Regeling vervallen per 24-01-2013

Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011

Geldend van 01-10-2011 t/m 23-01-2013

Intitulé

Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011

De Raad van de gemeente Boxmeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 juli 2011;

gelet op artikel 147 eerste lid en artikel 149, van de gemeentewet;de artikelen 7,8 en 10, tweede lid, en 10a van de Wet werk en bijstand;de Algemene wet bestuursrecht;de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

gelet op de EG-verordening nr. 800/2008 van 6 augustus 2008 en de EG-verordening 1998/2006 van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimasteun;

overwegende dat met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, regels gesteld dienen te worden, welke in een verordening worden neergelegd;

B E S L U I T :

vast te stellen de:

Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de WWB, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 

  • 2 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:a. de wet: de Wet werk en bijstand (Stb. 2003, 375, zoals die nadien wordt of is gewijzigd);b. de IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Stb. 2009, 596, zoals die nadien wordt of is gewijzigd);c. de IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Stb. 2009, 596, zoals die nadien wordt of is gewijzigd); d. ondersteuning: het geheel van activiteiten, al dan niet onderdeel uitmakend van een re-integratietraject, dat bijdraagt aan inschakeling in de arbeid;e. duurzame uitstroom: gedurende een dusdanige periode verzekeringsplichtige reguliere arbeid verrichten waardoor wordt voldaan aan het gestelde in de artikelen 17, 17a, 17b en 17c van de Werkloosheidswet. Met reguliere arbeid wordt gelijkgesteld het verrichten van arbeid als zelfstandige in een rechtmatig gevestigd, levensvatbaar beroep of bedrijf, mits gedurende een periode van 3 jaar geen beroep wordt gedaan op een uitkering voor levensonderhoud ingevolge het Bijstandsbesluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. Niet als duurzame uitstroom wordt beschouwd, het verrichten van gesubsidieerde arbeid;f. Re-integratietraject: een met belanghebbende overeengekomen, dan wel door het College aan hem opgelegd geheel van activiteiten of voorzieningen gericht op het verkrijgen van betaalde arbeid.g. Participatieplaats: tijdelijke, onbeloonde en additionele werkzaamheden die met behoud van uitkering kunnen worden verricht door belanghebbenden, zijnde uitkeringsgerechtigden, die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt.h. College: het College van burgemeester en wethouders;

Artikel 2 Opdracht aan het College van burgemeester en wethouders

  • 1 Het College van burgemeester en wethouders biedt ondersteuning aan belanghebbenden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2 Het toekennen van de ondersteuning geschiedt met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.

  • 3 Het College bevordert dat met betrekking tot het aanbieden van ondersteuning, er sprake is van een gelijke aandacht voor de verschillende belanghebbenden alsmede een evenwichtige verdeling binnen de te onderscheiden doelgroepen (art. 8 lid 2 WWB en art. 35 IOAW/IOAZ).

  • 4 Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het College in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de belanghebbende.

  • 5 Bij een netto inkomen tot 115% van de toepasselijke bijstandsnorm is de belanghebbende geen bijdrage verschuldigd in de kosten van ondersteuning. Bij een netto inkomen van 115% tot 130% van de toepasselijke bijstandsnorm is debelanghebbende een bijdrage verschuldigd van 50% van de kosten van ondersteuning. Bij een netto inkomen dat uit gaat boven 130% van de toepasselijke bijstandsnorm komen de kosten van ondersteuning volledig voor rekening van belanghebbende. 

Hoofdstuk 2 De vorm van de ondersteuning

Artikel 3 Ondersteuning en voorzieningen

  • 1 De ondersteuning is afgestemd op de mogelijkheden van belanghebbende en kan bestaan uit verschillende vormen die tot inschakeling in de arbeid leiden indien algemeen geaccepteerde arbeid niet voorhanden is en sollicitaties tot onvoldoende resultaat hebben geleid. 

  • 2 De ondersteuning dient bij te dragen tot een spoedige terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt en kan onder meer bestaan uit de volgende activiteiten:a. het aanbieden van scholing welke gericht dient te zijn op het behalen van een startkwalificatie arbeidsmarkt en/of gericht dient te zijn op uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt;b. het aanbieden van de mogelijkheid tot werken met behoud van uitkering door middel van stageplaatsen of leerwerkplaatsen voor een periode van maximaal 3 maanden, welke éénmalig met maximaal 3 maanden kan worden verlengd. Alvorens tot verlenging overgegaan kan worden dient op basis van een evaluatie de noodzaak hiervan vastgesteld te zijn; c. het aanbieden van een gesubsidieerde arbeidsplaats, waarbij de te verstrekken loonkostensubsidie maximaal voor 6 maanden wordt toegekend; met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging van maximaal 6 maanden. Alvorens tot verlenging overgegaan kan worden dient op basis van eenevaluatie de noodzaak hiervan vastgesteld te zijn. De hoogte van de loonkostensubsidie bedraagt 50% van de nettoloonkosten. Indien de omstandigheden van de belanghebbende daartoeaanleiding geven kan de loonkostensubsidie verhoogd worden. Desubsidie kan echter nooit meer bedragen dan de van toepassing zijnde uitkeringsnorm als bedoeld in artikel 20 en 21 van de WWB, en artikel 5 IOAW/IOAZ. d. het aanbieden van sociale activering;e. het aanbieden van overige vergoedingen die kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling dan wel aan een terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt en die niet door de werkgever worden vergoed (waaronder kinderopvang en reiskosten);f. het bieden van nazorg: activiteiten die er op gericht zijn uitstroom te continueren ten einde hier een duurzaam karakter aan te geven;g. het aanbieden van activiteiten in het kader van schuldhulpverlening indien de schulden een belemmering vormen voor de arbeidsinschakeling;h. het aanbieden van een detacheringsbaan gedurende een periode van maximaal 6 maanden, als onderdeel van een traject gericht op inschakeling met als doelstelling het opdoen van vaardigheden die nodig zijn om betaalde arbeid te verrichten. De periode van 6 maanden kan éénmalig met maximaal 6 maanden verlengd worden. Alvorens tot verlenging overgegaan kan worden dient op basis van een evaluatie de noodzaak hiervan vastgesteld te zijn; i. het toepassen van de vrijlatingbepaling als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder n van de WWB voor zover de aanvaarding van deeltijdarbeid naar het oordeel van het College bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

  • 3 Participatieplaats, Premie, Scholing:a. Het College kan, ter uitvoering van artikel 7 eerste lid onderdeel a van de WWB en artikel 38a IOAW en IOAZ, aan een belanghebbende, zijnde een uitkeringsgerechtigde, die vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt een Participatieplaats aanbieden gedurende maximaal twee jaar. b. Het College verstrekt aan belanghebbende, zijnde uitkeringsgerechtigde, dieonbeloonde additionele werkzaamheden verricht, conform artikel 10a, zesdelid van de WWB en conform artikel 38a IOAW en IOAZ een premie van telkens € 300,-- per half jaar. Deze premie kan gedurende een periode van maximaal 2 jaar verstrekt worden. c. Het recht op deze premie wordt elke 6 maanden beoordeeld.d. De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbondenverplichtingen in de voorafgaande 6 maanden heeft geschonden. e. Onverminderd het gestelde in sub b van dit lid komen ook personen alsbedoeld in artikel 7, derde lid van de WWB voor een premie in aanmerkingindien zij aan alle voorwaarden voldoen. f. Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie wordtbinnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamhedendoor het College bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aanvergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. Het College betrekt bij deze beoordeling:• het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;• de scholingswens van de belanghebbende.

  • 4 Premie duurzame uitstroom:Het College kan aan belanghebbende die gedurende een periode van 3 jaar uitkering heeft ontvangen éénmalig een premie verstrekken indien er sprake is van duurzame uitstroom. De hoogte van de premie is gelijk aan 50% van het in artikel 31 lid 2 onder j van de WWB genoemde bedrag artikel 8 lid 2 IOAW/IOAZ. 

Hoofdstuk 3 Verplichtingen aan het recht op ondersteuning

Artikel 4 Verplichtingen

  • 3 De belanghebbende doet op verzoek van het College of onverwijld uit eigen beweging, mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op het recht op ondersteuning.

  • 2 Indien het recht op ondersteuning naar mening van het College bestaat, verbindt het College hier, op belanghebbende nader afgestemde, verplichtingen aan. Deze verplichtingen worden in een beschikking dan wel trajectplan opgenomen. 

  • 3 Indien het College van oordeel is dat een gesubsidieerde arbeidsplaats bijdraagt aan de inschakeling in de arbeid, kan aan de toe te kennen loonkostensubsidie de verplichting verbonden worden dat de werkgever belanghebbende in vaste dienst neemt.

Hoofdstuk 4 Terugvordering

Artikel 5 Terugvordering

  • 1 Indien blijkt dat de belanghebbende, zijnde een niet-uitkeringsgerechtigde (Nug), de ondersteuning onderscheidenlijk het re-integratietraject tussentijds verwijtbaar beëindigd, kunnen de kosten geheel of gedeeltelijk van hem worden teruggevorderd. 

  • 2 Voor zover de ondersteuning aan de belanghebbende, zijnde een niet- Uitkeringsgerechtigde (Nug), is aangeboden, op grond van door hem of zijn echtgenoot/partner verstrekte onjuiste of onvolledige inlichtingen, worden de kosten van ondersteuning van hem en zijn echtgenoot teruggevorderd. 

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 6 Overgangsbepalingen

  • 1 Ten behoeve van belanghebbenden die op de datum van inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand, 1 januari 2004, werkzaam zijn op een gesubsidieerde arbeidsplaats op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) dan wel het Besluit In- enDoorstroombanen (ID-banen), wordt deze gesubsidieerde arbeidsplaats op grond van voornoemde regelgeving gecontinueerd en de aan de werkgever verleende subsidie gehandhaafd op het niveau van 2003.  

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.

  • 2 Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 Intrekking oude regeling

De verordening Re-integratie Wet werk en bijstand 2010, zoals vastgesteld bij besluit van 30 september 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:“Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ 2011”. 

Ondertekening

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Boxmeerin zijn openbare vergadering van 22 september 2011.
De Raad voornoemd,de griffier,                        de voorzitter,
 
A.W.J.M. Cornelissen    K.W.T. van Soest