Regeling vervallen per 01-01-2015

gemeenschappelijke regeling samenwerking De Bevelanden

Geldend van 04-07-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

gemeenschappelijke regeling samenwerking De Bevelanden

De colleges van de gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

overwegende dat de intentieverklaring tot samenwerking tussen de vijf Bevelandse gemeenten, Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal is ondertekend op 23 februari 2010;

gelezen de notitie ‘Voorstel voor een Wgr structuur voor de samenwerking tussen de vijf Bevelandse gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal’;

overwegende dat:

- de gemeenteraad van Borsele bij besluit van 3 maart 2011;

- de gemeenteraad van Goes bij besluit van 31 maart 2011;

- de gemeenteraad van Kapelle bij besluit van 5 april 2011;

- de gemeenteraad van Noord-Beveland bij besluit van 24 maart 2011 en;

- de gemeenteraad van Reimerswaal bij besluit van 22 maart 2011;

- toestemming als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen hebben verleend tot het aangaan van deze gemeenschappelijke regeling door de colleges van genoemde gemeenten;

dat het Bevelands OR Platform, namens de ondernemingsraden van de genoemde gemeenten, bij schrijven van 25 april 2013 positief heeft geadviseerd over het aangaan van de gemeenschappelijke regeling door de colleges;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Archiefwet;

b e s l u i t e n :

aan te gaan de volgende gemeenschappelijke regeling:

SAMENWERKING DE BEVELANDEN

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 Deze regeling verstaat onder:

    a. de regeling: de gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden;

    b. gemeenten: de bij de regeling aangesloten gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal;

    c. de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    d. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zeeland;

    e. de werkorganisatie: de ambtelijke organisatie, werkzaam binnen de regeling.

  • 2 Daar waar in deze regeling artikelen en bepalingen van enige wet of andere regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dienen in die artikelen in plaats van ‘de gemeente’, ‘de raad’, ‘het college’ en ‘de burgemeester’ te worden gelezen onderscheidenlijk: ‘het openbaar lichaam’, ‘het algemeen bestuur’, ‘het dagelijks bestuur’ en ‘de voorzitter’.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1 Er is een openbaar lichaam met de naam Samenwerking De Bevelanden. Het openbaar lichaam is een rechtspersoon en is gevestigd in de gemeente Goes.

  • 2 Het rechtsgebied van de regeling omvat het grondgebied van de gemeenten.

  • 3 Als de regeling diensten aanbiedt aan een andere gemeente dan de gemeenten, omvat het rechtsgebied van de regeling tevens het grondgebied van die andere gemeente.

  • 4 De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3 Bestuursorganen

De regeling kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Belang, taken en bevoegdheden

Artikel 4 Belang

  • 1 De regeling bevordert een duurzame, robuuste samenwerking met flexibiliteit binnen geldende marges door het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten, het vergroten van het gemeenschappelijke kennisniveau en het inspelen op dwingende, bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen die op termijn de bestuurskracht van de individuele gemeenten sterk zullen beïnvloeden, met het doel: het vergroten van de bestuurskracht, met behoud van de huidige bestuurlijke schaal, door bundeling van ambtelijke expertise op operationeel, tactisch en/of strategisch niveau met als resultaat: verhoogde kwaliteit, continuïteit en efficiëntie.

  • 2 De regeling behartigt de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten.

Artikel 5 Taakvelden, taken en bevoegdheden

  • 1 De behartiging van de in artikel 4 bedoelde belangen heeft betrekking op de volgende taakvelden:

    a. samenwerking op het gebied van ICT

    b. samenwerking op het gebied van informatievoorziening;

    c. samenwerking ten aanzien van P&O;

    d. samenwerking ten aanzien van salarisadministratie;

    e. samenwerking op het gebied van werk, zorg en inkomen.

  • 2 Bij eensluidende besluiten van de colleges worden per taakveld de concrete taken en bevoegdheden die nodig zijn voor de uitvoering van het taakveld aan de regeling overgedragen.

  • 3 Naast de in lid 2 bedoelde taken en bevoegdheden en hetgeen rechtstreeks door de wet aan het samenwerkingsverband is opgedragen, omvat de behartiging van de in artikel 4 bedoelde belangen in ieder geval de volgende  taken en bevoegdheden:

    a. het treffen van een regeling voor het voeren van een secretariaat;

    b. het vertegenwoordigen van de regeling in algemene termen.

  • 4 Aan de in lid 1 genoemde taakvelden kunnen bij eensluidende besluiten door de colleges taakvelden aan de regeling worden toegevoegd. Artikel 1, tweede lid, van de wet is op die besluiten van toepassing.

Artikel 6 Bezwaarschriftencommissie

Het algemeen bestuur is bevoegd tot het instellen van een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7 Klachtrecht

  • 1 Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een regeling over de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. 

  • 2 Voor de externe behandeling van klachten wordt aangesloten bij de Stichting De Zeeuwse Ombudsman.

Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur

Artikel 8 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1 Het algemeen bestuur van de regeling bestaat uit tien leden, twee leden per gemeente, waaronder de voorzitter.

  • 2 Ieder college van de gemeenten wijst de burgemeester en een wethouder aan.

  • 3 In geval van langdurige afwezigheid van een lid van het algemeen bestuur wordt een plaatsvervanger aangewezen door het college, die het desbetreffende bestuurslid vertegenwoordigt.

  • 4 De colleges van de gemeenten beslissen in beginsel binnen één maand na de benoeming van de wethouders van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 5 Het algemeen bestuur wijst de burgemeester van de gemeente Goes aan als voorzitter en wijst tevens diens plaatsvervanger aan.

  • 6 De leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in de leden 7 tot en met 10, zitting gedurende de zittingsduur van de colleges.

  • 7 De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de leden van de raden van de gemeenten aftreden. De aftredende leden blijven hun functies vervullen tot het moment dat in de opvolging is voorzien.

  • 8 Het lid dat tussentijds ophoudt lid van het college van burgemeester en wethouders te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur. Dit geldt ook voor de voorzitter.

  • 9 Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens of wier plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 10 De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede het college die hem of haar heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

  • 11 Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 12 De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden plaats door het college die het aangaat.

Artikel 9 Bevoegdheden van het algemeen bestuur

  • 1 Aan het algemeen bestuur komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen.

  • 2  De volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn niet overdraagbaar:

    a. het aanwijzen van een voorzitter en diens plaatsvervanger en de overige leden van het dagelijks bestuur;

    b. het vaststellen van de begroting, respectievelijk begrotingswijzingen en de jaarstukken;

    c. het vaststellen van een reglement van orde;

    d. het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de financiële administra-tie en van het beheer van de geldmiddelen als bedoeld in artikel 27 van deze regeling;

    e. het vaststellen van een regeling houdende de rechtspositie van het bij de gemeen-schappelijke regeling in dienst zijnde personeel;

    f. het vaststellen van een regeling tot instelling van een commissie ex artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht, en een regeling voor de behandeling van klachten als be-doeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

    g. het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze ge-meenschappelijke regeling;

    h. het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur;

    i. het vaststellen van een instructie voor de in het vorige lid bedoelde directeur.

Artikel 10 Werkwijze

  • 1 Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen wordt zo spoedig mogelijk na vaststelling ter kennis gebracht van de colleges en de raden van de gemeenten en van gedeputeerde staten. 

  • 2 Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit verzoeken (onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen). In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats.

  • 3 De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4 Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet, genoemde stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

  • 5 De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 6 De deuren worden gesloten wanneer een derde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 7 Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 8 Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing het bepaalde in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (tot stand komen besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het algemeen bestuur).

  • 9 Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 11 Besloten vergadering

  • 1 Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4, van de wet van toepassing. 

  • 2 In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het beleidsplan, de begroting, de rekening en het liquidatieplan.

Hoofdstuk 4 Het dagelijks bestuur

Artikel 12 Samenstelling

  • 1 Het dagelijks bestuur bestaat ten minste uit een voorzitter en vier leden, met dien verstande dat in het dagelijks bestuur elk van de gemeenten vertegenwoordigd is.

  • 2 De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat overeenkomstig artikel 8 de leden van het algemeen bestuur zijn aangewezen.

  • 3 De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het algemeen bestuur zijn tevens voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 4 In geval van langdurige afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur wordt een plaatsvervanger aangewezen door het algemeen bestuur, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, lid 3 van deze regeling.

  • 5 De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na de melding van de opengevallen plaats.

Artikel 13 Einde lidmaatschap

  • 1 Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt indien het lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 2 De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt. Zij blijven hun functie vervullen tot het moment dat in de opvolging is voorzien.

  • 3 Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 14 Werkwijze

  • 1 Het dagelijks bestuur vergadert minimaal vijf keer per jaar of zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2 Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

  • 3 Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 4 Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

  • 5 Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de verplichting tot geheimhouding zijn de bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentewet voor het college van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Voor besluitvorming zijn minimaal drie leden van het dagelijks bestuur in de vergadering aanwezig.

Artikel 15 Taak

De taak van het dagelijks bestuur is:

 

a. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd, voor zover die voorbereiding niet aan anderen is opgedragen;

b. het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

c. het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van de regeling;

d. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit;

e. het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van de regeling, alsmede op al wat de regeling aangaat, waaronder de zorg voor de archiefbescheiden;

f. het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel, met uitzondering van de directeur;

g. het behartigen van de belangen van de regeling bij andere overheidslichamen en instellin-gen, diensten of personen, waarmee contact voor de regeling van belang is.

Hoofdstuk 5 De voorzitter

Artikel 16 Benoeming en Taak

  • 1 De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2 De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3 De voorzitter vertegenwoordigt de regeling in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

  • 4 Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij de regeling is betrokken, wordt de regeling door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, lid van het dagelijks bestuur vertegenwoordigd.

Hoofdstuk 6 Overleg portefeuillehouders

Artikel 17 Samenstelling en werkwijze

  • 1 Per taakveld stelt het algemeen bestuur een overleg van portefeuillehouders in. Dit overleg is een vaste commissie van advies ten behoeve van het dagelijks bestuur en draagt zorg voor de advisering aan het dagelijks bestuur voor wat betreft de taakvelden.

  • 2 Het overleg bestaat uit de portefeuillehouders van de gemeenten.

  • 3 Het overleg kiest uit zijn midden een voorzitter.

  • 4 Het overleg wordt voorzien van ambtelijke ondersteuning.

  • 5 Bij afwezigheid kan een portefeuillehouder worden vervangen door een andere vertegenwoordiger van dezelfde gemeente.

  • 6 Het lidmaatschap van het overleg eindigt op het tijdstip waarop de zittingsperiode van het college afloopt.

  • 7 Het lidmaatschap eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van het college, waaruit het lid is aangewezen

  • 8 Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende portefeuillehouders bevoegd advies uit te brengen.

  • 9 Het overleg van portefeuillehouders stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

Hoofdstuk 7 Inlichtingen en verantwoording

Artikel 18 Intern

  • 1 De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2 Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3 Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4 De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 19 Informatieverstrekking door het algemeen en dagelijks bestuur

  • 1 Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de colleges en aan de raden van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2 Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de colleges en aan de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer raden worden verlangd. Die informatie wordt in dat geval ook verstrekt aan de overige colleges en raden.

Hoofdstuk 8 Personeel, directie en regiegroep

Artikel 20 Personeel

  • 1 Bij de regeling kan personeel werkzaam zijn voor de uitvoering van de aan de Samenwerking De Bevelanden opgedragen taken, in dienstverband of op detacheringsbasis.

  • 2 Het algemeen bestuur stelt voor het in dienst zijnde personeel van de regeling de arbeidsvoorwaardenregeling vast conform de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor het gemeentepersoneel (CAR/UWO).

  • 3 Naast het bepaalde in lid 2 van dit artikel kan het algemeen bestuur een aanvullende rechtspositieregeling vaststellen.

Artikel 21 De directeur

  • 1 De bestuursorganen van de regeling worden bijgestaan door een directeur. De directeur vervult ten behoeve van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur de functie van ambtelijk secretaris. De directeur heeft geen stemrecht.

  • 2 De directeur handelt in overeenstemming met de door het algemeen bestuur vastgestelde instructie.

  • 3 De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de regeling.

  • 4 De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5 De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op ondernemingsraden.

  • 6 Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Artikel 22 Regiegroep

  • 1 De gemeentesecretarissen (of de daarvoor aangewezen directieleden) van de gemeenten vormen een regiegroep.

  • 2 De regiegroep geeft namens de colleges van de gemeenten inhoud en vorm aan het opdrachtgeverschap aan de werkorganisatie.

  • 3 Tussen de regiegroep en de directeur is geen sprake van een hiërarchische verhouding.

  • 4 Voor de nadere uitwerking van de taak van de regiegroep stelt de regiegroep, in nauw overleg met de directeur en rekening houdend met de in artikel 9, tweede lid, sub i, bedoelde instructie, een reglement vast.

Hoofdstuk 9 Het beleidsplan en het beleidsverslag

Artikel 23 Beleidsplan en beleidsverslag

  • 1 Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks, gelijktijdig met de ontwerpbegroting, vóór 1 april een ontwerp van het meerjarenbeleidsplan voor de komende periode toe aan de raden van de gemeenten. 

  • 2 Het ontwerp van het meerjarenbeleidsplan wordt voor een ieder, samen met de ontwerpbegroting, ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190, leden 2 en 3, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De raden van de gemeenten kunnen binnen acht weken na toezending van het ontwerp van het meerjarenbeleidsplan het dagelijks bestuur hun zienswijze aangeven. Het dagelijks bestuur voegt de zienswijzen, waarin de gevoelens van de raden zijn vervat, bij het ontwerp van het meerjarenbeleidsplan zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4 Het algemeen bestuur stelt het meerjarenbeleidsplan uiterlijk vast op 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor het beleidsplan moet dienen.

  • 5 Het algemeen bestuur stelt op basis van het meerjarenbeleidsplan het bedrijfsplan van de regeling vast. Als de raad van een gemeente ten aanzien van een bepaald onderwerp een eigen beleid wenst uit te voeren dat afwijkt van het gemeenschappelijke beleid, wordt ook het afwijkende beleidsstandpunt van deze gemeente in het bedrijfsplan opgenomen en door de regeling uitgevoerd. Op de financiële gevolgen hiervan is artikel 25 lid 2 van toepassing.

  • 6 Het dagelijks bestuur bereidt het beleidsverslag over het afgelopen jaar voor. Het beleidsverslag wordt ter vaststelling aan het algemeen bestuur voorgelegd dat er vóór 1 juli over beslist.

  • 7 Het dagelijks bestuur zendt het beleidsplan en beleidsverslag binnen twee weken na vaststelling aan de raden van de gemeenten.

Hoofdstuk 10 Financiële bepalingen

Artikel 24 Begrotingsprocedure

  • 1 Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 1 april de ontwerpbegroting van de regeling voor het komende kalenderjaar, samen met een memorie van toelichting en de financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming), toe aan de raden van de gemeenten. Het bepaalde in artikel 190, eerste lid, van de Gemeentewet is van toepassing.

  • 2 De ontwerpbegroting wordt door de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190, leden 2 en 3, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De raden van de gemeenten kunnen binnen acht weken na ontvangst van de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur hun zienswijze aangeven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4 Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 5 Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling aan de raden van de gemeenten.

  • 6 Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen zo mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de wijzigingen die geen invloed hebben op de bijdragen van de gemeenten.

Artikel 25 Bijdragen van de gemeenten

  • 1 In de begroting staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de regeling. De vergoeding voor diensten van de gemeente aan de regeling wordt afzonderlijk in rekening gebracht bij de regeling.

  • 2 De gemeenten betalen bij wijze van voorschot op de vijftiende dag van maand een/twaalfde deel van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

  • 3 De gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat de gemeenschappelijke regeling over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 4 Indien aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 van de Provinciewet.

Artikel 26 Reserve

  • 1 De regeling vormt een reserve (fonds) ten laste van de gemeentelijke bijdragen aan de uitvoeringskosten tot maximaal 5% van de jaarlijkse apparaatskosten.

  • 2 Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Bij beslissingen op gemeentelijke verzoeken daaromtrent geeft het dagelijks bestuur toepassing aan afspraken tussen de gemeenten over het te vormen reserve.

Artikel 27 Jaarstukken

  • 1 Het dagelijks bestuur legt jaarlijks vóór 1 april aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarstukken, het jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden en een berekening van de door de gemeenten te betalen bijdragen, samen met het rapport van de met de controles belaste accountant.

  • 2 De jaarstukken en het verslag worden gelijktijdig aan de raden van de gemeenten toegezonden, die binnen acht weken na ontvangst daarvan schriftelijk bezwaren kunnen indienen bij het algemeen bestuur.

  • 3 Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarstukken en stelt haar vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, alsmede de bijdragen die de deelnemers betalen in het eventuele exploitatietekort.

  • 4 De jaarstukken worden binnen twee weken na de vaststelling met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten gezonden.

  • 5 Het besluit tot vaststelling van de jaarstukken strekt - voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft - het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken en/of andere onregelmatigheden.

Artikel 28 Financiële administratie

Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de geldmiddelen, met inachtneming van de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk 11 Het archief

Artikel 29 Archief

  • 1 Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet vast te stellen regeling.

  • 2 De in lid 1 bedoelde regeling wordt aan gedeputeerde staten meegedeeld.

  • 3 Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats aan.

Hoofdstuk 12 Toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en opheffing

Artikel 30 Toetreding, uittreding

  • 1 Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden, richt daartoe een verzoek aan het algemeen bestuur.

  • 2 Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in lid 1 binnen dertien weken na ontvangst door aan de besturen van de gemeenten onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3 Toetreding vindt plaats indien de gemeenten daarmee instemmen.

  • 4 Elke gemeente kan bij besluit van het college bepalen dat de deelneming aan deze gemeenschappelijke regeling wordt opgezegd.

  • 5 Van het besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk dertien weken vóór het einde van het kalenderjaar kennisgegeven aan het algemeen bestuur.

  • 6 Ingaande de inwerkingtreding van de regeling, is uittreding door deelnemers gedurende een periode van vijf kalenderjaren niet mogelijk. Na het verstrijken van deze periode is uittreding te allen tijde mogelijk, mits daarvan conform het vierde lid, met een opzegtermijn van tenminste één kalenderjaar, van tevoren schriftelijk aankondiging is gedaan en wordt voldaan aan de daaraan door het algemeen bestuur te stellen voorwaarden.

  • 7 Het algemeen bestuur regelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 8 Voor de vaststelling van de financiële gevolgen als bedoeld in lid 7 wordt door de regeling en de uittredende gemeente gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 9 Van elk besluit tot toe- of uittreding van een gemeente wordt terstond kennis gegeven aan de colleges en raden van de gemeenten en gedeputeerde staten en aan het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 31 Wijziging

  • 1 Voor zover elders in deze regeling niet anders is bepaald, wordt de regeling gewijzigd, in-dien de colleges van tweederde van de gemeenten daartoe eensluidend besluiten. 

  • 2 Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer van de colleges van de gemeenten. 

  • 3 Voorstellen uitgaande van het algemeen bestuur worden toegezonden aan de colleges van de gemeenten, die binnen dertien weken na ontvangst een besluit nemen en dat direct aan het algemeen bestuur mededelen. 

  • 4 Voorstellen uitgaande van één of meer gemeenten worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen binnen acht weken aan de colleges van de gemeenten doet toekomen, waarna deze gemeenten en het algemeen bestuur verder han-delen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel. 

  • 5 De bij wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan gedeputeerde staten en aan het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel, geschiedt door het dagelijks bestuur.

Artikel 32 Geschillen

  • 1 Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2 De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente(n). Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens als voorzitter van de commissie optreedt.

  • 3 De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4 De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 5 Indien het advies van de commissie niet leidt tot oplossing van het gerezen geschil, wordt bij het verzoek om een beslissing van gedeputeerde staten een afschrift van het advies van de commissie gevoegd.

Artikel 33 Ontbinding en liquidatie

  • 1 De regeling kan worden ontbonden, op voorstel van het algemeen bestuur, gelezen artikel 9 van de wet, bij een daartoe strekkend besluit van de colleges van tenminste tweederde van de gemeenten.

  • 2 Ingeval van een besluit tot ontbinding van de regeling, als bedoeld in het vorige lid, stelt het algemeen bestuur daarvoor een liquidatieplan op ter vereffening van het vermogen van de regeling. Een zodanig besluit wordt met een tweederde meerderheid genomen, nadat de raden van de gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 3 Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de gemeenten over de financiële gevolgen van de ontbinding de regeling.

  • 4 Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de ontbinding heeft voor het personeel.

  • 5 Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de regeling over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 6 Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7 Het besluit tot ontbinding of tot wijziging van de regeling wordt direct gezonden aan de gemeenten en gedeputeerde staten, mede met het oog op de vereiste goedkeuring door gedeputeerde staten van de wijziging van de regeling conform de artikelen 26, 27, 36 en 37 van de wet en naar het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel van het ressort waaronder de regeling valt.

  • 8 De organen van de regeling blijven ook na het tijdstip van ontbinding in functie, totdat de vereffening is voltooid.

  • 9 Gedurende de vereffening wordt de aanduiding van de regeling aangevuld met de afkorting van ‘in liquidatie’, zodat het opschrift komt te luiden: “gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden in liquidatie”.

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

Artikel 34 Inwerkingtreding

  • 1 Het college van de gemeente Goes draagt zorg voor het inzenden van de regeling en van besluiten tot wijziging of opheffing daarvan aan gedeputeerde staten en de Kamer van Koophandel.

  • 2 De gemeenten dragen zorg voor inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet.

  • 3 Het college van de gemeente Goes draagt namens alle gemeenten zorg voor bekendmaking in een regionaal dagblad. De kosten daarvan komen ten laste van de regeling.

  • 4 De regeling treedt in werking na opname in het door gedeputeerde staten bij te houden register, alsmede in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 35 Titel

De regeling kan worden aangehaald als “gemeenschappelijke regeling Samenwerking De Bevelanden”.

Artikel 36 Slotbepalingen

  • 1 De begroting wordt voor de eerste keer vastgesteld voor de periode die begint op de dag waarop de regeling in werking treedt tot het einde van het kalenderjaar, dan wel, wanneer het algemeen bestuur dit bepaalt, tot het einde van het volgende kalenderjaar.

  • 2 De eerste rekening heeft betrekking op de periode waarvoor de eerste begroting geldt.

  • 3 In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist het algemeen bestuur.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de ge-meente Borsele d.d.21 mei 2013,
 
E.J. Gelok, burgemeester.
 
 
 
J.P. van den Berge, secretaris.
 
 
 
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de ge-meente Goes d.d. 21 mei 2013,
 
mr. L.J. Verhulst, burgemeester.
 
 
     
C.G.M. Maas, secretaris.
 
 
 
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de ge-meente Kapelle d.d. 21 mei 2013,
 
mr. A.B. Stapelkamp, burgemeester.
 
 
 
mevrouw ir. M. Quapp, secretaris.
      
 
 
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de ge-meente  Noord-Beveland d.d. 21 mei 2013,
 
H. van Kooten, burgemeester.
 
 
           
drs. D. Sinke, secretaris.
 
 
 
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de ge-meente Reimerswaal d.d. 21 mei 2013,
 
A.J. Huisman, burgemeester.
 
 
 
mr. F.L.A.R. Marquinie mba, secretaris.