Regeling vervallen per 03-04-2018

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer 2017

Geldend van 22-11-2017 t/m 02-04-2018

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer 2017

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 1

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen 4

Artikel 1 Begripsbepalingen 4

Hoofdstuk 2 Procedure melding, onderzoek en aanvraag 5

Artikel 2 Melding 5

Artikel 3 Spoedprocedure 5

Artikel 4 Cliëntondersteuning 5

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening 5

Artikel 5 Advisering 5

Artikel 6 Beschikking huishoudelijke verzorging 5

Artikel 7 Persoonsgebonden budget (Pgb) 6

Artikel 8 Uitsluitingsgronden Persoonsgebonden budget (Pgb) 6

Artikel 9 De hoogte van het Persoonsgebonden budget 6

Artikel 10 Uitbetaling van het Persoonsgebonden budget 7

Artikel 11 Kwaliteitseisen persoonsgebonden budget 7

Artikel 12 Verantwoording van het Persoonsgebonden budget 7

Artikel 13 Bijdragen in de kosten 8

Hoofdstuk 4 Mantelzorgwaardering 8

Artikel 14 Jaarlijkse waardering mantelzorgers 8

Hoofdstuk 5 Tegemoetkoming meerkosten 8

Artikel 15 tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische, psychische of psychosociale problemen. 8

Hoofdstuk 6 Kwaliteit, inspraak en slotbepalingen 8

Artikel 16 Meldingsregeling calamiteiten en geweld 8

Artikel 17 Betrekken van ingezetenen bij het beleid 9

Artikel 18 Inwerkingtreding

9

Artikel 19 Intrekking oude beleidsregels en besluit

9

Artikel 20 Citeertitel

9

Toelichting Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning 2017 10

10

Inleiding 10

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen 10

Hoofdstuk 2 Procedure melding, onderzoek en aanvraag 10

Artikel 2 Melding 10

Artikel 3 Spoedprocedure 10

Artikel 4 Cliëntondersteuning 11

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening 11

Artikel 5 Advisering 11

Artikel 6 Beschikking huishoudelijke verzorging 11

Artikel 7 Persoonsgebonden budget 11

Artikel 7 lid 4 12

Artikel 8 Uitsluitingsgronden Persoonsgebonden budget 12

Artikel 9 De hoogte van het Persoonsgebonden budget 12

Artikel 9 lid 2 12

Artikel 10 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget 13

Artikel 11 Kwaliteitseisen persoonsgebonden budget 13

Artikel 12 Verantwoording van het persoonsgebonden budget 13

Artikel 13 Bijdragen in de kosten 13

Hoofdstuk 4 Mantelzorgwaardering 14

Artikel 14 Jaarlijkse waardering mantelzorgers 14

Hoofdstuk 5 Tegemoetkoming meerkosten 14

Artikel 15 tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische, psychische of psychosociale problemen. 14

Hoofdstuk 6 Kwaliteit, inspraak en slotbepalingen 14

Artikel 16 Meldingsregeling calamiteiten en geweld 14

Artikel 17 Betrekken van ingezetenen bij het beleid 14

Artikel 18 Inwerkingtreding 14

Artikel 19 Intrekking oude regels en besluit 14

Artikel 20 Citeertitel 14

BIJLAGE 1 Richtlijn voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke verzorging 15

  • 1.

    Huishoudelijke verzorging 15

  • 1.

    1 Aandachtsgebieden 15

Onderhoud van de tuin en het verzorgen van huisdieren (uitgezonderd hulphonden) behoren niet tot de aandachtsgebieden waarop huishoudelijke verzorging gericht kan zijn! 17

1.2 Omvang en vorm 17

Aan de hand van de persoonlijke situatie (onder andere de mogelijkheden en de beschikbaarheid van het sociaal netwerk) wordt bepaald op welke aandachtsgebieden de huishoudelijke verzorging gericht moet zijn. 17

  • 1.

    3 Gebruikelijke hulp 17

  • 1.

    4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen 17

  • 1.

    5 Voorliggende voorzieningen 18

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning

  • 2.

    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • 3.

    Bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wet;

  • 4.

    Cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2. eerste lid van de wet;

  • 5.

    Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet;

  • 6.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2,

eerste lid, van de Wet;

  • 7.

    Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet;

  • 8.

    Onderzoek: het onderzoek zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening

  • 9.

    Ondersteuningsplan HV: het ondersteuningsplan huishoudelijke verzorging zoals bedoeld in artikel 11 lid 4 van de Verordening.

  • 10.

    Persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 van de Wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • 11.

    Persoonsgebonden budget (Pgb): het budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet;

  • 12.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt

  • 13.

    Voorliggende voorziening: al hetgeen tegemoetkomt aan de hulpvraag, al dan niet wettelijk, en voorgaat op een verstrekking van een maatwerkvoorziening;

  • 14.

    Verordening; Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente 2017

  • 15.

    Ingezetene: cliënt die woonachtig is in de gemeente;

  • 16.

    Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • 17.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Hoofdstuk 2 Procedure melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 2 Melding

  • 1. Een melding zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening is een verzoek waarin wordt gevraagd om maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de Wet.

  • 2. Na ontvangst van de melding wordt uiterlijk binnen 10 werkdagen een afspraak voor een gesprek gemaakt.

Artikel 3 Spoedprocedure

  • 1. Als er een melding wordt gemaakt van een situatie waarin direct maatschappelijke ondersteuning nodig is, wordt, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek, een tijdelijke maatwerkvoorziening verstrekt.

  • 2. Gedurende deze periode wordt, indien er langer ondersteuning wordt gevraagd, het onderzoek uitgevoerd om zodoende te komen tot een definitief besluit over het al dan niet verstrekken van een maatwerkvoorziening.

Artikel 4 Cliëntondersteuning

  • 1. Het College informeert de cliënt over de mogelijkheid van cliëntondersteuning en waar deze verkregen kan worden

  • 2. Voor het onderzoek kan cliëntondersteuning ingezet worden om de hulpvraag helder te krijgen en mogelijke oplossingen te inventariseren.

  • 3. Als cliëntondersteuning heeft plaatsgevonden worden de resultaten hiervan meegenomen in het onderzoek.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening

Artikel 5 Advisering

Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening

Artikel 6 Beschikking huishoudelijke verzorging

Het ondersteuningsplan HV, zoals bedoeld in artikel 11 lid 4 van de Verordening, omvat tenminste afspraken over welke huishoudelijke activiteiten de zorgaanbieder overneemt en de frequentie daarvan. In de bijlage van deze nadere regels is een uitgebreide richtlijn voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke verzorging opgenomen.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget (Pgb)

Aan het verstrekken van een Persoonsgebonden budget (Pgb) zijn, naast de verplichtingen en voorwaarden zoals vermeld in artikel 2.3.6. van de Wet en artikel 12 van de Verordening de volgende aanvullende voorwaarden verbonden:

  • 1.

    De cliënt dient een gemotiveerd verzoek in om voor een Persoonsgebonden budget in aanmerking te komen

  • 2.

    De cliënt dient schriftelijke afspraken met de aanbieder te maken, waaruit in ieder geval blijkt dat het Persoonsgebonden budget veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt besteed

  • 3.

    De afspraken dienen in een zorgovereenkomst te worden opgenomen

  • 4.

    Bij het verstrekken van een Persoonsgebonden budget voor inzet van hulp vanuit het sociale netwerk moet tijdens het onderzoek door de cliënt worden aangetoond dat

    • a.

      Het aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan een maatwerkvoorziening in natura en;

    • b.

      er sprake is van overstijging van de gebruikelijke hulp en;

    • c.

      er sprake is van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag

Artikel 8 Uitsluitingsgronden Persoonsgebonden budget (Pgb)

Naast de algemene uitsluitingsgronden voor een maatwerkvoorziening en de verplichtingen en voorwaarden zoals vermeld in artikel 12 lid 3 van de Verordening, gelden ten aanzien van het Persoonsgebonden budget de volgende specifieke uitsluitingsgronden:

  • 1.

    Indien het vermoeden bestaat dat de cliënt niet in staat is om zelf de besteding van het Persoonsgebonden budget of de verantwoording hiervoor te verzorgen.

  • 2.

    Indien de cliënt bij een eerder toegekende Persoonsgebonden budget zich niet aan de geldende regels en verantwoordelijkheden heeft gehouden en als dit verwijtbaar is.

  • 3.

    Er sprake is van een maatwerkvoorziening die naar verwachting binnen een kort tijdsbestek vervangen moet worden door een andere maatwerkvoorziening

  • 4.

    Een Persoonsgebonden budget voor inzet van hulp vanuit het sociaal netwerk niet aantoonbaar tot betere, effectievere en doelmatiger ondersteuning leidt, dan ondersteuning geleverd door een organisatie/instelling of een ZZP-er;

  • 5.

    De cliënt verzuimt schriftelijke afspraken te overleggen zoals bedoeld in Artikel 12, lid 3 sub a van de Verordening.

Artikel 9 De hoogte van het Persoonsgebonden budget

Naast de in artikel 12 lid 1 opgenomen bepalingen ten aanzien van de hoogte van het Persoonsgebonden budget gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  • 1.

    In alle gevallen geldt dat het Persoonsgebonden budget toereikend moet zijn om de benodigde ondersteuning in te kunnen kopen.

  • 2.

    Het college hanteert bij het vaststellen van de hoogte van het Persoonsgebonden budget maximaal het tarief dat bij aanbesteding en gunning aan de zorgaanbieders tot stand is gekomen voor de desbetreffende geïndiceerde categorie.

  • 3.

    De hoogte van het Persoonsgebonden budget is een bruto budget.

Artikel 10 Uitbetaling van het Persoonsgebonden budget

  • 1. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) voert namens het college de betalingen ten laste van het verstrekte Persoonsgebonden budget, alsmede het hiermee verbonden budgetbeheer, uit

  • 2. De uitbetaling vindt alleen plaats aan aanbieders dan wel hulpverleners waar de cliënt een contract mee heeft afgesloten.

Artikel 11 Kwaliteitseisen persoonsgebonden budget

Ter borging van de kwaliteit van de geleverde maatwerkvoorziening, wordt de volgende werkwijze gehanteerd:

  • 1.

    De kwaliteitseisen die gelden voor verstrekking van het Persoonsgebonden budget, zoals vermeld in artikel 11 lid 3 van de Verordening, worden in de beschikking opgenomen.

  • 2.

    De cliënt maakt met de aanbieder schriftelijke afspraken over het resultaat van de ondersteuning, de kwaliteit en de wijze van declareren, zoals bedoeld in artikel 12 lid 3 sub a van de Verordening.

  • 3.

    Ten aanzien van de kwaliteit worden ten minste zodanige afspraken gemaakt, dat de maatwerkvoorziening:

    • a.

      veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt gerealiseerd;

    • b.

      is afgestemd op de persoonlijke situatie en behoeften van de cliënt en zijn omgeving;

    • c.

      is afgestemd op andere vormen van ondersteuning en zorg, waaronder informele zorg;

    • d.

      wordt geleverd door personen die beschikken over de competenties en vaardigheden die nodig zijn om de gevraagde dienstverlening uit te voeren;

  • 4.

    Het college kan periodiek controleren op de voortgang en kwaliteit van de resultaten van de maatwerkvoorziening.

  • 5.

    Bij een Persoonsgebonden budget hoger dan € 25.000, of een lager budget wanneer dat wenselijk geacht wordt, kan het college een aanvullend advies eisen van een inhoudelijk deskundige over het zorgplan en/of de uitvoering daarvan.

Artikel 12 Verantwoording van het Persoonsgebonden budget

  • 1. De verantwoording van het Persoonsgebonden budget wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op lid 1, een aanvullende controle uitvoeren op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van het Persoonsgebonden budget.

  • 3. In de beschikking wordt opgenomen aan welke verantwoordingseisen voldaan moet worden.

Artikel 13 Bijdragen in de kosten

  • 1. De cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd zolang hij gebruikt maakt van de maatwerkvoorziening, met inachtneming van het gestelde in artikel 2.1.4. lid 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. Met toepassing van artikel 14 lid 5 van de Verordening wordt de kostprijs voor de maatwerkvoorziening:

  • a. individuele ondersteuning, dagbesteding en/of kortdurend verblijf vastgesteld op € 150,-- per periode van 4 weken;

  • b. huishoudelijke verzorging geleverd door een door het college gecontracteerde aanbieder vastgesteld op € 20,28 per uur geleverde zorg.

Hoofdstuk 4 Mantelzorgwaardering

Artikel 14 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Met toepassing van artikel 21 van de Verordening is het jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente Boxmeer vastgelegd in het actuele beleidsplan “Mantelzorgbeleid Land van Cuijk

Hoofdstuk 5 Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 15 tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische, psychische of psychosociale problemen.

Met toepassing van artikel 22 van de Verordening is de tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische, psychische of psychosociale problemen in de gemeente Boxmeer vastgelegd in de “regeling compensatie zorgkosten 2017”.

Hoofdstuk 6 Kwaliteit, inspraak en slotbepalingen

Artikel 16 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Met inachtneming van artikel 16 van de Verordening kunnen naast de aanbieders ook anderen een calamiteit en/of geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de levering van een voorziening, melden aan de toezichthoudend ambtenaar.

Artikel 17 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Bij Verordening zijn regels gesteld in de “Verordening burgerparticipatie 2015” over het betrekken van ingezetenen bij het beleid, zoals bedoeld in artikel 20 van de Verordening.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze “Nadere R egels” treden in werking met ingang van 1 november 2017.

Artikel 19 Intrekking oude beleidsregels en besluit

De Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer 2015 worden met ingang van 1 november 2017 ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als “Nadere R egels m aatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer 201 7 . Deze nadere regels dienen in samenhang te worden gezien met de Verordening en de toelichting daarop als uitvloeisel van de Wet.

BIJLAGE 1 Richtlijn voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke verzorging

1.Huishoudelijke verzorging

Het kunnen voeren van een huishouden vergroot de zelfredzaamheid en maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Huishoudelijke verzorging is een vorm van ondersteuning die ervoor zorgt dat cliënten een gestructureerd huishouden kunnen voeren. Het voeren van een gestructureerd huishouden omvat in ieder geval de zorg voor het schoon en op orde houden van het huishouden en het kunnen beschikken over schoon beddengoed, schone kleding en goederen voor primaire levensbehoeften. Het uitgangspunt van een schoon huis is dat de (primaire) leefruimten die dagelijks worden gebruikt (woonkamer, slaapkamer, badkamer, keuken, hal en trap) schoon en leefbaar zijn. Overige ruimten of niet in gebruik zijnde ruimten hoeven niet structureel schoongemaakt te worden. Het schoonhouden van een huis betekent niet dat alle ruimten wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek wordt schoongemaakt om zo een aanvaardbaar niveau van schoon te realiseren.

Het begrip ‘algemeen aanvaardbaar niveau van schoon’ is gedurende de jaren veranderd. Mede als gevolg van nieuwe technologieën (droger, afwasmachine etc.), maar ook door andere tijdsbesteding gaan mensen tegenwoordig anders om met het huishouden dan in het verleden. Het komt daarom voor een cliënt op basis van zijn persoonlijke normen andere verwachtingen heeft ten aanzien van de ondersteuning in het huishouden dan dat hij daadwerkelijk aan ondersteuning krijgt. Wanneer als gevolg van de medische situatie en de daaruit voortkomende beperkingen meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is of de beperkingen leiden tot een snellere vervuiling, dan moet hiermee rekening worden gehouden.

1.1 Aandachtsgebieden

Het college onderscheidt diverse aandachtsgebieden waarop de huishoudelijke verzorging gericht kan zijn:

-Zwaar huishoudelijk werk

Onder zwaar huishoudelijk werk wordt verstaan stofzuigen, ramen wassen in huis (dus niet aan de buitenkant), schrobben en dweilen van vloeren, keuken en sanitair reinigen, bed verschonen en opruimen van huishoudelijk afval.

-Licht huishoudelijk werk

Onder licht huishoudelijk werk wordt verstaan afstoffen, afwassen (als er geen maaltijdbereiding is geïndiceerd), opruimen, bedden opmaken.

-De was doen en strijken

Hieronder wordt verstaan het sorteren en wassen van kleding, linnengoed in de wasmachine, het drogen in de droogtrommel, het vouwen en strijken van bovenkleding en opbergen van wasgoed. Wanneer voorliggende oplossingen (bijv. aan strijkvrije kleding) of algemene of algemeen gebruikelijke voorzieningen (bijv. wasmachine, droger of was- en strijkservice) volstaan, wordt geen huishoudelijke verzorging toegekend.

-Broodmaaltijd bereiden en warme maaltijd bereiden

Hieronder wordt verstaan het bereiden van de maaltijd, maar ook het dekken en afruimen van de tafel, koffie en thee zetten, afwassen of een maaltijd opwarmen. In een gezin zonder kinderen zal deze vorm van hulp veelal beschikbaar en bruikbaar zijn in de vorm van een algemene voorziening. Wanneer een algemene voorziening (denk bijvoorbeeld aan een maaltijdservicedienst of eetpunten) volstaat, wordt geen huishoudelijke verzorging toegekend.

-Anderen helpen bij de zelfverzorging, anderen helpen bij de maaltijden

Als het om kinderen gaat dan ligt de grondslag bij de ouder, die tijdelijk niet in staat is om de ouderrol te vervullen. Hieronder wordt verstaan het uit bed halen/naar bed brengen, wassen/aankleden, verschonen, hulp bij eten en drinken, maaltijden voorbereiden, het naar school brengen/ophalen en opvoedingsactiviteiten. Andere mogelijkheden voorschoolse, tussenschoolse en na-schoolse opvang, kinderopvang en opvang door bijv. grootouders gaan voor op de maatwerkvoorziening.

  • -

    Dagelijkse organisatie van het huishouden

    Hieronder wordt verstaan de ondersteuning bij de organisatie van de huishoudelijke activiteiten en het plannen/beheren van middelen met betrekking tot het huishouden, alsmede het verkrijgen van structuur hierbij.

  • -

    Advies, instructie en voorlichting gericht op het huishouden

Hieronder wordt verstaan instructie/aanleren om te gaan met huishoudelijke hulpmiddelen, instructie/aanleren licht en zwaar huishoudelijk werk, instructie/aanleren verzorging van kleding en linnengoed en instructie/aanleren van het doen van boodschappen en koken.

-Boodschappen doen

Onder het doen van boodschappen wordt verstaan het eenmaal per week samenstellen van een boodschappenlijst, inkopen en daarna opruimen van boodschappen. Wanneer een algemene voorziening (denk bijvoorbeeld aan een boodschappenservice van de supermarkt of vrijwilligersorganisatie) volstaat, wordt geen huishoudelijke verzorging toegekend.

Onderhoud van de tuin en het verzorgen van huisdieren (uitgezonderd hulphonden) behoren niet tot de aandachtsgebieden waarop huishoudelijke verzorging gericht kan zijn!

1.2 Omvang en vorm

Aan de hand van de persoonlijke situatie (onder andere de mogelijkheden en de beschikbaarheid van het sociaal netwerk) wordt bepaald op welke aandachtsgebieden de huishoudelijke verzorging gericht moet zijn.

De gemeente heeft met diverse zorgaanbieders overeenkomsten. De zorgaanbieder van wie de cliënt de zorg wil ontvangen, krijgt van de gemeente het verzoek om samen met de cliënt een ondersteuningsplan te maken dat is gebaseerd op de aandachtsgebieden waarop de huishoudelijke verzorging gericht moet zijn. In het ondersteuningsplan staat in ieder geval benoemd welke concrete huishoudelijke activiteiten worden overgenomen en met welke frequentie deze activiteiten worden uitgevoerd. Activiteiten die door huisgenoten of vanuit het sociale netwerk kunnen worden overgenomen, hoeven niet door de zorgaanbieder overgenomen te worden. Een ondersteuningsplan is altijd maatwerk en verschilt per individuele situatie. De gemeente betrekt het ondersteuningsplan bij haar besluit over de aanvraag voor huishoudelijke verzorging.

1.3 Gebruikelijke hulp

Een leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en in standhouden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Dat betekent, dat van een leefeenheid verwacht wordt dat, bij uitval van een van de leden van die leefeenheid, gestreefd wordt naar een herverdeling van de huishoudelijke taken binnen de leefeenheid. Dit heet gebruikelijke hulp.

1.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, in de reguliere handel beschikbaar is en in prijs vergelijkbaar is met soortgelijke producten. Of iets algemeen gebruikelijk is kan per persoon verschillen. Uit de jurisprudentie blijkt bijvoorbeeld dat in het geval iemand al voor het ontstaan van de beperkingen zelf huishoudelijke verzorging inkocht, dit een algemeen gebruikelijke voorziening is (mits er geen relevante wijziging in het inkomen heeft opgetreden). Ook het inhuren van een glazenwasser voor het schoonmaken van de ramen aan de buitenkant van de woning, is algemeen gebruikelijk.

1.5 Voorliggende voorzieningen

Wanneer een adequate oplossing wordt geboden door gebruik te maken van andere laagdrempelig toegankelijke of goedkope oplossingen zoals een algemene voorziening gaan deze voor op een maatwerkvoorziening. De wens geen gebruik te maken van voorliggende voorzieningen, terwijl het dat in de praktijk wel mogelijk blijkt, kan niet leiden tot het toekennen van een maatwerkvoorziening. Of de cliënt dan daadwerkelijk de betreffende voorziening gaat gebruiken ligt buiten het zicht en de zeggenschap van het college en behoort tot de verantwoordelijkheid van de cliënt en zijn/haar leefeenheid. Van de cliënt die bij de melding/aanvraag al gebruik maakte van dergelijke voorzieningen wordt verwacht dat hij dit blijft doen.

Bij de cliënten die geen gebruik maken van voorliggende voorzieningen moet bekeken worden in hoeverre mogelijkheden aanwezig zijn om hiervan gebruik te maken. Verwacht wordt dat de cliënt alles in het werk stelt om zo snel mogelijk in aanmerking te komen voor deze voorliggende voorzieningen. In crisissituaties kan tijdelijk een indicatie worden afgegeven om de eigen oplossing te regelen.

Ook is er geen indicatie voor huishoudelijke verzorging als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen. Hierbij kan gedacht worden aan algemene technische hulpmiddelen zoals: een afwasmachine, aangepast bestek, wasmachine, wasdroger, verhoging voor wasmachine of wasdroger of een stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde omstandigheden ook voor een hulp aanwezig te zijn. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, hebben deze hulpmiddelen de voorkeur boven het inzetten van hulp. Het gemeentelijke minimabeleid kan hierbij mogelijk ondersteunen.

Toelichting Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning 2017

Inleiding

Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn de Nadere Regels een verdere uitwerking van de bepalingen in de Verordening. De in de Verordening en de Nadere Regels opgenomen bepalingen hebben betrekking op de procedure melding, onderzoek en aanvraag, de maatwerkvoorziening, het Persoonsgebonden budget, de bijdragen in de kosten en kwaliteit en inspraak. Alleen daar waar nodig zijn er aanvullende regels opgesteld naast de Wet en de Verordening. Dit document kan daarmee niet los worden gezien van datgene wat vast ligt in de Wmo en de Verordening. Daar waar gemeente wordt genoemd in de nadere regels, wordt gemeente Boxmeer bedoeld.

De Nadere Regels ontlenen hun status aan artikel 156 van de Gemeentewet:

“De raad kan aan het college, een door hem ingestelde bestuurscommissie en een deelraad bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet”.

Als Nadere Regels zijn vastgesteld, kan daar in beschikkingen naar worden verwezen. Voor de gemeente zijn deze Nadere Regels evenzeer bindend als de Verordening. Bij de beoordeling van geschillen is het de rechter die toetst of de gemeente het beleidskader, zoals neergelegd in Verordening en Nadere Regels wel correct heeft gehanteerd.

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer 2017 is door de gemeenteraad vastgesteld. De Nadere Regels worden door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Dit onderdeel behoeft géén nadere toelichting.

Hoofdstuk 2 Procedure melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 2 Melding

Niet alle vragen die binnenkomen bij het Wmo-loket zijn meldingen zoals bedoeld in de Wet en de Verordening. Indien het probleem van de cliënt direct met het verstrekken van informatie of een doorverwijzing is verholpen, blijven een bevestiging van de melding en nader onderzoek achterwege. Zo behoren een verzoek om informatie, een vraag om maatschappelijk werk en eenvoudige vraagverheldering niet altijd tot de procedure van een maatwerkvoorziening.

Artikel 3 Spoedprocedure

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 4 Cliëntondersteuning

Bij cliëntondersteuning gaat het om informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van de burger. Het betreft integrale dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Het doel is regieversterking van de cliënt en zijn omgeving. Een cliëntondersteuner is bijvoorbeeld een ouderenadviseur, welzijnswerker, maatschappelijk werker of medewerker van MEE.

Cliëntondersteuning kan een belangrijke bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Daarbij is het uitgangspunt het belang van de cliënt en niet dat van het college. Het kan voorkomen dat cliëntondersteuning toereikend is om iemand regie te laten verkrijgen over zijn eigen situatie, waarmee een maatwerkvoorziening niet nodig is. Een cliëntondersteuner kan de cliënt helpen zijn hulpvraag te verwoorden en keuzes te maken. De cliëntondersteuning dient overigens onafhankelijk te zijn. Dat wil zeggen dat de cliënt ondersteuner moet handelen in het belang van de cliënten. Het betekent ook dat degene die cliënt ondersteuning biedt niet dezelfde persoon kan zijn als die beslist over de toewijzing van een maatwerkvoorziening.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening

Artikel 5 Advisering

Het kan noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de gevraagde maatwerkvoorziening een beroep te doen op een (medisch) adviseur. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen in het geval dat, alvorens tot een zorgvuldige afweging gekomen kan worden, er medische informatie dan wel een medisch onderzoek noodzakelijk is.

Artikel 6 Beschikking huishoudelijke verzorging

In artikel 11 lid 4 van de Verordening is geregeld dat het ondersteuningsplan dat door de cliënt en de zorgaanbieder wordt overeengekomen, onderdeel uitmaakt van de beschikking. Middels het ondersteuningsplan worden de afspraken vastgelegd die de zorgaanbieder en de cliënt maken m.b.t. welke huishoudelijke activiteiten de zorgaanbieder overneemt en de frequentie daarvan. Zodoende wordt gewaarborgd dat de cliënt weet waar hij aan toe is en zo nodig hiertegen bezwaar kan maken. Daarvoor is het wel nodig dat het college een duidelijke richtlijn opstelt m.b.t. wat zij verstaat onder het verstrekken van huishoudelijke verzorging als maatwerkvoorziening, teneinde de zelfredzaamheid van de cliënt te vergroten. Deze richtlijn is als bijlage 1 toegevoegd aan deze Nadere Regels.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget

Dit artikel is een uitwerking van artikel 2.3.6. van de Wet, waarin wordt aangegeven dat de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als Persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen.

De cliënt moet in de onderzoeksfase (dan wel bij de melding) expliciet en gemotiveerd zijn voorkeur uitspreken voor een Persoonsgebonden budget boven zorg in natura. Het College beoordeelt uiteindelijk of een Persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Dit vindt onder andere plaats via een beoordeling van de schriftelijke (concept) zorgovereenkomst tussen aanbieder en de cliënt. Vanuit de wet zijn hiervoor een aantal criteria aangegeven, zoals de veiligheid doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de leveren diensten.

Artikel 7 lid 4

Lid 4 sluit aan bij artikel 12 lid 3 sub c van de Verordening, waarbij het Persoonsgebonden budget voor inzet vanuit het sociaal netwerk mogelijk wordt gemaakt.

Tot het sociaal netwerk worden personen gerekend uit de huiselijk kring (niet behorend tot het huishouden), zoals buren, vrienden, kennissen, etc.

Het inzetten van een Persoonsgebonden budget voor inzet vanuit het sociaal netwerk past feitelijk niet in de werkwijze van de Kanteling, waarin inzet van het sociale netwerk wordt verwacht. In uitzonderlijke gevallen is op basis van maatwerk mogelijk om hiervan af te wijken, zoals bij complexe situaties, of bij situaties waar zorg geleverd wordt vanuit verschillende wetten. In ieder geval moet er sprake zijn van het overstijgen van de gebruikelijke hulp en moet het leiden tot betere, effectievere en doelmatigere ondersteuning.

Artikel 8 Uitsluitingsgronden Persoonsgebonden budget

In lid 1 van dit artikel is aangegeven dat er geen Persoonsgebonden budget wordt toegekend indien het vermoeden bestaat dat de belanghebbende niet in staat is om zelf de besteding van het Pgb of de verantwoording hiervoor te verzorgen. Of hiervan sprake is zal uit het onderzoek moeten blijken. Daarbij wordt gekeken of er sprake is van de volgende situaties:

  • a.

    De cliënt is wilsonbekwaam.

  • b.

    De cliënt is bekend met financiële problemen en/of problemen bij de afbetaling.

  • c.

    De cliënt leidt een zwervend bestaan.

  • d.

    De cliënt is bekend met een ziektebeeld waarbij beperkingen naar voren komen in het verantwoordelijkheidsbesef, ziekte-inzicht en/of regelvermogen (bv. dementie, verstandelijke beperking, niet-aangeboren hersenletsel).

In deze gevallen heeft de belanghebbende de mogelijkheid de verantwoordelijkheid over te dragen aan een beheerder/curator.

Lid 3 ziet onder andere op situaties bij kind voorzieningen, of als er sprake is van een zeer progressieve ziekte

Artikel 9 De hoogte van het Persoonsgebonden budget

Artikel 9 lid 2

Het uitgangspunt bij het vaststellen van de hoogte van het Persoonsgebonden budget is dat dit een adequate oplossing moet bieden en niet duurder mag zijn dan de oplossing in natura (artikel 12, lid 1 van de Verordening). Dit betekent dat de hoogte van het budget ook lager kan zijn, dan de tarieven die gehanteerd worden in het kader van de zorg in natura. Daarbij wordt in de Verordening nog het onderscheid gemaakt in het vaststellen van de hoogte van een Persoonsgebonden budget voor het inkopen van de maatwerkvoorziening bij een organisatie/instelling, bij een ZZP-er dan wel via het sociaal netwerk.

Artikel 9 lid 3

In de beschikking wordt de hoogte van het bruto Persoonsgebonden budget opgenomen. Een bruto budget (lid 3) wil zeggen dat de eigen bijdrage niet is ingehouden op het vastgestelde budget en dat het ook niet betaald mag worden uit het budget. De cliënt krijgt hiervoor een aparte beschikking en factuur van het CAK.

Artikel 10 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is bij wet aangewezen om namens het college de uitbetaling en het beheer van het Persoonsgebonden budget uit te voeren. Hierbij vindende betalingen aan de zorgverleners op declaratiebasis plaats. Dit wordt het trekkingsrecht genoemd.

Het trekkingsrecht maakt het mogelijk om alle betalingen aan zorgverleners vooraf te controleren. De SVB maakt inzichtelijk wat de bestedingen zijn en wat het resterende budget is. Budget dat niet wordt besteed, betaalt de SVB na afloop van het jaar terug aan de gemeente.

Artikel 11 Kwaliteitseisen persoonsgebonden budget

Lid 1 van dit artikel sluit aan bij Artikel 2.3.6, lid 3 van de Wet, waarin is bepaald dat het college moet toetsen dat het Persoonsgebonden budget in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het budget wordt verstrekt. In de Verordening is vervolgens opgenomen dat de kwaliteitseisen in de beschikking worden vermeld. Essentieel hierbij is dat de cliënt hiervoor afspraken maakt met de zorgaanbieder. Deze dienen te worden vastgelegd in de zorgovereenkomst.

In lid 3 is nadrukkelijk aangegeven over welke aspecten in ieder geval afspraken gemaakt moeten worden. De (concept) zorgovereenkomst moet aan het college verstrekt worden. Dit proces maakt onderdeel uit van het onderzoek. Via het beoordelen van de schriftelijke (concept) zorgovereenkomst tussen aanbieder en de budgethouder (c.q. andere ter goedkeuring aan te leveren gegevens) kan het college vervolgens deze toets uitvoeren.

In lid 5 is geregeld dat indien er sprake is van een hoog budget het college de mogelijkheid heeft om een aanvullend advies te vragen. Hierbij is het mogelijk om een deskundige een check in de onderzoeksfase te laten doen, of om in een later stadium een controle te laten doen op de resultaten en een juiste inzet van het Persoonsgebonden budget.

Artikel 12 Verantwoording van het persoonsgebonden budget

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Bijdragen in de kosten

In lid 1 is bepaald dat de bijdrage verschuldigd is zolang er gebruik wordt gemaakt van de maatwerkvoorziening. In de Wet is geregeld dat de bijdrage nooit meer kan zijn dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening. Zodra het totaal aan eigen bijdragen de kostprijs van de voorziening heeft geëvenaard, is de eigen bijdrage dus niet meer verschuldigd en kan de cliënt gebruik blijven maken van de voorziening.

Lid 2: In de Verordening is geregeld hoe de kostprijs voor de maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald. Op grond van artikel 14 lid 5 van de Verordening stelt het college de kostprijs voor de volgende maatwerkvoorzieningen vast op:

  • a.

    € 150,-- per periode van 4 weken voor individuele ondersteuning, dagbesteding en/of kortdurend verblijf;

  • b.

    € 20,28 per uur geleverde huishoudelijke verzorging geleverd door een door het college gecontracteerde aanbieder.

Met als doel om deze vormen van maatschappelijke ondersteuning zo toegankelijk mogelijk te houden.

Hoofdstuk 4 Mantelzorgwaardering

Artikel 14 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 5 Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 15 tegemoetkoming meerkosten voor personen met een beperking of chronische, psychische of psychosociale problemen.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 6 Kwaliteit, inspraak en slotbepalingen

Artikel 16 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het betrekken van ingezetenen bij het beleid, zoals bedoeld in artikel 20 van de Verordening is geregeld via de Verordening burgerparticipatie 2015.

Artikel 18 Inwerkingtreding

De ingangsdatum van deze nadere regels.

Artikel 19 Intrekking oude regels en besluit

De eerder vastgestelde Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning worden ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

Deze nadere regels moeten in samenhang worden gezien met andere regelgeving in het kader van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.