Regeling vervallen per 06-01-2014

Beleidsregels schending van de inlichtingenplicht WWB/IOAW/IOAZ gemeente Breda

Geldend van 28-03-2013 t/m 05-01-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Beleidsregels schending van de inlichtingenplicht WWB/IOAW/IOAZ gemeente Breda

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda,

Gelet op artikel 18a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels en toelichting:

Beleidsregels schending van de inlichtingenplicht WWB/IOAW/IOAZ gemeente Breda

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    WWB: Wet werk en bijstand.

  • b.

    Belanghebbende: de inwoner van Breda die een uitkering ingevolge de WWB ontvangt of heeft ontvangen of aangevraagd en de inwoner van Breda die uit de uitkering is uitgestroomd;

  • c.

    Boete: de bestuurlijke boete zoals bedoeld in artikel 18a eerste lid WWB, dat luidt: Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • d.

    College: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Breda;

  • e.

    Inlichtingenplicht: de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 eerste lid WWB, dat luidt: De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is;

  • f.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • g.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • h.

    Recidiveboete: de bestuurlijke boete bij recidive binnen vijf jaar, zoals bedoeld in artikel 18a vijfde lid WWB;

  • i.

    Benadelingsbedrag: het bedrag dat betrokkene ten onrechte heeft ontvangen.

  • j.

    nulfraude: wanneer het schenden van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 eerste lid WWB niet gepaard gaat met een benadelingsbedrag

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing

Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting om desgevraagd of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering. In plaats van een boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte verstrekte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering (nulfraude), tenzij de schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de belanghebbende voor een eerdere schending van de inlichtingenplicht een waarschuwing of een boete heeft gekregen (artikel 18 lid 4 WWB).

Artikel 3 Opleggen boete

Een boete kan ook worden opgelegd als er geen recht meer is op uitkering.

Artikel 4 Hoogte boete

De bestuurlijke boete is maximaal 100% van het benadelingsbedrag als sprake is van een eerste overtreding.

Is er sprake van een tweede of volgende overtreding, dan bedraagt de boete maximaal 150% van het benadelingsbedrag.

De gemeente houdt bij het vaststellen van de hoogte van de boete rekening houden met:

  • -

    de ernst van de gedraging

  • -

    de omstandigheden van persoon en gezin

  • -

    dringende redenen.

Artikel 5 Verminderde verwijtbaarheid

  • 1. De mate waarin de schending van de inlichtingenplicht de belanghebbende kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde toen hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.

  • 2. Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:

    • a.

      de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

    • b.

      de belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

    • c.

      de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van eeninlichtingenverplichting;

    • d.

      er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid;

    • e.

      er is anderszins sprake van omstandigheden die leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 6 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing ervan tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid leidt.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2013 en wordt aangehaald als ‘Beleidsregels schending van de inlichtingenplicht WWB/IOAW/IOAZ gemeente Breda’.

Toelichting

Algemene toelichting

Het sociale zekerheidsstelsel vormt een vangnet voor mensen die niet zelf in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Om te zorgen voor maatschappelijk draagvlak, is het van belang dat personen niet ten onrechte gebruik maken van de sociale voorzieningen. De regering wil de maatschappelijke norm dat misbruik een ernstige zaak is en streng bestraft moet worden, beter tot uitdrukking laten komen. Dit moet een duidelijk signaal afgeven dat de samenleving fraude niet accepteert en dat fraude niet mag lonen.

Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. De regering beoogt hiermee verschillende wetten op het gebied van de sociale zekerheid te harmoniseren en tegelijkertijd aan te scherpen.

Voor de gemeenten gaat het om de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

De grootste wijzigingen zijn: de introductie van een bestuurlijke boete in de WWB, IOAW en IOAZ, en het verplicht terugvorderen van benadelingsbedragen als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht.

Onder inlichtingenplicht wordt verstaan: de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering.

Er is in ieder geval wel sprake van schending van de inlichtingenplicht als:

· het maandelijkse inlichtingenformulier te laat wordt ingeleverd. Niet iedere gemeente hanteert meer een dergelijk formulier, maar als dat wel het geval is levert dat een schending van de inlichtingenplicht op;

· het wijzigingsformulier niet of te laat wordt ingeleverd;

· gevraagde gegevens tijdens een onderzoek niet worden overgelegd;

· betrokkene geen gegevens verstrekt inzake zijn arbeidsmarktactiviteiten.

Er is in ieder geval geen sprake van een schending van de inlichtingenplicht als:

· het gaat om gegevens die binnen het Digitaal Klantdossier (DKD) bekend zijn, maar op een gegeven moment een wijziging in de hoogte of het recht op bijstand tot gevolg hebben. Denk aan de alleenstaande ouder waarvan het jongste kind de leeftijd van achttien jaar bereikt en waarbij de gemeente nog enige tijd de alleenstaande oudernorm doorbetaalt;

· betrokkene niet verschijnt bij een onderzoek, maar wel de benodigde stukken heeft overgelegd (valt onder meewerkplicht);

· betrokkene niet verschijnt bij zijn re-integratietraject.

In deze wet wordt het maatschappelijke begrip ‘fraude’ gebruikt, niet het strafrechtelijke begrip. In het strafrecht veronderstelt het begrip fraude namelijk opzet, maar in dit kader hoeft opzet niet bewezen te worden. Het enkele feit dat iemand redelijkerwijs had kunnen weten dat hij de gevraagde gegevens had moeten verstrekken, maar dit toch niet heeft gedaan is in beginsel voldoende voor het opleggen van een boete.

De bestuurlijke boete is maximaal 100% van het benadelingsbedrag als sprake is van een eerste overtreding.

Is er sprake van een tweede of volgende overtreding, dan bedraagt de boete maximaal 150% van het benadelingsbedrag.

In de nieuwe wet is op een aantal punten sprake van beleidsvrijheid voor gemeenten. Dit moet worden vastgelegd in beleidsregels. Het gaat onder meer om het volgende:

  • -

    Omgaan met de mogelijkheid tot waarschuwing

  • -

    (Gedeeltelijk) afzien van een boete

  • -

    Invullen begrip verminderde verwijtbaarheid

Dit is uitgewerkt in deze beleidsregels.

Er kan nooit sprake zijn van een categoriale verlaging van de boete. Het moet altijd gaan om individuele omstandigheden. Dat betekent dat per geval bekeken moet worden of er aanleiding is om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.

Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid als betrokkene de brieven van de gemeente niet begrijpt, bijvoorbeeld omdat hij de taal niet voldoende beheerst. Of als betrokkene langere tijd niet in staat is om zijn belangen te behartigen. Hij zal in dat geval ervoor moeten zorgen dat een ander zijn zaken regelt.

Om vast te stellen dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt gekeken naar het moment waarop de inlichtingenplicht geschonden werd (toetsing ex tunc).

De bestuurlijke boete wordt beschouwd als een “criminal charge” in de zin van artikel 6 EVRM. Deze bepaling stelt bepaalde eisen aan de procedure tot boeteoplegging. Eisen die voor het overgrote merendeel in de Awb zijn vastgelegd. Gedacht moet worden aan:

  • -

    een vermoeden van onschuld

  • -

    cautie / zwijgrecht

  • -

    hoorplicht

  • -

    evenredigheidsbeginsel (afstemming hoogte boete op de ernst van de gedraging)

  • -

    tweevoudige bestraffing of vervolging van hetzelfde feit is uitgesloten

  • -

    sanctie moet binnen een redelijke termijn worden opgelegd

Gedragingen waarvoor een bestuurlijke boete van maximaal € 340,-- kan worden opgelegd, kunnen via de lichte procedure worden afgehandeld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing

De gemeente heeft de bevoegdheid om, in die gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag (teveel verstrekte uitkering), geen boete op te leggen maar te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Het college van de gemeente Breda kiest ervoor om gebruik te maken van deze bevoegdheid.

In de volgende situaties is een waarschuwing niet aan de orde:

  • a.

    De gemeente heeft het gegronde vermoeden dat de belanghebbende opzettelijk zijn inlichtingenplicht heeft geschonden.

  • b.

    Als er in een periode van twee jaar voorafgaand aan de schending van de inlichtingenplicht al een boete of waarschuwing is opgelegd, kan er niet meer worden volstaan met het geven van een waarschuwing. In dat geval moet meteen een bestuurlijke boete worden opgelegd. Hier geldt dus een recidivetermijn van twee jaar, terwijl voor het vaststellen van een recidiveboete (dus de tweede schending van de inlichtingenplicht met een benadelingsbedrag) een termijn van vijf jaar van toepassing is.

Een waarschuwing wordt altijd schriftelijk opgelegd, middels een voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 3 Hoogte van de boete

Legt de gemeente een bestuurlijke boete op dan is de hoogte van de boete mede afhankelijk van:

  • a.

    de ernst van de gedraging

  • b.

    de omstandigheden van persoon en gezin

  • c.

    dringende redenen.

  • d.

    de mate van verwijtbaarheid

Voor wat betreft de ernst van de gedraging moet de boete evenredig zijn aan de overtreding (artikel 5:45, tweede lid Awb en artikel 6 EVRM).

Voor wat betreft de omstandigheden van persoon en gezin moet gedacht worden aan individueel bepaalde financiële omstandigheden, zoals hoge woonlasten of uitgaven van bijzondere aard waar geen vergoeding voor mogelijk is. Of de situatie waarin de gevolgen voor (minderjarige) kinderen heel groot zijn, dan wel een nieuwe partner in gelijke mate wordt getroffen door de boete, terwijl betrokkene de boetewaardige gedraging beging op het moment dat hij alleenstaande was. Het enkele feit dat iemand door de boete minder te besteden heeft is niet voldoende om de boete te matigen.

Daarnaast kan ook (gedeeltelijk) worden afzien van het opleggen van een boete bij (uitzonderlijke) dringende redenen. Een dringende reden is aanwezig als oplegging van een boete leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor belanghebbende. Dit zal niet veel voorkomen, omdat dit vaak al meespeelt bij het vaststellen van de hoogte van de boete, als alleen het maximale bedrag in de wet is vastgelegd.

Artikel 4 Verminderde verwijtbaarheid

In artikel 18a van de WWB (en artikel 20a van de IOAW en 20a van de IOAZ) is geregeld dat bij schending van de inlichtingenplicht een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

Als er geen benadelingsbedrag is, dan bedraagt de boete € 150. Is er wel sprake van een benadelingsbedrag, dan is de boete gelijk aan dat bedrag, met een minimum van € 150.

Als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wordt op grond van artikel 5:41 Awb (Algemene wet bestuursrecht) afgezien van het opleggen van een boete of het geven van een waarschuwing.

Het gaat hierbij om onvoorziene omstandigheden die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichting te voldoen.

Als de belanghebbende de schending van de inlichtingenplicht niet volledig valt te verwijten, kan de op te leggen boete op een lager bedrag worden vastgesteld. In de algemene maatregel van bestuur heeft de wetgever vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid (a t/m c). Het college van de gemeente Breda heeft situatie d en e toegevoegd. Bij d. gaat het om een combinatie van verschillende factoren. Onderdeel e is toegevoegd zodat, wanneer er geen sprake is van de hierboven genoemde situaties, en het college toch van mening is dat de omstandigheden aanleiding geven tot het aannemen van verminderde verwijtbaarheid, zij hiertoe (mits gemotiveerd) bevoegd is.

In de volgende situaties is in ieder geval geen sprake van verminderde verwijtbaarheid:

  • -

    De inlichtingenplicht gaat uit van de plicht om informatie onverwijld te melden, waarvan het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat het van invloed kan zijn op het recht op en de hoogte van de uitkering. Van belanghebbende wordt daarnaast een redelijke inspanning gevergd om op de hoogte te geraken van de feiten die van invloed zijn op de uitkering. Het enkele feit dat de gemeentebelanghebbende niet expliciet op de hoogte heeft gesteld van de plicht een bepaalde omstandigheid door te geven, is geen reden om verminderde verwijtbaarheid aan te nemen.

  • -

    Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal is geen reden voor aannemen van verminderde verwijtbaarheid. Van belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de rechten en plichten rondom de uitkering, en over de inhoud van correspondentie.

  • -

    Verminderde verwijtbaarheid is verder niet aan de orde als de belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn eigen belangen te behartigen. Hij wordt dan geacht ervoor te zorgen dat een ander zijn zaken regelt.

Bovenstaande betekent wel dat het wenselijk is dat de gemeente de belanghebbenden bij aanvang van de uitkering goed op de hoogte stelt van de inlichtingenplicht, en de zaken die er onder vallen.

Artikel 4 Hardheidsclausule

Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels.

Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

De datum van inwerkingtreding van de beleidsregels is de dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2013, de datum waarop de wet in werking is getreden. De citeertitel behoeft geen verdere toelichting.