Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening Bedrijfsinvesteringszone Boxmeer (BIZ) 2020-2024

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Verordening Bedrijfsinvesteringszone Boxmeer (BIZ) 2020-2024

Onderwerp:

Vaststelling van de Verordening Bedrijfsinvesteringszone Boxmeer (BIZ) 2020-2024.

Nummer:

11b.

De raad van de gemeente Boxmeer;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 oktober 2019,

Gelet op de Wet op de bedrijveninvesteringszones,

B E S L U I T :

kennis te nemen van de Uitvoeringsovereenkomst BIZ vastgoed centrum Boxmeer, het Businessplan BIZ Vastgoed centrum Boxmeer, het Koersdocument, het Reglement Draagvlakmeting BIZ Vastgoed centrum Boxmeer, de Statuten van de Stichting BIZ Vastgoedeigenaren Centrum Boxmeer;

de navolgende Verordening Bedrijfsinvesteringszone (BIZ) Boxmeer 2020-2024 en gebiedsafbakening (zie bijlage: Kaart met aangewezen BIZ – gebied (centrum Boxmeer)) vast te stellen onder de opschortende voorwaarde van een positief resultaat van de wettelijke draagvlakmeting;

de begroting 2020 inclusief meerjarenraming te wijzigen.

Verordening Bedrijfsinvesteringszone Boxmeer 2020-2024

(Verordening BIZ Boxmeer 2020-2024)

Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • bedrijveninvesteringszone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart;

  • BIZ: bedrijveninvesteringszone;

  • BIZ-bijdrage: bestemmingsbelasting die op verzoek van eigenaren jaarlijks wordt geheven om met de opbrengst activiteiten te realiseren als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Wet;

  • Gebied: de aangewezen bedrijveninvesteringszone in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

  • perceptiekosten: kosten voor heffing en invordering van de BIZ-bijdragen door gemeente Boxmeer;

  • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • stichting: Stichting BIZ Vastgoedeigenaren Centrum Boxmeer

  • uitvoeringsovereenkomst: tussen de gemeente en Stichting BIZ Vastgoedeigenaren Centrum Boxmeer op 24 oktober 2019 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1.

    Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt gedurende een periode van 5 jaar jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 3 Belastingobject

Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van de eigenaar, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject.

  • 2.

    Als eigenaar wordt aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven in het gebied zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart.

  • 3.

    Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Vrijstellingen

In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • a.

    voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

  • b.

    glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

  • c.

    onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • d.

    één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

  • e.

    natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

  • f.

    openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

  • g.

    waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • h.

    werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • i.

    werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

  • j.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente;

  • k.

    straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

  • l.

    plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • m.

    begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • n.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs;

  • o.

    belastingobjecten die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;

  • p.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid.

Artikel 7 Tarief BIZ-bijdrage

  • 1.

    Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt 0,107% van de heffingsmaatstaf met dien verstande dat het belastingbedrag niet meer dan € 500,00 per belastingobject bedraagt.

  • 2.

    Indien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd.

Artikel 8 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 35,00 doch minder is dan € 4.000,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In gevallen bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking in zoverre van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van 5 jaren.

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 12 Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Subsidieverordening gemeente Boxmeer niet van toepassing.

Artikel 13 Aanwijzing stichting

Stichting BIZ Vastgoedeigenaren Centrum Boxmeer wordt aangewezen als de stichting bedoeld in artikel 7 van de wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.

Artikel 14 Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De subsidie wordt verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van de in de uitvoeringsovereenkomst genoemde stukken.

  • 2.

    De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen verminderd met de perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 15 Subsidieverplichtingen

Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de stichting ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1.

    De stichting is verplicht om binnen 18 weken na afloop van het subsidiejaar de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen stukken over te leggen.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld uiterlijk 3 maanden na ontvangst van de in het voorgaande lid genoemde stukken.

Artikel 17 Melding van relevante wijzigingen

De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

  • meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie,

  • een wijziging van de statuten,

  • verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening BIZ Boxmeer 2020-2024.

Bijlage : Kaart met aangewezen BIZ – gebied (centrum Boxmeer)

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Boxmeer

in zijn openbare vergadering van 12 december 2019.

De raad voornoemd,

de griffier,

mr. K.H.W. Groenewoud-de Best

de voorzitter,

K.W.T. van Soest