Reglement Monumentencommissie Boxtel

Geldend van 01-07-2017 t/m heden

Intitulé

Reglement Monumentencommissie Boxtel

Hoofdstuk 1 Naam en taak

Artikel 1 Naam

Er is een commissie op het gebied van de monumentenzorg als bedoeld in artikel 15 van de Monumentenwet 1988 en artikel 1 van de Erfgoedverordening Boxtel 2017, de Monumentencommissie Boxtel.

Artikel 2 Taak

  • 1. De commissie adviseert burgemeester en wethouders gevraagd en ongevraagd over zaken die betrekking hebben op rijks- en gemeentelijke monumenten, archeologie, beschermde stads- en dorpsgezichten, beeldbepalende gevelwanden, beeldbepalende objecten, het cultuurlandschap en andere onderwerpen aangaande de cultuurhistorie in de ruimste betekenis van het woord.

  • 2. Burgemeester en wethouders vragen de commissie in ieder geval om advies in de gevallen genoemd in:

    • a.

      de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet,

    • b.

      de Erfgoedverordening Boxtel 2017,

    • c.

      de Subsidieregeling monumenten Boxtel 2017,

    • d.

      de Welstandsnota Boxtel 2016, en

    • e.

      bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening en wijzigings- of uitwerkingsplannen als bedoeld in artikel 3.6 van die wet, die de inschakeling van de monumentencommissie dan wel een deskundige op het gebied van cultuurhistorie vereisen.

Hoofdstuk 2 Samenstelling commissie

Artikel 3 Samenstelling en benoeming

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en maximaal 5 leden.

  • 2. De voorzitter en de leden worden door burgemeester en wethouders benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3. De commissie wordt betrokken bij de selectie en werving van een nieuwe voorzitter of nieuwe leden.

  • 4. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

  • 5. De leden beschikken over deskundigheid op minstens een van de volgende terreinen: restauratietechniek, bouwhistorie, architectuurhistorie, landschap/stedenbouw/historische geografie en archeologie.

  • 6. In afwijking van het vijfde lid kunnen burgemeester en wethouders leden benoemen vanwege hun kennis van de lokale of regionale geschiedenis dan wel als burgerlid.

  • 7. Burgemeester en wethouders wijzen een ambtelijk secretaris aan en kunnen ambtelijke adviseurs aanwijzen.

Artikel 4 Zittingsduur

  • 1. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.

  • 2. De voorzitter en de leden kunnen voor ten hoogste nog twee perioden van vier jaar worden herbenoemd.

Artikel 5 Ontslag

  • 1. De leden kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij delen dit schriftelijk mee aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Aftredende leden blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

Hoofdstuk 3 Werkwijze commissie

Artikel 6 Vergaderingen

  • 1. De commissie vergadert conform een jaarlijks vast te stellen vergaderschema en verder zo vaak als de voorzitter of een meerderheid van de leden dit nodig oordeelt.

  • 2. Ten minste de voorzitter en ambtelijk secretaris stellen de agenda voor een vergadering op. De agenda met bijbehorende stukken worden uiterlijk 5 dagen voor de vergadering door de secretaris toegezonden aan de leden.

  • 3. De agenda wordt tevens gepubliceerd op de gemeentelijke website of in het gemeenteblad.

  • 4. De vergaderingen van de commissie zijn openbaar. Een vergadering of gedeelte daarvan is niet openbaar in de gevallen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen de in artikel 10, tweede lid, van die wet genoemde belangen.

  • 5. Vergaderingen vinden geen doorgang als niet ten minste de meerderheid van de leden en de (plaatsvervangend) voorzitter aanwezig zijn.

Artikel 7 Besluitvorming

  • 1. Alle besluiten en adviezen van de commissie worden genomen resp. vastgesteld bij meerderheid van stemmen.

  • 2. Zowel de voorzitter als de leden hebben stemrecht. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 3. Een lid neemt geen deel aan de beraadslaging en besluitvorming met betrekking tot een agendapunt waarbij dat lid persoonlijk is betrokken.

  • 4. De ambtelijk secretaris en ambtelijke adviseurs hebben geen stemrecht.

  • 5. De ambtelijk secretaris maakt van de vergaderingen een verslag.

Artikel 8 Honorering

  • 1. De leden en de voorzitter van de commissie ontvangen voor hun werkzaamheden een geldelijke vergoeding.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen over de hoogte van de vergoeding en bepalen voor welke werkzaamheden een vergoeding wordt ontvangen.

Artikel 9 Advisering

  • 1. De adviezen van de commissie aan burgemeester en wethouders worden schriftelijk en met redenen omkleed uitgebracht.

  • 2. De verslagen van de vergaderingen van de commissie worden toegezonden aan de portefeuillehouder Erfgoed, betrokken ambtenaren en andere belanghebbenden.

  • 3. Het verslag wordt tevens gepubliceerd op de gemeentelijke website of in het gemeenteblad.

Artikel 10 Beslissing op advies

Indien burgemeester en wethouders een advies van de commissie niet overnemen, dan wel sprake is van een afwijkende beslissing, stellen zij de commissie op de hoogte van de reden daarvan.

Artikel 11 Bijstand

De commissie kan zich bij haar beraadslagingen ad hoc laten bijstaan door externe deskundigen. Indien hieraan kosten zijn verbonden, moet van tevoren toestemming van burgemeester en wethouders worden verkregen.

Artikel 12 Verantwoording

  • 1. De commissie brengt jaarlijks vóór 1 april een beknopt verslag uit van de in het voorafgaande kalenderjaar verrichte werkzaamheden.

  • 2. De commissie of een vertegenwoordiging daarvan voert ten minste eenmaal per jaar overleg met de portefeuillehouder Erfgoed.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 13 Wijziging reglement

Dit reglement kan niet worden gewijzigd dan nadat de commissie is gehoord.

Artikel 14 Geschillen

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet alsook bij gerezen geschillen, beslissen burgemeester en wethouders, de commissie gehoord hebbende.

Artikel 15 Overgangsrecht

  • 1. De voorzitter en leden die zijn benoemd op grond van de Verordening op de Monumentencommissie Boxtel 1996 worden geacht te zijn benoemd op grond van dit reglement.

  • 2. Voor de voorzitter en voor leden die op het moment van inwerkingtreding van dit reglement meer dan 8 jaar lid van de commissie zijn vangt de derde periode van benoeming aan met ingang van inwerkingtreding van dit reglement.

  • 3. Voor leden die op het moment van inwerkingtreding van dit reglement meer dan 4 jaar maar minder dan 8 jaar lid van de commissie zijn vangt de tweede periode van benoeming aan met ingang van inwerkingtreding van dit reglement.

  • 4. Voor leden die op het moment van inwerkingtreding van dit reglement minder dan 4 jaar lid van de commissie zijn vangt de eerste periode van benoeming aan met ingang van inwerkingtreding van dit reglement.

  • 5. De secretaris en ambtelijke adviseurs die zijn aangewezen op grond van de Verordening op de Monumentencommissie Boxtel 1996 worden geacht te zijn aangewezen op grond van dit reglement.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op het moment dat de Verordening op de Monumentencommissie Boxtel 1996 wordt ingetrokken.

Artikel 17 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement Monumentencommissie Boxtel.

Toelichting

Algemeen

De monumentencommissie is ingesteld bij verordening. De van toepassing zijnde Verordening op de Monumentencommissie Boxtel 1996 (hierna: Verordening) is op 25 januari 1996 door de gemeenteraad vastgesteld.

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur in de jaren 2002/2003 wordt een commissie ingesteld door het bestuursorgaan waarvoor die commissie adviseert; de monumentencommissie dus door burgemeester en wethouders (artikel 84 Gemeentewet). Bij het opstellen van de nieuwe subsidieregeling voor monumenten en het herzien van de erfgoedverordening is gebleken dat de huidige Verordening gedateerd is en op een aantal punten verwijst naar regels en situaties die inmiddels gewijzigd of niet meer van toepassing zijn. Ook de Modernisering Monumentenzorg in de periode van 2009-2012, de invoering van de Wabo in 2010, de invoering van de Erfgoedwet in 2016 en de eerder gevoerde discussie over belangenverstrengeling maken een aanpassing van de regels omtrent de monumentencommissie noodzakelijk.

Uitgangspunten

Uitgangspunten bij het schrijven van een nieuw reglement zijn de meest recente wijzigingen in de regelgeving geweest.

Modernisering Monumentenzorg

In de gewijzigde Monumentenwet 1988 per 1-1-2009 zijn de regels omtrent de commissie die adviseert over aanvragen m.b.t. rijksmonumenten aangescherpt: alle gemeenten dienen een monumentenverordening en monumentencommissie te hebben en in de wet is sindsdien bepaald dat deze onafhankelijk en deskundig is. Aanleiding is de terugtrekking van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) bij de advisering, de zgn. beperking adviesplicht. Slechts bij ingrijpende (gebruiks)wijzigingen en sloop is een advies verplicht van de RCE. In andere gevallen is alleen een advies van de gemeentelijke monumentencommissie vereist. De Verordening kent nauwelijks regels over de onafhankelijkheid en de deskundigheid van de commissie.

Om gemeenten tegemoet te komen bij die veranderende rol is door de VNG, de Federatie Welstand en de RCE een Handreiking Gemeentelijke Monumentencommissies (hierna: Handreiking) ontwikkeld.

Gewijzigde regelgeving

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Dit is aanleiding om de erfgoedverordening te herzien omdat o.a. de wettelijke grondslag hiervoor nu aanwezig is in de Erfgoedwet. Sinds 1 oktober 2010 is de Monumentenverordening vervangen door de Erfgoedverordening en is het vergunningstelsel uit de Monumentenwet 1988 vervangen door dat uit de Wabo. De Verordening verwijst naar inmiddels vervallen artikelen van Monumentenwet 1988 en Monumentenverordening.

Belangenverstrengeling

De afgelopen periode is een aantal keer gesproken over belangenverstrengeling in de commissie. De Verordening kent daar geen regels over.

Analyse

De Handreiking geeft op de volgende aspecten aan welke aandachtsgebieden er zijn voor de monumentencommissie.

Aandachtsgebieden:

  • -

    Taken

  • -

    Samenstelling

  • -

    Onafhankelijkheid

  • -

    Deskundigheid

  • -

    Advisering

  • -

    Werkwijze

  • -

    Honorering

Deze aandachtsgebieden geven eigenlijk meteen de opbouw van het reglement.

De Handreiking geeft een aantal aanbevelingen.

  • -

    Onafhankelijk: commissieleden zijn geen lid van het college of de raad of ambtenaar in eigen gemeente

  • -

    Bij ambtelijke invulling van secretariaat is secretaris geen lid van de commissie

  • -

    Commissie is voldoende deskundig indien deskundigheid aanwezig is over restauratietechniek, bouwhistorie, architectuurhistorie, landschap/stedenbouw/historische geografie en archeologie

  • -

    Deskundigheid op het gebied van lokale of regionale geschiedenis is aan te bevelen, alsmede het benoemen van een burgerlid

  • -

    Deskundigheid bevorderen door uitwisseling andere gemeenten, integratie welstand- en monumentencommissie of door aansluiting bij provinciale organisatie

  • -

    Integratie van monumenten- en welstandscommissie bevordert ruimtelijke kwaliteit. Deskundigheid gelijk verdelen. Onderdelen moeten herkenbaar zijn in geïntegreerde adviezen

  • -

    Goede relatie met gemeentebestuur door:

  • -

    Duidelijke afspraken over rol en taken: college maakt eindafweging op basis van adviezen en belangen aanvrager, commissie adviseert primair vanuit waardering en instandhoudingsbelang

  • -

    Gemeente informeert de commissie over de besluitvorming n.a.v. de adviezen

  • -

    Portefeuillehouder en commissie voeren ten minste eenmaal per jaar overleg

  • -

    Gemeente maakt afweging adviezen en belangen van eigenaar.

  • -

    Commissie beargumenteert negatieve én positieve adviezen

  • -

    Honorering commissie gelijktrekken met welstandscommissie

Daarnaast heeft de Verordening een aantal tekortkomingen c.q. opvallende bepalingen.

  • -

    Onafhankelijkheid is onvoldoende gewaarborgd

  • -

    Belangenverstrengeling is niet geregeld

  • -

    Deskundigheid in relatie tot de samenstelling is onvoldoende omschreven

  • -

    Taakomschrijving zeer gedetailleerd met (daardoor) veel gedateerde verwijzingen

  • -

    Zittingsduur is onbepaald

  • -

    Niets geregeld over verantwoording in de vorm van een jaarverslag of overleg met het gemeentebestuur

Aan de hand van bovenstaande aanbevelingen en opmerkingen is een nieuw reglement geschreven. Hierbij is dankbaar gebruik gemaakt van het Reglement Monumentencommissie Culemborg (2007). De monumentencommissie heeft een concept van het reglement besproken in haar vergadering van 28 november 2016.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Taak

De gevallen waarin de wet, verordeningen, regelingen, de welstandsnota of bestemmingsplannen inschakeling van de commissie voorschrijft, zijn opgenomen in het tweede lid. Artikel 3.1 van de Erfgoedwet bepaalt dat de Minister advies vraagt aan het college van burgemeester en wethouders bij de aanwijzing als rijksmonument. Nu hierin een zeer terughoudend beleid gevoerd wordt, is het niet noodzakelijk expliciet de betrokkenheid van de commissie te regelen. Mocht een aanwijzing als rijksmonument in de gemeente Boxtel aan de orde zijn, kan dan bepaald worden of inschakeling van de commissie noodzakelijk is.

Artikel 3 Samenstelling en benoeming

Het derde lid bepaalt dat de commissie betrokken wordt bij de selectie en werving van een nieuwe voorzitter en nieuwe leden. De manier waarop wordt niet in detail vastgelegd. Bij de meest recente benoemingen in 2010/2011 heeft de commissie potentiële leden geselecteerd aan de hand van sollicitatiebrieven en vervolgens met een aantal kandidaten gesprekken gevoerd. Vervolgens is – op voordracht van de commissie – een voorstel gedaan aan het college. Het college heeft de voorgestelde kandidaten benoemd.

Het vijfde lid bepaalt welke deskundigheden vertegenwoordigd dienen te zijn in de commissie. Bij de parlementaire behandeling van de eerder genoemde wijziging van de Monumentenwet 1988 in 2008 heeft de Minister van OCW aangegeven dat de commissie deskundigheid dient te bezitten op de genoemde terreinen.

Het benoemen van leden met lokale kennis of burgerleden zoals weergegeven in het zesde lid kan het maatschappelijk draagvlak voor het werk van de commissie vergroten.

Artikel 6 Vergaderingen

Waar de Verordening nog uitging van eventueel in beslotenheid vergaderen indien de commissie dit nodig oordeelde, wordt in het vierde lid gekozen voor een formulering die gelijkluidend is aan de formulering in artikel 12b, tweede lid, van de Woningwet voor vergaderingen van de welstandscommissie of stadsbouwmeester. Deze formulering is ook overgenomen in artikel 17.9, zesde lid, van de Omgevingswet ten aanzien van de gemeentelijke adviescommissie.

Artikel 7 Besluitvorming

Het derde lid bepaalt expliciet dat een lid niet mee kan vergaderen en adviseren met betrekking tot een plan of project waar hij of zij direct bij betrokken is, bijvoorbeeld als adviseur van de opdrachtgever. In de Verordening was dit niet expliciet geregeld, terwijl dit wel af en toe aan de orde is. Overigens heeft dit in de praktijk niet tot problemen geleid en wordt de feitelijke manier van werken nu vastgelegd. De verdere onafhankelijkheid van de commissie is gewaarborgd doordat artikel 15 van de Monumentenwet expliciet bepaalt dat leden van burgemeester en wethouders geen onderdeel uitmaken van de commissie. De Omgevingswet gaat hierin nog verder door in artikel 17.8 te bepalen dat de leden van het gemeentebestuur (burgemeester, college en raad) geen lid zijn van een gemeentelijk adviesorgaan.

Artikel 12 Verantwoording

De Handreiking geeft aan waar het jaarverslag op dient in te gaan:

  • -

    Een overzicht van de uitgebrachte adviezen, hoe is geadviseerd en wat was het effect van de adviezen (welke adviezen heeft de gemeente al dan niet overgenomen).

  • -

    Vermelding van overige zaken waarover is geadviseerd (plannen en nota’s).

  • -

    Vermelding van leden van de commissie, wie zijn toe- en afgetreden

  • -

    Vermelding vanuit een cultuurhistorische optiek van ontwikkelingen die binnen de gemeente hebben plaatsgevonden en hoe de commissie daarop heeft gereageerd.

  • -

    Vermelding van de (eventuele) samenwerking met de welstandscommissie en het bestuurlijk/ambtelijk overleg met de gemeente

Met beknopt wordt in dit verband bedoeld: enkele A4’tjes.

Artikel 15 Overgangsrecht

Waar de Verordening voorziet in benoeming voor onbepaalde tijd wordt nu in artikel 4 voorzien in benoeming van maximaal drie perioden van 4 jaar, dus twaalf jaar maximaal. In verband met de zittingsduur van de huidige voorzitter en leden wordt in het tweede, derde en vierde lid voorzien in ruime overgangstermijnen.