Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne houdende regels omtrent het Treasurystatuut 2021 Gemeente Borne

Geldend van 31-12-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne houdende regels omtrent het Treasurystatuut 2021 Gemeente Borne

Inleiding

In de Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) zijn kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De Wet Fido definieert de treasuryfunctie daarbij als:

Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de heraan verbonden risico’s.

De gemeente kent twee instrumenten op het gebied van treasury: allereerst het voor u liggende treasurystatuut. In dit treasurystatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks een treasuryparagraaf (de paragraaf financiering) op in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. In

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders zoals de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) en de bijbehorende ministeriële regelingen, de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) en de gemeentewet.

In het treasurystatuut wordt in hoofdstuk 1 het begrippenkader geformuleerd. Dit wordt nader uitgewerkt in de daarop volgende hoofdstukken. Hoofdstuk 2 gaat in op het treasurybeleid van de gemeente Borne en de bijbehorende doelstellingen. In hoofdstuk 3 wordt het risicobeheer vormgegeven. Daarnaast komt in hoofdstuk 4 de (langlopende) financiering aan bod en hoofdstuk 5 gaat in op het kasbeheer en de kortlopende financiering. In hoofdstuk 6 de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de helderheid over de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Ook worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. Tot slot worden in de Memorie van Toelichting waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

1. Begrippenkader

Artikel 1. Begrippenkader

Begrip

Uitleg

Certificate of Deposit

Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstelling;

Commercial Paper

Verhandelbare schuldbekentenis met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstelling;

Daggeld

Opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden;

Deposito

Niet-verhandelbare belegging bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet;

Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

Liquiditeitenbeheer

Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

Medium term notes (MTN)

Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimum looptijd van twee jaar en een minimum omvang van nominaal van € 500.000. Maakt onderdeel uit van een medium term note programma en wordt veelal uitgegeven door de bank;

Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal bij aanvang van het dienstjaar van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding. Met andere woorden, de looptijd tussen twee renteconversie momenten;

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

Solvabiliteitsratio van 0%

Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

2. Beleid

Conform artikel 212 van de Gemeentewet heeft de gemeenteraad de Financiële verordening vastgesteld.

In deze verordening is in artikel 12 het volgende geregeld:

  • 1.

    De treasuryfunctie dient tot het verzekeren van duurzame toegang tot de financiële markten, het beperken van de financiële risico’s, het minimaliseren van de kosten die gepaard gaan met treasury en het aantrekken van voldoende middelen voor het uitvoeren van de begroting.

  • 2.

    Het college zorgt voor een actueel treasurystatuut en stelt het statuut vast en stuurt deze ter kennisgeving aan de raad. Het treasurystatuut bevat in ieder geval:

    • a.

      de uitgangspunten voor het beheren van risico’s die gepaard gaan met treasury;

    • b.

      de uitgangspunten voor het aantrekken en uitzetten van zowel kort als lang geld;

    • c.

      de uitgangspunten voor het verstrekken van garantstellingen;

    • d.

      de regels voor taken en bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • e.

      de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido en bijbehorende regelingen, de limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut en de Wet Hof.

3. Risicobeheer

Artikel 3. Risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Bij de uitvoering van alle treasuryactiviteiten dienen de regels en bepalingen van dit treasurystatuut, de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) en de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof) in acht te worden genomen.

  • 2.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door het college goedgekeurde derde partijen;

  • 3.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico (zie artikel 4 t/m 8). Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 4.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1. De kasgeldlimiet wordt in principe niet overschreden op grond van de Wet Fido. Gebeurt dit toch gedurende drie achtereenvolgende kwartalen dan wordt de toezichthouder op de hoogte gesteld;

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden op grond van de Wet Fido;

  • 3. Nieuwe leningen of uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5. De gemeente streeft naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen of uitzettingen, dit binnen de bepalingen van de renterisiconorm.

Artikel 5. Koersrisicobeheer

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten.

  • 2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6. Kredietrisicobeheer

  • 1. Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij de Nederlandse staat (schatkistbankieren) of bij medeoverheden, dan wel bij financiële instellingen met ten minste een AA-rating afgegeven door tenminste twee erkende rating-bureau’s;

  • 2. Voor het uitzetten van middelen dienen minimaal twee offertes te worden aangevraagd;

  • 3. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning.

Artikel 8. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente Borne uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid (de euro).

4. Gemeentefinanciering

Artikel 9. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Het aantrekken van vreemd vermogen is slechts toegestaan indien:

    • -

      het beschikbare vermogen of liquiditeit niet toereikend is;

    • -

      bij een normale (verwachte) rentestructuur de kasgeldlimiet volledig benut is;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, vaste geldleningen en medium term notes (MTN); de gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken; deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

  • 4.

    De gemeente Borne hanteert totaalfinanciering. Financieringsbeslissingen hebben daarom betrekking op de totale financiële positie op een bepaald moment. Beoogd wordt hiermee om tot een minimalisering van de financieringskosten te komen, o.a. door beperking van afsluitkosten en door schaalvoordelen.

Artikel 10. Langlopende uitzettingen

  • 1. Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4,5 en 6 genoemde voorwaarden;

Artikel 11. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 5 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank, Autoriteit Financiële Markten en de Verzekeringskamer;

5. Kasbeheer

Artikel 12. Geldstromen- en liquiditeitenbeheer

  • 1. Uitgangspunt is het optimaal sturen op dagelijkse kasoverschotten en –tekorten, zodat de rentekosten worden geminimaliseerd en de rentebaten gemaximaliseerd binnen de geldende wet- en regelgeving;

  • 2. Het liquiditeitsgebruik wordt beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 3. Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

  • 4. De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatie circuit (dienstverlening met één bank);

  • 5. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken; hierbij worden de bepalingen van de Wet FIDO in acht genomen;

  • 6. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 7. Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 8. Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 9. De gemeente vraagt offertes aan bij minimaal 2 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar; deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

6. Administratie organisatie en interne controle

Artikel 13 Uitgangspunten Administratieve organisatie en interne controle

  • 1. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het twee handtekeningen principe);

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

Artikel 14 Verantwoordelijkheden

 

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

  • Het vaststellen van de globale richtlijnen van de financieringsfunctie onderdeel uitmakende van de Financiële verordening (verordening art. 212 Gemeentewet;

  • Het vaststellen en houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan aan de hand van de financieringsparagraaf in de programmabegroting en de programmarekening.

Het college van B&W

  • Het college stelt regels op ter uitvoering van het bepaalde in de verordening art. 212 gemeentewet en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordelijkheden en de bijbehorende informatievoorziening vast in dit treasurystatuut;

  • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid door het opnemen van een financieringsparagraaf in zowel de programmabegroting als de programmarekening.

De portefeuillehouder Financiën

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

Controller

  • Bewaken van de kwaliteit van de treasury processen;

  • Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren.

Gemeentesecretaris/algemeen directeur

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (ambtelijke verantwoordelijkheid);

  • Het zorgdragen voor de juiste uitvoering en verantwoording van de aan haar/ hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform de mandaatregeling, het treasurystatuut en de paragraaf financiering.

Teamleider bedrijfsvoering

  • Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het zorgdragen voor de juiste uitvoering en verantwoording van de aan haar/ hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform de mandaatregeling, het treasurystatuut en de paragraaf financiering;

  • Het rapporteren en verantwoording afleggen aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer tenminste twee keer per jaar via de paragraaf financiering.

De teamleiders

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun teams aanleveren met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

De budgethouders

  • Het zorgdragen voor het aanleveren van een tijdige en goede kwaliteit van de informatie wat betreft toekomstige uitgaven en ontvangen.

Medewerker financiën belast treasuryfunctie

(comptabele)

  • Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

  • Zorg dragen voor verantwoording van de treasuryfunctie in de programmabegroting en de jaarrekening.

  • Het doen van een voorstel aan de gemeentesecretaris en teamleider bedrijfsvoering tot het afsluiten en het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit de deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer;

  • Het uitvoeren van de treasurytaken binnen de kaders van het treasurystatuut;

  • Het afleggen van verantwoording over de uitgevoerde treasurytaken;

  • Adviseren over de financiële gevolgen van activiteiten en projecten.

Medewerker financiën belast met kassiersfunctie

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

  • Het feitelijk uitvoeren van de treasurytransacties;

  • Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie;

De externe accountant

  • Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Artikel 15 Bevoegdheden

Saldo- liquiditeiten- en geldstromenbeheer

Bevoegd (1e handtekening)

Autorisatie (2e handtekening

Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

Kassier

Comptabele

Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Kassier

Comptabele

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Kassier

Comptabele

Bankrelatie beheer

Bevoegd (1e handtekening)

Autorisatie (2e handtekening

Bankrekeningen openen/ sluiten/ wijzigen

Kassier

Comptabele

Bankcondities en tarieven afspreken

Kassier

Comptabele

Risicobeheer

Bevoegd (1e handtekening)

Autorisatie (2e handtekening

Het afsluiten van derivatentransacties

Comptabele

Teamleider bedrijfsvoering samen met de gemeentesecretaris

Financiering en uitzetting

Bevoegd (1e handtekening)

Autorisatie (2e handtekening

Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Comptabele

Teamleider bedrijfsvoering samen met de gemeentesecretaris

Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen en MTN’s zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Comptabele

Teamleider bedrijfsvoering samen met de gemeentesecretaris

Het uitzetten van gelden via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Comptabele

Teamleider bedrijfsvoering samen met de gemeentesecretaris

Het beleggen in garantieproducten

Comptabele

Teamleider bedrijfsvoering samen met de gemeentesecretaris

Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Comptabele

Teamleider bedrijfsvoering samen met de gemeentesecretaris

Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taak

Comptabele

Teamleider bedrijfsvoering samen met de gemeentesecretaris

Artikel 16 Informatievoorziening

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

  • 1.

    Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Maandelijks / Incidenteel

Afdelingsmanagers

Kassier

  • 2.

    Liquiditeitenplanning

Maandelijks / Incidenteel

Kassier

Comptabele

  • 3.

    Paragraaf Financiering in Programmabegroting

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

  • 4.

    Paragraaf Financiering in Jaarstukken

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

  • 5.

    Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via bestuursrapportages

Halfjaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

  • 6.

    Informatie aan derden zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Incidenteel

Comptabele

Derden

  • 7.

    Relevante informatie aangaande treasuryactiviteiten

Incidenteel

Teamleider Financiën

Portefeuillehouder Financiën

Ondertekening

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf (de paragraaf financiering) in de programmabegroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido, Regeling Ruddo en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in de programmarekening geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido, Regeling Ruddo en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling Concernstaf die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de Treasury (in het licht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente .

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente ;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. 

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 Lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen. Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s en Moody’s. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwa-lificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen Borne.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van nominaal € 500.000,--. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma. De term Commercial Paper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc.

Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 5 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 1

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 12 li 3

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 12 lid 7

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 13

Bij de treasuryfunctie zijn personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 14

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijk-heden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 15

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 16

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4,5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente .

Artikel 16 pt. 1

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).