Regeling vervallen per 22-09-2011

Overgangsregeling subsidieverstrekking maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 22-09-2011 t/m 21-09-2011

Intitulé

Overgangsregeling subsidieverstrekking maatschappelijke ondersteuning

De raad van de gemeente Breda;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het bepaalde in de Welzijnswet 1994;

gelet op het bepaalde in de Algemene Subsidieverordening Breda 1998;

besluit:

  • I

    tot intrekking van de:

    • -

      Gewijzigde Beleidsregels Subsidieverstrekking Welzijn en Arbeidsmarktbeleid 2002;

    • -

      Gewijzigde Bijzondere Beleidsregels Subsidieverstrekking Welzijn en Arbeidsmarktbeleid 2002.

  • II

    tot vaststelling van de:

    • -

      Beleidsregels Subsidieverstrekking Maatschappelijke Ondersteuning 2007;

    • -

      Overgangsregeling Subsidieverstrekking Maatschappelijke Ondersteuning.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

§ 1.1 Algemeen

Artikel 1:1

  • 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op die activiteiten die tot de inwerkingtreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning gesubsidieerd werden op grond van de Regeling subsidies AWBZ, vallend onder ‘Diensten bij wonen met zorg’, ‘Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg’ en ‘Zorgvernieuwingsprojecten geestelijke gezondheidszorg’.

  • 2. Op aanvragen die in het kader van deze Beleidsregels worden ingediend, zijn tevens de Beleidsregels Subsidieverstrekking Maatschappelijke Ondersteuning 2007 van toepassing tenzij hieronder daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1:2

Paragraaf 1.3.4. van de Beleidsregels Subsidieverstrekking Maatschappelijke Ondersteuning 2007 is niet van toepassing.

Artikel 1:3

In deze regeling wordt onder een instelling verstaan: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld.

Artikel 1:4

Een projectsubsidie bestaat uit het verschil tussen de lasten en baten die met de gesubsidieerde activiteiten samenhangen. Het gaat hierbij om de werkelijke lasten die met in achtneming van deze regeling in aanmerking komen, voorzover ze zijn opgenomen in een door het College goedgekeurde begroting. De subsidie bedraagt niet meer dan het door het College vastgestelde maximum.

Artikel 1:5

Het College kan voor de subsidies in deze regeling formulieren vaststellen, zoals bijvoorbeeld formulieren voor de subsidieaanvraag, aanvraag tot vaststelling van de subsidie etc.

§ 1.2 Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 1:6

Voorzover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 1:7

De subsidieontvanger zorgt ervoor dat:

  • a.

    de doeleinden, gesteld in het activiteitenplan, op doelmatige wijze worden nagestreefd;

  • b.

    de werkzaamheden op een zodanige manier worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd, en

  • c.

    de subsidie op doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze wordt verleend.

Artikel 1:8

  • 1. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het College van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing in de situatie dat de feitelijke liquiditeitsbehoefte lager is dan de verleende voorschotten.

  • 3. Bij een mededeling overeenkomstig dit artikel worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 1:9

Het College kan bepalen dat de privaatrechtelijke rechtspersoon die een projectsubsidie ontvangt, haar roerende en onroerende zaken op afdoende wijze tegen het risico van diefstal en brand alsmede tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden, verzekert.

Artikel 1:10

  • 1. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat, behoudens schriftelijke toestemming van het College, publicatie of het anderszins openbaar maken op grond van deze regeling gesubsidieerd onderzoek, delen of samenvattingen daarvan, niet plaatsheeft binnen drie maanden nadat deze aan het College zijn voorgelegd.

  • 2. Het College is bevoegd om onderzoek, bedoeld in het eerste lid, desgewenst te voorzien van commentaar, één of meermalen te vermenigvuldigen of te publiceren of anderszins openbaar te maken of te doen openbaar maken, met vermelding van de bron, zonder dat hiervoor enige vergoeding is verschuldigd.

  • 3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde onderzoeksgegevens op verzoek van het College onmiddellijk en kosteloos aan het College of aan door het College aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen beschikbaar worden gesteld.

  • 4. Indien een gesubsidieerde activiteit leidt tot een publicatie, kan het College bepalen dat de subsidieontvanger er zorg voor draagt dat bij de publicatie wordt aangegeven wie de uitvoerder en subsidiënt van het project zijn geweest.

  • 5. Indien een subsidie gericht is of mede gericht is op de totstandkoming van een werk als bedoeld in artikel 10, onder 1°, van de Auteurswet 1912, draagt de subsidieontvanger er zorg voor auteursrechthebbende te zijn terzake van dat werk.

  • 6. De subsidieontvanger vrijwaart het College voor aanspraken van derden ter zake van alle schade die zij lijden ten gevolge van de door of vanwege de subsidieontvanger verrichte publicaties.

Artikel 1:11

  • 1. De vergoeding die de instelling betaalt aan een organisatie die zich de ondersteuning van één of meer gesubsidieerde instellingen ten doel stelt, voor door die organisatie aan de instelling ter beschikking gestelde goederen, is niet hoger dan het bedrag dat op grond van de verkrijgingprijs of vervaardigingprijs verminderd met de ontvangen investeringssubsidies en bestemmingsgiften berekend wordt, rekening houdend met de geldende afschrijvingspercentages.

  • 2. De vergoeding die de instelling betaalt aan een organisatie die zich de ondersteuning van één of meer gesubsidieerde instellingen ten doel stelt, voor door die organisatie aan de instelling geleverde diensten, is indien het diensten betreft die in het algemeen door soortgelijke instellingen in eigen beheer worden verricht, niet hoger dan het bedrag dat gelijk is aan de kosten die de instelling zou hebben gehad bij het verrichten van de diensten in eigen beheer.

  • 3. De vergoeding die de instelling betaalt aan een organisatie die zich de ondersteuning van één of meer gesubsidieerde instellingen ten doel stelt, voor door die organisatie aan de instelling geleverde diensten, andere dan de in het tweede lid bedoelde diensten, is niet hoger dan het bedrag dat voor het doen verrichten van dergelijke diensten door andere organisaties gebruikelijk kan worden geacht.

Artikel 1:12

De subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

Artikel 1:13

Indien bij het College het vermoeden is gerezen dat artikel 1:11 niet is nageleefd, spant de subsidieontvanger zich desgevraagd in de jaarrekening van de desbetreffende organisatie over te leggen.

HOOFDSTUK 2 Diensten bij wonen met zorg

Artikel 2:1

Het College kan een projectsubsidie verlenen voor dienstverleningsprojecten door een instelling bestaande uit activiteiten die mogelijk maken dat:

  • a.

    personen die opgenomen zijn in een ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten toegelaten instelling zelfstandig kunnen gaan wonen, dan wel;

  • b.

    personen die ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aanspraak hebben op zorg als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder g, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ hun zelfstandigheid kunnen behouden.

Artikel 2:2

Bij het verlenen van subsidie wordt per persoon per dienstverleningsproject maximaal een bedrag van € 2000,- per jaar na aftrek van eigen betalingen in aanmerking genomen.

Artikel 2:3

Subsidie wordt slechts verleend voor uitgevoerde activiteiten in de Gemeente Breda.

Artikel 2:4

  • 1. Het College verleent slechts subsidie aan een instelling als:

    • a.

      er sprake is van een door het College aanvaard activiteitenplan met een aanvaarde begroting waarin:

      • 1°.

        inzichtelijk is gemaakt uit welke activiteiten het dienstverleningsproject bestaat en hoeveel personen gebruik kunnen maken van deze activiteiten/

      • 2°.

        inzicht wordt geboden in de georganiseerde activiteiten, het soort instelling dat de activiteiten uitvoert, de opbouw van de kostprijzen van de uit te voeren activiteiten en de wijze waarop registratie van de personen en de verantwoording van de activiteiten zijn georganiseerd;

      • 3°.

        is vastgelegd dat bij de afrekening van het dienstverleningsproject over de onder 1 en 2 bedoelde onderdelen wordt gerapporteerd.

    • b.

      de instelling schriftelijk verklaart alle medewerking te zullen verlenen aan de uitvoering van een evaluatie van de ingevolge dit hoofdstuk gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Het College geeft bij het verlenen van subsidie voorrang aan activiteitenplannen die een instelling in overleg met de Gemeente Breda, zorginstellingen, woningcorporaties of lokale welzijnsinstellingen heeft ingediend.

Artikel 2:5

  • 1. Een instelling verleent medewerking aan de uitvoering van een evaluatie van de ingevolge dit hoofdstuk gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. De instelling registreert op zorgvuldige wijze alle gegevens die door het College noodzakelijk worden geacht voor het verkrijgen van inzicht in het effect van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 2:6

Het subsidieplafond voor de gesubsidieerde activiteiten, bedoeld in artikel 2:1, wordt door het College vastgesteld en opgenomen in het Subsidieprogramma van de vakdirectie Welzijn.

HOOFDSTUK 3 Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg

Artikel 3:1

  • 1. Het College kan een projectsubsidie verlenen die bestemd is voor de ondersteuning van de coördinatie van:

    • a.

      steunpunten mantelzorg;

    • b.

      organisaties vrijwillige thuiszorg.

Artikel 3:2

De gesubsidieerde activiteiten bestaan uit de ondersteuning van de coördinatie van:

  • a.

    zorg in de thuissituatie die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door een of meer leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie tussen hulpverlener en de hulpbehoevende oudere, zieke of persoon met een beperking;

  • b.

    hulp die personen op vrijwillige basis zonder overeengekomen beloning bieden in de vorm van hoofdzakelijk vervangende mantelzorg in de thuissituatie aan hulpbehoevende ouderen, zieken of personen met een beperking.

Artikel 3:3

Subsidie wordt slechts verleend voor bestedingen ten behoeve van hulpbehoevende inwoners van de Gemeente Breda zoals bedoeld in artikel 3:2 onder a en b van deze Beleidsregels.

Artikel 3:4

  • 1. Subsidie voor de ondersteuning van de coördinatie van vrijwillige thuiszorg wordt slechts verleend indien over de opzet van een te starten project gericht op de coördinatie van vrijwillige thuiszorg vooraf overleg heeft plaatsgehad met de ten behoeve van inwoners van Gemeente Breda werkzame vrijwillige thuiszorgorganisaties.

  • 2. Subsidie voor de ondersteuning van mantelzorg wordt slechts verleend indien over de opzet van een te starten project gericht op de ondersteuning van mantelzorg vooraf overleg heeft plaatsgehad met de ten behoeve van inwoners van Gemeente Breda werkzame organisaties voor mantelzorg.

Artikel 3:5

  • 1. Het College verleent slechts subsidie aan een instelling als:

    • a.

      er sprake is van een door de gemeente aanvaard activiteitenplan met een aanvaarde begroting waarin:

      • 1°.

        inzichtelijk is gemaakt uit welke activiteiten het dienstverleningsproject bestaat en hoeveel personen gebruik kunnen maken van deze activiteiten;

      • 2°.

        inzicht wordt geboden in de georganiseerde activiteiten, het soort instelling dat de activiteiten uitvoert, de opbouw van de kostprijzen van de uit te voeren activiteiten en de wijze waarop registratie van de personen en de verantwoording van de activiteiten zijn georganiseerd;

      • 3°.

        is vastgelegd dat bij de afrekening van het dienstverleningsproject over de onder 1 en 2 bedoelde onderdelen wordt gerapporteerd.

    • b.

      de instelling schriftelijk verklaart alle medewerking te zullen verlenen aan de uitvoering van een evaluatie van de ingevolge dit hoofdstuk gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. Het College geeft bij het verlenen van subsidie voorrang aan activiteitenplannen die een instelling in overleg met de Gemeente Breda, zorginstellingen, woningcorporaties of lokale welzijnsinstellingen heeft ingediend.

Artikel 3:6

  • 1. In afwijking van artikel 1:4 worden slechts de volgende lasten bij het verlenen van subsidie in aanmerking genomen:

    • a.

      salariskosten van de coördinatiefunctie;

    • b.

      reiskosten van vrijwilligers en van bij de mantelzorg betrokken hulpverleners tot maximaal de forfaitaire vrijstelling voor dergelijke vergoedingen ingevolge de belastingwetgeving;

    • c.

      kosten voor de werving en training van vrijwilligers en van bij de mantelzorg te betrekken hulpverleners, en

    • d.

      kosten van overige mantelzorgondersteunende activiteiten en algemene kantoorkosten ten behoeve van de coördinatie- en ondersteuningsfunctie.

  • 2. In afwijking van artikel 1:4 worden bij het verlenen van subsidie worden niet in aanmerking genomen uitgaven die hoger zijn dan die welke voortvloeien uit de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomsten.

Artikel 3:7

Het subsidieplafond voor projecten die de coördinatie ondersteunen van de in artikel 3:1, eerste lid onder a en b genoemde organisaties, wordt door het College vastgesteld en opgenomen in het Subsidieprogramma van de vakdirectie Welzijn.

HOOFDSTUK 4 Zorgvernieuwingsprojecten geestelijke gezondheidszorg

Artikel 4:1

  • 1. Het College kan een projectsubsidie verlenen voor zorgvernieuwingsprojecten.

  • 2. Artikel 1:3, eerste lid, onderdelen b en c, zijn niet van toepassing.

Artikel 4:2

Subsidie wordt slechts verleend voor uitgevoerde activiteiten ten behoeve van inwoners van de Gemeente Breda.

Artikel 4:3

  • 1. Het College verleent slechts subsidie voor een zorgvernieuwingsproject indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het project wordt uitgevoerd voor rekening en verantwoordelijkheid van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid:

      • 1.

        die geen krachtens de Wet toelating zorginstellingen toegelaten instelling exploiteert,

      • 2.

        die geen directe of indirecte organisatorische of financiële relatie heeft met een krachtens de Wet toelating zorginstellingen toegelaten instelling op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, en

      • 3.

        waarvan het merendeel van de bestuursleden personen zijn die een wettelijk geregelde psychiatrische zorgaanspraak ontvangen of ontvingen.

    • b.

      Het project wordt, uitgedrukt in uren te verlenen hulp, grotendeels door de in onderdeel a, subonderdeel 3 bedoelde personen uitgevoerd.

    • c.

      De invloed van uitvoerende personen die een wettelijk geregelde psychiatrische zorgaanspraak ontvingen, is niet kleiner dan die van professionele hulpverleners.

    • d.

      Het project omvat een of meer van de volgende psychiatrische zorgonderdelen:

      • 1°.

        onderzoek,

      • 2°.

        advisering en voorlichting,

      • 3°.

        behandeling,

      • 4°.

        begeleiding,

      • 5°.

        verzorging.

    • e.

      De hulp wordt verleend aan personen die geïndiceerd zijn voor een van de ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geregelde psychiatrische zorgaanspraken.

  • 2. Aan de in het eerste lid, onderdelen b en c, gestelde voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan als het project wordt uitgevoerd door rechtspersonen aangesloten bij de Landelijke Federatie Ongebonden Schilvoorzieningen.

  • 3. De voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2, geldt niet indien de cliëntenvertegenwoordiging van de rechtspersoon schriftelijk verklaart bij de uitvoering van het zorgvernieuwingsproject een op grond van de Wet toelating zorginstellingen toegelaten instelling op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg te willen betrekken.

  • 4. De voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3, geldt niet indien het project een steunpunt voor het persoonsgebonden budget is voor personen die geïndiceerd zijn voor een van de ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geregelde psychiatrische zorgaanspraken en wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een regionale cliëntenorganisatie.

Artikel 4:4

Artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, subonderdelen 1 en 2, zijn niet van toepassing op rechtspersonen die na 1 april 2003 ingevolge de Wet toelating zorginstellingen zijn toegelaten. Voor de zorg, waarvoor de rechtspersoon is toegelaten, wordt geen subsidie ingevolge dit hoofdstuk verleend.

Artikel 4:5

Slechts de feitelijke hulpverlening die direct betrekking heeft op de uitvoering van de zorgonderdelen, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, onderdeel d, behoort tot de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 4:6

Het subsidieplafond voor de gesubsidieerde activiteiten, bedoeld in artikel 4:1 eerste lid, wordt door het College vastgesteld en opgenomen in het Subsidieprogramma van de vakdirectie Welzijn.

HOOFDSTUK 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5:1

Deze regeling is niet van toepassing op subsidies en uitkeringen die voor de inwerkingtreding van deze regeling zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 5:2

Deze regeling treedt in werking op het moment dat de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking treedt en is van toepassing op alle activiteiten die betrekking hebben op het jaar 2007 e.v.

Artikel 5:3

Deze regeling wordt aangehaald als: ‘Overgangsregeling subsidieverstrekking maatschappelijke ondersteuning’.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 29 juni 2006
                                                            , voorzitter.
                                                            , griffier.