Regeling vervallen per 04-08-2021

EILANDSVERORDENING van 11 april 1996, no. 2, houdende regelen met betrekking tot de aanwijzing van de Stichting Overheidsaccountantsbureau als interne accountant ten behoeve van het bestuurscollege van het eilandgebied Bonaire (Eilandsverordening interne accountant)

Geldend van 10-10-2010 t/m 03-08-2021

Intitulé

EILANDSVERORDENING van 11 april 1996, no. 2, houdende regelen met betrekking tot de aanwijzing van de Stichting Overheidsaccountantsbureau als interne accountant ten behoeve van het bestuurscollege van het eilandgebied Bonaire (Eilandsverordening interne accountant)

Artikel 1

In de onderhavige eilandsverordening wordt verstaan onder "stichting": de Stichting Overheidsaccountantsbureau.

Artikel 2

De stichting treedt op als interne accountant van het bestuurscollege van het eilandgebied Bonaire.

Artikel 3

De stichting verricht ten behoeve van het bestuurscollege de volgende werkzaamheden:

  • a.

    de controle op het geldelijk en materieel beheer van de financiën en eigendommen van het eilandgebied Bonaire in de ruimste zin des woords, welke controle ten minste eenmaal per jaar plaatsvindt in geval het beheer wordt gevoerd door gewone of buitengewone rekenplichtigen;

  • b.

    de controle of de jaarrekeningen en andere verantwoordingen volgens de voorschriften en in overeenstemming met de werkelijkheid zijn opgesteld;

  • c.

    de controle op de doelmatigheid van het beheer;

  • d.

    de controle die krachtens wettelijke regelingen dient te worden verricht;

  • e.

    ondersteuning bij de inrichting van en het toezicht op de administratieve organisatie en financiële administratie van diensten, afdelingen, bureaus, bedrijven, instellingen en andere instanties, die belast zijn met het geldelijk en materieel beheer, van de financiën en eigendommen van het eilandgebied Bonaire, voorzover dat uit de controlerende taak voorvloeit;

  • f.

    het adviseren omtrent de noodzaak van een bepaald onderzoek.

Artikel 4

Op verzoek van het bestuurscollege kan de stichting tevens de navolgende werkzaamheden verrichten:

  • a.

    de controle van bedrijven, stichtingen en andere instellingen waarin of waarbij het eilandgebied financieel belang heeft of waaraan het eilandgebied op welke wijze ook steun verleent;

  • b.

    onderzoek voorafgaande aan de financiële deelneming of steunverlening, bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    bijzonder onderzoek, zoals onder meer onderzoek in het kader van budgetvergelijkingen en efficiencymetingen;

  • d.

    het adviseren en ondersteunen op financieel, bedrijfseconomisch en administratief-organisatorisch gebied.

Artikel 5

  • 1. Het bestuurscollege stelt jaarlijks vóór l maart, na overleg met de stichting, de aard en de omvang van de door de stichting ten behoeve van het bestuurscollege te verrichten werkzaamheden, voor het daarop volgende jaar vast in een zg. controle- en adviesplan.

  • 2. De stichting legt het bestuurscollege jaarlijks vóór 1 april een kostenraming betreffende het controle- en adviesplan ter goedkeuring voor.

  • 3. Het controle- en adviesplan kan worden gewijzigd indien de noodzaak zich daartoe voordoet.

  • 4. Op de wijziging, bedoeld in het derde lid, zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1. De stichting rapporteert schriftelijk aan het bestuurscollege ten aanzien van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3 en 4.

  • 2. De rapporten betreffende de controle, bedoeld in artikel 3, onderdeel a tot en met d, en artikel 4, onderdeel b, geven onder meer een oordeel omtrent de vraag of:

    • a.

      de afgelegde rekening en verantwoording in overeenstemming is met de werkelijkheid;

    • b.

      de uitgaven rechtmatig zijn;

    • c.

      de uitgaven wetmatig zijn;

    • d.

      het beheer doelmatig is gevoerd.

  • 3. Aan de rapporten, bedoeld in het tweede lid, worden toegevoegd alle bemerkingen en bedenkingen omtrent het gevoerde beheer, welke de stichting in het belang van het eilandgebied nuttig of wenselijk voorkomen.

Artikel 7

  • 1. Het bestuurscollege en de stichting plegen tenminste één keer in de drie maanden overleg.

  • 2. Het overleg, bedoeld in het eerste lid, heeft tot doel de samenwerking tussen het bestuurscollege en de stichting te begeleiden, nieuwe ontwikkelingen te stimuleren en eventuele knelpunten op te lossen.

Artikel 8

  • 1. Het bestuurscollege stelt uiterlijk een maand vóór de aanvang van elk kwartaal een voorschot aan de stichting beschikbaar, ten bedrage van 25 ten honderd van de geraamde kosten, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 2. De stichting dient per kwartaal of na afronding van overeengekomen werkzaamheden een declaratie in bij de afdeling financiën van het eilandgebied Bonaire, op basis van de gemaakte kosten.

  • 3. Afrekening vindt plaats op basis van de door de stichting ingediende declaraties.

  • 4. Overschrijding van de kostenraming vindt uitsluitend plaats na voorafgaand overleg met en schriftelijke toestemming van het bestuurscollege.

Artikel 9

  • 1. De stichting pleegt nauw overleg met de Algemene Rekenkamer Nederlandse Antillen inzake de uitvoering van de controle, bedoeld in artikel 3, onderdeel a tot en met d.

  • 2. De stichting stuurt de Algemene Rekenkamer twee afschriften van de rapporten betreffende de controle, bedoeld in het eerste lid, voor mogelijk gebruik door de Algemene Rekenkamer als bedoeld in artikel 24, zesde lid, van de Landsverordening Algemene Rekenkamer Nederlandse Antillen (P.B.1988, no.84).

  • 3. De communicatie tussen de stichting en de Algemene Rekenkamer, verband houdende met de rapporten, bedoeld in het tweede lid, geschiedt schriftelijk.

  • 4. De stichting verzendt een kopie van de correspondentie, bedoeld in het derde lid, aan het bestuurscollege.

Artikel 10

De registeraccountants, werkzaam bij of verbonden aan de stichting, nemen de Gedrags- en Beroepsregels zoals vastgesteld door het Nederlands Instituut van Registeraccountants in acht.

Artikel 11

  • 1. Het personeel van de buitendienst van de stichting is bevoegd elke plaats te betreden voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zonodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm.

  • 3. Zij zijn bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen, voor zover dit voor het doel van het betreden redelijkerwijs nodig is.

  • 4. Indien de plaats, bedoeld in het eerste lid, een woning is, betreedt het personeel van de buitendienst van de stichting de woning niet tegen de wil van de bewoner tenzij met een schriftelijke last van de rechter-commissaris of de officier van justitie dan wel in aanwezigheid van één hunner of van het plaatselijk hoofd van politie of een hulp-officier van justitie.

  • 5. Van een binnentreding, bedoeld in het vierde lid, maakt het betrokken personeel van de buitendienst van de stichting binnen twee maal vierentwintig uur procesverbaal op.

  • 6. Het procesverbaal wordt mede-ondertekend door de rechter-commissaris, de officier van justitie, het plaatselijk hoofd van politie of de hulp-officier van justitie in wiens aanwezigheid de betreding plaatsvond dan wel die de schriftelijke last heeft afgegeven.

  • 7. Een afschrift van het procesverbaal wordt onverwijld in handen gegeven van de bewoner.

Artikel 12

  • 1. Het personeel van de buitendienst van de stichting is bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

  • 3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 13

Het personeel van de buitendienst van de stichting is bevoegd inlichtingen te verlangen voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 14

  • 1. Een ieder is verplicht aan het personeel van de buitendienst van de stichting alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kunnen verlangen ter uitoefening van hun taak.

  • 2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun geheimhoudingsplicht zich daartoe uitstrekt.

Artikel 15

  • 1. Bij de uitoefening van hun taak draagt het personeel van de buitendienst van de stichting een legitimatiebewijs bij zich.

  • 2. Desgevraagd toont de houder daarvan het legitimatiebewijs aanstonds.

  • 3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de houder daarvan en vermeld in ieder geval diens naam en hoedanigheid.

Artikel 16

Deze eilandsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging met dien verstande dat artikel 8 in werking treedt op een nader bij eilandsbesluit te bepalen datum.

Artikel 17

Deze eilandsverordening wordt aangehaald als: Eilandsverordening interne accountant.