Regeling vervallen per 01-01-2020

Bezoldigingsregeling gemeente Bloemendaal 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 03-02-2009

Intitulé

Bezoldigingsregeling gemeente Bloemendaal 2009

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal;

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO);

gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet;

gehoord de commissie van Bijzonder Georganiseerd Overleg;

besluit:

tot vaststelling van de volgende

Bezoldigingsregeling gemeente Bloemendaal 2009.

Bezoldigingsregeling gemeente Bloemendaal 2009.

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

1.Ambtenaar

De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR/UWO.

2.Bezoldiging

De bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub c van de CAR/UWO.

3.Salaris

Het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub b van de CAR/UWO.

4.Salarisschaal

De schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub a en bijlage II en IIa van de CAR/UWO. De tussenschalen gelden ook als salarisschaal.

5.Aanloopschaal

De aanloopschaal is de salarisschaal die één schaal onder de feitelijke salarisschaal waarin de betreffende functie is ingeschaald ligt.

6.Salarisnummer

Een aanduiding, bestaande uit een getal, dat in de salarisschaal (zie bijlage II en IIa CAR/UWO) voor het salaris is vermeld.

7.Periodiek

Een aanduiding zijnde een getal dat bij de salarisschaal in bijlage IIa van de CAR/UWO is opgenomen.

8.Toelagen

Alle in deze regeling genoemde toelagen waarop aanspraak bestaat.

9. Overwerk

Onder overwerk wordt verstaan hetgeen in artikel 1:1 lid 1 sub l van de CAR/UWO is bepaald.

10. Maximumsalaris

Het hoogste bedrag van een salarisschaal.

11. Volledige betrekking

Een betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub k van de CAR/UWO.

12. Functie

Het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen.

13. Functiewaarderingsonderzoek

Het op systematische wijze in rangorde plaatsen van functies, overeenkomstig de “regeling functiewaardering gemeente Bloemendaal 2009".

14. Conversie

De relatie tussen de hoofdgroepen en scores voor gezichtspunten enerzijds en de salarisschalen anderzijds.

15. De jaarlijkse personeelsbeoordeling

De eindbeoordeling voortvloeiende uit de jaarlijkse cyclus van planning-, voortgang- en evaluatie/beoordelingsgesprek conform “de Regeling Jaargesprekken gemeente Bloemendaal 2009”.

Artikel 2 Recht op salaris

Lid 1

Een ambtenaar heeft recht op salaris vanaf het moment dat hij feitelijk in dienst treedt. Indien in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst geen ingangsdatum is opgenomen, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de ambtenaar zijn werkzaamheden heeft aangevangen.

Lid 2

Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de arbeidsduur per week, en uitbetaald per maand.

Lid 3

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de betreffende kalendermaand.

Lid 4

Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij het college beargumenteerd anders bepaalt.

Artikel 3 Salaris bij deeltijd

Het salaris van de ambtenaar die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige werktijd.

Artikel 4 Bepalen salarisschaal

Lid 1

De salarissen van de ambtenaren waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II of bijlage IIa van de CAR/UWO.

Bijlage IV en V van de CAR/UWO zijn van toepassing op het onderwijzend personeel van de gemeentelijke Muziekschool Bloemendaal.

Lid 2

De toepassing van bijlage II of bijlage IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR/UWO.

Lid 3

Het college bepaalt met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet.

Lid 4

Indien de ambtenaar (nog) niet volledig voldoet aan de eisen die aan de functie worden gesteld, kan het salaris bepaald worden op een salarisschaal met een lager maximumsalaris dan het maximum van de voor de functie geldende salarisschaal (zie artikel 5 van deze regeling).

Lid 5

Het college kan na overeenstemming met het Georganiseerd Overleg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

Lid 6

Zonder voorafgaand ontslag kan voor de ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan het salaris van de reeds voor hem geldende salarisschaal. Een verlaging kan wel plaatsvinden op grond van artikel 3:1:7 van de CAR/UWO en bij definitieve herplaatsing van een zieke ambtenaar als bedoeld in artikel 7:16 lid 2 CAR/UWO dan wel bij disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR/UWO.

Bij herplaatsing van een zieke ambtenaar als bedoeld in artikel 7:16 lid 2 CAR/UWO waarbij sprake is van een mate van arbeidsongeschiktheid tot 35% zal de gemeente Bloemendaal zich inspannen om de ambtenaar te plaatsen in een functie met eenzelfde organieke salarisschaal. Bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 65% of meer ligt een dergelijke inspanningsverplichting niet voor de hand omdat de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) voorziet in een loonaanvulling.

Artikel 5 Salaris bij indiensttreding

Lid 1

Bij indiensttreding kent het college de ambtenaar het salaris toe, dat in de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal is vermeld bij periodiek 0.

Lid 2

Ingeval daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat kan van het bepaalde in het vorige lid worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, niet zijnde hoger dan het maximumsalaris van de betreffende salarisschaal. Argumenten hiervoor zijn gelegen in:

  • a.

    het hebben van aantoonbare relevante werkervaring;

  • b.

    de aansluiting van het aangetoonde salaris van de vorige dienstbetrekking ten opzichte van de huidige dienstbetrekking;

  • c.

    het salaris van ambtenaren in overeenkomstige functies.

Lid 3

Indien de ambtenaar bij indiensttreding naar verwachting nog niet volledig voldoet aan de eisen die de functie stelt, wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal. Inschaling in de aanloopschaal is alleen mogelijk indien de verwachting bestaat, dat er binnen afzienbare tijd wordt voldaan aan de gestelde eisen.

Lid 4

De maximale duur dat een ambtenaar in de aanloopschaal verblijft bedraagt één jaar. Bij bevordering naar de reguliere schaal zijn de bepalingen uit artikel 9 van deze regeling van toepassing.

Artikel 6 Toekenning periodieke verhoging

Lid 1

Het salaris van de ambtenaar wordt bij gebleken voldoende functioneren binnen de voor hem geldende salarisschaal jaarlijks periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Dit geldt niet voor de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende schaal reeds heeft bereikt. Gebleken voldoende functioneren wordt bepaald aan de hand van de jaarlijkse personeelsbeoordeling.

Lid 2

De salarisverhoging wordt toegekend voor de eerste maal met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar van aanstelling waarin de aanstelling een half jaar is verstreken, en nadien telkens per 1 januari.

Lid 3

Het tijdstip waarop ingevolge lid 2 van dit artikel voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan aan de hand van de jaarlijkse personeelsbeoordeling worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

Lid 4

De diensttijd die als ambtenaar in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Lid 5

Als er in een betreffend jaar niet meer dan 6 maanden arbeid is verricht, kan het college bepalen, dat niet kan worden vastgesteld of sprake is van voldoende functioneren in de zin van lid 1. De volgende tijd kan aangemerkt worden als het niet verrichten van arbeid:

  • a.

    tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de ambtenaar, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal meetellen voor de vaststelling van de diensttijd;

  • b.

    tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, voor zover deze een tijdvak van een half jaar te boven gaat;

  • c.

    tijd gedurende welke de ambtenaar in de uitoefening van zijn functie is geschorst:

    • ·

      bij wijze van disciplinaire straf;

    • ·

      van rechtswege, behoudens in geval van plaatsing of in bewaringstelling in een instelling voor psychiatrie of een daarmee gelijk te stellen inrichting;

    • ·

      op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging terzake een misdrijf tegen hem is ingesteld, of hem het voornemen tot oplegging van de straf is aangezegd, dan wel hem die straf is opgelegd;

    • ·

      omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde, tenzij het tot schorsen bevoegd gezag het tegendeel bepaald.

  • d.

    tijd doorgebracht wegens al dan niet verwijtbare arbeidsongeschiktheid.

  • e.

    de tijd doorgebracht wegens zwangerschapsverlof en bevallingsverlof en aansluitend ouderschapsverlof (zover deze een tijdvak van een half jaar te boven gaat).

Lid 6

Indien vaststaat, dat een schorsing, als bedoeld in lid 5 sub c van deze regeling, niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mee voor de vaststelling van de diensttijd.

Lid 7

In afwijking van het bepaalde in lid 5 sub b van dit artikel kan, indien de ambtenaar in het algemeen belang verlof zonder bezoldiging geniet voor een tijdvak van langer dan een half jaar, dit tijdvak volledig in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de diensttijd.

Artikel 7 Niet toekennen periodieke verhoging

Lid 1

Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de ambtenaar, zoals blijkt uit de jaarlijkse personeelsbeoordeling, kunnen salarisverhogingen als bedoeld in artikel 6 achterwege worden gelaten.

Lid 2

Zolang ten aanzien van de ambtenaar het vorige lid toepassing vindt, wordt jaarlijks opnieuw bekeken in hoeverre er aanleiding bestaat deze toepassing voort te zetten.

Lid 3

Nadien kan bepaald worden, dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

Lid 4

Als er een besluit wordt genomen over het toepassen van het eerste, tweede of derde lid van dit artikel wordt de ambtenaar daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld. Het informeren van de ambtenaar vindt in elk geval plaats voor de datum waarop de salarisverhoging zou zijn ingegaan. Deze schriftelijke informatie bevat tevens de redenen voor het betreffende besluit.

Artikel 8 Extra periodieke verhoging

Lid 1

Aan de ambtenaar, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver of andere door het college van voldoende belang geachte omstandigheden. Een dergelijke toekenning vindt plaats op basis van de jaarlijkse personeelsbeoordeling.

Lid 2

Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip, waarop ingevolge artikel 6 lid 2 van deze regeling een salarisverhoging zou moeten worden toegekend, onverlet, tenzij door het college anders wordt bepaald.

Artikel 9 Salarisverhoging bij bevordering naar een hogere schaal

Lid 1

Wanneer voor de ambtenaar een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten. Indien deze overschaling tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging vindt eerst de overschaling plaats en wordt vervolgens de periodieke verhoging toegepast.

Lid 2

Bij toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het nieuwe salaris met één periodiek verhoogd, indien het naast hoger gelegen salaris in de nieuwe schaal een groei van minder dan 75% van het salarisverschil bedraagt, welke de ambtenaar zou hebben ontvangen indien hij in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen.

Lid 3

Voor de ambtenaar die het maximum van de oude schaal heeft bereikt, moet de groei minimaal 75% van het salarisverschil bedragen, welke de ambtenaar met de voorgaande periodieke verhoging in de oude schaal heeft gekregen.

Artikel 10 Persoonlijke toelage

Lid 1

Aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, kan in specifieke situaties een(tijdelijke) toelage worden toegekenddie niet hoger is dan 10% salaris van de betrokken ambtenaar, met dien verstande dat de som van dat salaris en die toelage het hoogste bedrag van de naasthogere salarisschaal niet overschrijdt.

Lid 2

Toekenning van de in lid 1 van dit artikel genoemde toelage vindt plaats als hier naar het oordeel van het college aanleiding toe is. De toelage dient vergezeld te gaan met schriftelijk vastgelegde afspraken over de duur, de grond, de hoogte en de ingang- en einddatum van de toelage.

Lid 3

De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Lid 4

Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid die korter dan 10 jaar is genoten, kan de betreffende ambtenaar geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 21 van deze regeling. Indien de toelage 10 jaar of langer is genoten kan de ambtenaar wel aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 21 van deze regeling.

Artikel 11 Arbeidsmarkttoelage en bindingspremie

Lid 1

Aan de ambtenaar kan een arbeidsmarkttoelage dan wel bindingspremie worden toegekend.

Lid 2

Mogelijke redenen om de in lid 1 van dit artikel bedoelde toelage of premie toe te kennen zijn het aantrekken of behouden van ambtenaren uit schaarse beroepscategorieën, die zonder een dergelijke toelage niet in dienst zouden treden of blijven.

Lid 3

De arbeidsmarkttoelage wordt toegekend voor een tijdvak van minimaal één jaar en maximaal drie jaar.

Lid 4

De hoogte van de arbeidsmarkttoelage bedraagt maximaal het verschil tussen het huidige schaalbedrag en het maximum van de naast hogere salarisschaal.

Lid 5

De arbeidsmarkttoelage eindigt in ieder geval op de ingevolge het derde lid vastgestelde vervaldatum.

Lid 6

Wanneer de situatie van de arbeidsmarkt waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid worden toegekend.

Lid 7

De arbeidsmarkttoelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Lid 8

Bij het beëindigen van de arbeidsmarkttoelage, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende ambtenaar geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 21 van deze regeling.

Lid 9

De bindingspremie wordt per individueel geval bepaald en bedraagt maximaal 10% van het maximum bedrag van de salarisschaal. De bindingspremie wordt betaald aan het eind van een bij de toekenning overeengekomen tijdvak.

Lid 10

Het college kan in een individueel geval aan de toekenning van de bindingspremie voorwaarden verbinden ten aanzien van de bindingstermijn en de hoogte van de bindingspremie evenals aan de afspraak met de betrokken ambtenaar tot het in dienst blijven bij gemeente Bloemendaal gedurende deze bindingstermijn.

Lid 11

Heeft de ambtenaar, vanwege een oorzaak die naar het oordeel van het college niet aan de ambtenaar te wijten is, niet voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in lid 10, dan kan de bindingspremie gedeeltelijk worden toegekend.

Artikel 12 Gratificatie

Lid 1

Indien een ambtenaar een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan het college een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO toekennen.

Lid 2

De in lid 1 bedoelde prestatie betreft een activiteit die niet uit het functieprofiel voortvloeit.

Lid 3

De gratificatie bedraagt ten hoogste 2,5 % van het bruto jaarsalaris.

Lid 4

Een deeltijder ontvangt de gratificatie naar evenredigheid van de omvang van de dienstbetrekking.

Artikel 13 Groepsgratificatie

Lid 1

Indien een groep ambtenaren als collectief een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan het college een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO toekennen.

Lid 2

De in lid 1 bedoelde prestatie betreft een activiteit die niet uit het functieprofiel voortvloeit.

Lid 3

De groepsgratificatie bedraagt per persoon ten hoogste 2,5 % van het bruto jaarsalaris.

Lid 4

Bij de verdeling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde gratificatie wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijders en voltijders.

Artikel 14 Toelage in verband met minimumloon

Lid 1

Indien het salaris van een ambtenaar buiten zijn toedoen minder is dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet Minimumloon en Minimum vakantiebijslag geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de ambtenaar, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.

Lid 2

Voor de ambtenaar met een niet volledige werktijd wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd.

Artikel 15 Nadere regels

Ter uitvoering van de flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 14 van deze regeling kan het college na overeenstemming met het Georganiseerd Overleg nadere regels vaststellen.

Artikel 16 Waarnemingstoelage

De ambtenaar die tijdelijk een functie volledig waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO bepaalde.

Artikel 17 Overwerk

De ambtenaar die is ingeschaald in salarisschaal 11 of hoger komt niet in aanmerking voor een overwerkvergoeding conform artikel 3:2:1 van de CAR/UWO.

Artikel 18 Toelage onregelmatige dienst

Lid 1

Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 en voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform in artikel 3:3 van de CAR/UWO, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR/UWO.

Lid 2

De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

  • a.

    20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

  • b.

    45% voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur;

  • c.

    40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

  • d.

    70% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de CAR/UWO met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris horende bij de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II of bijlage IIa van de CAR/UWO.

Lid 3

Voor de in het vorige lid onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór begin werktijd, respectievelijk na beëindiging werktijd, zoals die zijn vastgelegd in het werkrooster.

Lid 4

In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 19 Inconveniëntenregeling

Lid 1

Het college kan ambtenaren aanwijzen die een functie vervullen met werkzaamheden (voorbeelden vermeld in bijlage 1) waaraan bezwarende omstandigheden zijn verbonden. De bezwarende omstandigheden vloeien voort uit de werkzaamheden of werkomstandigheden. Het college verleent een compensatie in de vorm van een vergoeding (zoals bedoeld in lid 2 en/of lid 3).

Lid 2

De vergoeding als bedoeld in lid 1 bedraagt voor bezwarende werkomstandigheden (categorie II) één periodieke verhoging, en voor bezwarende werkomstandigheden (categorie III) twee periodieke verhogingen per maand.

Artikel 20 Consignatiedienst (tijdelijke regeling 2009)

Lid 1

Onder consignatie wordt verstaan het bereikbaar enbeschikbaar zijn voor de dienst van een ambtenaar gedurende daarvoor vastgestelde uren buiten de voor de betrekking vastgestelde werktijden.

Lid 2

Voor consignatie komen in aanmerking:

  • a.

    door het afdelingshoofd Gemeentewerken voor consignatie aangewezen ambtenaars, gedurende het gehele jaar ten behoeve van calamiteiten binnen de gemeente;

  • b.

    de door het afdelingshoofd Gemeentewerken aangewezen ambtenaars,gedurende de periode 1 oktober tot 1 april ten behoeve van de piketdienst gladheidbestrijding en de uitvoering van de gladheidbestrijding.

Lid 3

Door of vanwege het afdelingshoofd Gemeentewerken wordt met betrekking tot de geconsigneerde ambtenaars ingevolge het tweede lid, onderdeel b van dit artikel, een rooster opgesteld van personen die met de consignatiedienst zijn belast. Het rooster wordt opgebouwd uit perioden van steeds één week.

Lid 4:1 (ambtenaren voor 1 januari 2009 in dienst van de gemeente Bennebroek).

De ambtenaren die met consignatiedienst belast zijn ontvangen:

  • a.

    een vergoeding van € 152,97 per maand (salarisniveau 1 april 2008);

    voor algehele piketdienst;

  • b.

    een vergoeding van € 38,24 per geconsigneerde week voor de gladheidbestrijding op basis van een rooster (salarisniveau 1 april 2008);

  • c.

    aanvullend aan hetgeen gesteld in sub b, ontvangen de geconsigneerde ambtenaars, als bedoeld in lid 2 onderdeel b, een compensatie in vrije tijd van 3,6 uur per geconsigneerde week plus 3,6 uur per erkende feestdag ingevolge artikel 4.2.1, lid 3 van de CAR/UWO, waarop zij geconsigneerd zijn.

  • d.

    Als de ambtenaar tijdens de consignatiedienst daadwerkelijk werkzaamheden moet verrichten, wordt een overwerkvergoeding verstrekt conform artikel 3:2:1 CAR/UWO.

Lid 4:2 (ambtenaren voor 1 januari 2009 in dienst van de gemeente Bloemendaal)

  • a.

    De ambtenaren die op basis van een rooster met piketdienst voor de gladheidbestrijding zijn

    belast ontvangen € 0,62 netto per geconsigneerd uur (salarisniveau 1 april 2008).

  • b.

    Als de ambtenaar tijdens de consignatiedienst daadwerkelijk werkzaamheden moet verrichten,

    wordt een overwerkvergoeding verstrekt conform artikel 3:2:1 CAR/UWO.

Lid 5

De vergoedingen als bedoeld in lid 4:1 en lid 4:2 worden aangepast aan de algemene salarisontwikkeling op grond van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenovereenkomst Gemeenten.

Lid 6

Het college kan ambtenaars als bedoeld in lid 2 ontheffen van consignatie.

Artikel 21 Afbouwtoelage (onverminderd de betreffende artikel 2.3 van het sociaal statuut voor de gemeentelijke herindeling van Bennebroek en Bloemendaal).

Lid 1

Aan de ambtenaar wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat van tenminste 3% van de som van het salaris en de toelage, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in de artikelen 19 en 20, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij de betreffende toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering daarvan, gedurende tenminste 2 jaren zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

Lid 2

De hoogte van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage is het bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie maanden of in de dertien weken voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand of per week toegekend aan de betreffende vergoeding of toelage, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per maand of per week wordt uitbetaald.

Lid 3

De in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage wordt als volgt afgebouwd:

  • a.

    Het eerste jaar ontvangt de ambtenaar 75% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

  • b.

    Het tweede jaar ontvangt de ambtenaar 50% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

  • c.

    Het derde jaar ontvangt de ambtenaar 25% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

  • d.

    Het vierde en de daaropvolgende jaren ontvangt de ambtenaar geen vergoeding meer.

Lid 4

De ambtenaar van 55 jaar of ouder wiens toelage buiten zijn toedoen beëindigt of vermindert ontvangt in afwijking van het eerste lid een blijvende toelage, mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

Lid 5

De aflopende toelage als bedoeld in lid 1 wordt omgezet in een blijvende toelage, zodra de ambtenaar 55 jaar wordt en mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaar zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

Lid 6

De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschap-, bevalling- of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zin van de vorige leden.

Artikel 22 Garantieregelingen (onverminderd de bepalingen van artikel 2.3 van het sociaal statuut voor de gemeentelijke herindeling van Bennebroek en Bloemendaal).

Lid 1

De ambtenaar die een structurele of tijdelijkegarantietoelage ontvangt, die niet in deze regeling is opgenomen, blijft deze toelage ontvangen overeenkomstig de desbetreffende beschikking.

Lid 2

De toegekende garantietoelagen worden aangepast aan algemene trendmatige salarisaanpassingen zoals deze worden voorgesteld voor het gemeentelijke personeel.

Lid 3

Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag en vervalt gelijktijdig de garantietoelage.

Lid 4

Het college kan na overeenstemming met het Georganiseerd Overleg nadere regels stellen.

Artikel 23 Algemene salariswijzigingen

Indien in het overleg tussen het College voor Arbeidszaken en de centrales van overheidspersoneel een salariswijziging met een algemeen karakter voor de sector gemeenten wordt overeengekomen, dan wordt door het college met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de in bijlagen II en IIa opgenomen salarisschalen.

Artikel 24 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het college een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Lid 1

Deze regeling kan worden aangehaald als “Bezoldigingsregeling gemeente Bloemendaal 2009”.

Lid 2

De regeling treedt in werking op 1 januari 2009 onder gelijktijdige intrekking van de bezoldigingsverordening van de gemeente Bloemendaal 2004 en de bezoldigingsregeling van de gemeente Bennebroek 2007.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 3 februari 2009

de gemeentesecretaris de burgemeester

A.Ph. van der Wees M.J. van Ravesteyn-Kramer

Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland-Zuid d.d. 12 februari 2009.

In werking (met terugwerkende kracht): 1 januari 2009

Bijlage 1 (werkzaamheden waaraan bezwarende omstandigheden zijn verbonden).

De regeling is bedoeld voor uitvoerende medewerkers van de buitendienst, werkzaam in de groenvoorziening, de reiniging en in de werkplaatsen.

Het gaat om bezwarende fysieke omstandigheden, zoals zwaarte, houding, en andere onaangename omstandigheden zoals stank, vuil, monotonie e.d. en dat daarbij tevens van belang is de mate van het bezwaar, en de veelvuldigheid en duur ervan.

Voorbeelden:

  • -

    bladruimen

  • -

    het snoeien van bomen

  • -

    behandelen van klein chemisch afval

Op basis van de genoemde criteria (de mate van het bezwaar, en de veelvuldigheid en duur ervan) wordt een indeling gemaakt in drie categorieën;

Categorie I onvoldoende mate van bezwarende omstandigheden = geen vergoeding

Categorie II serieuze inconveniënt = 1 periodiek

Categorie III minstens twee inconvenienten = 2 periodieken