Beleidsregels Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (TONK)

1. Het college kan een tegemoetkoming TONK verstrekken aan de aanvrager die te maken heeft met een inkomensterugval tussen januari 2020 en januari 2021 van minimaal 25%, waardoor de betaling van noodzakelijke kosten niet mogelijk is uit direct beschikbare geldmiddelen.

2. Er kan volstaan worden met een eigen verklaring van de aanvrager, dat de substantiële terugval in inkomen het gevolg is van de maatregelen in verband met het coronavirus (Covid-19).

3. Het college verstrekt geen tegemoetkoming indien de aanvrager woonkostentoeslag ontvangt.

4. De ‘Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Boxtel ‘ zijn niet van toepassing op de aanvragen TONK.

1. De tegemoetkoming TONK kan betrekking hebben op de volgende voor de aanvrager noodzakelijke algemene kosten van bestaan:

• a.

  kosten van huur;

• b.

  kosten van de hypotheek(rente) voor de woning;

• c.

  kosten van elektriciteit, gas en water voor de woning.

2. De kosten van lid 1 onder a en b, voor zover ze boven de huursubsidiegrens van € 376 uit komen.

3. De kosten van elektriciteit, gas en water voor zover ze boven de gemiddelde Nibudnorm van € 150 uit komen.

1. Als een inwoner te maken krijgt met een inkomensterugval als gevolg van de Corona-pandemie en daardoor de noodzakelijke (woon)kosten niet meer kan betalen uit zijn inkomen of vermogen, dan kan de inwoner dit melden bij loket WegWijs. Na de melding neemt een medewerker van MijnGemeenteDichtbij contact op met de inwoner om een aanvraag op te stellen.

2. Aanvrager overlegt bij de aanvraag:

• •

  de bewijzen van het inkomen in de peilmaand januari 2021;

• •

  de bewijzen van de beschikbare geldmiddelen in de peilmaand januari 2021;

• •

  de bewijzen van de noodzakelijke kosten van de periode van januari tot juli 2021.

3. Een aanvraag tegemoetkoming TONK kan worden ingediend tot 1 augustus 2021.

1. Onder inkomen wordt in ieder geval verstaan:

• a.

  inkomen uit arbeid;

• b.

  inkomen uit een uitkering;

• c.

  inkomen uit verhuur; en

• d.

  inkomen uit partner- en/of kinderalimentatie;

• e.

  inkomen uit studiefinanciering;

• f.

  inkomen uit eigen onderneming.

2. Voor zover het inkomen onder art 9, lid 1 hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, voor een echtpaar, alleenstaande of alleenstaande ouder wordt dit gezien als draagkracht. De draagkracht wordt in mindering gebracht op de gevraagde vergoeding van kosten.

1. Beschikbare geldmiddelen zijn geldmiddelen waarover de aanvrager beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

2. Het betreft de beschikbare geldmiddelen van de aanvrager en de partner van de aanvrager.

3. Onder beschikbare geldmiddelen wordt in ieder geval verstaan:

• a.

  contant geld;

• b.

  geld op betaal- en spaarrekeningen;

• c.

  cryptovaluta (zoals bitcoins);

• d.

  de waarde van effecten (hierbij gaat het om beleggingsrekeningen met aandelen, obligaties, en opties en effecten in depot).

4. Van de beschikbare geldmiddelen wordt een deel als “vrij te laten vermogen” aangemerkt. De hoogte van het vrij te laten vermogen is geregeld in artikel 34 lid 3 van de Participatiewet.

1. De beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2021.

2. De beleidsregels vervallen op 1 juli 2021.