Regeling vervallen per 01-10-2010

Verordening inzake het bewaren van houtopstanden:de kapverordening 2000

Geldend van 12-01-2001 t/m 30-09-2010

Intitulé

Verordening inzake het bewaren van houtopstanden: de kapverordening 2000

De raad van de gemeente Borne;

gezien het voorstel van burgermeester en wethouders van 5 december 2000;

gelet op artikel 15 van de Boswet en artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de volgende

VERORDENING INZAKE HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN: DE KAPVERORDENING 2000

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      houtopstand: een of meer bomen, hakhout, een houtwal, een (lint-) begroeiing van heesters en struiken;

    • b.

      dunning: velling die uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

    • c.

      bebouwde kom: de bebouwde kommen van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    • d.

      bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. In deze verordening word onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, als mede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuursorgaan een onder de werking van deze verordening vallende boom of ander houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    • a.

      Binnen de bebouwde kom:

      Dit verbod is niet van toepassing op een boom of andere houtopstand binnen de bebouwde kom met een stamomtrek van minder dan 60 centimeter (diameter 19,1 cm), gemeten op 1,30 meterhoogte boven het maaiveld.

    • b.

      Buiten de bebouwde kom:

      Buiten de bebouwde kom is het verbod onverkort van toepassing tenzij er sprake is van dunning.

    • c.

      Uitzondering op artikel 2a vormen bomen die op de lijst van monumentale bomen van de Bomenstichting staan.

      Daarnaast blijft het vellen zonder vergunning verboden voor bomen die ter uitvoering van een herplantplicht zijn geplant.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geld niet voor houtopstanden indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstanden zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.

  • 4.

    • a.

      Een vergunning als bedoeld in het eerst lid is niet vereist, indien houtopstand moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving op last van het bestuursorgaan (onder andere in geval van bestrijding iepziekte).

    • b.

      Door iepziekte aangetaste bomen met een omtrek van meer dan 40 cm worden van gemeentewege gekapt en opgeruimd. De verplichte particuliere bijdrage bedraagt fl 100,-- per boom.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekelijkrechtlijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer de staatssecretaris van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (of namens deze de teammanager van LASER) aan het bestuursorgaan een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bestuurorgaan het afschrift mede als een vergunningsaanvraag.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Het bestuursorgaan kan de vergunning weigeren of onder voorschriften verlenen in het belang van:

  • -

    cultuurhistorische waarden;

  • -

    de waarde voor stads- en dorpsschoon;

  • -

    waarden voor natuur en van landschapsschoon;

  • -

    waarden voor recreatie en leefbaarheid;

  • -

    andere reden van milieubeheer.

Artikel 5 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bestuursorgaan te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het vorige lid opgelegd, dan wordt daarbij tevens bepaald binnen welke termijn en op welke wijze na de beplanting niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

Artikel 6 Herplant/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien houtopstand zonder de vereiste vergunning is geveld of op andere wijze is tenietgegaan kan het bestuursorgaan aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit ander hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te bepalen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als in het eerste lid opgelegd, dan wordt daarbij tevens bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bestuursorgaan de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn maatregelen te nemen waardoor de bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 7 Moment van inwerkingtreding

De vergunning wordt pas van kracht met ingang van de dag waarop de bezwaartermijn afloopt. Daarnaast geldt dat indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op dat verzoek is beslist.

Artikel 8 Vervaltermijn vergunning

De vergunning vervalt, indien daarvan niet binnen een jaar na bekendmaking volledig gebruik is gemaakt.

Artikel 9 Openbaarmaking

Indien de vergunning wordt verleend, wordt deze beslissing direct bekend gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad.

Artikel 10 Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 7 mag op percelen welke geheel of gedeeltelijk, in verband met ondergrondse- en/of bovengrondse bouwactiviteiten als bouwplaatsen dienen te worden ingericht en waar voor de aanwezige houtopstand(en) een kapvergunning is afgegeven, niet eerder met vellen van de betreffende houtopstand(-en) worden begonnen dan nadat de bouw- en/of aanlegvergunning voor deze werken is (zijn) verleend en deze onherroepelijk is (zijn) geworden.

Artikel 11 Schadevergoeding

  • 1. De gemeenteraad beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet.

  • 2. Ten aanzien van aanvragen om schadevergoeding is de verordening tot regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in de artikelen 4 en 5 is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 6 is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Degene die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 13 Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bestuursorgaan aangewezen ambtenaar.

Artikel 14 Overgangsbepaling

Op aanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 15 genoemde dag van inwerkingtreding, wordt de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening toegepast.

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Kapverordening 2000.

  • 2. Zij treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt. Dan vervalt de bij raadsbesluit van 25 september 1980 vastgestelde verordening, zoals nadien gewijzigd.

Ondertekening

Vastgesteld door de gemeenteraad in zijn vergadering van 21 december 2000.
De secretaris, De voorzitter

Toelichting op de kapverordening 2000

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

eerste lid, onder a

De verordening kan ook van toepassing zijn op één enkele boom. Vandaar het gebruik van het begrip houtopstand in het enkelvoud. Buiten twijfel is gesteld dat ook een houtwal als houtopstand wordt aangemerkt. In het algemeen vallen onder houtwal alle lintvormige begroeiingen van enige uitgestrektheid, bestaande uit bomen en/of struiken.

Een dode boom is in juridische zin soms geen boom. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn echter in beginsel ook van toepassing op dode bomen. Een dode boom kan namelijk van grote natuurwetenschappelijke waarde zijn.

eerste lid, onder c

De bebouwde kom/kommen van de gemeente als bedoeld in artikel 1 van de Boswet wordt/worden bij afzonderlijk besluit door de raad vastgesteld.

tweede lid

Onder deze omschrijving kan ook het verplanten van grote bomen worden bedoeld. De omschrijving heeft alleen betrekking op de actieve handeling en niet op het nalaten ervan. Het gaat te ver om ook een dergelijk ‘stilzitten’ onder het actieve begrip ‘vellen’ te brengen.

Artikel 2 Kapverbod

Dit artikel geeft de werkingssfeer van deze verordening aan.

tweede lid, onder a

Opgenomen is de uitzondering van het kapverbod voor bomen met een stamomtrek van minder dan 60 centimeter, gemeten op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld. Wij gaan er daarbij van uit dat vooral van een grote boom kan worden gezegd dat deze visuele waarde heeft of waarde uit een oogpunt van milieubeheer. Aanvragen voor kapvergunningen voor bomen met een geringere stamomtrek blijken in de praktijk nagenoeg nooit tot weigering te leiden.

tweede lid, onder b

Men gaat er vanuit dat bomen in het buitengebied met een geringe stamomtrek eerder beeldbepalend zijn dan dergelijke bomen in de bebouwde kom. Daarom vallen alle bomen in het buitengebied onder de kapverordening.

tweede lid, onder c

Er is een aantal gevallen waarin de bepaling van lid a niet geldt:

- Indien een boom voorkomt op de lijst van monumentale bomen van de Bomenstichting.

Deze lijst is als bijlage bij deze verordening gevoegd.

- Indien een boom is geplant in het kader van een herplantverplichting.

In deze gevallen is dus altijd een kapvergunning vereist.

derde lid

Er is een aantal uitzonderingen op de vergunningplicht opgenomen. De uitzonderingen vloeien voort uit artikel 15, tweede en derde lid, van de Boswet. Ingevolge de bedoeling van de Boswet is geen kapvergunning nodig voor houtopstanden, die om commerciële redenen worden gehouden.

Vruchtbomen is daarbij gewijzigd in fruitbomen, als een nadere invulling van het afbakenend begrip vruchtbomen van artikel 1 lid 4 onder e van de Boswet. Zoals de VNG-toelichting aangeeft, is hier ook bedoeld fruitbomen en het uitzonderen van bomen van commerciële fruittelers. Bijna iedere boom is immers letterlijk een vrucht(dragende) boom.

Met deze aanpassing is bedoeld een einde te maken aan de jurisprudentie, waarin de rechter soms alle vruchtbomen vogelvrij verklaarde, dan wel bijvoorbeeld notenbomen als vruchtbomen in de zin van dit artikel beschouwde.

vierde lid

Het vierde lid van artikel 2 betreft het geval dat bomen moeten worden geveld ter bestrijding van ziekte dan wel krachtens (andere) bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening, bijvoorbeeld in verband met de verkeersveiligheid.

Op 5 oktober 1999 is over het vierde lid, onder b reeds een besluit genomen door het college van burgemeester en wethouders. Het besluit is conform het gestelde in de verordening.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

In dit artikel wordt bepaald dat een aanvraag alleen kan worden ingediend door een zakelijk gerechtigde. Een huurder of partner kan een aanvraag indienen, indien hij daartoe gemachtigd is door de eigenaar.

Een situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken.

Het tweede lid stelt dat de wettelijk voorgeschreven kennisgeving mede wordt beschouwd als een vergunningsaanvraag. Deze efficiënte werkwijze is mogelijk geworden, doordat de teammanager van LASER van de bevestiging van de ontvangst van de kennisgeving een afschrift zendt aan het desbetreffende college van burgemeester en wethouders. Aangezien dit afschrift alle gegevens bevat, die burgemeester en wethouders voor de beoordeling van de aanvraag nodig hebben, is een belangrijke vereenvoudiging verkregen die voor de belanghebbende boseigenaar vele van de bezwaren van het onderworpen zijn aan tweeërlei gezag wegneemt.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Over de afweging van belang is inmiddels uitgebreide jurispudentie ontstaan, die in het algemeen positief uitwerkt voor het behoud van bomen. Onder meer blijkt dat bomen niet zonder meer moeten wijken voor economische belangen, zoals het beter bewerkbaar zijn van akkers of het voorkomen van water- en voedselonttrekking of schaduwwerking. Niet alleen de visuele eigenschappen, maar ook andere kwaliteiten van een houtopstand kunnen aanleiding geven tot het weigeren van een kapvergunning.

Cultuurhistorische waarden zijn apart opgenomen, omdat een kleine of reguliere boom op een bepaalde plaats het behouden waard kan zijn vanwege de historische betekenis. Bij waarden voor recreatie en leefbaarheid kan men bijv. denken aan bomen, die algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw of aan klimbomen voor de jeugd.

Overigens is niet bedoeld enige rangorde in de weigeringsgronden aan te brengen.

Artikel 5 Bijzondere vergunningvoorschriften

Ook zonder uitdrukkelijke bepaling kan, blijkens jurisprudentie, een herplantplicht worden opgelegd en kunnen daarbij aanwijzingen worden gegeven of een termijn worden gesteld. Gezien het feit dat dit voorschrift ingrijpend kan zijn, is het toch wenselijk ter zake een uitdrukkelijke bepaling op te nemen.

Deze herplantplicht heeft een andere strekking dan de herplantplicht krachtens artikel 3 van de Boswet. Daar is zij gericht op het behoud van het bosareaal (vandaar dat herplanten elders mogelijk is). Bij de gemeente geschiedt een eventuele herbeplanting om redenen van behoud van natuur- of landschapswaarden, stads- en dorpsschoon of leefbaarheid, en zal zij vaak zoveel mogelijk ter plaatse moeten gebeuren.

Het derde lid is toegevoegd vanuit natuurbeschermingsoogpunt voor bijzondere flora en fauna in en rond een houtopstand.

Artikel 6 Herplant/instandhoudingsplicht

In het eerste lid is vermeld “of op andere wijze is tenietgegaan”. Het college van burgemeester en wethouders kan nu ook een verplichting tot herbeplanting opleggen, indien houtopstand is teniet gegaan door verwaarlozing of door een calamiteit. Oplegging herplantplicht is ook mogelijk indien houtopstand teniet is gegaan ingevolge ziekte of door veiling op grond van andere bepalingen, bijvoorbeeld verkeersveiligheid.

Artikel 7 Moment van inwerkingtreding

Met dit artikel wordt vermeden dat een boom al feitelijk is gekapt voordat derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen en er nog bezwaren kunnen worden ingediend.

Artikel 8 Vervaltermijn vergunning

De termijn van een jaar achten wij duidelijker, ook met het oog op de handhaving, dan de huidige bepaling die uitgaat van een fasegewijze opbouw van een half jaar naar een jaar.

Het is bedoeld om misbruik van oude kapvergunningen tegen te gaan. Bomen groeien immers verder en zowel de groter gegroeide boom als veranderingen in de omgeving kunnen een andere beoordeling tot gevolg hebben.

Artikel 9 Openbaarmaking

Teneinde mogelijke belanghebbende in de gelegenheid te stellen tijdig bezwaar aan te tekenen tegen de verlening van een kapvergunning, is in artikel 9 een publicatieplicht voor alle vergunningen(zowel vergunningen gericht aan particulieren als vergunningen aan de gemeente) opgenomen. Tegen de weigering van een kapvergunning staat voor de gebruiker en de eigenaar, die het aangaat, de bezwaar- en beroepsprocedure open volgens de Algemene wet bestuusrecht.

Artiekel 10 Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning

Naar aanleiding van vele praktijkproblemen in de afstemming tussen deze verschillende vergunning regimes is dit artikel ontworpen.

Met het opnemen van deze afstemmingsplicht moet worden voorkomen dat er reeds bomen zijn gekapt zonder dar er uitvoering wordt gegeven aan een bouw- c.q. aanlegvergunning.

Artikel 11 Schadevergoeding

Geen toelichting.

Artikel 12 Strafbepaling

In dit artikel is niet alleen strafbaar het zonder vergunning vellen van houtopstand, maar in dit artikel is ook strafbaar het niet voldoen aan een herplant- of instandhoudingsverplichting. Bij deze wijziging is aansluiting gezocht bij de Boswet, die het niet voldoen aan de herplantplicht binnen de gestelde termijn aanmerkt als een economisch delict (artikel 18 Boswet).

Artikel 13 Opsporing

Geen toelichting

Artikel 14 Overgangsbepaling

Geen toelichting

Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding

Geen toelichting