijk is. Door deze aanwijzing blijven er in Bloemendaal voldoende mogelijkheden over om in deze vorm gedachten en gevoelens te openbaren. Het college kan voor de plaatsen, waar het verbod door deze aanwijzing geldt, ontheffing verlenen.

Artikel 3

  • Het aanwijzen van aanplakzuilen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen

    Het streven is het Julianalaanviaduct e.o. vrij te houden van aanplakbiljetten. De aanplakzuil nabij dit viaduct biedt een goed alternatief.

Artikel 4

  • Het aanwijzen van gebieden waar het verboden is alcoholhoudende dranken te nuttigen of aangebroken flesjes, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

    Dit onderdeel van het aanwijzingsbesluit maakt het mogelijk om het alcoholgebruik op voor publiek toegankelijke plaatsen buiten de horecainrichtingen te reguleren. Het verbod geldt niet voor terrassen, die behoren tot horecabedrijven als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet en voor plaatsen, die geen horecabedrijf zijn en waarvoor een ontheffing om drank te schenken op grond van deze wet is verleend. Op deze manier komt ook het schenken van drank op straat onder het toezicht te staan door middel van het ontheffingenstelsel van de Drank- en Horecawet. Dit toezicht is ingesteld op grond van het belang van de openbare orde.

Artikel 5

  • Het aanwijzen van terreinen waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt en waar het verboden is zich met een bromfiets te begeven.

    Het evenemententerrein “Middendorp” gelegen aan de Bennebroekerlaan te Bennebroek is een multifunctioneel terrein dat voor dergelijke activiteiten geschikt is waarbij het meevoeren van fietsen en/of bromfietsen niet gewenst is.

Artikel 6

  • Het aanwijzen tot gebieden, waar verboden is honden te laten verblijven of te laten lopen.

    Het strand vervult diverse functies, waarvan er twee met elkaar strijdig zijn. Het betreft de functies van het strand voor de dagrecreatie en voor het laten verblijven en laten lopen van honden. Om die reden wijst dit onderdeel van het aanwijzingsbesluit delen van het strand aan waar het tijdens het strandseizoen (15 mei t/m 15 september) verboden is honden te laten verblijven of te laten lopen, zodat zij de dagrecreatie daar niet verstoren. Het betreft het gehele strand van Bloemendaal met uitzondering van het gedeelte tussen de strandopgang bij het strandpaviljoen Parnassia en strandpaal genummerd 59.500. Op dit laatste gedeelte is het laten loslopen en verblijven van honden wel toegestaan.

    De andere aanwijzing betreft de terreinen van de Amsterdamse Waterleiding. Het verblijven en lopen van honden levert op deze terreinen wegens mogelijke verontreiniging gevaar op voor de waterwinning.

Artikel 7

  • Het aanwijzen van plaatsen waar het verbod om honden te laten loslopen niet geldt.

    Deze aanwijzingen betreffen plaatsen waar honden mogen loslopen. Elke kern is van deze plaatsen voorzien.

Artikel 8

  • Het aanwijzen van plaatsen waar het – naast de al in de APV genoemde plaatsen - verplicht is om als eigenaar of houder van een hond of paard er voor te zorgen, dat die hond of dat paard zich niet van uitwerpselen ontdoet.

    In verband met de bruikbaarheid van het strand voor de verschillende recreatieve functies die het vervult, is gekozen voor een algemeen verbod van verontreiniging door honden of paarden. De eigenaren of houders dienen te allen tijde een opruimmiddel bij zich te hebben. De strafbaarheid wordt opgeheven indien de eigenaar of houder er voor zorg draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

Artikel 9

  • Het per kalenderjaar aanwijzen van collectieve festiviteiten waarbij gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen de waarden bedoeld in de art. 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet gelden.

    Binnen de gemeente worden in de diverse kernen verschillende jaarlijks terugkerende festiviteiten gehouden. Deze activiteiten lenen zich er voor om ze op te nemen in dit aanwijzingsbesluit.

Artikel 10

  • Het aanwijzen van plaatsen waar het verbod om t.b.v. recreatief nachtverblijf kampeermid-delen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd niet van toepassing is.

    De Wet op de openluchtrecreatie (WOR) is per 1 januari 2008 ingetrokken en waarmee ook het stelsel van vergunningen en ontheffingen is komen te vervallen. Wegens het vervallen van het stelsel van vergunningen en ontheffingen vervalt tevens een beleidsinstrument voor toezicht op de verschillende vormen van kamperen. De vraag is of nog sprake is van een doelmatig instru-mentarium (het bestemmingsplan en de APV) voor dat toezicht. Meer in het bijzonder is het de vraag of de gemeente Bloemendaal kan voorkomen dat er na de afschaffing van de WOR in gebieden waar geen bestemming kampeerterreinen geldt, toch wordt gekampeerd. Daartoe is in artikel 4.18 van de APV een verbodsbepaling opgenomen. Binnen de gemeente bevinden zich 2 terreinen die echter wel als kampeerterrein worden gebruikt doch niet als zodanig zijn bestemd in het bestemmingsplan t.w.:

    • Ø

      camping Vafamil. Deze camping is niet als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen, maar bij besluit van uw college d.d. 24 maart 1998 is aan de camping Vafamil wel een vergunning krachtens de WOR verleend. De bedoeling is echter dat in verband met de ligging van het terrein, de opheffing van het gebruik voor defensie en de oprichting van het Nationale Park, het kampeerterrein uiteindelijk zou worden wegbestemd. Gelet hierop ligt het niet voor de hand Vafamil als kampeerterrein in het bestemmingsplan op te nemen;

    • Ø

      een deel van het Scoutingkampeerterrein Het Naaldenveld. Ook dit terrein is niet opgenomen in het bestemmingsplan, maar bij besluit van 25 april 1987 is vrijstelling veleend als bedoeld in artikel 22, sub a van de (toen geldende) Kampeerwet.

    Om kamperen op deze terreinen mogelijk te doen blijven is in artikel 4.19 de mogelijkheid opgenomen terreinen aan te wijzen waar het verbod als bedoeld in artikel 4.18 niet van toepassing is.

Artikel 11

  • Het aanwijzen van wegen en weggedeelten waar het verbod om grote voertuigen te parkeren niet geldt.

    De aanwijzing is een gevolg van het (al eerder) van kracht worden van een algemeen verbod in de APV om in de gemeente grote voertuigen te parkeren. Het parkeren van grote voertuigen is een bron van overlast niet alleen in de bebouwde maar ook ongebouwde gebieden. Om het parkeren van grote voertuigen niet helemaal onmogelijk te maken voorziet deze aanwijzing in plaatsen waar genoemd verbod niet geldt omdat het daar het minst bezwarend is.

Artikel 12

  • Het aanwijzen van plaatsen waar het verboden is te venten.

    In de vorige APV gold een algeheel ventverbod, behalve als er met een vergunning van het college werd gehandeld. Nu is gekozen voor een algemene regel voor aangewezen plaatsen en is het nog slechts verboden als de openbare orde wordt verstoord, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komen. Op voorhand is gekozen om het ventverbod van toepassing te verklaren op het strand, de strandopgangen en de Kop van de Zeeweg. Alleen met een vergunning kan op deze plaatsen worden gevent.

Artikel 13

  • Het aanwijzen van openbare plaatsen of bepaalde dagen en uren waar het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in art. 7, 1e lid van de Grondwet is verboden.

    In aanvulling op de aanwijzing onder 12 is er voor gekozen om dit verbod eveneens van toepassing te doen zijn op het strand, de strandopgangen en de Kop van de Zeeweg.

Artikel 14

  • Het aanwijzen van gedeelten van openbaar water, waar het verbod tot het innemen van een ligplaats voor pleziervaartuigen niet geldt.

    De aanwijzing vloeit voort uit het instellen van een algemeen verbod in de APV tot het innemen van ligplaatsen voor vaartuigen, waaronder woonschepen en pleziervaartuigen. Om toch gelegenheid te bieden voor pleziervaartuigen om ligplaats in te nemen is gekozen voor het aanwijzen van openbaar water, waar dit het minst bezwarend is. Voor het innemen van een ligplaats voor woonschepen geldt sinds 1 november 2003 een vergunningsplicht.

Artikel 15

  • Vaartuigen en rijden op het strand.

    Deze bepalingen spreken voor zich.

Artikel 16

  • Vaartuigen en rijden op het strand.

    Deze bepalingen spreken voor zich.

Artikel 17

  • Vaartuigen en rijden op het strand.

    Deze bepalingen spreken voor zich.

Artikel 18

  • Het aanwijzen van gebieden waar het verboden is met een metaaldetector of enig ander voorwerp, kennelijk bedoeld voor het opsporen van explosieven, wapens, munitie e.d. te gebruiken of voor gebruik voorhanden te hebben.

    Vanuit het overlegorgaan Nationaal Park Zuid-Kennemerland is gevraagd de APV aan te passen, zodat boswachters kunnen bekeuren als “wandelaars” naar munitie in de duinen “zoeken”. Er zijn vele gevaarlijke situaties door de boswachters gesignaleerd waartegen vooralsnog niet tegen opgetreden kon worden. Aangezien dit niet enkel geldt voor het duingebied maar ook voor het strand, is het verbod ook voor het strand van toepassing tot aan de verste laagwaterlijn. Alleen het duingebied ten noorden van de Zeeweg heeft veel explosieve geschiedenis. Het gebied ten zuiden van de Zeeweg is niet meegenomen, omdat het gebied minder toegankelijk is en minder historisch belast.