Regeling vervallen per 01-07-2017

Bevoegdhedenregeling gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2012

Geldend van 01-08-2012 t/m 30-06-2017

Intitulé

Bevoegdhedenregeling gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2012

Hoofdstuk 1 Uitoefening van bevoegdheden

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening en bijbehorend bevoegdhedenregister wordt verstaan onder:

  • a.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb te nemen;

  • b.

    ondertekeningsmandaat: de bevoegdheid tot het namens een bestuursorgaan ondertekenen van een door dat bestuursorgaan genomen besluit;

  • c.

    volmacht: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • d.

    machtiging: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan feitelijke handelingen te verrichten, niet zijnde besluiten ex artikel 1:3 Awb;

  • e.

    bevoegdhedenregister: het bij deze regeling behorend overzicht waarin bevoegdheden zijn opgenomen op het gebied van mandaat, volmacht en machtiging;

  • f.

    coördinator: degene die verantwoordelijk is voor het actueel houden van de mandaatregeling (met inbegrip van het register en de lijst van verleende ondermandaten), zijnde het hoofd van de afdeling Concernondersteuning en –ontwikkeling;

  • g.

    mandans: het bestuursorgaan dat de bevoegdheid laat uitoefenen door een ander;

  • h.

    mandataris: degene die in opdracht van het bestuursorgaan de bevoegdheid uitoefent;

  • i.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Mandaat

  • 1. De uitoefening ten aanzien van de in het bij deze regeling behorende register vermelde bevoegdheden en de ondertekening van de in het register genoemde stukken wordt opgedragen aan de daarin genoemde functionarissen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is de algemeen directeur (gemeentesecretaris) algemeen bevoegd om alle in het bevoegdhedenregister opgenomen onderdelen uit te oefenen met inbegrip van ondertekening van stukken. Dezelfde bevoegdheid komt toe aan de overige leden van de directie al dan niet bij wijze van vervanging van de algemeen directeur.

  • 3. De bevoegdheid als vermeld in het tweede lid van dit artikel komt eveneens toe aan degene die handelt in de hoedanigheid van loco-gemeentesecretaris.

  • 4. Indien de uitoefening van de in het register opgenomen bevoegdheden het beslissen over de besteding van budgetten met zich meebrengt, maakt dit onderdeel uit van het vermelde mandaat. Dit voor zover daarbij de te nemen besluiten niet zullen leiden tot overschrijding van het betreffende budget zoals opgenomen in de gemeentebegroting en de daarvan afgeleide afdelingsbegrotingen en voorts met inachtneming van de in het register opgenomen restricties / bijzonderheden.

Artikel 3 Ondermandaat

  • 1. Het in het register aangeduide afdelingshoofd kan diens bevoegdheid slechts door- of ondermandateren aan de onder hem / haar ressorterende medewerkers en voor zover het register hierin voorziet.

  • 2. Het in het register aangeduide afdelingshoofd kan diens bevoegdheid door- of submandateren aan een ander afdelingshoofd.

  • 3. Van de mogelijkheid tot doormandateren als bedoeld in de leden 1 en 2 wordt geen gebruik gemaakt dan na uitdrukkelijke toestemming van de directie en na opname van deze mogelijkheid in de ondermandaatlijst.

  • 4. De directie stelt na diens beslissing als vermeld in het vorige lid de coördinator onverwijld hiervan in kennis teneinde dit te verwerken in de ondermandaatlijst.

  • 5. Het doormandateren aan een medewerker (behandelend ambtenaar) is slechts mogelijk nadat het betreffende afdelingshoofd de directie hierover heeft geadviseerd.

  • 6. Het afdelingshoofd ziet erop toe dat het gebruik van het verleende ondermandaat door de mandans op een correcte wijze plaatsvindt.

  • 7. Bij afwezigheid van het afdelingshoofd wordt deze vervangen door daartoe aangewezen afdelingshoofden.

Artikel 4 Informatie

  • 1. De algemeen directeur (gemeentesecretaris) informeert de bestuursorganen desgewenst tussentijds omtrent het gebruik van de verleende mandaten.

  • 2. De algemeen directeur informeert de bestuursorganen zo vaak deze dit nodig acht, doch minimaal één keer per collegeperiode omtrent het gebruik van de verleende mandaten.

Hoofdstuk 2 Toepassing van het mandaat

Artikel 5 Uitzonderingen

Deze mandaatregeling geldt niet voor de bevoegdheid tot:

  • a.

    het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften;

  • b.

    het vaststellen van beleidsregels.

Artikel 6 Kennisgeving, beoordeling en afdoening door het bestuursorgaan

  • 1. Voor zover dit uit het register volgt legt de mandataris - alvorens van zijn bevoegdheid gebruik te maken - de stukken die beleidsaspecten bevatten ter kennisgeving / beoordeling voor aan de verantwoordelijke portefeuillehouder.

  • 2. Een kennisgevingsverplichting vooraf geldt per definitie voor (beleidsmatige) zaken / stukken:

    • a.

      voor zover die zouden leiden tot een afwijking of aanvulling van een vastgestelde gedrags- of beleidslijn;

    • b.

      voor zover die bestuurlijk gevoelig zijn en waarvan kennisneming door het bestuursorgaan gewenst is;

    • c.

      voor zover afdoening daarvan grote en / of niet voorziene financiële of andere belangrijke consequenties heeft;

    • d.

      voor zover dit door of namens het bestuursorgaan kenbaar is gemaakt.

  • 3. De mandataris maakt geen gebruik van diens bevoegdheid voor zover door of namens het bestuursorgaan is aangegeven dat deze zelf de bevoegdheid uitoefent.

Artikel 7 Coördinatie

  • 1. Indien het onderwerp van mandaat afdelingsoverschrijdend is, dient duidelijkheid te bestaan over de wijze van afdoening.

  • 2. Bij het ontbreken van duidelijkheid wordt de kwestie via de betrokken afdelingshoofden of één van beiden ter nadere besluitvorming voorgelegd aan het bestuursorgaan, eventueel voorzien van het standpunt van de directie.

Artikel 8 Geen ondertekeningsmandaat

De mandataris maakt geen gebruik van de bevoegdheid tot ondertekening van stukken indien:

  • a.

    de wens daartoe door of namens het bestuursorgaan kenbaar is gemaakt;

  • b.

    het correspondentie betreft waarvan ondertekening uit een oogpunt van representatie door het betreffende bestuursorgaan gewenst is;

  • c.

    indien aan de correspondentie bestuurlijke, politieke of andere zwaarwegende motieven ten grondslag liggen of verbonden raken.

Artikel 9 Ondertekening

  • 1. Bij de uitoefening van (onder)mandaat worden stukken van het college respectievelijk de burgemeester als volgt ondertekend:

    • -

      Burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk,

      namens dezen,

      functie-aanduiding van de (onder)gemandateerde,

      (handtekening functionaris)

      naam functionaris

    • -

      De burgemeester van Bodegraven-Reeuwijk,

      namens deze,

      functie-aanduiding van de (onder)gemandateerde,

      (handtekening functionaris)

      naam functionaris

  • 2. Bij de ondertekening van besluiten die door het college of de burgemeester zelf zijn genomen wordt in de in lid 1 genoemde ondertekening “namens deze” vervangen door “overeenkomstig het door het college (of de burgemeester) genomen besluit”.

Hoofdstuk 3 Bevoegdhedenregister

Artikel 10 Bevoegdhedenregister

  • 1. Het bij dit besluit behorende register geeft een overzicht van de bevoegdheden welke zijn gemandateerd, welk bestuurorgaan (primair) bevoegd is, de van toepassing zijnde ondermandaten en eventuele restricties / bijzonderheden. Het register voorziet tevens in een reeks algemene machtigingen en volmachten, welke als zodanig zijn aangeduid.

  • 2. Aanpassingen of wijzigingen in het register worden aangemeld bij de coördinator en vinden plaats op basis van besluitvorming door het bevoegd gezag.

  • 3. Het bevoegdhedenregister is openbaar en ligt voor een ieder ter inzage.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11 Reikwijdte

De onderhavige regeling is primair bedoeld ter regulering van de mandaatfiguur. Daarnaast zijn de bepalingen uit deze regeling – voor zover aan de orde – naar analogie van toepassing op de rechtsfiguren: machtiging en volmacht.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking 14 dagen na bekendmaking. De bekendmaking vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:42 Awb.

  • 2. Met inwerkingtreding van deze regeling komen de Bevoegdhedenregeling Bodegraven-Reeuwijk, zoals vastgesteld op 4 januarin 2011, en alle wijzigingen nadien te vervallen.

Artikel 13 Citeertitel

De officiële naam van de regeling is ‘Bevoegdhedenregeling gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2012’ en de regeling heeft als citeertitel: Bevoegdhedenregeling.

Ondertekening

Bodegraven, 3 juli 2012.
Burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk,
de secretaris,
H. Romeijn MSc
de burgemeester,
Mr. C. van der Kamp
De burgemeester van Bodegraven-Reeuwijk,
Mr. C. van der Kamp

Bevoegdhedenregister versie 15 juli 2015 - Deel I

Bevoegdhedenregister versie 15 juli 2015 - Deel II

Bevoegdhedenregister versie 15 juli 2015 - Deel III

Toelichting Bevoegdhedenregeling

Algemeen

In de Bevoegdhedenregeling worden enkele bevoegdheden van het college gemandateerd aan de portefeuillehouders en wordt een aantal bevoegdheden van het college en de burgemeester gemandateerd aan ambtenaren. Tevens wordt een aantal volmachten en machtigingen verleend.

De Bevoegdhedenregeling en het bijbehorende Bevoegdhedenregister dienen, vanwege wijzigingen in wet- en regelgeving, interne afspraken en organisatiewijzigingen, periodiek te worden geactualiseerd.

Beschrijving van de rechtsfiguur mandaat, volmacht en machtiging

Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat een algemene regeling voor mandaat. Onder mandaat wordt verstaan de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Het gaat hierbij om besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb. In de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Mandaat moet worden onderscheiden van volmacht en machtiging. Volmacht is het verlenen van een bevoegdheid tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Machtiging is het verrichten namens het bestuursorgaan van feitelijke handelingen. De Awb en deze regeling voor mandatering zijn van overeenkomstige toepassing in gevallen dat een bestuursorgaan volmacht of machtiging verleent aan een gemeenteambtenaar. Een besluit dat door de gemandateerde wordt genomen geldt als een besluit van de mandaatgever. Deze blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid zelf uit te oefenen.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1 Uitoefening van bevoegdheden

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 2 Mandaat

In dit artikel wordt beschreven wie het mandaat mag uitoefenen.

Artikel 3 Ondermandaat

In het bevoegdhedenregister is de mogelijkheid tot ondermandateren opgenomen. Het is echter de wens van de directie dat niet ondergemandateerd wordt dan nadat uitdrukkelijke toestemming van hen is verkregen. De spelregels hieromtrent staan beschreven in dit artikel.

Bij ondermandaat wordt een besluit namens het bestuursorgaan genomen, dus niet namens de eerst gemandateerde (het afdelingshoofd). Indien een periodieke aanpassing van het Bevoegdhedenregister geen gevolgen heeft voor een ondermandaatbesluit, dan blijft het ondermandaatbesluit van kracht.

Een voorstel voor ondermandaat dient bij de coördinator te worden gemeld. Wanneer een ondermandaat is gegeven moet dit ook doorgegeven worden aan de coördinator (afdelingshoofd COO).

Ook is in dit artikel vervanging en waarneming van het afdelingshoofd geregeld.

Artikel 4 Informatie

De plicht tot informatieverstrekking is opgenomen in de Awb. De gemandateerde verschaft de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Hoofdstuk 2 Toepassing van het mandaat

Artikel 5 Uitzonderingen

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 6 Kennisgeving, beoordeling en afdoening door het bestuursorgaan

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 7 Coördinatie

Wanneer niet duidelijk is onder welke afdeling het onderwerp valt moet vooraf duidelijkheid komen over de wijze van afdoening. Wanneer duidelijk is hoe het geregeld is dan kan het ook als zodanig in het bevoegdhedenregister vastgelegd worden.

Artikel 8 Geen ondertekeningmandaat

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 9 Ondertekening

In het krachtens mandaat genomen besluit moet worden vermeld namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

Hoofdstuk 3 Bevoegdhedenregister

Artikel 10 Bevoegdhedenregister

Allereerst wordt een opsomming gegeven van (algemene) bevoegdheden die aan alle afdelingshoofden zijn gemandateerd. Het bevoegdhedenregister bevat verder een overzicht van de gemandateerde en ondergemandateerde bevoegdheden per afdeling, alsmede een opsomming van de bevoegdheden die zijn gemandateerd aan de portefeuillehouders.

Het mandaat is niet gekoppeld aan een persoon, maar aan de functie van afdelingshoofd. Bij afwezigheid van het afdelingshoofd, gaat de bevoegdheid over naar het plaatsvervangend afdelingshoofd. Ondermandaten zijn tevens gekoppeld aan functies.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11 Reikwijdte

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 13 Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.