Regeling vervallen per 21-12-2021

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne houdende regels omtrent de maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Borne)

Geldend van 15-02-2018 t/m 20-12-2021

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne houdende regels omtrent de maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Borne)

Afkortingenlijst

ADL Algemene dagelijkse levensverrichtingen

AMvB Algemene maatregel van bestuur

Awb Algemene wet bestuursrecht

BRP Basisregistratie personen

CAK Centraal Administratie Kantoor

CIMOT Centrale toegang tot opvang en beschermd wonen Twente

CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg

CRvB Centrale Raad van Beroep

OMD Ondersteuning maatschappelijke deelname

OZL Ondersteuning zelfstandig leven

Pgb Persoonsgebonden budget

SVB Sociale Verzekeringsbank

UWV Uitkeringsinstituut Werknemers Verzekeringen

Verordening Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Borne 2018

VNG Vereniging der Nederlandse Gemeenten

VN Verenigde Naties

VOG Verklaring omtrent gedrag

Wlz Wet langdurige zorg

WA Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering

Wmo 2015 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

PW Participatiewet

ZIN Zorg in natura

Hoofdstuk 1 Toegangsprocedure

1.1 Procedurele bepalingen

1.1.1 Binnenkomst vraag

Bij binnenkomst van de vraag wordt beoordeeld of er sprake is van een informatieve vraag die direct kan worden beantwoord of dat er sprake is van een hulpvraag. Een hulpvraag wordt als melding geregistreerd.

1.1.2 Melding hulpvraag

Een hulpvraag kan door of namens een persoon bij de gemeente worden gemeld. De melding wordt schriftelijk bevestigd. Na ontvangst van de melding begint de wettelijke onderzoekstermijn van zes weken te lopen.

De gemeente streeft ernaar om zo spoedig mogelijk na de melding een afspraak voor een persoonlijk gesprek met de persoon te maken.

1.1.2.1 Persoonlijk plan

De gemeente Borne wijst de persoon op de mogelijkheid tot het inleveren van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid dit te overhandigen. In het persoonlijk plan beschrijft de persoon hoe een probleem volgens de persoon kan worden opgelost.

1.1.2.2 Cliëntondersteuning

De gemeente Borne wijst de persoon en/of zijn mantelzorger op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning die de persoon in het proces kan begeleiden.

1.1.3 Vooronderzoek

De gemeente verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de persoon en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek. De gemeente controleert of de persoon een ingezetene is van de gemeente.

De persoon moet de gemeente alle overige gegevens, die naar het oordeel van de gemeente voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, overhandigen.

Als de persoon bekend is bij de gemeente kan de gemeente, in overeenstemming met de betreffende persoon, afzien van een vooronderzoek.

1.1.4 Gesprek

De consulent onderzoekt in een gesprek met de persoon, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie:

  • -

    de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de persoon;

  • -

    de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren;

  • -

    de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • -

    de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de persoon;

  • -

    de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of zijn participatie;

  • -

    de mogelijkheden om, door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan de verbetering van zijn zelfredzaamheid en zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

  • -

    welke bijdrage in de kosten door de persoon verschuldigd is;

  • -

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de persoon in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van het kiezen voor een pgb;

  • -

    de mogelijkheden voor het indienen van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening.

  • -

    Indien de persoon een persoonlijk plan aan de gemeente heeft overhandigd, betrekt de gemeente dat plan bij het onderzoek.

1.1.5 Advisering

De gemeente kan een aangewezen adviesinstantie om advies vragen als dit van belang geacht wordt voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. De gemeente betrekt de persoon en zijn eventuele gemachtigde of mantelzorger bij de adviesaanvraag en informeert hem over de uitkomsten daarvan. Het ontvangen advies wordt in kopie verstrekt aan de persoon.

1.1.6 Verslag

De consulent zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek wat samen met de persoon is uitgevoerd. Zo snel mogelijk, en binnen de onderzoekstermijn van zes weken, na het gesprek verstrekt de gemeente aan de betreffende persoon een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

Indien de persoon al bekend is binnen de gemeente, kan in overleg met de persoon worden afgezien van het verstrekken van een verslag van het onderzoek aan de persoon.

1.1.7 Aanvraag maatwerkvoorziening

Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de melding.

Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door de gemeente vastgesteld formulier. Een voor akkoord ondertekend ondersteuningsplan kan door de gemeente als aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden beschouwd.

1.1.8 Beschikking

In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beslissing kan worden gemaakt.

Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

  • a.

    welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    de ingangsdatum en duur van de maatwerkvoorziening;

  • c.

    of een bijdrage in de kosten verschuldigd is.

Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

  • a.

    aan welk resultaat het pgb kan worden besteed;

  • b.

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • c.

    wat de hoogte van het pgb is en hoe dit tot stand is gekomen;

  • d.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

  • e.

    de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

  • f.

    de procedure met betrekking tot het trekkingsrecht;

  • g.

    of een bijdrage in de kosten verschuldigd is.

Hoofdstuk 2 Regels voor een maatwerkvoorziening

2.1 Criteria voor maatwerkvoorziening

In artikel 9 lid 1 van de Verordening 2018 staat aangegeven dat een persoon in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van een lichamelijke of verstandelijke beperking, een (chronische) psychische of een psychosociale problemen, als gevolg waarvan hij niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de persoon deze beperkingen naar oordeel van de gemeente niet kan verminderen of wegnemen:

  • 1.

    op eigen kracht;

  • 2.

    met gebruikelijke hulp;

  • 3.

    met mantelzorg;

  • 4.

    met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

  • 5.

    met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of;

  • 6.

    met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

In paragraaf 2.1.1 tot en met 2.1.6 worden deze criteria nader uitgewerkt.

Indien een maatwerkvoorziening wordt toegekend dient deze te zijn afgestemd op:

  • -

    de leefomstandigheden en mogelijkheden van de persoon;

  • -

    zorg en overige diensten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet;

  • -

    jeugdhulp, als bedoeld in de Jeugdwet, die de persoon of een gezinslid ontvangt of kan ontvangen;

  • -

    onderwijs dat de persoon volgt dan wel zou kunnen volgen;

  • -

    betaalde werkzaamheden;

  • -

    ondersteuning inzake de Participatiewet;

  • -

    de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de persoon.

2.1.1 Eigen kracht

Voordat een persoon in aanmerking kan komen dient een persoon in eerste instantie te kijken in hoeverre hijzelf, of indien mogelijk met zijn directe omgeving, een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van zijn situatie.

De gemeente Borne heeft de verantwoordelijkheid om te bevorderen dat een persoon en zijn omgeving het eigen probleemoplossend vermogen benut en versterkt en daardoor niet of zo min mogelijk aangewezen is op maatschappelijke ondersteuning. De nadruk ligt op dat wat mensen wel kunnen, eventueel met behulp van mensen uit hun eigen omgeving.

2.1.1.1 Beroep op andere wetten

Wanneer een persoon aanspraak kan maken op een voorziening op grond van een andere wet, dan hoeft de gemeente in het kader van de eigen kracht die voorziening niet op grond van de Wmo 2015 te verstrekken. Het uitgangspunt is dan namelijk dat de persoon op eigen kracht het probleem kan oplossen, namelijk door zijn aanspraak op grond van de andere wet tot gelding te brengen.

Soms blijkt een persoon aanvullend verzekerd te zijn voor de hulp die de gemeente nodig acht. In dat geval mag van de persoon worden verwacht dat hij die aanvullende verzekering aanspreekt. De persoon kan dan op eigen kracht het probleem oplossen.

2.1.1.2 Financiële zelfredzaamheid

Het begrip 'eigen kracht' gaat niet over de inzet van het inkomen of vermogen van de persoon. Maatschappelijke ondersteuning is voor iedereen toegankelijk, ongeacht de hoogte van het inkomen en/of vermogen van de persoon.

2.1.2 Gebruikelijke hulp

Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan de normale dagelijkse hulp die de partner en andere huisgenoten (waaronder kinderen) geacht worden elkaar te bieden, omdat ze een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht om bijvoorbeeld (niet limitatief):

  • -

    het huishouden over te nemen;

  • -

    mee te gaan met familiebezoek of naar de huisarts;

  • -

    het doen van de administratie;

  • -

    de opvoeding van en zorg voor kinderen door ouders.

Uitgangspunt is dat de persoon waarvan gebruikelijke hulp wordt verwacht zelf geen stoornissen en/of beperkingen heeft die het bieden van gebruikelijke hulp kunnen belemmeren. Daarnaast mag gebruikelijke hulp niet leiden tot (dreigende) overbelasting. Tijdens het onderzoek dient dus te worden vastgesteld of de persoon daadwerkelijk in staat is om de gebruikelijke hulp te verlenen.

2.1.2.1 Overbelasting

Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem of haar geen bijdrage verwacht. Hierbij dient wel onderzocht te worden wat de reden van overbelasting is. Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten.

2.1.2.2 Gebruikelijke hulp in het huishouden

Indien een persoon huisgenoten heeft die in staat zijn om de huishoudelijke taken over te nemen, dan wordt verondersteld dat zij deze taken overnemen. Dit principe is gebaseerd op de achterliggende gedachte dat een leefeenheid gezamenlijk verantwoordelijk is voor het huishoudelijke werk (het draaiende houden van een huishouden). Van iedere volwassene wordt verwacht dat zij naast andere dagelijkse bezigheden (werk, vrije tijd, enz.) een huishouden kunnen voeren. Indien een huisgenoot vanwege beperkingen uitvalt, wordt verwacht dat een andere huisgenoot deze taken overneemt. Dit geldt voor alle huisgenoten van 23 jaar en ouder. Er is sprake van een verplichtend karakter. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, drukke werkzaamheden of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden.

Van een gezonde volwassen huisgenoot van 18 tot 23 jaar wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt als de primaire verzorger uitvalt. Van een 18 tot 23 jarige wordt verondersteld dat deze een eenpersoonshuishouden kan voeren. Hieronder vallen de lichte huishoudelijke werkzaamheden, de zware huishoudelijke werkzaamheden, maaltijden verzorgen en de wasverzorging. Uit het onderzoek zal moeten blijken of, aanvullend op de gebruikelijke hulp van een huisgenoot van 18 tot 23 jaar, nog een indicatie voor een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning moet worden afgegeven.

2.1.2.3 Gebruikelijk hulp van kinderen in het huishouden

Wanneer gebruikelijke hulp van een kind wordt verwacht, dan moet er onderzoek worden gedaan naar het vermogen van dit kind voor wat betreft het verrichten van huishoudelijk werk. Er moet rekening worden gehouden met wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht, de ontwikkelingsfase van het kind en het feitelijke vermogen van het kind om een bijdrage te leveren. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder de schoolprestaties. De volgende richtlijnen worden gehanteerd ten aanzien van gebruikelijke hulp van kinderen in het huishouden:

Kinderen van 0 tot 5 jaar

  • -

    leveren geen bijdrage aan het huishouden

Kinderen van 5 tot 12 jaar (naar eigen mogelijkheden)

  • -

    helpen met opruimen;

  • -

    helpen met tafel dekken en tafel afruimen;

  • -

    helpen met afwassen en afdrogen;

  • -

    helpen met in- en uitpakken van de vaatwasser;

  • -

    kunnen een boodschap doen;

  • -

    kunnen hun eigen kleding in de wasmand gooien.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • -

    kunnen dezelfde taken als kinderen van 5 tot 12 jaar verrichten;

  • -

    kunnen hun eigen kamer opruimen;

  • -

    kunnen hun eigen kamer stofzuigen;

  • -

    kunnen hun eigen bed verschonen;

  • -

    kunnen een huisgenoot begeleiden bij het maken van een wandeling.

2.1.3 Mantelzorg

Mantelzorg is de hulp ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie de persoon regelmatig contact houdt. De mantelzorger en de persoon hoeven niet per se in één huis te wonen. Mantelzorg gebeurt op basis van vrijwilligheid. Mantelzorg kan niet worden afgedwongen. Indien er tegen betaling zorg wordt verleend door het sociale netwerk is er geen sprake van mantelzorg.

Het verlenen van mantelzorg overstijgt qua duur en intensiteit de normale gang van zaken. Bij mantelzorg gaat het om hulp die verder gaat dan gebruikelijk hulp. Een huisgenoot kan naast gebruikelijke hulp ook mantelzorg verlenen, omdat de zorg die hij verleent boven de gebruikelijke hulp uitstijgt. Aangezien mantelzorg vrijwillig is, kan de gemeente de huisgenoot niet verplichten om deze mantelzorg te verlenen. De huisgenoot mag dus weigeren om de bovengebruikelijke zorg te verlenen.

2.1.3.1 Belastbaarheid van de mantelzorger

Door middel van mantelzorg kan de zelfredzaamheid en de participatie van de persoon worden bevorderd. De mantelzorger wordt daarom zoveel als mogelijk betrokken bij het gesprek met de gemeente.

De belastbaarheid van de mantelzorger dient echter wel in de gaten te worden gehouden. Overbelasting van de mantelzorger dient te worden voorkomen. Er dient te worden gekeken naar de behoeften, mogelijkheden en de belastbaarheid van de mantelzorger. Er dient te worden uitgegaan van wat redelijkerwijs de mogelijkheden van de mantelzorger zijn. Wat redelijkerwijs verwacht kan worden van een mantelzorger, verschilt van persoon tot persoon en is mede afhankelijk van de aard van de relatie, en de situatie waarin de persoon en de mantelzorger zich op dat moment bevinden. De gemeente gaat hierbij vooral uit van dat wat de mantelzorger zelf aangeeft. Naast de fysieke gesteldheid van de mantelzorger, wordt er rekening gehouden met de tijd die de mantelzorger beschikbaar heeft en de reistijd die de mantelzorger nodig heeft.

Met enige regelmaat wordt de situatie van de persoon en die van de mantelzorger beoordeeld. Dit zorgt ervoor dat de belastbaarheid van de mantelzorger goed in het oog wordt gehouden en dat overbelasting zoveel mogelijk wordt voorkomen. Inzet van respijtzorg kan de draagkracht van de mantelzorger versterken.

2.1.3.2 Mantelzorg door kinderen

Naast volwassenen zijn ook kinderen in het gezin vaak mantelzorger. De gemeente Borne vindt het erg belangrijk dat de mantelzorg van deze kinderen nooit ten koste gaat van het welbevinden en de ontwikkelding van de kinderen, zoals het omgaan met leeftijdsgenoten, vrijetijdsbesteding en schoolprestaties.

2.1.4 Hulp uit het sociaal netwer

Van een persoon wordt verwacht dat hij kijkt of hij met hulp uit zijn sociaal netwerk zijn hulpvraag kan oplossen. Net als bij mantelzorg kan hulp uit het sociaal netwerk niet worden afgedwongen.

2.1.5 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel of geen beperking hebben. Bij de beoordeling van de vraag of een voorziening algemeen gebruikelijk is, dient altijd te worden onderzocht of de voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de persoon die de maatwerkvoorziening aanvraagt. Uit de jurisprudentie blijkt dat een voorziening voor de ene persoon wel algemeen gebruikelijk kan zijn en voor de ander niet. Beugels in het toilet kunnen bijvoorbeeld voor een persoon boven de 70 jaar wel algemeen gebruikelijk zijn, maar voor een jonger persoon die na een ongeluk gehandicapt is geraakt, niet.

De volgende criteria spelen een rol bij het bepalen of een voorziening algemeen gebruikelijk is voor de persoon:

  • -

    Is de voorziening gewoon verkrijgbaar? (zie onder andere CRvB 24-02-2016, nr. 13/2603 WMO-T, CRvB 14-07-2010, nr. 09/562 WVG en Rechtbank 's-Hertogenbosch 05-11-2012, nr. AWB 12/496);

  • -

    Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht? (zie onder andere CRvB 14-07-2010, nr. 09/562 WVG en Rechtbank 's-Hertogenbosch 05-11-2012, nr. AWB 12/496);

  • -

    Is de voorziening specifiek voor gehandicapten ontworpen? (zie onder andere CRvB 25-06-2008, nr. 06/6907 WVG);

  • -

    Zou een gezonde persoon, ook gelet op de individuele omstandigheden van het geval, waaronder de leeftijd, over de voorziening beschikken? (zie onder andere CRvB 24-02-2016, nr. 13/2603 WMO-T, Rechtbank Arnhem 09-02-2012, nr. AWB 11/3598 en Rechtbank Arnhem 02-08-2012, nr. AWB 11/3598).

Bij het onderzoek naar de vraag of een voorziening algemeen gebruikelijk is, mag het inkomen en/of vermogen van de persoon geen rol spelen. De financiële situatie van een persoon mag alleen een rol spelen als de persoon betwist een algemeen gebruikelijke voorziening te kunnen betalen.

De volgende voorzieningen zijn voorbeelden van voorzieningen die als algemeen gebruikelijke kunnen worden gezien (niet-limitatief):

  • -

    antislipvloer/coating;

  • -

    het gebruik van een auto;

  • -

    autoaccessoires zoals: airconditioning, stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten, trekhaak, cruise control;

  • -

    bakfiets, fietskar, aanhangfiets;

  • -

    eenhendelmengkranen;

  • -

    thermostaatkraan;

  • -

    fiets/tandem met trapondersteuning voor een persoon van 16 jaar en ouder;

  • -

    fiets/tandem met hulpmotor;

  • -

    fiets/tandem met lage instap, ligfiets;

  • -

    keramische- of inductiekookplaat;

  • -

    ophogen tuin/bestrating bij verzakking;

  • -

    personenauto en de gebruikskosten die daaraan verbonden zijn;

  • -

    renovatie van badkamer en keuken die 20 jaar of ouder is;

  • -

    rollator;

  • -

    verhoogd toilet of toiletverhoger;

  • -

    wandbeugels;

  • -

    zonwering (inclusief eventuele elektrische bediening).

  • -

    Keuken apparatuur zoals oven, vaatwasser, koelkast, magnetron, fornuis e.d.

2.1.6 Algemene voorziening

Het begrip algemene voorziening is in de Wmo 2015 gedefinieerd als "het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning". Voor een algemene voorziening is geen verwijzing of beschikking nodig.

Binnen de gemeente Borne kennen we op dit moment de volgende algemene voorzieningen:

  • -

    cliëntondersteuning;

  • -

    collectieve vervoersvoorziening;

  • -

    mantelzorgondersteuning;

  • -

    maatschappelijke werk;

  • -

    ouderen advies;

  • -

    welzijnswerk;

  • -

    vrijwilligersondersteuning;

  • -

    extra begeleiding voor leden van (sport)verenigingen;

  • -

    inloophuis Borne;

  • -

    activiteiten georganiseerd door Kulturhus, Wijkracht en Woonzorgcomplex het Dijkhuis.

Dit is geen limitatieve lijst omdat de gemeente Borne op grond van de transformatieagenda sociaal domein werkt aan een inclusie samenleving, zoals genoemd in het VN-verdrag, voor personen met een handicap. Hierdoor zullen de komende jaren het aantal voorzieningen uitbreiden.

Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor alle inwoners van de gemeente Borne. Deze voorzieningen stellen mensen in staat om (ondanks hun beperkingen) zelfredzaam en zelfstandig te zijn en mee te blijven doen (participatie).

2.2 Wijziging in situatie en heronderzoek

2.2.1 Wijziging in de situatie

De persoon aan wie een maatwerkvoorziening is toegekend, is verplicht aan de gemeente mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een maatwerkvoorziening.

2.2.2 Wijzigen van zorgaanbieder

Indien de persoon wenst over te stappen naar een andere zorgaanbieder dient dit door de persoon te worden doorgegeven aan de gemeente. Indien er sprake is van een pgb dient de persoon tevens een nieuw pgb-plan te overleggen, wat samen met de nieuwe zorgverlener is ingevuld. Tevens dient een VOG van de nieuwe zorgverlener te worden overlegd. In hoofdstuk 4 wordt nader uitleg gegeven over de voorwaarden met betrekking tot het pgb-plan en de VOG.

2.2.3 Heronderzoek

De gemeente is bevoegd regelmatig de voor de voortzetting van het recht op een voorziening en de hiervoor van belang zijnde gegevens te onderzoeken. Een herindicatie kan hiervan het gevolg zijn.

2.3 Hardheidsclausul

De gemeente kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager of de woningeigenaar afwijken van wat bij of krachtens de verordening en het beleid is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Er moet in verband met precedentwerking duidelijk aangegeven worden waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.

Hoofdstuk 3 Regels voor het persoonsgebonden budget

3.1 Voorwaarden persoonsgebonden budget

Er zijn drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden wil een persoon op basis van de Wmo 2015 in aanmerking komen voor een pgb. Het gaat om de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de persoon is naar het oordeel van de gemeente op eigen kracht, dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn aangewezen vertegenwoordiger, voldoende in staat om de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 2.

    de persoon stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wenst te ontvangen;

  • 3.

    naar het oordeel van de gemeente is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren en die de persoon van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit zijn.

3.1.1 Bekwaamheid van de aanvrager

Van een aanvrager wordt, eventueel met behulp van zijn sociale netwerk, verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering/inschatting kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. Een persoon kan bijvoorbeeld door de gemeente worden gevraagd duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn. Daarnaast wordt van de aanvrager verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan:

  • -

    het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet;

  • -

    het aangaan van een contract;

  • -

    het in de praktijk aansturen van de zorgverlener;

  • -

    het bijhouden van een juiste administratie;

  • -

    inzicht hebben in de gefactureerde en gedeclareerde bedragen;

  • -

    verantwoording kunnen afleggen over de gedeclareerde bedragen;

  • -

    kunnen aangeven of met de inkoop van de ondersteuning de gestelde doelen zijn behaald.

Het is voldoende dat de aanvrager de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen kan inkopen met behulp van zijn sociale netwerk. Ook de vertegenwoordiger van de aanvrager (curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde) kan de aanvrager ondersteunen bij het verantwoordelijk inkopen van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen.

Een aanvrager mag dus ondersteund worden door een ander, of een ander aanwijzen als budgetbeheerder. Een formele hulp die ondersteuning biedt vanuit een pgb mag niet de rol van budgetbeheerder op zich nemen. Een informele hulp mag ook niet de rol van budgetbeheerder op zich nemen, tenzij het een ouder van een jeugdige betreft of als er geen alternatief is.

Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de aanvrager (eventueel met hulp uit zijn sociale netwerk), de aan het pgb verbonden taken, niet op verantwoorde wijze kan uitvoeren, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dit is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.

3.1.2 Motivering door aanvrager

In de Wmo 2015 dient de aanvrager te motiveren dat hij de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb geleverd wenst te krijgen. Met de argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura en de verantwoordelijkheden die bij een pgb horen. Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag voor een pgb niet weigeren.

3.1.3 Waarborgen kwaliteit voorziening

De kwaliteit van de voorziening die met een pgb wordt ingekocht, moet zijn gewaarborgd. Voor de toekenning van de voorziening dient het college te beoordelen of de ingekochte hulp veilig doeltreffend en cliëntgericht is. De eisen die de gemeente stelt worden vooraf aan de betreffende persoon bekend gemaakt en vastgelegd. Wanneer de ingekochte hulp niet voldoet aan de vastgestelde kwaliteitseisen kan de gemeente besluiten geen pgb te verstrekken of het pgb te beëindigen en eventueel terug te vorderen. De kwaliteit en effectiviteit van de ondersteuning zal gemonitord worden door de gemeente.

3.2 Pgb-plan

Indien de persoon in aanmerking wenst te komen voor een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding, dagbesteding, huishoudelijke ondersteuning of kortdurend verblijf in de vorm van een pgb, dan dient hij een pgb-plan in te dienen. Het pgb-plan dient bij de aanvraag te worden aangeleverd. Indien het pgb-plan niet wordt aangeleverd is er sprake van een incomplete aanvraag. Een pgb-plan wordt ingediend door middel van een door de gemeente vastgesteld model pgb-plan. In het pgb-plan komt in ieder geval het volgende aan de orde:

  • -

    wie de zorg gaat verlenen;

  • -

    aan welke doelen er gewerkt gaat worden;

  • -

    welke activiteiten er worden ingezet om de doelen te behalen;

  • -

    wie het pgb gaat beheren.

Bij overstap naar een andere zorgverlener gedurende een lopende indicatie, dient opnieuw een pgb-plan te worden aangeleverd.

3.3 Verklaring omtrent gedrag

Om de veiligheid van de persoon te waarborgen moet degene die de ondersteuning levert, beschikken over een VOG. Indien de zorg wordt geleverd door een persoon uit het sociale netwerk, dan kan ervoor worden gekozen om geen VOG te eisen. Bij directe familie (eerste en tweede graad) zal dit eerder het geval zijn dan bij personen die verder van de persoon afstaan (denk aan kennissen) die de ondersteuning leveren. Een VOG dient te worden aangeleverd bij de aanvraag. Een VOG mag maximaal 6 maanden oud zijn op het moment dat de voorziening wordt aangevraagd. De kosten voor een VOG komen niet voor vergoeding in aanmerking.

3.4 Bij wie kan ondersteuning worden ingekocht

Een persoon die met een pgb de ondersteuning zelf organiseert kan deze ondersteuning afnemen bij een informele hulp (bijvoorbeeld een familielid, vrienden, buren of een bekende), een zelfstandig werkende hulpverlener of een aanbieder (formele hulp / professional).

3.4.1 Formele hulp

De hulpverlener is een formele hulp als deze aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • -

    als zorgverlenende organisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, of;

  • -

    staat ingeschreven in het BIG-register, en;

  • -

    geen familie in de eerste of tweede graad is.

Het uitbetalen van een pgb aan formele hulp is alleen onder de volgende voorwaarden mogelijk:

  • -

    de persoon of zijn vertegenwoordiger kan zijn keuze om een formele hulp in te schakelen goed motiveren;

  • -

    de persoon die de ondersteuning biedt heeft op geen enkele wijze druk uitgeoefend op de persoon, een vermoeden hiervan kan voldoende aanleiding zijn voor de gemeente om geen pgb voor deze formele hulp te verstrekken;

  • -

    de persoon die de formele ondersteuning gaat bieden is in staat om het type, de omvang, de frequentie en de duur van de ondersteuning te bieden;

  • -

    de kwaliteit van de ondersteuning dient voldoende gewaarborgd te zijn;

  • -

    is het mogelijk om een keer over te slaan of zijn er mogelijkheden om de zorg tijdelijk uit handen te geven in geval van ziekte of vakantie?

3.4.2 Informele hulp

Informele ondersteuning is ondersteuning die met een vergoeding vanuit het pgb geboden wordt door een persoon die niet kan worden aangemerkt als een formele hulp. Informele ondersteuning kan worden geboden door personen uit het sociale netwerk van de persoon of een beroepskracht niet zijnde een deskundige.

Het uitbetalen van een pgb aan een informele hulp is alleen onder de volgende voorwaarden mogelijk:

  • -

    de persoon of zijn vertegenwoordiger kan zijn keuze om een informele hulp in te schakelen goed motiveren;

  • -

    de persoon die de ondersteuning biedt heeft op geen enkele wijze druk uitgeoefend op de persoon, een vermoeden hiervan kan voldoende aanleiding zijn voor de gemeente om geen pgb voor deze informele hulp te verstrekken;

  • -

    de persoon die de informele ondersteuning gaat bieden moet in staat zijn om het type, de omvang, de frequentie en de duur van de ondersteuning te bieden. De gevraagde hulp mag niet te zwaar zijn;

  • -

    de kwaliteit van de ondersteuning dient voldoende gewaarborgd te zijn;

  • -

    wat is de totale belasting van de informele hulp? Hierbij dient rekening te worden gehouden met de eventuele gebruikelijke hulp die geleverd wordt, mantelzorg, betaald en onbetaald werk en persoonlijke omstandigheden;

  • -

    is het mogelijk om een keer over te slaan of zijn er mogelijkheden om de zorg tijdelijk uit handen te geven in geval van ziekte of vakantie?

  • -

    is er sprake van verlies aan inkomsten? Dit is het geval wanneer de informele hulp behoort tot de beroepsbevolking en door de geboden hulp minder kan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Er is geen sprake van inkomstenverlies wanneer de informele hulp een uitkering ontvangt. De gemeente is van mening dat doorgaans het verlenen van 7 uur mantelzorg per persoon per week niet koste gaat van een betaalde baan;

  • -

    de eerste- en tweedegraads familieleden en huisgenoten verrichten, naast de gebruikelijke hulp, de eerste 7 uur mantelzorg per week onbetaald. Het meerdere komt in aanmerking voor vergoeding tot maximaal de bijstandsnorm indien deze hulp structureel geboden wordt.

3.5 Hoogte van het persoonsgebonden budget

De tarieven voor het pgb moeten toereikend zijn, maar mogen niet duurder zijn dan een maatwerkvoorziening in natura. In de Verordening staat per voorziening beschreven op welke wijze de hoogte van het pgb wordt berekend en vastgesteld.

3.5.1 Gedeeltelijke weigering

Een gedeeltelijke weigering van het pgb is aan de orde als de maatwerkvoorziening die wordt ingekocht met een pgb duurder is dan de kosten van een vergelijkbare maatwerkvoorziening die in natura wordt verstrekt. De weigering betreft dan dat deel van het gevraagde budget dat hoger is dan de voorziening die in natura verstrekt zou worden.

3.6 Uitbetaling van het pgb

Het pgb wordt niet rechtstreeks aan de persoon overgemaakt. Dit is wettelijk geregeld om misbruik en oneigenlijk gebruik van het pgb tegen te gaan. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) doet de betalingen rechtstreeks aan de zorgaanbieder. Dit is het zogenaamde trekkingsrecht. De overeenkomst die de persoon afsluit met de zorgverlener die de ondersteuning vanuit het pgb gaat bieden, dient door de gemeente en de SVB goedgekeurd te zijn alvorens uren van de betreffende zorgverlener gedeclareerd kunnen worden.

Voor hulpmiddelen en woningaanpassingen blijft de gemeente verantwoordelijk voor de betaling en de controle van het eenmalige pgb. In de hoofdstukken die betrekking hebben op de hulpmiddelen en de woningaanpassingen worden nadere regels gegeven over de betaling en de controle.

3.6.1 Betalingen uit het pgb

Het pgb voor individuele begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en huishoudelijke ondersteuning moet worden besteed aan een voorziening waarmee het afgesproken resultaat kan worden bereikt. Uit het budget mogen de volgende kosten worden voldaan:

  • -

    salaris en werkgeverslasten voor zorgverleners met een arbeidsovereenkomst en wettelijke toegestane vergoedingen, zoals reiskostenvergoeding woon – werkverkeer, verlofregelingen, pensioenvoorzieningen.

Het pgb voor individuele begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en huishoudelijke ondersteuning mag niet worden besteed aan de volgende uitgaven:

  • -

    kosten voor bemiddeling;

  • -

    kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

  • -

    kosten voor ondersteuning bij aanvragen en beheren van het pgb;

  • -

    contributie voor lidmaatschap belangenorganisaties, kosten voor volgen van cursussen en informatiemateriaal;

  • -

    de kosten voor het aanvragen van een VOG;

  • -

    de eigen bijdrage.

Hoofdstuk 4 Regels voor ondersteuning

4.1 Huishoudelijke Ondersteuning

De maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning (hierna: HO) wordt ingezet als een persoon niet meer op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met behulp van zijn sociale netwerk zijn huis leefbaar kan houden. Huishoudelijke taken worden dan overgenomen door een huishoudelijke hulp. Het resultaat leefbaar huis wordt hiermee bereikt. Onder leefbaar huis wordt verstaan dat een persoon gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en de gang. Het huis dient zodanig leefbaar te zijn dat geen vervuiling plaatsvindt en zo een algemeen aanvaardbaar basisniveau van een leefbaar huis wordt gerealiseerd.

4.1.1 Modules

De maatwerkvoorziening HO bestaat uit zes modules met elk een eigen resultaat. De zes modules zijn:

  • -

    basismodule;

  • -

    module extra hygiëne;

  • -

    module wasverzorging;

  • -

    module regie;

  • -

    module maaltijdverzorging;

  • -

    module zorg voor minderjarige kinderen.

De basismodule en de aanvullende modules zijn nader uitgewerkt in bijlage 1 ‘Basismodule en aanvullende modules’.

Iedere module heeft zijn eigen resultaat en een eigen maximum norm. Op basis van de persoonlijke situatie van de persoon wordt vastgesteld welk deel van de activiteiten een persoon zelf of met hulp van zijn netwerk kan uitvoeren en welk deel wordt overgenomen door de zorgaanbieder. De werkzaamheden die de persoon zelf of met behulp van zijn netwerk kan verrichten worden niet overgenomen door de zorgaanbieder. De gemeente bekijkt, samen met de inwoner, welke ondersteuning noodzakelijk is in het huishouden. De gemeente informeert hierover de zorgaanbieder.

4.1.2 Voortzetten ondersteuning na overlijden van huisgenoot

Wanneer de persoon overlijdt kan de huisgenoot die achterblijft huishoudelijke ondersteuning blijven ontvangen gedurende maximaal vier weken. Zo heeft de achterblijvende huisgenoot vier weken de tijd om de ondersteuning op een andere manier te organiseren of de (veranderende) indicatie, na onderzoek van de gemeente, op zijn naam te kunnen laten zetten.

4.1.3 Sanering woning

Indien door ernstige vervuiling een sanering van de woning noodzakelijk is om een hygiënische en werkbare situatie te creëren, kan voorafgaande aan de inzet van de huishoudelijke ondersteuning de woning worden gesaneerd. In eerste instantie zullen de kosten in rekening worden gebracht bij de persoon.

4.1.4 Aanleren huishoudelijke activiteiten

Redenen als ‘niet gewend zijn om’ of geen ‘huishoudelijke werkzaamheden willen en/of kunnen verrichten’ leiden niet tot een indicatie voor het overnemen van huishoudelijke taken. Indien hiervoor motivatie aanwezig is, kan er een indicatie worden gesteld voor maximaal acht weken ondersteuning voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.

4.2 Ondersteuning Zelfstandig Leven

Doel van de maatwerkvoorziening Ondersteuning Zelfstandig Leven (hierna: OZL) is het bevorderen of het in stand houden van de zelfredzaamheid door ondersteuning te bieden bij praktische vaardigheden, sociale vaardigheden en het aanbrengen van een dagstructuur. Het resultaat van het inzetten van deze voorziening kan zijn dat, indien mogelijk, de persoon in staat is op de korte dan wel langere termijn om:

  • -

    zelfstandig thuis te blijven wonen;

  • -

    te voorzien in de eerste levensbehoeften;

  • -

    taken uit te voeren in en rondom het huis;

  • -

    isolement te voorkomen;

  • -

    besluiten te nemen;

  • -

    zichzelf te verzorgen;

  • -

    op een passende manier voor zichzelf op te komen;

  • -

    stabiel te functioneren en te participeren in de samenleving;

  • -

    zijn financiële situatie gezond te houden;

  • -

    zichzelf te verplaatsen met algemeen gebruikelijke vervoersmiddelen;

  • -

    gezond te leven en hiernaar te handelen (voeding en beweging);

  • -

    de eigen algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zo veel mogelijk zelf te verrichten;

  • -

    ook kan tot de resultaten behoren dat de omgeving van de persoon in staat is met (de gevolgen van) de beperkingen van de persoon om te kunnen gaan.

4.2.1 Indicatie in uren

OZL wordt in uren per week geïndiceerd. Een combinatie van OZL 1 en OZL 2 is mogelijk.

4.2.2 Niveau

4.2.2.1 Ondersteuning zelfstandig leven niveau 1

  • - De persoon kan communiceren en zelf om ondersteuning vragen. De ondersteuning is voornamelijk gericht op stimuleren, toezicht en helpen bij waardoor de persoon in staat is om zijn of haar (sociale) leven zelfstandig vorm te geven;

  • - Er is doorgaans geen primaire noodzaak tot het overnemen van taken, bijvoorbeeld bij de dagelijkse routine. In voorkomende gevallen kan de ondersteuning zich wel richten op het overnemen van de taken door een professional.

  • - Het gaat in deze vorm van ondersteuning om planbare zorg. De persoon is zich ervan bewust dat de begeleiding op vaste dagen en tijdstippen langs komt om de ondersteuning te verlenen. De persoon kan zijn hulpvraag uitstellen. Indien er sprake is van een ad hoc situatie dan weet de persoon hier zelf mee om te gaan of bespreekt dit bij de volgende afspraak met de begeleider.

4.2.2.2 Ondersteuning zelfstandig leven niveau 2

  • - De communicatie gaat niet altijd vanzelf doordat de persoon soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken.

  • - De persoon kan (nog) niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen.

  • - Voor de dagstructuur en het voeren van regie heeft de persoon ondersteuning van anderen nodig. Ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme) die voor de persoon niet vanzelfsprekend zijn.

  • - De ondersteuning kan zich ook richten op het, tijdelijk, overnemen tot en met aanleren van taken door een professional. Het kan dan vooral gaan om ondersteuning bij voor de persoon complexere activiteiten. Dit kan ook voor eenvoudige taken gelden.

  • - In de ondersteuning wordt er rekening mee gehouden dat er mogelijk meer interventies nodig zijn vanwege gedragsproblemen.

  • - Het gaat in deze vorm van ondersteuning om zowel planbare als niet planbare zorg. De persoon heeft naast een of meerdere tijdstippen begeleiding ook ondersteuning nodig wanneer zich een ad hoc situatie voordoet. De persoon heeft dan direct ondersteuning nodig (telefonisch/oproepbaar).

4.2.3 Versterking sociale netwerk

Tevens worden mogelijke combinaties van maatwerkvoorzieningen ‘Ondersteuning zelfstandig leven’ en voorliggende voorzieningen op het gebied van welzijnswerk onderzocht. De ontwikkeling van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’ betekent dat de professional meer het netwerk rondom de persoon ondersteunt. In het geval dat er geen sociaal netwerk aanwezig is of indien dit niet sterk genoeg is, kan de begeleiding ook ingezet worden om te zorgen dat het netwerk rondom de persoon wordt opgebouwd c.q. versterkt.

4.2.4 Relatie met de zorgverzekeringswet

Indien de persoon tevens een indicatie heeft voor behandeling, persoonlijke verzorging of verpleging op basis van de Zorgverzekeringswet, dient hiermee rekening te worden gehouden bij de indicatiestelling voor OZL. Er dient afstemming te worden gezocht met de betrokken behandelaar. De schakelwijkverpleging kan hierbij ondersteuning bieden.

4.3 Ondersteuning maatschappelijke deelname

De maatwerkvoorziening Ondersteuning Maatschappelijke Deelname (hierna: OMD) is gericht op een zinvolle besteding van de dag en kan onder andere gericht zijn op de volgende resultaten (niet limitatief):

  • -

    sociale activiteiten buitenshuis;

  • -

    deelname aan georganiseerde activiteiten;

  • -

    (betaald) werk met ondersteuning;

  • -

    aanleren werknemersvaardigheden;

  • -

    ontlasten mantelzorger;

  • -

    het aanbieden van routine en structuur voor de dag;

  • -

    voorkomen van verwaarlozing/opname;

  • -

    stimuleren van niet-uitstelbare ADL-handeling zoals toiletgang, toezien op medicatie inname of nuttigen van een maaltijd.

Het uitgangspunt is dat de ondersteuning zoveel mogelijk in de directe woonomgeving van de persoon wordt georganiseerd.

4.3.1 Indicatie in dagdelen

OMD wordt in dagdelen per week geïndiceerd. Er kunnen maximaal 9 dagdelen per week worden geïndiceerd. Een combinatie van OMD 1 en OMD 2 is niet mogelijk. Een persoon valt of onder OMD 1 of onder OMD 2.

4.3.2 Niveaus

4.3.2.1 Ondersteuning maatschappelijke deelname niveau 1

  • - De ondersteuning is erop gericht door stimulans en/of toezicht te zorgen dat de persoon in staat is zijn/haar leven zelfstandig vorm te geven. De ondersteuning biedt structuur en geeft een adequate invulling aan de dag.

  • - Er is doorgaans geen primaire noodzaak tot het overnemen van taken, bijvoorbeeld bij de dagelijkse routine. De persoon kan zelf om ondersteuning vragen, maar stimuleren en toezicht zijn wel nodig.

4.3.2.2 Ondersteuning maatschappelijke deelname niveau 2

  • - Ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problemen en het zelfstandig nemen van besluiten. De ondersteuning houdt er rekening mee dat de communicatie niet altijd vanzelf gaat doordat de persoon niet altijd begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf niet voldoende begrijpelijk kan maken.

  • - De ondersteuning kan zich ook richten op het, tijdelijk, overnemen tot en met het aanleren van taken door een professional. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om ondersteuning bij voor de persoon complexe activiteiten die van de persoon moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De persoon kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen.

  • - De ondersteuning houdt er rekening mee dat de persoon mogelijk meer interventies nodig heeft door bijvoorbeeld gedragsproblemen.

4.4 Kortdurend verblijf en respijtzorg

Het doel van deze maatwerkvoorziening is het bieden van ondersteuning aan mantelzorger(s) door tijdelijk verblijf (inclusief dagbesteding) buitenshuis van degene die van zorg afhankelijk is, mogelijk te maken. Het resultaat moet dan ook zijn dat de mantelzorger wordt ontlast waardoor de persoon langer thuis of zelfstandig kan blijven wonen.

Een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor kortdurend verblijf is dat de persoon geen beroep kan doen op een vorm van respijtzorg op grond van zijn of haar zorgverzekering.

4.4.1 Omvang

De omvang van kortdurend verblijf is maximaal drie etmalen per week. Dit maximum is gesteld, omdat er sprake is van logeren. Bij verblijf van meer dan drie etmalen in de week in een instelling is er sprake van opname waarvoor een intramurale indicatie op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) moet worden gesteld. Dit neemt niet weg dat in de praktijk kortdurend verblijf kan worden geïndiceerd voor een aaneengesloten periode van twee of drie weken, ter ontlasting van de mantelzorger of de thuissituatie.

Bij de zorgaanbieder waar de persoon kortdurend verblijft, wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Het kortdurend verblijf omvat in iedere geval bed, bad, maaltijden (3 per dag) en verblijf. Kortdurend verblijf is geen integrale voorziening. De maatwerkvoorzieningen OMD en OZL dienen apart te worden geïndiceerd. Als richtlijn voor de OMD wordt uitgegaan van twee dagdelen per etmaal. Indien verpleging of persoonlijke verzorging noodzakelijk is, dient hiervoor een indicatie op basis van de Zorgverzekeringswet te worden verkregen.

Hoofdstuk 5 Regels voor rolstoelvoorzieningen

5.1 Algemeen

De gemeente onderscheid de volgende rolstoelvoorzieningen:

  • -

    handmatig voortbewogen rolstoel;

  • -

    elektrisch voortbewogen rolstoel;

  • -

    aanpassingen aan de rolstoel.

5.1.1 Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor een rolstoelvoorziening gelden, naast de algemene criteria, de volgende voorwaarden:

  • -

    de persoon ervaart belemmeringen in het zich verplaatsen in en om woning, die niet afdoende opgelost kunnen worden op eigen kracht of met behulp van een algemene gebruikelijke of algemene voorziening;

  • -

    de voorziening is langdurig noodzakelijk. Dit betekent langer dan zes maanden. De tijdelijk uitleenmogelijkheden moeten zijn benut.

  • -

    bij incidenteel gebruik wordt onderzocht wat de daadwerkelijk behoefte is. Afhankelijk van de behoefte wordt een rolstoelvoorziening verstrekt.

5.1.2 Programma van eisen

Als er een noodzaak bestaat voor een rolstoelvoorziening, dan stelt de gemeente, zo nodig op basis van medisch of ander deskundig advies, een programma van eisen op.

5.1.3 Vorm

5.1.3.1 Zorg in natura

Indien de rolstoelvoorziening in natura wordt verstrekt, wordt de rolstoel in de vorm van huur, bruikleen of in eigendom verstrekt. Of de voorziening in de vorm van huur, bruikleen of in eigendom wordt verstrekt is afhankelijk van de voorziening. De gemeente bepaalt of een rolstoelvoorziening in de vorm van huur, bruikleen of in eigendom wordt verstrekt. De kosten voor onderhoud en verzekering zijn inbegrepen bij de verstrekking in natura.

Bij de verstrekking van een rolstoelvoorziening in natura kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

  • -

    de persoon dient de voorschriften zoals deze door de fabrikant of leverancier zijn bijgeleverd met betrekking tot het gebruik, de bediening en het onderhoud van het hulpmiddel stipt na te komen;

  • -

    de persoon dient een door gemeente aangewezen (rechts)persoon in de gelegenheid te stellen de voorziening tijdig te controleren, onderhouden, keuren en te repareren;

  • -

    de persoon dient de gemeente direct te informeren als het hulpmiddel niet meer wordt gebruikt;

  • -

    de persoon dient de gemeente dan wel de leverancier onmiddellijk te informeren over schade aan het hulpmiddel alsmede over aan anderen toegebrachte schade door gebruik van het hulpmiddel;

  • -

    de persoon dient goed voor het hulpmiddel te zorgen en er voor te zorgen dat de normale levensduur gewaarborgd wordt;

  • -

    de persoon mag het hulpmiddel niet aan derden in gebruik geven of verhuren;

  • -

    de persoon mag het hulpmiddel alleen gebruiken voor het doel waarvoor het verstrekt is;

  • -

    de persoon dient het hulpmiddel na beëindiging van het recht op verzoek van de gemeente in dezelfde staat terug te geven als waarin het hulpmiddel aan hem verstrekt is. Bij beoordeling van de staat van het hulpmiddel na inlevering blijven normale slijtage en veroudering buiten beschouwing;

  • -

    bij een wijziging in de situatie dient de persoon de gemeente te informeren.

5.1.3.2 Persoonsgebonden budget

Het pgb voor de aanschaf van een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de kostprijs die geldt bij de koop van een rolstoel die de persoon zou hebben ontvangen als de rolstoel in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met de termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten. Vanaf het tweede jaar ontvangt de persoon jaarlijks een vast bedrag voor onderhoud en reparatiekosten. De persoon heeft recht op dit bedrag gedurende de door de gemeente vastgestelde gebruiksduur.

Bij de verstrekking van een pgb voor rolstoelvoorzieningen kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

  • -

    het toegekende bedrag mag alleen worden aangewend voor de aanschaf van een adequate voorziening, op basis van een door of namens de gemeente vastgesteld pakket van eisen;

  • -

    de gebruiksduur van de aan te schaffen voorziening kan door de gemeente worden vastgesteld op een met een natura voorziening vergelijkbare gebruikstermijn;

  • -

    bij gebruikmaking van het pgb dient een onderhouds- en servicecontract afgesloten te worden met een leverancier voor minimaal de in de beschikking genoemde periode;

  • -

    bij gebruikmaking langer dan de termijn waarvoor het pgb is toegekend, dient het onderhouds- en servicecontract te worden verlengd met de feitelijke gebruiksperiode van de voorziening;

  • -

    de met het pgb aan te schaffen hulpmiddelen dienen het GO-en CE-kwaliteitskeurmerk te hebben;

  • -

    na aanschaf van de voorziening met het pgb dient een kopie van de aankoopnota en het betalingsbewijs te worden overlegd.

5.2 Sportvoorziening

Sporten kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Indien een persoon vanwege zijn beperkingen zonder een sporthulpmiddel niet kan sporten, dan kan een sportvoorziening worden verstrekt.

5.2.1 Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor een sportvoorziening gelden, naast de algemene criteria, de volgende voorwaarden:

  • -

    de persoon dient aan te tonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening, door bijvoorbeeld een bewijs van lidmaatschap van de sportvereniging of facturen waaruit dit blijkt;

  • -

    de persoon dient aan te tonen dat het zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten voor het sporthulpmiddel aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport.

De ervaring leert dat sportclubs, sponsors of fondsen vaak bereid zijn een deel van de kosten te vergoeden. Bij een eventuele verstrekking wordt hier rekening mee gehouden.

Hoofdstuk 6 Vervoer

6.1 Algemeen

Voordat een voorziening wordt versterkt voor vervoer, kijkt de gemeente naar de vervoersbehoefte van de persoon. Afhankelijk van de vervoersbehoeften van de persoon zal een passende maatwerkvoorziening worden vastgesteld.

De gemeente Borne onderscheid de volgende vervoersvoorzieningen:

  • -

    kortingspas collectieve vervoersvoorziening;

  • -

    scootmobiel;

  • -

    driewielfiets;

  • -

    andere vervoersvoorzieningen;

  • -

    autoaanpassingen;

  • -

    overige vervoersvoorzieningen.

6.1.1 Reikwijdte

Binnen de reikwijdte van de Wmo 2015 vallen alleen de lokale en regionale vervoersbehoeften van de persoon. Uit jurisprudentie blijkt dat een persoon, om te kunnen participeren, de mogelijkheden moet hebben om jaarlijks lokaal en regionaal (tot zo’n 15 tot 20 kilometer afstand vanaf de woning van de persoon) 1500 tot 2000 kilometer moet kunnen reizen. Alle bovenregionale vervoersbehoeften vallen buiten de reikwijdte van de Wmo 2015. Hiervoor wordt door het rijk bovenregionaal vervoer georganiseerd.

6.2 Kortingspas collectieve vervoersvoorziening

Om in aanmerking te komen voor een kortingspas collectieve vervoersvoorziening (hierna: CVV) gelden, naast de algemene criteria, de volgende voorwaarden:

  • -

    een persoon kan geen gebruik maken van regulier openbaar vervoer of de auto om te voorzien in de vervoersbehoefte;

  • -

    een persoon is wel in staat om gebruik te maken van het CVV. Het CVV is een voorziening die voor alle inwoners te gebruiken is. Het CVV is in principe een algemene voorziening. Dat wil zeggen dat eenieder ongeacht zijn beperkingen gebruik kan en mag maken van de collectieve vervoersvoorziening tegen het reguliere tarief;

  • -

    voor de persoon is het CVV geen passende algemene voorziening. Hiervan kan sprake zijn in de volgende situaties:

    • °

      gezien het inkomen en de vervoersbehoefte van de persoon is het CVV niet passend, of;

    • °

      gezien de beperkingen van de persoon dienen specificaties te worden doorgegeven aan de aanbieder. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het meenemen van een rolstoel, een scootmobiel, meenemen van een begeleider etc.

6.3 Scootmobiel, driewielfiets en andere vervoersvoorziening

Bij andere vervoersvoorziening kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een bijzondere fiets die is aangepast, zoals een duofiets of een aankoppelfiets en een fiets met trapondersteuning 1 . Dit zijn vervoersvoorzieningen die voorzien in de vervoersbehoefte in de directe omgeving van de eigen woning, voor activiteiten als boodschappen doen, bezoek aan personen uit het sociaal netwerk of een vorm van dagbesteding.

6.3.1 Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor een scootmobiel, een driewielfiets of een andere vervoersvoorziening gelden, naast de algemene criteria, de volgende voorwaarden:

  • -

    de persoon ervaart beperkingen in de korte en/of middellange afstanden, waardoor hij beperkingen ervaart in het participeren in de samenleving. Deze beperkingen kunnen niet op een andere manier worden opgeheven;

  • -

    de voorziening is langdurig noodzakelijk.

6.3.1.1 Stalling

Om in aanmerking te komen voor een scootmobiel of een driewielfiets (met trapondersteuning) dient er een adequate stallingsmogelijkheid te zijn. Voordat een scootmobiel of een driewielfiets wordt verstrekt dient duidelijk te zijn of de scootmobiel of de driewielfiets tegen weer en wind en diefstal beschut kan worden. Daarnaast dient er sprake te zijn van een stroomvoorziening voor het opladen van de accu. Indien er geen adequate stallingsmogelijkheid te realiseren is, kan de aanvraag voor een scootmobiel worden afgewezen.

6.3.2 Programma van eisen

Als er een noodzaak bestaat voor een van deze voorzieningen, dan stelt de gemeente, zo nodig op basis van medisch of ander deskundig advies, een programma van eisen op.

6.3.3 Vorm

6.3.3.1 Zorg in natura

Indien de voorziening in natura wordt verstrekt, wordt de voorziening in de vorm van huur, bruikleen of in eigendom verstrekt. Of de voorziening in de vorm van huur, bruikleen of in eigendom wordt verstrekt is afhankelijk van de voorziening. De gemeente bepaalt of de voorziening in de vorm van huur, bruikleen of in eigendom wordt verstrekt. De kosten voor onderhoud en verzekering zijn inbegrepen bij de verstrekking in natura.

Bij de verstrekking van een voorziening in natura kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

  • -

    de persoon dient de voorschriften zoals deze door de fabrikant of leverancier zijn bijgeleverd met betrekking tot het gebruik, de bediening en het onderhoud van het hulpmiddel stipt na te komen;

  • -

    de persoon dient een door gemeente aangewezen (rechts)persoon in de gelegenheid te stellen de voorziening tijdig te controleren, onderhouden, keuren en te repareren;

  • -

    de persoon dient de gemeente direct te informeren als het hulpmiddel niet meer wordt gebruikt;

  • -

    de persoon dient de gemeente dan wel de leverancier onmiddellijk te informeren over schade aan het hulpmiddel alsmede over aan anderen toegebrachte schade door gebruik van het hulpmiddel;

  • -

    de persoon dient goed voor het hulpmiddel te zorgen en er voor te zorgen dat de normale levensduur gewaarborgd wordt;

  • -

    de persoon mag het hulpmiddel niet aan derden in gebruik geven of verhuren;

  • -

    de persoon mag het hulpmiddel alleen gebruiken voor het doel waarvoor het verstrekt is;

  • -

    de persoon dient het hulpmiddel na beëindiging van het recht op verzoek van de gemeente in dezelfde staat terug te geven als waarin het hulpmiddel aan hem verstrekt is. Bij beoordeling van de staat van het hulpmiddel na inlevering blijven normale slijtage en veroudering buiten beschouwing;

  • -

    bij een wijziging in de situatie dient de persoon de gemeente te informeren.

6.3.3.2 Persoonsgebonden budget

Het pgb voor de aanschaf van een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de kostprijs die geldt bij de koop van een vervoersvoorziening die de persoon zou hebben ontvangen als de voorziening in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met de termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten. Vanaf het tweede jaar ontvangt de persoon jaarlijks een vast bedrag voor onderhoud en reparatiekosten. De persoon heeft recht op dit bedrag gedurende de door de gemeente vastgestelde gebruiksduur.

Bij de verstrekking van een pgb voor een vervoersvoorziening kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

  • -

    het toegekende bedrag mag alleen worden aangewend voor de aanschaf van een adequate voorziening, op basis van een door of namens de gemeente vastgesteld pakket van eisen;

  • -

    de gebruiksduur van de aan te schaffen voorziening kan door de gemeente worden vastgesteld op een met een natura voorziening vergelijkbare gebruikstermijn;

  • -

    bij gebruikmaking van het pgb dient een onderhouds- en servicecontract afgesloten te worden met een leverancier voor minimaal de in de beschikking genoemde periode;

  • -

    bij gebruikmaking langer dan de termijn waarvoor het pgb is toegekend, dient het onderhouds- en servicecontract te worden verlengd met de feitelijke gebruiksperiode van de voorziening;

  • -

    de met het pgb aan te schaffen hulpmiddelen dienen het GO-en CE-kwaliteitskeurmerk te hebben;

  • -

    na aanschaf van de voorziening met het pgb dient een kopie van de aankoopnota en het betalingsbewijs te worden overlegd.

6.4 Autoaanpassing

6.4.1 Voorwaarden

Om te bepalen of de persoon in aanmerking komt voor een autoaanpassing, wordt, naast de algemene criteria, rekening gehouden met de volgende aspecten:

  • -

    het gebruik van de eigen auto is nodig voor het zich verplaatsen binnen de leefomgeving en collectief lokaal vervoer is geen passende oplossing;

  • -

    de persoon of ouder/verzorger van een jeugdige waar de autoaanpassing voor bestemd is, is eigenaar en/of bestuurder van de auto;

  • -

    er is sprake van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden;

  • -

    een autoaanpassing is de goedkoopst adequate oplossing;

  • -

    de te maken kosten van de autoaanpassing zijn in relatie tot de geldigheidsduur van het rijbewijs, de verwachte levensduur en technische staat van de auto nog verantwoord.

  • -

    een aantal autoaanpassingen zijn algemeen gebruikelijk, zoals stuurbekrachtiging, rembekrachtiging, automatische versnelling, een auto met hoge instap, een (verstelbare) autostoel met een goed zitcomfort en/of zithouding. Van de persoon wordt verwacht dat hij bij de aanschaf van een auto rekening heeft gehouden met de op dat moment aanwezige beperkingen en daarbij voldoende aandacht heeft besteed aan de genoemde algemeen gebruikelijke mogelijkheden.

  • -

    de afstand van het vervoer. De gemeente heeft een compensatieplicht voor een afstand conform het lokaal collectief vervoer (20 km vanaf de woning). Indien de persoon als gevolg van zijn beperkingen pas klachten krijgt na het rijden van langere afstanden wordt hiervoor geen voorziening verstrekt.

6.5 Overige vervoersvoorzieningen

Onder overige vervoersvoorzieningen valt de vergoeding voor het gebruiken van de eigen auto, een taxi, een rolstoeltaxi of een bruikleen auto.

6.5.1 Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor een overige vervoersvoorziening gelden, naast de algemene criteria, de volgende voorwaarden:

  • -

    de persoon kan hier aanspraak op maken als, gezien zijn beperkingen, andere vervoervoorziening geen adequate oplossing bieden in zijn vervoersbehoefte.

6.6 Vervoer naar dagbesteding

De persoon is in principe zelf verantwoordelijk voor het vervoer van en naar de aanbieder van de dagbesteding (OMD). Wanneer het voor de persoon niet mogelijk is om op eigen kracht of met behulp van zijn sociale netwerk zelf zijn eigen vervoer te regelen en het is niet mogelijk om gebruik te maken van een algemene voorziening of een algemeen gebruikelijke voorziening, dan kan er vervoer naar dagbesteding worden ingezet. Bij de indicatiestelling voor vervoer wordt er onderscheid gemaakt tussen mensen die in een rolstoel moeten worden vervoerd en overige.

6.7 Vervoer naar kortdurend verblijf

De persoon is in principe zelf verantwoordelijk voor het vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Wanneer het voor de persoon niet mogelijk is om op eigen kracht of met behulp van zijn sociale netwerk zelf zijn eigen vervoer te regelen en het is niet mogelijk om gebruik te maken van een algemene voorziening of een algemeen gebruikelijke voorziening, dan kan er vervoer naar dagbesteding worden ingezet. Bij de indicatiestelling voor vervoer wordt er onderscheid gemaakt tussen mensen die in een rolstoel moeten worden vervoerd en overige.

Hoofdstuk 7 Regels voor woonvoorzieningen

7.1 Algemeen

Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving zijn er voorzieningen die dit mogelijk maken. De gemeente onderscheidt de volgende woonvoorzieningen:

  • -

    losse woonvoorzieningen;

  • -

    woningaanpassingen;

  • -

    verhuiskostenvergoeding;

  • -

    voorziening voor een sanering van de woning in verband met een longaandoening en/of een allergie.

7.1.1 Algemene voorwaarden

Bij woonvoorzieningen worden een aantal algemene voorwaarden gehanteerd. De voorwaarden zijn:

  • 1.

    De voorziening was voorzienbaar, maar waar van de persoon redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt;

  • 2.

    De voorziening is niet algemeen gebruikelijk voor de persoon;

  • 3.

    Er bestaat geen aanspraak op de voorziening op grond van enige andere wettelijke regeling;

  • 4.

    De ondervonden ergonomische beperkingen vloeien niet voort uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • 5.

    Met het treffen van de voorziening is niet gestart voordat op de aanvraag is beschikt;

  • 6.

    De persoon verblijft niet in of verhuist niet naar een Wlz-inrichting (tenzij het gaat om het bezoekbaar maken van een woning);

  • 7.

    Het betreft een zelfstandige woonruimte in de gemeente Borne.

7.1.2 Normaal gebruik van de woning

Een woonvoorziening is erop gericht de beperkingen die iemand in het normale gebruik van de woning ondervindt te compenseren. Het begrip ‘normale gebruik van de woning’ houdt in dat men de normale (elementaire) woonfuncties moet kunnen verrichten, zoals slapen, eten, lichaamsreiniging, het doen van essentiële huishoudelijke werkzaamheden, horizontale en verticale verplaatsingen binnen de woning, toegang tot de woning en de verzorging van kinderen. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden in principe geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden.

7.1.3 Sociale woningbou

Een voorziening wordt geweigerd als een voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van de sociale woningbouw. Zo zal een voorziening voor het gebruik van de kelder of de zolder geweigerd worden.

7.1.4 Afweging

Indien vaststaat dat een aanpassing van de woning noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden wat in de situatie van de persoon de meest goedkope en adequate voorziening is. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de bedoeling van de wetgever dat de persoon zo lang als mogelijk in de eigen leefomgeving moet kunnen blijven wonen. Bij voorkeur is dit de eigen woning.

Bij met name grote en kostbare woningaanpassingen dient de beoordeling te worden gemaakt wat de meest goedkope en adequate voorziening is. Vaak dient in deze situaties de afweging te worden gemaakt tussen de toekenning van een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing of een woonvoorziening in de vorm van een verhuiskostenvergoeding. De gemeente hanteert hierbij geen primaat van verhuizen meer. In iedere situatie afzonderlijk dient een beoordeling te worden gemaakt wat de meest goedkope en adequate oplossing is.

Om te bepalen of een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing danwel in de vorm van verhuis- en inrichtingskosten de meest goedkope en adequate oplossing is, wordt het volgende meegenomen in de belangenafweging:

  • 1.

    Of de ergonomische belemmeringen voldoende kunnen worden opgelost door aanpassingen in de eigen woning. Indien dit niet het geval is, dan is verhuizen naar een andere geschiktere woonruimte de enige adequate oplossing.

  • 2.

    Of een woningaanpassing (technisch) mogelijk is.

  • 3.

    Of er aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen beschikbaar zijn en wat de aanpassingskosten van de huidige versus de nieuwe woonruimte zijn. Dit is op zich geen grond om direct tot een verplichte verhuizing te komen, maar dient altijd in samenhang met de overige aspecten gewogen te worden.

  • 4.

    Met welke snelheid de belemmering in de woning kan worden opgelost. In een aantal gevallen kan verhuizing de belemmering veel sneller oplossen.

  • 5.

    Welke sociale omstandigheden een rol spelen, zoals de nabije aanwezigheid van mantelzorg en aanwezigheid en afstand tot de verschillende voorzieningen (openbaar vervoershalte, winkels, ziekenhuis etc.).

  • 6.

    Wat de woonlastenconsequenties zijn, waarbij een vergelijking wordt gemaakt tussen de woonlasten van het aanpassen van de huidige woonruimte versus het verhuizen naar een andere woonruimte. Hierbij wordt rekening gehouden met de (hoogte en de duur) van de te ontvangen huurtoeslag.

  • 7.

    Of de bewoner eigenaar of huurder is van de woning en welke consequenties dit heeft, zoals vermogenswinsten of-verliezen of nadelig financieel gevolg van verplichte verkoop van een woning. Verhuizen naar een andere woning zou dan kunnen leiden tot een onbillijke situatie.

  • 8.

    De mogelijkheid tot hergebruik van de woningaanpassing.

7.2 Losse woonvoorzieningen

Dit zijn woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard. Losse woonvoorzieningen zijn verplaatsbaar. Losse voorzieningen hebben als voordelen dat ze vaak snel kunnen worden ingezet, soms voordeliger zijn, vaak voor meerdere doeleinden kunnen worden ingezet (bijvoorbeeld: een douchestoel kan ook gebruikt worden om aan de wastafel te zitten of om op te zitten bij het aankleden) en meegenomen kunnen worden in geval van verhuizing.

7.3 Woningaanpassing

Onder woningaanpassing wordt verstaan een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woning. Een bouwkundige ingreep is een verbouwing aan de woning. Een woontechnische ingreep is het aanbrengen van speciale voorzieningen zonder aantasting van het gebouw.

7.3.1 Kosten die vergoed worden

Bij een woningaanpassing worden de volgende kosten vergoed:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor vergoeding in aanmerking.

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicioregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor vergoeding in aanmerking.

  • 3.

    Het architectenhonorarium, inclusief btw, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld kunnen deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is (bijv. bij nieuwbouw of uitbreiding), tot een maximum van 2% van de aanneemsom (inclusief btw).

  • 5.

    De leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de voorziening.

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 7.

    Renteverlies en/of rentekosten, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 8.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden.

  • 9.

    De door de gemeente (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • 10.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • 11.

    De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening.

7.3.2 Stopzetting bouwkundige en woontechnische woonvoorziening

Indien na toekenning van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, doch voor de gereedmelding van de bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, de relatie tussen de aanvrager en de woning niet meer aanwezig is (in verband met verhuizing, overlijden en dergelijke), kan het besluit worden herzien. De mate van herziening is afhankelijk van het stadium waarin de woningaanpassing verkeert en de al aangegane en niet meer te annuleren verplichtingen.

7.3.3 Vorm

7.3.3.1 Persoonsgebonden budget

Indien de woningaanpassing in de vorm van een pgb wordt toegekend dan gelden de volgende voorwaarden:

  • -

    er mag niet al voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden waarop het pgb betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente;

  • -

    Indien het bedrag meer dan € 1000,- bedraagt, dan dienen er twee offertes overlegd te worden;

  • -

    aan door de gemeente aangewezen personen wordt door de eigenaar of huurder toegang verleend tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht;

  • -

    er wordt inzicht geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • -

    aan door de gemeente aangewezen personen wordt gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing;

  • -

    terstond na de voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen 1 maand na het toekennen van het persoonsgebonden budget, verklaart de gerechtigde aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid conform het programma van eisen (PvE);

  • -

    deze gereed melding gaat vergezeld van een verklaring, met onderliggende bewijsstukken, dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is verleend en is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de voorziening.

7.3.4 Terugvordering

De eigenaar van de woning, die een pgb heeft ontvangen voor een woningaanpassing van minimaal €12.000 en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning in eigendom overdraagt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte de gemeente hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient te worden teruggestort (anti- speculatiebeding). De meerwaarde wordt bepaald op het moment van toekenning van de voorziening.

Deze meerwaarde kan door de bouwkundige worden vastgesteld en moet in de beschikking worden opgenomen. Ingeval van twijfel kan voor de bepaling van de meerwaarde ook een taxateur worden ingeschakeld. In geval de woningaanpassing wordt toegekend ten behoeve van een huurder wordt ook het anti-speculatiebeding aan de verhuurder opgelegd. Immers, indien er sprake is van een (particuliere) verhuurder kan ook hij, bij verkoop van de woning, profijt hebben van de meerwaarde.

Het terug te storten bedrag wordt berekend aan de hand van onderstaand schema:

  • -

    bij verkoop in het eerste jaar na gereedmelding 100 % van de meerwaarde;

  • -

    bij verkoop in het tweede jaar na gereedmelding 90 % van de meerwaarde;

  • -

    bij verkoop in het derde jaar na gereedmelding 80 % van de meerwaarde;

  • -

    bij verkoop in het vierde jaar na gereedmelding 70 % van de meerwaarde;

  • -

    bij verkoop in het vijfde jaar na gereedmelding 60 % van de meerwaarde;

  • -

    bij verkoop in het zesde jaar na gereedmelding 50 % van de meerwaarde;

  • -

    bij verkoop in het zevende jaar na gereedmelding 40 % van de meerwaarde;

  • -

    bij verkoop in het achtste jaar na gereedmelding 30 % van de meerwaarde;

  • -

    bij verkoop in het negende jaar na gereedmelding 20 % van de meerwaarde;

  • -

    bij verkoop in het tiende jaar na gereedmelding 10 % van de meerwaarde.

7.4 Verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding:

7.4.1 Algemeen gebruikelijk

Verhuis- en herinrichtingskosten zijn in principe algemeen gebruikelijk, tenzij het voor de persoon vanwege zijn beperkingen of vanwege een chronische psychische of psychosociaal probleem noodzakelijk was om te verhuizen. Er dient sprake te zijn van een acute noodzaak tot verhuizen naar een adequate woning of een woning die meer geschikt is om aan te passen. In de volgende situaties worden verhuis-en herinrichtingskosten in ieder geval als algemeen gebruikelijk beschouwd:

  • -

    verhuizing van het ouderlijk huis naar een zelfstandige woonruimte;

  • -

    verhuizing als gevolg van trouwen of samenwonen;

  • -

    verhuizing als gevolg van verandering van baan;

  • -

    verhuizing als gevolg van het krijgen van kinderen;

  • -

    verhuizing van senioren naar een kleinere woning.

7.4.2 Voorwaarden

Voor de toekenning van de verhuiskostenvergoeding gelden de volgende voorwaarden:

  • -

    de verhuizing mag pas plaatsvinden nadat hiertoe door de gemeente toestemming is verleend;

  • -

    de aanvrager verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

  • -

    de woning voldoet aan de door de consulent opgestelde programma van eisen;

  • -

    de aanvrager gaat niet voor het eerst zelfstandig wonen;

  • -

    de aanvrager verhuist niet naar een Wlz-inrichting;

  • -

    in de te verlaten woonruimte worden ergonomische beperkingen ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft;

  • -

    de uitbetaling vindt pas plaats als de aanvrager een schriftelijk bewijs kan overleggen dat hij het nieuwe huurcontract heeft getekend en/of is ingeschreven in het bevolkingsregister op zijn nieuwe adres.

7.5 Bezoekbaar maken van de woning

Wanneer de betreffende persoon in een Wlz-instelling woont kan eenmalig één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de persoon toegang heeft tot de woning, en één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet kan bereiken en gebruiken. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.

7.6 Woningsanering

De persoon kan in aanmerking komen voor een woningsanering die als gevolg van allergie of longaandoening medisch noodzakelijk is. Sanering is slechts mogelijk als een duidelijke diagnose is gesteld door de huisarts of de longarts. De noodzaak voor het verstrekken van een vergoeding, wordt mede in relatie tot het levenspatroon en leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en -gedrag bepaald. De gemeente kan hierover advies vragen, eventueel met inschakeling van een gespecialiseerde longverpleegkundige of praktijkondersteuner van de huisarts. Verwacht wordt dat de persoon zich in het vervolg bij de aanschaf van nieuwe materialen aan het programma van eisen voor de woninginrichting houdt. Ook mag verwacht worden dat de persoon zelf maatregelen treft ter voorkoming van allergie en longklachten.

7.6.1 Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor woningsanering (vervanging van vloerbedekking in de elementaire woonruimtes (woon- en eigen slaapkamer)) dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

  • -

    Er is sprake van een door een arts vastgestelde diagnose van allergie of longaandoening;

  • -

    De bewoner had bij de aanschaf van de oude materialen niet kunnen weten dat hij longklachten zou krijgen of dat deze erger zouden worden;

  • -

    De vervanging van het artikel medisch gezien op zeer korte termijn noodzakelijk is.

  • -

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt indien:

  • -

    Het treffen van een voorziening niet tot verbetering van de situatie van de persoon leidt;

  • -

    De persoon bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert;

  • -

    De te vervangen artikelen ouder zijn dan 8 jaar. Er is dan sprake van een normale vervanging.

7.6.2 Vorm

Een woningsanering wordt in beginsel in de vorm van een pgb toegekend. De hoogte van het pgb is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van de te saneren artikelen:

  • -

    100% als het artikel nieuwer is dan twee jaar;

  • -

    75% als het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

  • -

    50% als het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

  • -

    25% als het artikel tussen de zes en acht jaar oud is;

  • -

    0% als het artikel acht jaar of ouder is.

Hoofdstuk 8 Regels voor beschermd wonen en opvang

De gemeente is verantwoordelijk voor Beschermd wonen en (maatschappelijke) opvang. Deze vormen van verblijfszorg worden uitgevoerd door de centrumgemeenten. Voor Borne is de gemeente Enschede de centrumgemeente.

8.1 Toegang

Indien blijkt dat een persoon opvang of beschermd wonen nodig heeft, wordt deze situatie gemeld bij de centrale toegang tot opvang en beschermd wonen Twente (CIMOT). Vanuit het CIMOT wordt, samen met de gemeente Borne en de persoon (waar mogelijk met de mantelzorger dan wel een wettelijk vertegenwoordiger) door middel van een zorgvuldig onderzoek, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 6 weken, de noodzaak beoordeeld. Indien een voorziening in de vorm van opvang of beschermd wonen noodzakelijk is, wordt bij voorkeur en indien mogelijk een plaats in de gemeente Borne gerealiseerd. De plaatsing en toezicht op kwaliteit worden verzorgd vanuit de centrumgemeente Enschede. De centrum gemeente heeft hiervoor de middelen vanuit het rijk ontvangen.

8.2 Spoedeisende gevallen

Met de gemeente Enschede is afgesproken dat in spoedeisende gevallen de gemeente Borne de aanvrager een tijdelijke voorziening verstrekt, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek.

Hoofdstuk 9 Regels voor de eigen bijdrage

9.1 Algemeen

Uitgangspunt van de Wmo 2015 is dat maatschappelijke ondersteuning voor een ieder die daarvoor in aanmerking komt, beschikbaar moet zijn ongeacht de hoogte van het inkomen en het vermogen. De gemeente kan wel een eigen bijdrage opleggen.

Binnen de gemeente Borne wordt alleen een eigen bijdrage gevraagd voor de maatwerkvoorzieningen. Voor de algemene voorzieningen wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage wordt het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 gevolgd.

9.2 Maatwerkvoorzieningen waarvoor eigen bijdrage geldt

Voor de onderstaande maatwerkvoorzieningen wordt een eigen bijdrage gevraagd, zolang de persoon hiervan gebruik maakt:

  • 1.

    Ondersteuning zelfstandig leven;

  • 2.

    Ondersteuning maatschappelijke deelname;

  • 3.

    Vervoer behorende bij de maatwerkvoorziening Ondersteuning maatschappelijke deelname;

  • 4.

    Kortdurende Verblijf;

  • 5.

    Huishoudelijke Ondersteuning (de basismodule en voor alle aanvullende modules).

Hoofdstuk 10 Procedurele bepalingen

10.1 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Borne’.

Deze beleidsregels treden, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Borne 2015, in werking op 1 februari 2018.

Ondertekening

Bijlage 1 Huishoudelijke ondersteuning

Basismodule

De basismodule huishoudelijke ondersteuning bestaat uit basis schoonmaakactiviteiten en incidentele schoonmaakactiviteiten per bewoonde woonruimte gericht op het resultaat “leefbaar huishouden”. De module heeft betrekking op de woonruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning én die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. Per woonruimte wordt aangegeven welke activiteiten er met welke frequentie per ruimte moeten worden verricht en wat de benodigde tijd is om het resultaat leefbaar huishouden te realiseren. In de normering en tabellen is onderscheid gemaakt tussen reguliere en incidentele activiteiten (tabel 1 en 2). Beide vallen onder de basismodule. De basismodule bedraagt maximaal 105 uur op jaarbasis.

Als eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp en mantelzorg of vrijwilligershulp geen of onvoldoende oplossing bieden, kan de gemeente ondersteuning bieden. Het resultaat van de ondersteuning is een leefbaar huis. Dit betekent niet dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuild is en periodiek wordt schoongemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van leefbaarheid te realiseren.

Tabel 1: Basismodule huishoudelijke ondersteuning reguliere basisactiviteiten op grond van het HHM- onderzoek

Woonruimte

Basisactiviteit

Frequentie/norm

Tijdbesteding in minuten

Woonkamer

Stof afnemen hoog

1x per 2 weken

3,70

Stof afnemen midden

1x per week

8,20

Stof afnemen laag

1x per week

4,30

Opruimen

1x per week

4,10

Stofzuigen

1x per week

8,50

Dweilen

1x per 2 weken

6,30

Slaapkamer

Stof afnemen hoog

1x per 6 weken

2,20

Stof afnemen midden

1x per week

3,90

Stof afnemen laag

1x per week

2,40

Opruimen

1x per week

2,10

Stofzuigen

1x per week

4,60

Dweilen

1x per 4 weken

3,60

Bed verschonen

1x per 2 weken

8,30

Keuken

Stofzuigen

1x per week

3,10

Dweilen

1x per week

3,10

Keukenblok (buitenzijde) inclusief tegelwand, kookplaat, spoelbak, koelkast, eventueel tafel

1x per week

9,70

Keukenapparatuur (buitenzijde)

1x per week

3,00

Afval opruimen

1x per week

4,70

Sanitair

Badkamer schoonmaken

1x per week

11,70

Toilet schoonmaken

1x per week

6,20

Hal

Stof afnemen hoog

1x per week

2,00

Stof afnemen midden

1x per week

2,30

Stof afnemen laag

1x per week

1,30

Stofzuigen

1x per week

3,00

Trap stofzuigen

1x per week

3,20

Dweilen

1x per 2 weken

2,40

Afstemming/

sociaal contact

Aankomst, vertrek, evt. afstemming derden, contact cliënt

1x per bezoek

21,90

Tabel 2: Basismodule huishoudelijke ondersteuning incidentiele activiteiten op grond van het HHM- onderzoek

Woonruimte

Incidentele activiteit

Frequentie/norm

Tijdbesteding in minuten

Woonkamer

Gordijnen wassen

1x per jaar

20,00

Reinigen lamellen/luxaflex

2x per jaar

1,10

Ramen binnenzijde

4x per jaar

12,00

Deuren/deurposten nat afdoen

1x per 8 weken

1,40

Meubels afnemen (droog/nat)

1x per 8 weken

5,80

Radiatoren afnemen

2x per jaar

2,40

Slaapkamer

Gordijnen wassen

1x per jaar

16,80

Reinigen lamellen/luxaflex

2x per jaar

44,60

Ramen binnenzijde

4x per jaar

8,90

Deuren/deurposten nat afdoen

2x per jaar

1,60

Radiatoren afnemen

2x per jaar

0,60

Keuken

Gordijnen wassen

1x per jaar

10,00

Reinigen lamellen/luxaflex

3x per jaar

15,00

Ramen binnenzijde

4x per jaar

5,40

Deuren/deurposten nat afdoen

1x per 8 weken

1,90

Radiatoren afnemen

3x per jaar

1,10

Keukenkastjes (binnenzijde)

2x per jaar

5,70

Koelkast (binnenzijde)

3x per jaar

5,40

Oven/magnetron (binnenzijde)

4x per jaar

3,40

Vriezer los reinigen binnenzijde (ontdooid)

1x per jaar

5,70

Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - vaatwasser bestendig

2x per jaar

2,00

Afzuigkap reinigen (binnenzijde) - niet vaatwasser bestendig

2x per jaar

0,60

Bovenkant keukenkastjes

1x per 6 weken

3,30

Tegelwand (los van keukenblok)

2x per jaar

2,20

Sanitair

Radiatoren afnemen

2x per jaar

1,30

Tegelwand badkamer afnemen

4x per jaar

4,10

Gordijnen wassen

1x per jaar

5,00

Ramen binnenzijde

4x per jaar

0,80

Reinigen lamellen/luxaflex

3x per jaar

15,00

Hal

Radiator afnemen

2x per jaar

0,60

Deuren/deurposten nat afdoen

2x per jaar

3,00

Module Extra hygiëne

Deze module kan worden ingezet als een persoon vanwege objectiveerbare (medische/fysieke) belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met de basismodule. Aanleiding voor de inzet van deze aanvullende module kan zijn:

  • 1.

    medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is;

  • 2.

    edische/fysieke beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis.

De extra noodzakelijke huishoudelijke ondersteuning dient een medische/fysieke oorzaak te hebben, die aantoonbaar is. Voorbeelden hiervan zijn (niet limitatief) ernstige klachten ten gevolge van COPD, medisch geobjectiveerde allergie voor huisstofmijt of een hogere vervuilingsgraad door gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen.

De module Extra hygiëne is qua activiteiten gelijk aan de basismodule. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met de basismodule. De module Extra hygiëne kan worden ingezet wanneer uit onderzoek door de consulent van de gemeente vanwege een objectiveerbare beperking van de persoon blijkt dat de ondersteuning bij het huishouden die de persoon nodig heeft de basismodule overstijgt en wanneer er sprake is van een van bovenstaande redenen waardoor extra hygiëne in het huishouden noodzakelijk is. Bij de module Extra hygiëne is geen vaste frequentie te noemen bij huishoudelijke activiteiten. Dit omdat dit per persoon verschillend kan zijn. De consulent beschrijft in het verslag welke specifieke activiteiten, in welke ruimte met welke frequentie, moeten worden verricht bij de persoon.

Bij de module Extra hygiëne wordt onderscheid gemaakt tussen licht en zwaar huishoudelijk werk aan de hand van de desbetreffende activiteiten. Het is mogelijk dat de persoon extra ondersteuning nodig heeft bij zowel het licht als zwaar huishoudelijk werk, maar het is ook mogelijk dat dit bij een van beide noodzakelijk is. De maximale omvang van de module Extra hygiëne is 90 minuten per week, of maximaal 78 uren per jaar. In tabel 3 zijn de activiteiten voor de module Extra hygiëne opgenomen.

Tabel 3: Overzicht activiteiten module Extra hygiëne op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per week

Licht huishoudelijk werk

30 minuten

Zwaar huishoudelijk werk

60 minuten

Module Wasverzorging

Ondersteuning ten behoeve van deze module wordt geboden als een persoon een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van de kleding en het linnen- en/of beddengoed. Het doel van dit resultaat is de beschikking hebben over schone en draagbare kleding en linnen- en/of beddengoed.

Van de persoon wordt verwacht al het mogelijke te doen om het ontstaan van extra en/of zware was te beperken. Door bijvoorbeeld incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten te gebruiken.

De vaststelling van de inhoud van de module vindt plaats door een individuele weging met afstemming op de individuele situatie. De module is aanvullend op de basismodule. In tabel 4 zijn de activiteiten voor de module Wasverzorging opgenomen. De indicaties worden afgerond ten gunste van de persoon afgerond op 5 minuten. Bijvoorbeeld een indicatie van 11 minuten wordt afgerond naar 15 minuten.

Tabel 4: Overzicht activiteiten module Wasverzorging op grond van de normen uit het HHM onderzoek

Activiteiten

Frequentie

Aantal personen

Maximale tijds besteding in minuten per week

Wasgoed sorteren en wassen in wasmachine

1 x per week

Eenpersoons

07:24

Meerpersoons

09.15

Wasgoed ophangen en afhalen

1 x per week

Eenpersoons

13:24

Meerpersoons

16:45

Wasgoed drogen in de droger

1 x per week

Eenpersoons

09:48

Meerpersoons

12:15

Wasgoed vouwen en opbergen

1 x per week

Eenpersoons

15:00

Meerpersoons

18:45

Wasgoed strijken (bovenkleding)

1 x per week

Eenpersoons

19:48

Meerpersoons

19:48

Naast deze activiteiten zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp bij de wasverzorging noodzakelijk kan zijn. Hierbij kan gedacht worden aan:

  • 1.

    Thuiswonende kind(eren) jonger dan 16 jaar;

  • 2.

    Bedlegerige personen;

  • 3.

    Extra bewassing in verband met overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies, etc.

Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Wasverzorging extra ondersteuning van 30 minuten per factor per week worden ingezet.

Module Regie

Deze module wordt ingezet wanneer de persoon niet in staat is tot regie en planning van de werkzaamheden met betrekking tot het organiseren van huishoudelijke taken. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp, aansturende en regietaken. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij persoon. Ook kan ondersteuning (al dan niet aan de gezonde partner) bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden.

Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is, naast een leefbaar huishouden, ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van persoon verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt bijvoorbeeld bij een terminale situatie of als disfunctioneren dreigt ten gevolge van dementie. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt. De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de persoon te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de persoon. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat persoon zelfstandig woont, is daarom onderdeel van deze module.

De resultaten uit deze module krijgen vorm door een gespecialiseerde hulp in te zetten. De vaststelling van deze module vindt plaats in een individuele weging en wordt afgestemd op de individuele situatie. In tabel 5 zijn de activiteiten voor de module Regie opgenomen.

Tabel 5: Overzicht activiteiten module Regie op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per week

Organisatie van huishoudelijke taken

30 minuten

Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

30 minuten

Naast deze activiteiten zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp noodzakelijk kan zijn bij het voeren van de regie/organiseren van het huishouden. Hierbij kan gedacht worden aan (meerdere opties mogelijk):

  • 1.

    Thuiswonende kinderen jonger dan 16 jaar

  • 2.

    Psychogeriatrische problematiek en/of gedragsproblematiek

  • 3.

    Communicatieproblemen als gevolg van beperkingen, niet door het niet machtig zijn van de Nederlandse taal.

Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Regie extra ondersteuning van 30 minuten per factor per week worden ingezet. Daarnaast is het mogelijk dat de persoon extra ondersteuning nodig heeft bij advies, instructie en voorlichting gericht op een of meerdere activiteiten in het huishouden voor de maximale duur van zes weken. Hiervoor gelden de volgende activiteiten (tabel 6).

Tabel 6: Overzicht activiteiten sub-module instructie op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per week

Instructie omgaan met (technische) hulpmiddelen

30 minuten

Instructie huishoudelijke taken; boodschappen doen, maaltijd bereiden, het licht en zwaar huishoudelijke werk, de was-verzorging en de dagelijkse organisatie van het huishouden

30 minuten (maximaal 90 minuten per week en dit komt bovenop de normtijd die geldt voor overnemen van de activiteit)

Module Maaltijden

Deze module bestaat uit activiteiten die moeten worden verricht om het resultaat “beschikken over benodigde dagelijkse maaltijden” te bereiken. De persoon is niet in staat op eigen kracht of met behulp van zijn netwerk dit resultaat te behalen.

Sinds 1 januari 2015 valt ondersteuning bij de maaltijden gedeeltelijk onder de Wmo 2015. Het (voor)bereiden van maaltijden en het eventueel begeleiden (stimuleren of herinneren) bij de maaltijden vallen onder de Wmo 2015. Als de persoon niet zelfstandig eten en drinken kan nuttigen, dat wil zeggen in zijn mond kan stoppen, of wanneer er een medische noodzaak is voor de maaltijdondersteuning (denk hierbij bijvoorbeeld aan de noodzaak van bijvoeding in verband met ernstige ondervoeding) valt de hulp of het toezicht die de persoon hierbij nodig heeft onder de Zorgverzekeringswet (Zvw).

De vaststelling van de inhoud van de module vindt plaats door een individuele weging met afstemming op de individuele situatie. De module is aanvullend op het basispakket. In tabel 7 zijn de activiteiten voor de module Maaltijden opgenomen.

Tabel 7: Overzicht activiteiten maatwerkmodule Maaltijden op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Frequentie

Tijdbesteding in minuten per maaltijd

Broodmaaltijd bereiden (smeren)

Maximaal twee

 

Broodmaaltijd klaar zetten, tafel dekken

keer per dag

15 minuten

Koffie/thee zetten

 
 

Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine

 
 

Warme maaltijd bereiden, koken of opwarmen

Maximaal één keer per dag

15 minuten (opwarmen)

30 minuten (koken)

Warme maaltijd klaar zetten, tafel dekken

 
 

Koffie/thee zetten

 
 

Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine

 
 

Naast de genoemde activiteiten in tabel 7 zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp bij de maaltijden noodzakelijk kan zijn. Hierbij kan gedacht worden aan ondersteuning bij de maaltijd bij kinderen jonger dan 12 jaar. Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Maaltijden extra ondersteuning van 20 minuten per maaltijd worden ingezet.

Daarnaast is het mogelijk dat personen ondersteuning behoeven bij de boodschappen. Hiervoor geldt dat bijvoorbeeld een boodschappenservice geboden via een supermarkt voorliggend is. Eigen keuzes, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt wordt aangeboden, waardoor extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra tijd voor boodschappen doen. Voor de boodschappen gelden de volgende activiteiten (tabel 8).

Tabel 8: Overzicht activiteiten sub-module Boodschappen op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per week

Boodschappen samenstellen

60 minuten

Boodschappen inkopen

Boodschappen opslaan

Naast deze activiteiten zijn er ook factoren waardoor meer hulp noodzakelijk kan zijn bij de boodschappen. Hierbij kan gedacht worden aan (meerdere opties mogelijk):

  • 1.

    Leefeenheid van meer dan vier personen

  • 2.

    Thuiswonende kinderen jonger dan 12 jaar

Als sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Maaltijden extra ondersteuning van 60 minuten per week worden ingezet.

  • 3.

    Afstand tot dichtstbijzijnde winkel is meer dan 2 kilometer

Als sprake is van bovenstaande factor dan kan aanvullend op de module Maaltijden extra ondersteuning van 30 minuten per week worden ingezet.

Module Zorg voor minderjarige kinderen

Het zorgen voor kinderen is een taak van ouders en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van één van de ouders, de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft de gemeente niet te compenseren. De gemeente ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor minderjarige, gezonde kinderen. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een structurele oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van drie maanden om ouders/verzorgers de mogelijkheid te bieden een oplossing te creëren. Van hen mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook betrokken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via de zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo 2015. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.

Tijdens het keukentafelgesprek worden alle mogelijkheden met de persoon besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de persoon op eigen kracht, of met behulp van mensen om zich heen zorgen voor de kinderen? Als dit niet het geval is, kan de gemeente de module Zorg voor minderjarige kinderen inzetten. In tabel 9 zijn de activiteiten de module Zorg voor minderjarige kinderen opgenomen.

Tabel 9: Overzicht activiteiten module Zorg voor kinderen op grond van de normen uit het CIZ protocol

Activiteiten

Tijdbesteding in minuten per activiteit per kind per dag

Naar bed brengen / uit bed halen

10 minuten

Wassen en kleden

30 minuten

Eten en/of drinken geven

20 minuten (broodmaaltijd) of 25 minuten (warme maaltijd)

Babyvoeding (flesje/ borstvoeding)

20 minuten

Luier verschonen

10 minuten

Naar school/crèche brengen/halen

15 minuten (per gezin)