Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de gezamenlijke rekenkamercommissie van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen

Geldend van 01-07-2012 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de gezamenlijke rekenkamercommissie van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen

De raden van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen, ieder voor zoveel het hun bevoegdheid betreft;

gelezen het voorstel van de griffiers van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen;

gelet op artikel 81oa van de Gemeentewet;

besluiten:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de gezamenlijke rekenkamercommissie van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    programmaraad: adviesorgaan dat door de raden van Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen is ingesteld voor de uitvoering van de rekenkamerfunctie;

  • -

    raad: de raden van Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen;

  • -

    rekenkamercommissie: de gezamenlijke rekenkamercommissie van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

  • 1. Er is een rekenkamercommissie.

  • 2. De rekenkamercommissie bestaat uit een voorzitter en 2 leden.

Artikel 3 Programmaraad

  • 1. Er is een programmaraad voor de rekenkamercommissie.

  • 2. De programmaraad bestaat uit 2 leden van elk van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het voorzitterschap van de programmaraad rouleert tussen de deelnemende gemeenten, tenzij de leden in onderling overleg anders overeenkomen.

  • 4. De programmaraad heeft de volgende taken:

    • a.

      het aanbevelen van de kandidaten voor het lidmaatschap en voorzitterschap van de rekenkamer;

    • b.

      het gevraagd en ongevraagd adviseren van de raad en de rekenkamercommissie over het onderzoeksprogramma als genoemd in artikel 12;

    • c.

      het onderhouden van de contacten van de raad met de rekenkamercommissie;

    • d.

      de programmaraad kan de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek.

Artikel 4 Benoeming leden

  • 1. De raad benoemt de leden van de rekenkamercommissie op aanbeveling van de programmaraad.

  • 2. De artikelen 81e en 81g en 81 h van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De programmaraad doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

    • a.

      de mededeling dat hij een benoeming als lid zal aanvaarden, en

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

  • 4. De leden van de rekenkamercommissie worden voor een periode van maximaal 3 jaar, zodanig dat zij niet allen gelijktijdig aftreden, benoemd en kunnen eenmaal voor een periode van drie jaar worden herbenoemd.

  • 5. De raad benoemt, op aanbeveling van de programmaraad, de voorzitter uit de leden van de rekenkamercommissie.

  • 6. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

Een lid wordt door de raad ontslagen:

  • a.

    op eigen verzoek;

  • b.

    bij aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Rekenkamercommissie;

  • c.

    indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

  • d.

    indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

  • e.

    indien het lid door ziekte, gebreken of ongeschiktheid naar het oordeel van de raad, gehoorde hebbende de programmaraad, niet in staat is de functie naar behoren te vervullen;

  • f.

    bij handelen in strijd met het publieke belang of dat van de gemeente;

  • g.

    indien hij naar het oordeel van de raad, gehoorde hebbende de programmaraad, ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen;

  • h.

    indien de raad besluit te stoppen met de rekenkamercommissie, als de wettelijke verplichting tot het instellen van een rekenmaker of rekenkamerfunctie vervalt.

Artikel 6 Besluitvorming

  • 1. De rekenkamercommissie beraadslaagt en besluit indien tenminste 2 leden ter vergadering aanwezig zijn.

  • 2. De rekenkamercommissie beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 7 Reglement van orde

  • 1. De rekenkamercommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Hierin worden ondermeer de taak van de voorzitter en de integriteit van handelen nader beschreven.

  • 2. Artikel 81i van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de rekenkamercommissie.

  • 3. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.

Artikel 8 Secretaris

  • 1. De raad wijst een ambtenaar aan als secretaris en één als plaatvervangend secretaris van de rekenkamercommissie.

  • 2. De secretaris staat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar taken terzijde.

  • 3. De secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de rekenkamercommissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

  • 4. De secretaris draagt zorg voor de agendaplanning, de verslaglegging, de logistieke ondersteuning van de onderzoeken en de vorming van dossiers.

Artikel 9 Budget en jaarverslag

  • 1. De rekenkamercommissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen aan de leden als bedoeld in artikel 10;

    • b.

      de ambtelijk secretaris;

    • c.

      externe deskundigen die door de rekenkamercommissie zijn ingeschakeld;

    • d.

      overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3. De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid van de Gemeentewet.

  • 4. Indien het budget niet volledig wordt besteed, blijft het resterende budget beschikbaar voor de rekenkamercommissie, na overleg met de programmaraad en slechts gedurende de betreffende periode van 3 jaar van de voorzitter van de rekenkamercommissie en met een maximum van 50% van het jaarbudget.

  • 5. De voorzitter doet jaarlijks vóór 1 juni een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Artikel 10 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer

  • 1. De voorzitter ontvangt een maandelijkse vergoeding van 500 euro en de leden ontvangen een maandelijkse vergoeding van 350 euro per maand voor hun werkzaamheden.

  • 2. De vergoedingen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het indexeringspercentage dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties jaarlijks vaststelt ingevolge artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads - en commissieleden voor het bijwonen van commissievergaderingen.

Artikel 11 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1. De rekenkamercommissie stelt jaarlijks de onderwerpen van onderzoek, de probleemstelling en de onderzoeksopzet vast voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar van onderzoek. Deze worden ter kennisneming aan de programmaraad en raad voorgelegd.

  • 2. De rekenkamercommissie zorgt voor een rechtvaardige verdeling van onderzoek over de deelnemende gemeenten, waarbij rekening wordt gehouden met het door elke gemeente beschikbaar gestelde budget.

  • 3. De rekenkamercommissie stelt de programmaraad voorafgaand aan de vaststelling zoals bedoeld in het eerste lid in de gelegenheid daarover zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken.

  • 4. De programmaraad kan de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek.

  • 5. Op een verzoek zoals bedoeld in het vierde lid bericht de rekenkamercommissie de programmaraad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan en motiveert haar besluit bij afwijzing.

  • 6. Om flexibel te kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen, kan de rekenkamercommissie besluiten een deel van de capaciteit reserveren voor in het jaar van uitvoering nader te bepalen onderwerpen.

  • 7. De rekenkamercommissie maakt de onderwerpen zoals bedoeld in het zesde lid direct na vaststelling aan de programmaraad en raad bekend.

Artikel 12 Werkwijze

  • 1. De rekenkamercommissie is belast met de uitvoering, begeleiding en sturing van onderzoeken volgens het door haar vastgestelde onderzoeksprogramma.

  • 2. De rekenkamercommissie informeert de raad en programmaraad tussentijds indien dat wenselijk is.

  • 3. De rekenkamercommissie beraadslaagt en besluit achter gesloten deuren zoveel als zij nodig acht.

  • 4. De rapporten van de rekenkamercommissie zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de rekenkamercommissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

  • 5. De rekenkamercommissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 6. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de rekenkamercommissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen.

  • 7. De rekenkamercommissie draagt zorg voor hoor en wederhoor met betrokkenen. In dat kader stelt zij ook het college in de gelegenheid binnen een termijn van zes weken hun zienswijze op het onderzoeksrapport kenbaar te maken.

  • 8. De rekenkamercommissie zendt elk onderzoeksrapport vergezeld van de zienswijzen van betrokkenen onverwijld aan de raad.

  • 9. Van elk onderzoeksrapport zendt de rekenkamercommissie gelijktijdig een afschrift aan het college en andere betrokkenen.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening op de gezamenlijke rekenkamercommissie van de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 30 mei 2012.
De griffier,
Drs. J.H. Rijs
De voorzitter,
Mr. C. van der Kamp

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting bij de verordening

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

In deze verordening is gekozen om de begrippen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel 1 op te nemen. Hiermee willen wij voorkomen dat een van de wet afwijkende definitie wordt gehanteerd. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan. Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

Omdat geen rekenkamer wordt ingesteld, zijn op grond van artikel 81oa van de Gemeentewet regels vastgesteld voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. De wet spreekt van een rekenkamerfunctie. In deze verordening is gekozen voor een rekenkamercommissie met externen.

Artikel 3 Programmaraad

Om de gelijkwaardigheid van de gemeenten te benadrukken is het uitgangspunt dat het voorzitterschap periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) rouleert tussen de deelnemende gemeenten. Indien alle leden echter tevreden zijn met een bepaalde voorzitter, kunnen zij in overleg besluiten deze voorzitter voor langere tijd deze functie te laten vervullen. De programmaraad zal voor de wijze van uitoefening van haar werkzaamheden een reglement van orde opstellen, waarin bijvoorbeeld worden beschreven de wijze van benoeming van de leden, het aantal keer dat wordt vergadert, de wijze van besluitvorming, de stemverhoudingen en de wijze van overleg met de rekenkamercommissie en de raden.

Artikel 4 Benoeming leden

De raad benoemt zowel de leden als de voorzitter van de rekenkamercommissie. Voor hen gelden dezelfde beperkingen als voor leden van een rekenkamer. Hiervoor is gekozen om zoveel mogelijk de rekenkamer te benaderen, zonder dat dit tot onaanvaardbare beperkingen leidt. Zo is er bijvoorbeeld voor gekozen om de benoemingstermijn niet zes, maar 2 of 3 jaar te laten zijn, uit oogpunt van continuïteit. Voorts kan na die periode worden geëvalueerd en eventueel worden herbenoemd. Leden die voor de eerste maal zijn benoemd kunnen ten hoogste eenmaal worden herbenoemd voor een periode van 3 jaar.

De leden leggen een eed (verklaring en belofte) af overeenkomstig het bepaalde in artikel 81 g van de Gemeentewet.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties. Dit zijn de enig mogelijke redenen van ontslag. Hiermee wordt voorkomen dat de raad commissieleden ‘willekeurig’ ontslaat.

Artikel 6 Besluitvorming

In vergaderingen van de Rekenkamercommissie wordt gestreefd naar unanimiteit. Wanneer dat niet mogelijk is, wordt besloten bij meerderheid van stemmen, waarbij ieder lid één stem heeft. Dit artikel spreekt verder voor zich.

Artikel 7 Reglement van orde

Artikel 81i van de Gemeentewet wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de rekenkamercommissie. In het reglement van orde worden zaken geregeld als de volgorde van aftreden, de verhouding secretaris-voorzitter, de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken, hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten, enzovoorts.

Artikel 8 Secretaris

De rekenkamercommissie wordt bijgestaan door een secretaris. Tevens wordt een plaatsvervangend secretaris benoemd, die bij langdurige afwezigheid van de secretaris diens taken overneemt, zodat continuïteit is geborgd. Deze wordt door de raad benoemd. De rekenkamercommissie dient zelfstandig te functioneren en in het derde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de rekenkamercommissie.

Artikel 9 Budget en jaarverslag

De rekenkamercommissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht. De rekenkamercommissie mag het aan haar beschikbare budget niet overschrijden. Wel kan zij besluiten het beschikbare budget niet geheel te gebruiken, bijvoorbeeld om de mogelijkheid te creëren een groter onderzoek uit te voeren of een onderzoek op een meer geschikt moment uit te voeren. Omdat dit in beginsel een bijzondere situatie betreft, zijn hieraan echter beperkingen verbonden:

  • ·

    doorschuiven gebeurt pas na overleg met de programmaraad;

  • ·

    het maximaal naar een volgend jaar door te schuiven bedrag bedraagt 50% van het jaarbudget;

  • ·

    doorschuiven kan alleen binnen de termijn van 3 jaar die samenhangt met de benoeming van de voorzitter van de commissie.

Artikel 10 Vergoeding werkzaamheden

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

De rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De rekenkamercommissie kan op verzoek van de programmaraad een onderzoek instellen, maar is niet verplicht het verzoek van de programmaraad in te willigen. Dit verzoek van de programmaraad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet voor de raad genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de (programma)raad. Indien de rekenkamercommissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

De onderwerpen van de onderzoeken van de rekenkamercommissie worden aan de programmaraad bekendgemaakt, zodat zij kan aangeven welke onderwerpen meer of minder belangrijk worden gevonden. De commissie is echter niet verplicht om gehoor te geven aan de ‘wensen en bedenkingen’ van de programmaraad. Indien zij wenst het programma te bespreken, dan is het wenselijk om de voorzitter van de rekenkamercommissie uit te nodigen om aan de bespreking deel te nemen. De commissie kan immers niet worden geacht het programma te verdedigen.

In beginsel stelt de rekenkamercommissie voor de start van het nieuwe jaar de onderwerpen van onderzoek vast (lid 1). Het is echter ook belangrijk dat de commissie flexibel kan inspelen op actuele ontwikkelingen. Daarom bestaat de mogelijkheid (lid 6) een substantieel deel van de capaciteit te reserveren voor nader te bepalen onderwerpen. Zodra die onderwerpen zijn benoemd, worden zij dan ter kennisneming aan de (programma)raad voorgelegd.

Artikel 12 Werkwijze

Om te waarborgen dat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar onderzoeksprogramma over voldoende en relevante gegevens kan beschikken, is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur, van alle ambtenaren en van door de gemeente gesubsidieerde instellingen. De rapporten van de rekenkamercommissie zijn in beginsel openbaar, maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wob kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt. Er zijn verschillende werkvormen en de rekenkamercommissie is zelf verantwoordelijk voor het zorgvuldig invullen van de onderzoeken en de informatievoorziening daaromtrent.

Bij conventioneel onderzoek zal in de regel de onderzochte partij de kans krijgen om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport.Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Daarbij vindt een bestuurlijk wederhoor plaats met het college. Om te voorkomen dat rapporten te lang onbehandeld blijven, is een termijn (6 weken) gesteld voor het college om te reageren op het rapport.

Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

De artikelen 13 en 14 behoeven geen toelichting.