Regeling vervallen per 25-08-2011

Beleidsregels Cultuur 2010

Geldend van 01-08-2009 t/m 24-08-2011

Intitulé

Beleidsregels Cultuur 2010

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, besluit tot vaststelling van “Beleidsregels Cultuur 2010”.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in hun vergadering van ……….

Hoofdstuk één Algemene Bepalingen

één. 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1:1

Deze regels zijn bedoeld voor alle subsidies die worden verstrekt in het kader van het cultuurbeleid van de gemeente Breda behoudens de subsidies die worden verstrekt in het kader van monumentenbeleid.

Artikel 1:2 Definities

  • a.

    Awb Algemene wet bestuursrecht

  • b.

    ASV: algemene subsidieverordening Breda 1998.

  • c.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten (artikel 4:21 Awb).

  • d.

    Subsidieplafond: een bedrag dat gedurende een bepaald tijdvlak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 Awb).

  • e.

    Erkenning: het besluit van het college dat een organisatie voor subsidie in aanmerking komt op grond van de bepalingen in deze beleidsregels.

  • f.

    Algemeen culturele organisaties: organisaties met een in de statuten verankerde culturele doelstelling en die niet vallen onder de bepalingen van de professionele kunsten of de amateurkunst. Deze organisaties produceren zelf geen kunst maar bemiddelen tussen publiek en artiest en organiseren optreedmogelijkheden.

  • g.

    Amateurkunstorganisatie: organisatie waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-professionele basis.

  • h.

    Organisaties op het gebied van de professionele podiumkunsten: organisatie van mensen die op professionele basis een bepaalde vorm van de podiumkunsten (inclusief film) beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond.

  • i.

    Organisaties op het gebied van professionele beeldende kunsten en vormgeving : organisatie van mensen die op professionele basis een bepaalde vorm van de beeldende kunsten (inclusief film) en vormgeving beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond.

  • j.

    Organisaties op het gebied van cultureel erfgoed: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.

  • k.

    Culturele evenementen: openbaar toegankelijke evenementen waarbij een culturele discipline centraal staat met minimaal een stedelijke uitstraling.

  • l.

    Culturele Hoofdstructuur: professionele culturele kunstorganisaties die van belang zijn voor het brede culturele fundament van Breda en de ontwikkeling van cultureel burgerschap

  • m.

    Projectsubsidie: een subsidie om culturele activiteiten van incidentele aard uit te voeren. Het subsidiebedrag is gebaseerd op het ingediende activiteitenplan en de daarop gebaseerde begroting, voor zover deze zijn goedgekeurd door burgemeester en wethouders.

  • n.

    ‘Fonds productie’, een jaarlijks beschikbaar budget waaruit op basis van een aanvraag projectsubsidies kunnen worden verstrekt ter stimulering van het productieklimaat in Breda en ten behoeve van de realisatie van een cultureel product; (bv. publicatie, theater- of dansvoorstelling, film, kunstwerk)

  • o.

    ‘Fonds presentatie’. Een jaarlijks beschikbaar budget waaruit op basis van een aanvraag projectsubsidies kunnen worden verstrekt voor publieksgerichte activiteiten.

  • p.

    Professionaliseringssubsidie: een incidentele subsidie voor het tijdelijk inzetten van professionele ondersteuning ter bevordering van de professionele ontwikkeling van de organisatie (professionalisering van subsidieaanvragen , publieksonderzoek, investering sponsorcontacten).

  • q.

    Structurele activiteitensubsidie: een subsidie om activiteiten van structurele aard uit te voeren. Het subsidiebedrag is gebaseerd op het ingediende activiteitenplan en de daarop gebaseerde begroting, voor zover deze zijn goedgekeurd door het college.

  • r.

    Budgetsubsidie: een subsidie waarbij de organisatie een bedrag krijgt toegewezen om een tevoren overeengekomen takenpakket uit te voeren op basis van een goedgekeurd beleidsplan.

  • s.

    Investeringssubsidie: een eenmalige subsidie in de stichtingskosten of in de kosten van herstel, verbouwing of uitbreiding van gebouwen of inrichtingen van de organisatie.

  • t.

    Activiteitenplan: een overzicht van de geplande activiteiten van een organisatie gedurende een bepaald tijdvlak met een daaraan gekoppelde begroting.

  • u.

    Artistiek plan: Een schets van de artistieke ambities en plannen voor een bepaalde periode van een amateurkunstorganisatie. Het geeft aan wat een organisatie op artistiek gebied van plan is en hoe zij dat denkt te bereiken (zie bijlage 1).

  • v.

    Professionele artistieke leiding: artistieke leiding van een (amateur)kunstorganisatie. Deze persoon dient een opleiding aan een van overheidswege erkende dan wel bekostigde opleiding die opleidt tot professioneel kunstenaar gevolgd te hebben.

één . 2 Erkenning

Artikel 1:3 Erkenning van organisaties

Subsidie wordt alleen verstrekt aan organisaties die door het college van burgemeester en wethouders erkend zijn.

Artikel 1:4 Eisen ten aanzien van erkenning van organisaties

Het college erkent een organisatie als:

  • a.

    De organisatie voldoet aan de eisen zoals gesteld in de onderliggende beleidsregels Cultuur 2010;

  • b.

    De activiteiten passen binnen de kaders van het gemeentelijk cultuurbeleid zoals vastgelegd in de nota ‘Factor C’;

  • c.

    Uit de statuten blijkt dat leden van het hoogste gezag binnen een organisatie niet in een arbeidsrelatie staan tot de organisatie;

  • d.

    Voor nieuwe amateurkunstverenigingen geldt dat zij in eerste instantie voor twee jaar erkend zijn. Na deze twee jaar wordt bekeken of de vereniging in aanmerking kan komen voor een structurele ondersteuning. (Zie ook artikel 3:4).

Artikel 1:5 Bezitten van een rechtspersoonlijkheid

  • a. Erkende organisaties die in aanmerking willen komen voor het ontvangen van subsidie dienen een rechtspersoonlijkheid te bezitten.

  • b. Voor de toetsing van de erkenningsregeling zijn de statuten noodzakelijk. Minstens eenmaal per 4 jaar worden de statuten van een organisatie getoetst met betrekking tot de eisen genoemd in artikel 1:4.

Artikel 1:6 Verlies van erkenning

Een erkenning wordt ingetrokken als een organisatie niet langer voldoet aan de in artikel 1:4 en1:5 opgenomen criteria, de organisatie niet overeenkomstig haar statuten handelt of wanneer een organisatie een aaneengesloten periode van een jaar geen activiteiten ontplooit.

één . 3 Subsidiesoorten

Artikel 1:7 Subsidiesoorten

Als soorten van subsidie worden onderscheiden:

  • a.

    Projectsubsidie

  • b.

    Structurele activiteitensubsidie amateurkunst

  • c.

    Budgetsubsidie

  • d.

    Investeringssubsidie

één . 4 Eisen met betrekking tot de subsidieaanvraag

Artikel 1:8 Indiening aanvraag

Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Voor de in artikel 1:7 genoemde subsidiesoorten gelden verschillende indieningmomenten. Deze worden vermeld bij de nadere bepalingen met betrekking tot de subsidiesoorten.

Artikel 1:9 Vereisten aan de aanvraag

Een aanvraag om subsidie bevat tenminste:

  • a.

    Naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en bankgegevens van de organisatie;

  • b.

    Samenstelling van het bestuur;

  • c.

    Een activiteitenplan of projectplan;

  • d.

    De begroting inclusief dekkingsplan;

  • e.

    Een marketingplan;

  • f.

    Een opgave van de subsidieaanvragen die de organisatie bij de gemeente of bij derden heeft ingediend of gaat indienen.

Artikel 1:10 Aanvullingen bij een eerste subsidieaanvraag

Indien een organisatie voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt naast de gegevens die worden genoemd in artikel 1:9, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten en reglement overlegd.

één . 5 Subsidieverlening

Artikel 1:11 Adviescommissie

Het college kan bij de behandeling van de aanvragen advies inwinnen bij een adviescommissie. Bij het collegebesluit van 10-02-2009 (nr.33608 ) zijn de volgende adviescommissies ingesteld:

  • a.

    Adviescommissie Amateurkunst

  • b.

    Adviescommissie Cultuurfondsen

Artikel 1:12 Algemene afwijzingsgronden

Onverminderd het bepaalde in de Awb en de ASV kan subsidie worden geweigerd indien:

  • a.

    De activiteit(en) van een organisatie niet openbaar toegankelijk is(zijn);

  • b.

    De activiteit(en) niet plaatsvindt(en) in de gemeente Breda;

  • c.

    Er een negatief advies van de betreffende adviescommissie ligt;

  • d.

    Het project onvoldoende onderbouwd is;

  • e.

    De activiteit overwegend een sociaal-maatschappelijk doel dient;

  • f.

    De aanvrager gebruik kan maken van reeds bestaande adequate en toegankelijke voorzieningen.

één . 6 Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 1:13 Verplichtingen subsidieontvanger

Als verplichtingen zoals bedoeld in artikel 7 ASV en artikel 4:37 Awb legt het college subsidieontvangende organisaties in ieder geval het volgende op:

  • a.

    De organisatie verleent aan het college of de door hen aangewezen personen desgevraagd inzage in de administratie en verstrekt inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en/of voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverlening zijn verbonden;

  • b.

    De organisatie volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kan geven;

  • c.

    Organisaties die een in artikel 1:7 genoemde subsidie ontvangen, dienen in ieder geval een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college ter verantwoording van de besteding van de middelen;

  • d.

    Het onder sub c genoemde financieel en inhoudelijk verslag bevat een staat van baten en lasten, het eigen vermogen en een toelichting daarop;

  • e.

    In het inhoudelijk jaarverslag wordt, naast een weergave van de activiteiten en prestaties, verslag gedaan van de gevolgde werkwijze;

  • f.

    Het is de verantwoordelijkheid van het bestuur van de organisatie ervoor te zorgen dat alle vrijwilligers en professionals die met kinderen en jongeren in contact komen een verklaring omtrent het gedrag aan het bestuur kunnen overleggen.

één . 7 Richtlijnen met betrekking tot reserves en voorzieningen

Artikel 1:14 Reikwijdte

  • a. De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op organisaties die een budgetsubsidie ontvangen van € 25.000,- of meer.

  • b. Het college kan gemotiveerd besluiten de regels uit deze paragraaf van toepassing te laten zijn bij budgetsubsidies beneden de € 25.000,- wanneer de financiële situatie van de desbetreffende organisatie daartoe aanleiding geeft.

Artikel 1:15 Algemene- en/of egalisatiereserves

  • a. Een algemene en/of egalisatiereserve is een reserve die wordt gevormd uit een eventueel exploitatieoverschot om schommelingen in de toekomstige exploitatie op te vangen.

  • b. Een structureel gesubsidieerde organisatie kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een algemene en/of egalisatiereserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • c. De maximale hoogte van de algemene en de egalisatiereserve samen bedraagt 10% van de structurele subsidiegelden die de organisatie in het betreffende boekjaar van de gemeente Breda heeft ontvangen, vermeerderd met dat deel van de algemene en egalisatiereserve dat gevormd is door andere inkomsten.

  • d. Bij de berekening van dit met andere inkomsten gevormde deel van de algemene en/of egalisatiereserve wordt een verdeelsleutel gebruikt die correspondeert met de onderlinge verhoudingen van alle inkomstenbronnen.

Artikel 1:16 Bestemmingsreserves

  • a. Een bestemmingsreserve is een reserve die gevormd wordt uit een eventueel exploitatieoverschot om na enige tijd voor een specifiek doel te worden aangewend.

  • b. Een structureel gesubsidieerde organisatie kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een bestemmingsreserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • c. Het verzoek om toestemming voor het vormen van een bestemmingsreserve bevat een voorstel waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • 1.

      Het doel van de reserve;

    • 2.

      Een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve;

    • 3.

      Een motivatie van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft.

Artikel 1:17 Voorzieningen

  • a. Een structureel gesubsidieerde organisatie kan, wanneer het colleges daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een voorziening vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • b. Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:

    • 1.

      De kosten samenhangend met vervanging van inventaris;

    • 2.

      De kosten samenhangend met ziekte van werknemers;

    • 3.

      Reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.

  • c. Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin het doel van de voorziening, een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening en een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening is opgenomen.

één . 8 Vaststelling subsidies

Artikel 1:18 Vaststelling

  • a. Het college stelt op grond van de aanvraag, de verleningsbeschikking en het door de organisatie ingediende financieel en inhoudelijk verslag de subsidie definitief vast. Dat gebeurt in de vaststellingsbeschikking.

  • b. Indien het bedrag van de vastgestelde subsidie lager is dan hetgeen reeds als voorschot is uitbetaald, kan het college besluiten om de te veel betaalde subsidie terug te vorderen.

  • c. Tegen zowel de verleningsbeschikking als tegen de vaststellingsbeschikking kan een gemotiveerd bezwaarschrift worden ingediend.

één . 9 Hersteltermijn

Artikel 1:19 Hersteltermijn

  • a. Wanneer de aanvraag voor subsidie dan wel de aanvraag tot definitieve vaststelling (verslaglegging) niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de Awb en de hierboven opgenomen artikelen 1:9, 1:10, en 1:13 hanteert het college een hersteltermijn van vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

  • b. Op grond van artikel 4:5 Awb kan het college besluiten na afloop van de hersteltermijn de onvolledige aanvraag niet verder te behandelen.

  • c. Op grond van artikel 4:47 Awb kan het college besluiten na afloop van de hersteltermijn de definitieve subsidie ambtshalve vast te stellen.

Hoofdstuk twee Projectsubsidies

twee . 1 Inleidende bepalingen

Artikel 2:1 Subsidiesoort

  • a. Het gaat hier om incidentele activiteitensubsidies met een maximumbedrag van € 25.000,-.

  • b. Voor professionaliseringssubsidie geldt een maximum van € 5.000,-.

  • c. De gemeentelijke subsidie bedraagt maximaal 70% van de totale begroting van het project.

Artikel 2:2 Reikwijdte

De regels in dit hoofdstuk hebben betrekking op aanvragen in het kader van ‘fonds productie en fonds presentatie, professionaliseringssubsidiesen incidentele subsidies amateurkunst. Deze subsidies worden beschouwd als projectsubsidie.

twee . 2 Eisen met betrekking tot de projectsubsidieaanvraag

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, 1:9 en 1:10 gelden voor deze subsidies:

Artikel 2:3 Tijdstip indiening aanvraag

  • a. Een aanvraag om een projectsubsidie dient te worden ingediend vóór 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober en minimaal twaalf weken voor aanvang van de activiteit.

  • b. Indien een aanvraag door de gemeente wordt ontvangen na verloop van de in lid 1 genoemde termijnen, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • c. Aanvragen om een projectsubsidie worden vier maal per jaar behandeld aansluitend op de indieningtermijn.

Artikel 2:4 Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid

In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 1:5 kan een projectsubsidie worden verstrekt aan een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid of individuele culturele makers met daarbij de volgende voorwaarden:

  • a.

    Een aanvraag door een niet rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie dient ondertekend te zijn door tenminste twee, van deze organisatie deel uitmakende, natuurlijke personen;

  • b.

    Een aanvraag door een culturele maker dient door de aanvrager ondertekend te zijn;

  • c.

    Het bepaalde in artikel 1:10 is niet van toepassing op organisaties die geen rechtspersoonlijkheid bezitten en op kunstenaars;

  • d.

    De beslissing op de aanvraag wordt ten name gesteld van de persoon/personen die de aanvraag voor subsidie heeft/hebben ondertekend.

twee . 3 Subsidieverlening

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:11 en 1:12 gelden de volgende criteria:

Artikel 2:5 Wie kan aanvragen?

  • a. Voor aanvragen in het kader van ‘fonds productie’, geldt dat culturele organisaties en professioneel werkende individuele culturele makers, die statutair in Breda zijn gevestigd een beroep kunnen doen op subsidie, mits het de realisatie van een cultureel product betreft;

  • b. Voor aanvragen in het kader van ‘fonds presentatie’, geldt dat culturele organisaties, professioneel werkende individuele culturele makers en privé personen een beroep kunnen doen op subsidie, mits de aanvraag betrekking heeft op een culturele publieksgerichte activiteit in Breda;

  • c. Voor aanvragen in het kader van “projectsubsidies amateurkunst” geldt dat amateurkunst organisaties zoals bedoeld in artikel 3:1 die statutair in Breda zijn gevestigd een beroep kunnen doen op subsidie;

  • d. Voor aanvragen van een professionaliseringssubsidie kunnen culturele professionele- en amateurorganisaties die statutair in Breda zijn gevestigd een beroep kunnen doen op subsidie.

Artikel 2:6 Rol van de adviescommissie

  • a. Subsidieaanvragen ‘fonds productie’ en ‘fonds presentatie’ zoals bedoeld in artikel 2:2 voor een bedrag van € 10.000,- of meer worden getoetst door een adviescommissie cultuurfondsen.

  • b. De adviescommissie cultuurfondsen heeft tot taak het college gevraagd en ongevraagd te adviseren met betrekking tot aanvragen voor het fonds productie en fonds presentatie.

  • c. De adviescommissie cultuurfondsen toetst of de aanvraag voldoet aan respectievelijk de algemene en specifieke criteria uit artikel 2:7 en 2:8 van deze beleidsregels.

  • d. Incidentele subsidies amateurkunst worden altijd getoetst door de adviescommissie amateurkunst.

Artikel 2:7 Algemene criteria

  • a. Het project dient plaats te vinden in Breda.

  • b Het projectplan dient voldoende onderbouwd te zijn.

  • c. Het project dient een aanvulling te zijn op het bestaande aanbod van de organiserende instelling.

  • d. Het project dient een publieksgericht karakter te hebben.

  • e. Het project dient van een goed artistiek-inhoudelijk niveau te zijn.

  • f. Het project dient een culturele doelstelling.

  • g. Er kan voor maximaal 70% van de begrote kosten subsidie worden aangevraagd.

  • h. Cultureel ondernemerschap wordt gestimuleerd. Wanneer organisaties naar het oordeel van de commissie via andere bronnen voldoende inkomsten kunnen genereren is dit op zichzelf een grond om de subsidie te weigeren danwel lager vast te stellen.

  • i. Organisaties die jaarlijks voor hetzelfde project een aanvraag indienen worden jaarlijks in samenhang met alle aanvragen beoordeeld.

  • j. Aan een eerder toegekende subsidie kunnen voor de volgende aanvraag geen rechten worden ontleend.

Artikel 2:8 Specifieke criteria

  • a. In aanvulling op de criteria zoals verwoord in artikel 2:7 geldt voor aanvragen in het kader van het fonds productie dat het project specifiek gericht moet zijn op de realisatie van een cultureel product en daarmee het versterken van het productieklimaat en het cultuurklimaat in de stad.

  • b. In aanvulling op de criteria zoals verwoord in artikel 2:7 geldt voor aanvragen in het kader van het fonds presentatie dat het project specifiek gericht moet zijn op publieksbereik met name het bereiken van een ander en nieuw publiek.

  • c. In aanvulling op de criteria zoals verwoord in artikel 2:7 geldt voor aanvragen in het kader van de projectsubsidies amateurkunst dat het project gericht moet zijn op het stimuleren van de ontwikkeling van de amateurkunst in Breda.

  • d. Met uitzondering van de criteria zoals verwoord in artikel 2:7 c, d,e en f geldt voor aanvragen voor een professionaliseringssubsidie dat deze gericht moet zijn op het tijdelijk bieden van professionele ondersteuning op één van de volgende punten:

    • -

      het schrijven van aanvragen voor externe subsidiegevers;

    • -

      het schrijven van een beleids- of businessplan;

    • -

      het ontwikkelen van marketing- en PR activiteiten;

    • -

      het ontwikkelen van samenwerkingsverbanden met sponsoren;

    • -

      het doen van bijzondere eenmalige investeringen ten behoeve van de professionalisering van de locatie / plek;

    • -

      starterskosten (kosten KvK, bestuurskosten e.d.).

Twee . 4 Hoogte van het subsidiebedrag

Artikel 2:9 Hoogte van het subsidiebedrag

De hoogte van het subsidiebedrag wordt bepaald aan de hand van het aangevraagde bedrag (het begrotingstekort), indien van toepassing het advies van een adviescommissie en het subsidieplafond.

Artikel 2:10 Uitbetaling

Bij de projectsubsidies zal na toezending van de verleningsbeschikking 80% van de verleende subsidie als voorschot worden uitbetaald. Na vaststelling van de subsidie zal het resterende subsidiebedrag worden overgemaakt.

twee . 5 Vaststelling projectsubsidies

Artikel 2:11 Vaststelling projectsubsidies

  • a. Organisaties die een projectsubsidie ontvangen, dienen uiterlijk twaalf weken na afloop van de activiteit een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college.

  • b. De subsidie kan lager worden vastgesteld dan het verleende bedrag wanneer blijkt dat minder subsidie nodig was voor het sluiten van de begroting.

Hoofdstuk drie Structurele activiteitensubsidies Amateurkunst

drie . 1 Inleidende bepalingen

Artikel 3:1 Reikwijdte

  • a. De aanvraag voor structurele subsidie dient uiterlijk 1 augustus voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd bij het college te zijn ingediend op het daartoe vastgestelde formulier.

  • b. Op het formulier dient de organisatie aan te geven in welke categorie (kunst als middel, kunst als doel of artistieke prestatie) zij wenst te worden ingedeeld. Wanneer de gewenste categorie dezelfde is als die van het vorig jaar, wordt de vereniging automatisch weer in deze categorie ingedeeld tot het einde van de periode van het artistiek plan. Na deze periode dient de organisatie een nieuw plan op te stellen voor de nieuwe periode. Dit zal dan opnieuw worden beoordeeld.

  • c. Wanneer de organisatie een andere categorie invult dan het jaar daarvoor, dan wordt de aanvraag beoordeeld door de adviescommissie amateurkunst. Aan de hand van de ingestuurde gegevens vormt de commissie zich een oordeel over de artistieke kwaliteit, de artistieke ambitie en de haalbaarheid van ambities.

Artikel 3:2 Subsidiesoorten en subsidiabele kosten

Activiteitensubsidies voor amateurkunstorganisaties zoals bedoeld in artikel 3:1 worden uitsluitend berekend in scores. Deze worden conform de richtlijnen in artikel 3:6 omgezet in geldbedragen.

drie . 2 Eisen met betrekking tot subsidieaanvraag

Artikel 3:3 Aanvraag activiteitensubsidie

  • a. De aanvraag voor structurele subsidie dient uiterlijk 1 augustus voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd bij het college te zijn ingediend op het daartoe vastgestelde formulier.

  • b. Op het formulier dient de organisatie aan te geven in welke categorie (kunst als middel, kunst als doel of artistieke prestatie) zij wenst te worden ingedeeld. Wanneer de gewenste categorie dezelfde is als die van het vorig jaar, wordt de vereniging automatisch weer in deze categorie ingedeeld tot het einde van de periode van het artistiek plan. Na deze periode dient de organisatie een nieuw plan op te stellen voor de nieuwe periode. Dit zal dan opnieuw worden beoordeeld.

  • c. Wanneer de organisatie een andere categorie invult dan het jaar daarvoor, dan wordt de aanvraag beoordeeld door de adviescommissie amateurkunst. Aan de hand van de ingestuurde gegevens vormt de commissie zich een oordeel over de artistieke kwaliteit, de artistieke ambitie en de haalbaarheid van ambities.

Artikel 3:4 Eerste aanvraag

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:10 geldt voor een eerste aanvraag in het kader van amateurkunst het volgende:

  • a.

    De aanvraag dient te worden ingediend op het daartoe beschikbaar gestelde aanvraagformulier. Wanneer het formulier te weinig ruimte biedt, dient een bijlage te worden toegevoegd;

  • b.

    Met de subsidieaanvraag dienen de volgende bijlagen te worden ingediend:

    • 1.

      (indicatieve) ledenlijst

    • 2.

      de statuten en huishoudelijk reglement

    • 3.

      begroting van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • 4.

      artistiek plan (indien artikel 3:10 van toepassing is);

  • c.

    Een nieuwe vereniging dient aan te geven wat zij toevoegen aan het bestaande aanbod in Breda, het artistiek bijzondere van de nieuwe vereniging te omschrijven en aannemelijk te maken dat er behoefte is aan de activiteiten van de nieuwe organisatie;

  • d.

    Een nieuwe vereniging wordt in eerste instantie voor twee jaar erkend. Na deze twee jaar wordt bekeken of de vereniging in aanmerking kan komen voor een structurele ondersteuning. De evaluatie zal zich met name richten op de bereikte artistieke kwaliteit en de impact op de stad en het belang van de vereniging voor de amateurkunst.

drie. 3 Subsidieverlening

Artikel 3:5 Meerdere activiteiten mogelijk

  • a. Binnen het subsidiebeleid is het mogelijk dat binnen één bestuurlijke eenheid meerdere disciplines (koren, orkesten e.d.) actief zijn. Subsidiëring van meerdere activiteiten per bestuurlijke eenheid is mogelijk wanneer het aantal deelnemers per te subsidiëren activiteit voldoet aan het gestelde minimumaantal (zie artikel 3:12) en er sprake is van autonome eenheden die binnen één organisatie verschillende doelen nastreven.

  • b. Personen die deelnemen aan meer dan één van de gesubsidieerde onderdelen tellen voor wat betreft het bepalen van het ledenaantal slechts in één onderdeel mee.

Artikel 3:6 Grondslag berekening subsidies amateurkunstorganisaties

Als grondslag voor de berekening van het subsidiebedrag wordt gehanteerd:

  • a.

    één punt per activiteit, vermeerderd met toeslagen met betrekking tot accommodatie en niveau (categorie middel, doel of artistieke prestatie).

  • b.

    De geldwaarde van het punt wordt als volgt berekend; het voor het desbetreffende jaar beschikbare bedrag op de gemeentebegroting (subsidieplafond) voor structurele subsidies amateurkunst gedeeld door het totaal aantal scores van de subsidiabele organisaties voor het desbetreffend jaar.

  • c.

    In artikel 3:7 worden de scores basis, accommodatie en activiteiten gegeven en toegelicht.

Artikel 3:7 Overzicht van de subsidiabele onderdelen

  • a. Basissubsidie: Als een vereniging wordt erkend, komt deze in aanmerking voor een basissubsidie. Dit is een tegemoetkoming in de kosten die nodig zijn om te kunnen besturen. Deze tegemoetkoming bedraagt 1 punt per jaar per door de gemeente erkende organisatie met rechtspersoonlijkheid.

  • b.

    Accommodatie: Erkende organisaties kunnen kosteloos gebruik maken van de gemeentelijke welzijnsaccommodaties van de gemeente Breda voor het houden van repetities en activiteiten verwant aan het beoefenen van de desbetreffende kunstvorm. Wanneer een organisatie geen gebruik wenst te maken van een gemeentelijke welzijnsaccommodatie, wordt een bijdrage in de kosten van de huisvesting verstrekt. Voor de kosten van accommodaties geldt een maximale bijdrage in de kosten van de accommodatie in de vorm van een score die varieert per categorie waarin de vereniging is ingedeeld. De volgende punten worden toegekend:

    Categorie

    aantal punten

    kunst als middel

    1

    kunst als doel

    3

    Artistieke prestatie als doel

    4

  • c. Activiteitensubsidie:voor een uiteenzetting van de voorwaarden met betrekking tot de activiteitensubsidie wordt verwezen naar de artikelen 3:8, 3:9 en 3:10.

Artikel 3:8 Activiteitensubsidie: “Kunst als middel”.

Erkende organisaties worden ingedeeld in de categorie “kunst als middel” wanneer zij voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    De organisatie moet een organisatie zijn die wordt genoemd in artikel 3:1;

  • b.

    De organisatie moet voldoen aan de eisen van erkenning (artikel 1:4 en 1:5)

  • c.

    De organisatie moet statutair in Breda zijn gevestigd;

  • d.

    Aan deze organisaties worden verder geen speciale eisen gesteld betreffende de artistieke leiding. Het belangrijkste is dat door de leiding het ‘ambacht’ wordt beheerst. Bij twijfel hierover wordt advies gevraagd aan de adviescommissie amateurkunst;

  • e.

    Er moet voldaan zijn aan de eis van het minimaal aantal leden (artikel 3:12);

  • f.

    De organisatie moet met enige regelmaat repetities of bijeenkomsten houden;

  • g.

    De organisatie moet minstens éénmaal per jaar een openbaar optreden of bijeenkomst geven;

  • h.

    Iedere organisatie behorende tot deze categorie krijgt per activiteit een score van 3 punten.

Artikel 3:9 Categorie “Kunst als doel”

Erkende organisaties worden ingedeeld in de categorie “kunst als doel” wanneer zij voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    De organisatie moet een organisatie zijn die wordt genoemd in artikel 3:1.

  • b.

    De organisatie moet voldoen aan de eisen van erkenning (artikel 1:4 en 1:5).

  • c.

    De organisatie moet statutair in Breda zijn gevestigd.

  • d.

    Er moet sprake zijn van een professionele artistieke leiding.

  • e.

    Er moet voldaan zijn aan de eis van het minimaal aantal leden (zie artikel 3:12).

  • f.

    De organisatie moet met enige regelmaat repetities of bijeenkomsten houden.

  • g.

    De organisatie moet minstens tweemaal per jaar een openbaar optreden of bijeenkomst geven.

Het aantal punten voor de sectoren is als volgt:

Sector

Punten

HaFaBra

13

Slagwerkgroepen, drumbands en majorettes

4

Vocaal

5

Orkesten overig

9

Toneel

4

Niet-westerse muziek

0

Beeldende kunst, fotografie en pantomime

0

Artikel 3:10 Categorie “Artistieke prestatie als doel”

Erkende organisaties worden ingedeeld in de categorie “kunst als doel” wanneer zij voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    De organisatie moet een organisatie zijn die wordt genoemd in artikel 3:1.

  • b.

    De organisatie moet voldoen aan de eisen van erkenning (artikel 1:4 en 1:5).

  • c.

    De organisatie moet statutair in Breda zijn gevestigd.

  • d.

    Er moet sprake zijn van een professionele artistieke leiding.

  • e.

    Er moet voldaan zijn aan de eis van het minimaal aantal leden (zie artikel 3:12.

  • f.

    De organisatie moet met enige regelmaat repetities of bijeenkomsten houden.

  • g.

    De organisatie moet minstens tweemaal per jaar een openbaar optreden of bijeenkomst geven.

  • h.

    De organisatie dient een artistiek plan op te stellen (alsmede het doorgeven van mogelijke wijzigingen) en ter advisering aan te bieden aan de adviescommissie amateurkunst.

Indeling in deze categorie is uiteindelijk afhankelijk van het oordeel van de adviescommissie. Deze beoordeelt aan de hand van het artistieke plan of de organisatie wordt ingedeeld in deze categorie. Voor de werkwijze van de commissie wordt verwezen naar bijlage 2.

Het aantal punten per sector is:

Sector

Punten

HaFaBra / Symfonie

25

Overige disciplines

17

Artikel 3:11 Vrijwilligersondersteuning

  • a. Dit betreft het bevorderen van de deskundigheid van vrijwilligers en het faciliteren van het verzekeren van vrijwilligers voor wat betreft WA (Wettelijke Aansprakelijkheid) en Ongevallen. Daarbij kan vanuit de culturele organisaties voor amateurkunst worden aangesloten bij de voor alle voor de vrijwilligersorganisaties in Breda geldende faciliteiten. Het steunpunt “Breda-Actief” is het punt van waaruit de vrijwilligersorganisaties worden ondersteund. Tot die ondersteuning behoort ook het intermediair zijn bij verzekerings- en opleidingsaspecten.

  • b. Niet subsidiabel zijn overigens de kosten die worden gemaakt ten behoeve van opleidingen die op enig moment ‘te gelde kunnen worden gemaakt’. Zo komt het volgen van dirigenten- en regisseurscursussen niet voor subsidie in aanmerking; wel in aanmerking komen cursussen die zijn gericht op het goed vervullen van bestuurlijke functies.

  • c. Er is uitsluitend sprake van een subsidiëren van de deskundigheidsbevordering genoemd in het vorige lid wanneer de aanmelding voor deelname loopt via “Breda-Actief” dan wel een andere daartoe door de gemeente aangewezen organisatie.

Artikel 3:12 Aantallen leden

Amateurkunstorganisaties zoals bedoeld in artikel 3:1 die in aanmerking willen komen voor structurele activiteitensubsidies dienen minstens te bestaan uit de volgende aantallen leden (ongeacht indeling in categorie).

Soort

Min. aantal leden

Koren

16

Opera en operette

16

Harmonieën / Fanfares / Brassbands

20

Symfonie- en overige orkesten

20

Slagwerkgroepen / Drumbands / drumfanfares / malletkorpsen

20

Mini- en majorette korpsen

20

Niet-westerse muziekgroepen

10

Theatergroepen

Nvt

Dansgroepen

10

Fotogroepen

10

Amateurverenigingen op het gebied van de beeldende kunst.

10

Pantomimegroepen

10

drie . 4 Artistieke evaluatie

Artikel 3:13 Artistieke evaluatie

Om een beter beeld van de uitgevoerde artistieke activiteiten te krijgen (zowel reguliere activiteiten als speciale projecten) kan de adviescommissie Amateurkunst besluiten om een artistieke toets te laten uitvoeren conform de richtlijnen van het Centrum voor Amateurkunst.

Drie . 5 Vaststelling activiteitensubsidies Amateurkunst

Artikel 3:14 Vaststelling

  • a. Organisaties die een structurele activiteitensubsidie amateurkunst ontvangen, dienen vóór 1 april een financieel en inhoudelijk verslag over het voorafgaande jaar waarin de activiteiten hebben plaatsgevonden in bij het college.

  • b. Het hierboven genoemde financieel en inhoudelijk verslag bevat een staat van baten en lasten en een toelichting daarop met een vermelding van het eigen vermogen van een organisatie.

  • c. De subsidie kan lager worden vastgesteld dan het verleende bedrag wanneer blijkt dat minder subsidie nodig was voor het sluiten van de begroting.

  • d. Het college kan met betrekking tot de subsidievaststelling nadere regels stellen.

drie . 6 Projectsubsidies Amateurkunst

Artikel 3:15 Projectsubsidie amateurkunst

Naast de structurele activiteiten subsidies kunnen erkende amateurkunstorganisaties voor bijzondere incidentele activiteiten een projectsubsidie amateurkunst aanvragen. Voor deze projectsubsidies zijn de artikelen 2:3, 2:5 sub b.2:4 sub b, 2:6 sub d, 2:7 en 2:8 sub c van toepassing. (klopt dit!)

Hoofdstuk vier Budgetsubsidies voor Culturele Hoofdstructuur

vier . 1 Inleidende bepalingen

Artikel 4:1 Reikwijdte

  • 1.

    Met de subsidiesoort wordt in dit hoofdstuk een budgetsubsidie van minimaal € 25.000,- bedoeld;

vier . 2 Eisen m.b.t. de subsidieontvanger

Artikel 4:2 Criteria Culturele Hoofdstructuur

Aanvullend op de eisen zoals vermeld in hoofdstuk 1 gelden voor organisaties binnen de Culturele Hoofdstructuur gelden de volgende criteria:

  • 1.

    De organisaties hebben een gezonde bedrijfsvoering;

  • 2.

    Zij zijn voor hun bestaansrecht niet (meer) persoonsgebonden;

  • 3.

    De organisaties binnen de Culturele Hoofdstructuur passen de Code Cultural Governance toe en verantwoorden deze ook in hun jaarverslag;

  • 4.

    Zij hebben een goedgekeurde meerjaren-beleidsvisie.

vier . 3 Eisen m.b.t. subsidieaanvraag

Aanvullend op de eisen van paragraaf 1.4 geldt voor budgetsubsidies:

Artikel 4:3 Tijdstip indiening aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een eenjarige budgetsubsidie wordt ingediend op 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarover subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    Een aanvraag voor een meerjarige budgetsubsidie wordt ingediend op 1 juli voorafgaand aan het eerste jaar van de nieuwe subsidieperiode middels een actueel beleidsplan voor de betreffende periode.

  • 3.

    Indien een aanvraag door de gemeente wordt ontvangen na verloop van de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 4:4 Aanvullende vereisten aan de aanvraag

Een aanvraag om budgetsubsidie omvat naast de eisen genoemd in artikel 1:8, 1:9 en 1:10 een beschrijving van het lange termijn beleid van de organisatie.

vier . 4 Subsidieverlening

Artikel 4:5 Subsidieverlening

  • a. Voorwaarde voor subsidiëring is dat de organisatie voldoet aan de eisen van erkenning zoals neergelegd in artikel 1:4.

  • b. Met betrekking tot de budgetsubsidies wordt het takenpakket van organisatie gekoppeld aan de vigerende beleidsnota cultuur.

  • c. De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van de beschikbare middelen binnen de gemeentebegroting (subsidieplafond) en aan de hand van het begrotingstekort.

  • d. De organisatie dient statutair te zijn gevestigd in Breda.

  • e. Het college treedt in overleg met de aanvrager teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de gewenste activiteiten en prestaties en de te verstrekken subsidie.

  • f. Na afloop van dit overleg neemt het college een besluit met betrekking tot de subsidieaanvraag.

  • g. Een budgetsubsidie wordt voor minimaal 1 en voor maximaal vijf jaar toegekend waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij landelijke en/of provinciale planperiodes.

  • h. Bij een meerjarige subsidie worden de afspraken vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst die door zowel de subsidieverstrekker als de subsidieontvanger wordt ondertekend.

  • i. Naast de uitvoeringsovereenkomst wordt een beschikking afgegeven voor de gehele subsidieperiode.

  • j. In geval van een meerjarige subsidieovereenkomst wordt alleen de jaarlijkse indexering apart toegekend, daarvoor hoeft geen afzonderlijke aanvraag te worden ingediend.

vier . 5 Vaststelling budgetsubsidies

Artikel 4:6. Vaststelling

Aanvullend op de bepalingen in artikel 1:13 geldt voor organisaties die een budgetsubsidie ontvangen:

  • a.

    De organisaties dienen uiterlijk op 1 mei na afloop van de subsidieperiode waarover subsidie is verleend een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college;

  • b.

    Het in het eerste lid genoemde financieel en inhoudelijk verslag bevat een staat van baten en lasten en een toelichting daarop;

  • c.

    Daarnaast dient het financieel verslag een overzicht te bevatten van de reserves en voorzieningen van de organisatie conform de richtlijnen in de artikelen 1:15, 1:16 en 1:17;

  • d.

    Het college legt in de beschikking vast of een accountantsverklaring vereist is voor de financiële verantwoording van desbetreffende organisatie;

  • e.

    Het college kan met betrekking tot de subsidievaststelling nadere regels stellen.

Hoofdstuk vijf Investeringssubsidies

vijf . 1 Inleidende bepalingen

Artikel 5:1 Reikwijdte en subsidiesoort.

Deze subsidiemogelijkheid bestaat slechts voor erkende professionele organisaties in de Culturele Hoofdstructuur.

vijf . 2 Eisen met betrekking tot de subsidieaanvraag

Artikel 5:2 Tijdstip indiening aanvraag

Een aanvraag voor een investeringssubsidie dient minimaal 26 weken voordat de opdracht voor de investering wordt gegeven, ingediend.

Artikel 5:3 Aanvullende gegevens bij het indienen van een (investerings)subsidie

In aanvulling op artikel 1:8, 1:9 en 1:10 bevat een aanvraag om een investeringssubsidie:

  • a.

    Een toelichting, waarin de organisatie aangeeft waarom de voorgenomen investering noodzakelijk wordt geacht, een omschrijving van de bestemming en wat wordt gedaan om medegebruik door derden mogelijk te maken;

  • b.

    Een gespecificeerde begroting van de kosten die verband houden met de voorgenomen investering;

  • c.

    Een uitgewerkt plan of tekening met toelichting van datgene dat met de voorgenomen investering tot stand zal worden gebracht;

  • d.

    Een financieel verslag met balans en bijbehorende toelichting van het afgelopen boekjaar en de begroting van het lopende boekjaar;

  • e.

    Afschriften van de benodigde vergunningen of van de aanvragen daarvan;

  • f.

    Een akte of ander schriftelijk stuk waaruit blijkt dat – voor zover de ondergrond geen eigendom is van de organisatie – een recht van opstal is gevestigd eventueel gecombineerd met het recht van erfpacht.

vijf . 3 Subsidieverlening

Artikel 5:4 Subsidieverlening

Subsidie kan worden verleend wanneer het college instemt met de door de organisatie aangegeven noodzaak tot investering én wanneer de benodigde middelen beschikbaar zijn.

vijf . 4 Vaststelling investeringssubsidie

Artikel 5:5 Vaststelling

Organisaties die een investeringssubsidie ontvangen, dienen binnen 26 / zesentwintig weken na voltooiing van de werkzaamheden die verband houden met de investering, een financieel en inhoudelijk verslag in bij burgemeester en wethouders (college?). Op basis hiervan wordt de subsidie definitief vastgesteld. Het kan zijn dat naar aanleiding van het financieel en inhoudelijk verslag de subsidie lager wordt vastgesteld dan het verleende bedrag.

Hoofdstuk zes Slotbepalingen

Artikel 6:1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2009.

Artikel 6:2 Toepassing van de beleidsregels

Deze beleidsregels zijn van toepassing op subsidieaanvragen 2010 die ingediend zijn op of na 1 augustus 2009.

Artikel 6:3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Cultuur 2010” (BC 2010)

Artikel 6:4 Evaluatie

Deze beleidsregels worden voor 1 augustus 2012 geëvalueerd en deze evaluatie wordt ter kennisname gebracht aan de Raadscommissie mens en maatschappij.