Regeling vervallen per 26-01-2015

Regeling brandveiligheid en hulpverlening Borsele 2009

Geldend van 29-10-2009 t/m 25-01-2015

Intitulé

Regeling brandveiligheid en hulpverlening Borsele 2009

Burgemeester en Wethouders van Borselegelet op artikel 1, lid 2, van de Brandweerwet 1985;overwegende dat:

Burgemeester en Wethouders de zorg hebben voor:

• het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;• het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan brand;• de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen tot de taak van de brandweer behoort;• Burgemeester en Wethouders andere werkzaamheden dan hiervoor bedoeld kunnen aanwijzen die de brandweer verricht;

Besluiten vast te stellen de navolgende Regeling brandveiligheid en hulpverlening Borsele 2009 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:1. Gemeentelijke brandweerHet gemeentelijk organisatie-onderdeel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Brandweerwet 1985;2. Veiligheidsregio ZeelandHet rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 1 van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zeeland;3. VeiligheidsketenDe taken en werkzaamheden van de brandweer die zijn gericht op de brandweerzorg en rampenbestrijding, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg;4. Pro-actieHet voorkomen en wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid;5. PreventieHet voorkomen en beperken van directe oorzaken van onveiligheid;6. PreparatieAlle taken die moeten worden verricht om de brandweer verantwoord te kunnen latenuitrukken;7. RepressieHet beperken en bestrijden van brand, ongevallen anders dan bij brand, rampen en grootschalig optreden en bestrijding van rampen en zware ongevallen:8. NazorgDoen wat nodig is om zo snel mogelijk terug te keren naar de normale situatie;9. BeleidsplanHet door de gemeenteraad vast te stellen beleidsplan waarin de organisatie van de brandweer en het daarop van toepassing zijnde beleid en doelstellingen zijn vastgelegd. 

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Burgemeester en wethouders beschikken over een gemeentelijke brandweer.

Artikel 3 Taken gemeentelijke brandweer

  • 1 De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, met uitzondering van de taken en bevoegdheden zoals die in artikel 4 van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zeeland zijn genoemd, uit de feitelijke uitvoering van de taken van de veiligheidsketen in de eigen gemeente;

  • 2 Andere dan de onder 1 genoemde werkzaamheden, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier.

Artikel 4 Beleidsplan en werkplan brandveiligheid en hulpverlening

  • 1 Burgemeester en Wethouders leggen de gemeenteraad tenminste eenmaal per 4 jaar een plan ter vaststelling voor op welke wijze aan de inhoud van in artikel 3 omschreven taken van de veiligheidsketen uitvoering zal worden gegeven (beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening).Dit plan omvat in elk geval een omschrijving van de bedrijfsvoering, van de financiële en personele middelen die beschikbaar zijn, van het materieel en de huisvesting en van een meerjaren opleidings- en oefenplan. 

  • 2 De uitwerking van het beleidsplan vindt plaats in een jaarlijks door het college vast te stellen werkplan. 

Artikel 5 Regionale taken

(vervallen)

Artikel 6 Personeel

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een adequate personeelsvoorziening ten behoeve van de gemeentelijke brandweer. Deze zorg komt tot uitdrukking in een personeelsplan, waarin de minimale vereisten met betrekking tot het brandweerpersoneel staan vermeld. 

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het personeel van de gemeentelijke brandweer, die voor de taakuitoefening noodzakelijk zijn. 

Artikel 8 Instructie commandant

De gemeentelijke commandant heeft de algemene dagelijkse leiding over de gemeentelijke brandweer, overeenkomstig de voor hem door burgemeester en wethouders vastgestelde instructie.De gemeentelijke commandant heeft het bevel over de repressieve inzet van de brandweer.Dit bevel wordt overgedragen aan de commandant brandweer Zeeland (van dienst) als de verantwoordelijkheid voor de repressieve inzet van de brandweer ligt bij het niveau van (regionaal) officier van dienst of hoger. 

Artikel 9 Materieel

  • 1 Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het zoveel mogelijk in overeenstemming brengen en houden van het materieel van de gemeentelijke brandweer met de eisen die zijn vastgelegd in het door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zeeland en de gemeenten in Zeeland vastgestelde regionaal dekkingsplan. 

  • 2 Burgemeester en wethouders bepalen de plaats waar en de wijze waarop het materieel en de overige goederen van de gemeentelijke brandweer worden ondergebracht. 

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor of zien toe op de realisering van zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is. Burgemeester en wethouders stellen hiervoor richtlijnen vast in het Toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid brandweer Zeeland (vastgesteld op 14 juni 2009).  

Artikel 11 Citeertitel en in werking treden

  • 1 De door de raad eerder vastgestelde Verordening brandveiligheid en hulpverlening op 2 december 1999 vervalt met de in werking treding van deze Regeling

  • 2 Deze Regeling kan worden aangehaald als: Regeling brandveiligheid en hulpverlening Borsele 2009. 

  • 2 Deze Regeling treedt in werking met ingang van de dag volgend op de dag van publicatie. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele op 19 oktober 2009.Ter voldoening van het gestelde in artikel 2 van de Brandweerwet is de Regeling brandveiligheid en hulverlening Borsele 2009 op 23 oktober 2009 toegezonden aan gedeputeerde staten.
de burgemeester,         De secretaris,
 
 
 
De burgemeester, De secretaris,
 

Toelichting 1 Algemeen en artikelgewijze toelichting

De structuur van de Regeling is ontleend aan de destijds door de VNG uitgebrachte modelverordening brandveiligheid en hulpverlening.De Regeling regelt enerzijds de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuursorganen (het gezag) over de brandweer en anderzijds het beheer over de gemeentelijke brandweer. De Regeling geeft de samenhang weer tussen de wettelijke kaders waarbinnen de brandweer opereert, de organisatorische kaders en taken (artikel 3), de bestuurlijke en beleidsmatige kaders (artikel 4), de bestuurlijke verantwoordelijkheden met betrekking tot het personeel, het opleiden en oefenen, het materieel en de bluswatervoorziening (artikel 5 t/m 9). 

Artikel 1 BegripsomschrijvingenDe in artikel 1 opgenomen begripsomschrijvingen zijn ontleend aan het door de gemeenten in Zeeland vastgestelde beleidsplan “Naar het gewenste zorgniveau van brandweertaken” van mei 1997. De begrippen die voortvloeien uit de veiligheidsketen zijn specifiek bedoeld ten behoeve van artikel 3.Door de introductie van het begrip “veiligheidsketen” wordt aangegeven dat het takenpakket voor de brandweer meer omvat dan enkel preventief en repressief optreden. Voorts wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat ieder onderdeel van de veiligheidsketen voldoende kwalitatief ontwikkeld dient te worden om het gewenste (brand)veiligheidsniveau te bereiken c.q. te verzekeren.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweerArtikel 1 van de Brandweerwet 1985 regelt dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een Regeling ter zake tot stand gekomen is. Dit laatste geldt voor de gemeenten die over een intergemeentelijke brandweer beschikken.

Artikel 3 Taken gemeentelijke brandweerLid 1: Op 1 juli 2006 is de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zeeland in werking getreden. Tot het moment van eventuele regionalisering van de brandweer in Zeeland blijft de gemeentelijke brandweer deel uitmaken van de gemeentelijke organisatie.Lid 2: Bij deze werkzaamheden kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het reinigen van wegen en terreinen na ongevallen of het geven van voorlichting en instructie aan burgers en instellingen.

Artikel 4 Beleidsplan en werkplan brandveiligheid en hulpverleningArtikel 4 voorziet in een voortschrijdend proces van beleidsvorming, waarin de relaties kunnen worden gelegd met de procedures en de bedrijfsvoering, die in de eigen gemeente gebruikt worden.Gekozen is voor een vierjarige periode om daarmee enerzijds de duurzaamheid van het beleidsplan aan te geven en anderzijds voor het verkrijgen van aansluiting met de bestuurlijke cyclus in de gemeente. Tevens dient er jaarlijks, gelijktijdig met de begroting, een werkplan voor het jaar daaropvolgend te worden vastgesteld. In dit werkplan wordt de beleidsvisie, opgenomen in het beleidsplan, verder uitgewerkt.

Artikel 5 is vervallen

Artikel 6 PersoneelDe in dit artikel omschreven bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het personeel geeft aan dat Burgemeester en Wethouders verantwoordelijk zijn voor een minimum aan gekwalificeerd brandweerpersoneel ter uitvoering van de taken volgens de veiligheidsketen. De omvang van de repressieve dienst is afhankelijk van het beleidsplan en het dekkingsplan van de regionale brandweer.

Artikel 7 Opleiding en oefeningDit artikel over opleiden en oefenen regelt de verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de kwaliteit van het brandweerpersoneel. Dit leidt onder andere tot het vaststellen van een meerjaren opleidings- en oefenplan. De bases hiervan liggen in de nota “Naar het gewenste zorgniveau van brandweertaken” en de landelijke referentiekaders gewenst zorgniveau.

 

 

 

Artikel 8 Instructie commandantHet bepaalde in artikel 7 legt de grondslag vast voor de eenhoofdige leiding en de gezagsverhouding, die voor een goed functioneren van de brandweer onmisbaar zijn.

Artikel 9 MaterieelIn dit artikel wordt de verantwoordelijkheid voor het minimaal benodigde en het soort materieel van de brandweer bij Burgemeester en Wethouders neergelegd. Zij valt uiteen in twee leden. Het eerste lid regelt de verantwoordelijkheid voor de materieelvoorziening aan de hand van het regionale dekkingsplan. Dat bepaalt de aard en omvang van het materieel dat moet worden ingezet.Het tweede lid regelt de opslag van materieel en middelen in de gemeente.

Artikel 10 BluswatervoorzieningBurgemeester en Wethouders dragen zorg voor een dusdanige bluswatervoorziening en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is. Burgemeester en Wethouders stellen hiervoor richtlijnen vast in het Toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid brandweer Zeeland (vastgesteld op 14 juni 2009).

Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt, naast andere blusmiddelen, het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid, zoals bedoeld in artikel 1 van de Brandweerwet 1985, geeft aan dat burgemeester en wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequate bluswatervoorziening. Dit wil niet zeggen dat burgemeester en wethouders die altijd zelf moeten realiseren. Bij projecten waarvoor speciaal bluswatervoorzieningen moeten worden aangelegd, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de realisering van de bluswatervoorzieningen moet worden uitgevoerd door diegene die het project realiseert en de kosten daarvan ook bij deze partij neerleggen, zolang ze er maar zorg voor dragen dat de voorzieningen gerealiseerd worden. Bluswater kan worden verkregen uit voertuigen, drinkwaternet, een apart bluswaterleidingnet, open water, speciale blusvijvers, blusvaartuigen, blushelikopters en geboorde putten. Hiernaast zijn nog alternatieven mogelijk waarmee in de benodigde bluswaterbehoefte kan worden voorzien. Periodieke controle van bluswatervoorzieningen wordt in opdracht van de brandweerverzorgd. Aan elk van de “bluswaterbronnen” zijn nadelen verbonden:                                                                                                                             - het drinkwater is een kostbaar goed en een goede kwaliteit drinkwater is van levensbelang. Waterleidingbedrijven kunnen niet altijd gezond drinkwater garanderen als de brandweer door het blussen van branden verlaging van de druk in het leidingnet veroorzaakt. Het aanhouden van een grotere doorsnede van een leiding om drukverlaging te voorkomen, is uit een oogpunt van volksgezondheid niet altijdgewenst, omdat het water onder normale omstandigheden dan te weinig doorstroomt;- open water en speciale blusvijvers hebben het nadeel dat deze regelmatig onderhouden moeten worden en dichtgevroren kunnen zijn;- geboorde putten vereisen een regelmatige controle en kunnen na verloop van tijd in capaciteit teruglopen;- een speciaal bluswaterleidingnet is kostbaar en komt alleen in beeld bij industrieterreinen en dergelijke.Waar het in de bluswatervoorziening primair om gaat, is dat er aan drie vastgestelde parameters wordt voldaan, te weten:- tijd: tijd waarin de bluswatervoorziening kan worden opgebouwd;- capaciteit: capaciteit die de voorziening levert, afgestemd op de vooraf vastgestelde behoefte die is gerelateerd aan de bestemming/aard van de bebouwing;- bereikbaarheid: bereikbaarheid van de bluswatervoorziening met de daarvoor bij de brandweer in gebruik zijnde voertuigen en pompsystemen.

Voor de eerste inzet van de brandweer zijn de tankautospuit, waarin standaard 1500 tot 1600 liter water voor onmiddellijk gebruik is opgeslagen, en het drinkwaterleidingnet de meest geëigende middelen om voor bluswater te zorgen. Vooral in het buitengebied is het technisch niet overal mogelijk om van het drinkwaterleidingnet gebruik te maken. In dergelijke gevallen biedt de tankinhoud van het blusvoertuig of de inzet van alternatieve middelen de mogelijkheid om toch een inzet te starten. Een aanvullende watervoorziening om, aansluitend op een eventuele reddingsactie en poging ter voorkoming van branduitbreiding, alsnog een blussing in te zetten is in dergelijke situaties noodzakelijk. In het buitengebied moet er rekening mee worden gehouden dat het om technische ofeconomische redenen niet altijd mogelijk zal zijn volledig aan de gestelde parameters te voldoen. In deze gevallen moeten alternatieve mogelijkheden worden toegepast die er toe leiden dat redding van mens en dier altijd mogelijk is. Bovendien moet brandoverslag ofernstige (milieu)hinder naar derden redelijkerwijs worden voorkomen. Dit betekent dat het in het buitengebied kan voorkomen dat er in eerste instantie onvoldoende water aanwezig is om een brand te doven in een gebouw waarin bij aankomst van de brandweer een zich ontwikkelende brand woedt. Gevolg kan zijn dat het gebouw door het vuur verloren gaat. De in opdracht van het ministerie van BZK opgestelde integrale leidraad “Beheersbaarheid van brand 2007” geeft een methode voor het bepalen van de grootte van eenbrandcompartiment en bevat rekenschema’s voor blussen en koelen. Dit zijn hulpmiddelen om (indicatief) te bepalen hoeveel één tankautospuit met een bemensing van zes personen kan blussen of koelen in een bepaalde brandsituatie. Op sommige plaatsen in de ontwikkelde methode is dat bepalend voor het al dan niet acceptabel zijn van een beoogd brandcompartiment.Na vaststelling van deze regeling is het ‘Toetskader bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid Brandweer Zeeland ’ van kracht. Vanaf de datum van vaststelling van deze Regeling is dit toetskader, waarin met behulp van voorbeeldscenario’s wordt aangegeven hoeveel bluswater in bepaalde situaties minimaal benodigd is voor de (eerste) inzet, van toepassing op ieder gegeven bluswateradvies in de gemeente Borsele. In elk gegeven advies moet worden voldaan aan de parameters zoals die gelden voor de betreffende bebouwing en de daaraan gerelateerde bestemming.

Artikel 11 Citeertitel en in werking tredenDe Regeling brandveiligheid en hulpverlening zal op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 binnen een week na vaststelling aan Gedeputeerde Staten worden gezonden.