Regeling vervallen per 01-01-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning Breda 2018

Geldend van 11-01-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning Breda 2018

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat zij op 7 november 2017 het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning Breda 2018 hebben vastgesteld.

Inwerkingtreding

Het uitvoeringsbesluit wordt van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van het uitvoeringsbesluit is geen bezwaar of beroep mogelijk.

Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning Breda 2018

Het College besluit, gelet op artikel 1.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2018, de volgende regels vast te stellen als nadere uitwerking van de verordening:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;

    • b.

      gebruikelijke hulp: bij gebruikelijke hulp gaat het om de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen of familieleden geacht worden elkaar onderling te bieden. De basis van deze zorgplicht voor elkaar berust op het feit dat er sprake is van een leefeenheid met een gezamenlijk huishouden en de bijbehorende gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden;

    • c.

      gemeente: gemeente Breda;

    • d.

      ondersteuningsplan: dit plan wordt door de aanbieder samen met de cliënt gemaakt en bevat een omschrijving van de concrete activiteiten om de resultaten te bereiken en het bijhorende tijdspad;

    • e.

      persoonlijk plan: dit plan omschrijft de mogelijkheden, kansen en de ondersteuningsvraag van de cliënt, aangevuld met de uitkomsten van het onderzoek. Dit in aanvulling op artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet.

    • f.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • g.

      verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2018;

    • h.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Alle begrippen die niet nader omschreven zijn hebben dezelfde betekenis als in de wet of de verordening.

Artikel 1.2 Klankbordgroep Wmo

Aan artikel 1.2 van de verordening wordt invulling gegeven middels de Klankbordgroep Wmo. Op deze Klankbordgroep zijn de rechten en plichten zoals genoemd in de verordening van toepassing.

Hoofdstuk 2 Het persoonsgebonden budget

Artikel 2.1 Bekwaamheid van de aanvrager

  • 1. Om na te gaan of de pgb aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de pgb aanvrager beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:

    • a.

      Is de aanvrager in staat de eigen situatie te overzien en zelf de benodigde ondersteuning te kiezen, te regelen en aan te sturen;

    • b.

      Is de aanvrager goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb waaronder het opstellen van het budgetplan en kan hij/zij hiermee omgaan;

    • c.

      Is de aanvrager in staat de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, bijvoorbeeld een aanbieder uitzoeken, sollicitatiegesprekken voeren, contracten afsluiten, facturen afhandelen, bewaken van de kwaliteit en de voortgang van de ondersteuning.

  • 2. Bij aanvragers die niet in staat zijn volledig de eigen regie te voeren, maar niet handelingsonbekwaam zijn, kan een (wettelijk) vertegenwoordiger uit naam van de aanvrager de regie voeren. Aangezien de aanvrager als het ware in de rol van budgethouder wordt vervangen door de vertegenwoordiger, toetst het college laatstgenoemde persoon op dezelfde aspecten als de aanvrager.

  • 3. Wanneer er twijfel is over de bekwaamheid van de pgb-houder om zelf zorg in te kopen of indien er sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld en het inzetten van een maatwerkvoorziening zorg in natura geen oplossing biedt, kan gekozen worden voor een kortere looptijd van de beschikking om vroegtijdig te bezien of de pgb-houder over de vaardigheden beschikt om een budget te houden en/of dat het pgb nog voldoet om een toereikende voorziening in te kopen.

Artikel 2.2 Uitbetaling, verantwoording en controle persoonsgebonden budget

  • 1. Controle en uitbetaling van het pgb gebeurt door de Sociale Verzekeringsbank zoals aangegeven in art. 2.6.2 van de wet.

  • 2. Het geld kan alleen besteed worden aan wat is afgesproken en beschreven staat in de zorgovereenkomst. De gemeente heeft inzage in de bestedingen. Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, wordt ook aan de pgb aanvragers gevraagd om in een (tussen)evaluatie van het budget en persoonlijk plan aan te geven wat de behaalde resultaten zijn van de met het persoonsgebonden budget ingekochte ondersteuning en of deze voldoet aan de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

  • 3. Het periodiek heroverwegen van het pgb is een middel om fraude en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Zo kan het zijn dat cliënt bewust of onbewust het budget heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het pgb is afgegeven. Deze vorm van heroverweging is in de praktijk vormgegeven door op basis van binnengekregen signalen controles uit te voeren. Het college controleert de besteding van persoonsgebonden budgetten per kalenderjaar.

  • 4. De pgb-houder dient periodiek verantwoording af te leggen over de te behalen resultaten door de inzet van het pgb zoals deze zijn opgenomen in het budgetplan en persoonlijk plan, waarbij tevens een oordeel gevormd kan worden over de bekwaamheid van de aanvrager om zijn pgb te beheren en in te zetten voor zijn ondersteuningsvraag.

Artikel 2.3 Beëindiging persoonsgebonden budget

In aanvulling op artikel 2.9 van de verordening wordt de toekenning van een pgb beëindigd wanneer:

  • 1.

    uit de gegevens van de SVB blijkt dat binnen een half jaar geen besteding van het pgb heeft plaatsgevonden. In overleg met de pgb-aanvrager vindt dan beëindiging of omzetting naar zorg in natura plaats;

  • 2.

    de pgb-aanvrager verhuist naar een andere gemeente;

  • 3.

    de pgb-aanvrager overlijdt;

  • 4.

    als de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken;

  • 5.

    als de pgb-aanvrager aangeeft dat zijn situatie is veranderd en de gemeente vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • 6.

    de pgb-aanvrager onvoldoende verantwoording aflegt;

  • 7.

    de pgb-aanvrager zijn pgb laat omzetten in ZIN.

Artikel 2.4 Verstrekken van een nieuw persoonsgebonden budget

  • 1. Op basis van artikel 5.1 van de Verordening wordt bepaald dat een pgb zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet, geacht wordt toereikend te zijn voor de aanschaf van een voorziening en het onderhoud daarvan gedurende een redelijke afschrijvingstermijn.

  • 2. Binnen een redelijke afschrijvingstermijn, zoals aangegeven in de toekenningbeschikking waarin het eerdere pgb is verstrekt, wordt voor dezelfde voorziening niet tweemaal een pgb verstrekt. Daarbij wordt rekening gehouden met slijtage vanwege intensief gebruik van de voorziening.

  • 3. Uitzonderingen op het gestelde in lid 2 zijn situaties waarin de beperkingen van de cliënt dusdanig zijn veranderd dat de reeds verstrekte voorziening niet meer adequaat is en een andere voorziening nodig is, tenzij de voorziening bij normaal gebruik eerder aan vervanging toe is.

  • 4. Als een voorziening, die aangeschaft is met een pgb, niet langer gebruikt wordt door de cliënt moet deze ingeleverd worden bij de gemeente.

Hoofdstuk 3 Resultaten

Artikel 3.1 Toelichting op resultaatgebieden

In aanvulling op artikel 3.2 van de verordening:

  • a.

    Schoon en leefbaar houden van de woning. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), hal, keuken, toilet en badkamer;

  • b.

    thuis te beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften en schone en draagbare kleding. Dit geldt ten aanzien van het doen van boodschappen voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, toiletartikelen en het bereiden en aanreiken van maaltijden, maar ook het wassen, drogen, strijken en opruimen van de was;

  • c.

    thuis kunnen zorgen voor minderjarige kinderen die tot het gezin behoren. Dit geldt ten aanzien van het, zo mogelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen, vervangen van de zorg van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

  • d.

    Het voeren van regie over het doen van het huishouden. De cliënt voert zelf de regie over het doen van het huishouden. Indien een cliënt dat niet kan, maar wel kan leren is dat het doel van de tijdelijke ondersteuning waarbij samen met de cliënt de activiteiten worden uitgevoerd. Als een cliënt geen regie meer kan voeren dan wordt deze overgenomen.

  • e.

    Normaal kunnen gebruiken en bereiken van de woning, Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, toilet en badkamer, balkon en indien noodzakelijk eventueel de aanwezige berging;

  • g.

    Zelfstandig verplaatsen in en om de woning geeft hulp bij het kunnen bereiken van de woonkamer, het slaapvertrek en/ of slaapvertrekken, het toilet en de douche, de keuken, de tuin of het balkon en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

  • h.

    Lokaal verplaatsen per vervoermiddel geeft hulp bij het doen van dagelijkse boodschappen en het bezoeken van familie en kennissen, alles binnen de directe woon- en leefomgeving;

  • i.

    Mensen ontmoeten, deelnemen aan sociale activiteiten en sociale verbanden aangaan geeft hulp bij het deel kunnen nemen aan maatschappelijke activiteiten en het afleggen van bezoeken, die nodig zijn voor het onderhouden van wezenlijke sociale contacten.

  • j.

    De resultaatgebieden zoals genoemd in artikel 3.2, lid 1, onderdeel i tot en met n, van de verordening, bieden activiteiten ter ondersteuning van de zelfredzaamheid, zodat iemand zelfstandig thuis kan wonen en verwaarlozing wordt voorkomen.

Artikel 3.2 Voorzieningen bij de resultaatgebieden

Om de resultaatgebieden zoals genoemd in de verordening te bereiken, kan het college de volgende voorzieningen inzetten:

  • a.

    Huishoudelijke verzorging voor de resultaatgebieden uit artikel 3.2, lid 1, onderdeel a tot en met d.

  • b.

    Woonaanpassing voor het resultaatgebied uit artikel 3.2, lid 1, onderdeel e.

  • c.

    Hulpmiddel voor de resultaatgebieden uit artikel 3.2, lid 1, onderdeel e tot en met g.

  • d.

    Begeleiding voor de resultaatgebieden uit artikel 3.2, lid 1, onderdeel h tot en met n.

  • e.

    Beschermd wonen voor het resultaatgebied uit artikel 3.3.

  • f.

    Opvang voor het resultaatgebied uit artikel 3.4.

Hoofdstuk 4 Aanvullende criteria algemene en maatwerkvoorzieningen

In dit hoofdstuk is geen limitatieve lijst van algemene en maatwerkvoorzieningen opgenomen. Slechts de voorzieningen die nadere regels kennen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

Algemene voorzieningen

Artikel 4.1 Verblijf in de opvang voor dak- en thuislozen

Het verblijf in de opvang voor dak- en thuislozen als algemene voorziening wordt beperkt. Gedurende deze periode wordt een persoonlijk plan gemaakt en worden vervolgafspraken gemaakt. Wanneer er langer verblijf in de opvang nodig is na afloop van deze periode, is hiervoor een maatwerkvoorziening nodig. Deze periode betreft:

  • a.

    6 weken voor de doorstroomvoorziening;

  • b.

    13 weken voor de crisisopvang voor volwassenen;

  • c.

    13 weken voor de crisisopvang voor jongeren in het Tussenhuis;

  • d.

    12 weken voor de crisisopvang voor jongeren in Villa Boerebont.

Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.2 Drempelbedragen woonvoorzieningen

  • 1. Bij aanpassingskosten hoger dan € 3.000,- wordt als uitgangspunt genomen dat verhuizing naar een geschikte woning de meest adequate goedkoopste voorziening is. Dit is een richtlijn die van geval tot geval afgewogen moet worden tegen de individuele omstandigheden.

  • 2. Voor het maximumbudget voor een woonvoorziening geldt als uitgangspunt een bedrag van € 45.378,-.

  • 3. Het pgb voor kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie wordt vastgesteld op de werkelijke kosten, doch ten hoogste op de gemaximeerde vergoeding van € 7.500,-.

Artikel 4.3 Aanvullende criteria woonvoorzieningen

  • 1. Een woonvoorziening als bedoeld in het hierboven opgenomen artikel wordt geweigerd als:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond;

    • b.

      als de cliënt niet verhuist of verhuisd is naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning;

    • c.

      Als de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning het gevolg zijn van de aard van het gebruikte materiaal.

  • 2. Een cliënt komt niet in aanmerking voor een woonvoorziening als het een aanpassing betreft aan hotel/pension, trekkerswoonwagen, verzorgings- en verpleeghuis, vakantiewoning, tweede woning, kamerverhuur en een specifiek op mensen met beperkingen of problemen of ouderen gericht woongebouw.

  • 3. Het college verleent slechts een maatwerkvoorziening ten behoeve van ingrepen van bouwkundige of woon-technische aard voor zover de ondervonden aantoonbare beperkingen niet voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

  • 4. Het college verleent slechts een maatwerkvoorziening als:

    • a.

      de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • b.

      de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen behoort tot het gebied van de gemeente.

  • 5. In afwijking van het gestelde in het vorige lid, sub a, kan een maatwerkvoorziening worden verleend voor het aanpassen van één woonruimte als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-inrichting. Dit betreft dan slechts het bezoekbaar maken van de woonruimte. Hieronder wordt verstaan dat de cliënt de woonruimte en de woonkamer moet kunnen bereiken en dat door de cliënt toiletbezoek moet kunnen plaatsvinden.

  • 6. De aanvraag voor het bezoekbaar maken van een woonruimte wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 7. Het college verleent slechts een maatwerkvoorziening als:

    • a.

      niet al een begin is gemaakt met de werkzaamheden, waarop de voorziening betrekking heeft;

    • b.

      door haar aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

    • c.

      aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      de onder b genoemde personen de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

  • 8. Het college verleent slechts een maatwerkvoorziening in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie, als de betreffende woonvoorziening in het kader van de verordening of op grond van de wet is verleend.

  • 9. Onroerende woonvoorzieningen worden niet in natura verstrekt maar als pgb.

  • 10. De volgende voorzieningen zijn uitgezonderd van verstrekking middels een pgb. In deze gevallen verstrekt het college de voorziening als een voorziening in natura.

    • a.

      een traplift van een woning die eigendom is van een Bredase woningcorporatie;

    • b.

      roerende woonvoorzieningen, die slechts een relatief korte periode gebruikt gaan worden;

    • c.

      tilliften.

  • 11. De eigenaar of bewoner, die een pgb in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen, waarvan het bedrag hoger is dan het bedrag genoemd in artikel 3.2 lid 2 van dit besluit, en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient, geheel of gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald, tot maximaal het door de gemeente betaalde bedrag voor de in de woning getroffen voorzieningen. Hierbij geldt als richtlijn dat deze voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde bedraagt. In elk volgend jaar wordt dit percentage met 10 % verlaagd, daarbij geldt steeds dat het bedrag verminderd wordt met de uitgaven aan getroffen voorzieningen die voor rekening van de eigenaar van de woonruimte zijn gekomen.

Artikel 4.4 Aanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

  • 1. Een cliënt komt niet in aanmerking voor een woonvoorziening als het een aanpassing betreft in gemeenschappelijke ruimten of een voorziening betreft die bij (nieuw)bouw of renovatie, zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

  • 2. Aanpassingen in algemene ruimtes en toegankelijkheidsvoorzieningen van woningen van na 1997, komen in principe voor rekening van de eigenaar van het vastgoed. Voor woningen van voor 1997, wordt maximaal 50% van de woonvoorziening vergoed door de gemeente.

  • 3. Voor aanpassingen in gebouwen die zijn gerealiseerd voor ouderen of een andere doelgroep waar redelijkerwijs mocht worden verwacht dat er aanpassingen gedaan moesten worden, worden in principe niet door de gemeente vergoed.

Artikel 4.5 Aanpassing van woonwagens en woonschepen

  • 1. Voor de aanpassing van woonwagens geldt als uitgangspunt dat hier alleen een pgb voor verstrekt wordt als de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is, de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, de woonwagen op een standplaats staat en de hoofdbewoner in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

  • 2. Voor de aanpassing van woonschepen geldt als uitgangspunt dat hier alleen een pgb voor verstrekt wordt als de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is en het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 4.6 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. Het college verleent slechts een pgb voor verhuis- en inrichtingskosten als:

    • a.

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat het college op de aanvraag heeft beschikt;

    • b.

      de cliënt niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      de cliënt niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • d.

      de cliënt niet verhuisd is naar een Wlz-inrichting of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

    • e.

      in de te verlaten woonruimte belemmeringen als gevolg van ziekte of gebrek zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning (een aangepaste, rolstoeldoorgankelijke en gelijkvloerse woning) betreft;

    • f.

      de cliënt niet verhuisd is op een moment dat op basis van individuele omstandigheden de verhuizing ook zonder beperking voorzienbaar geacht zou zijn.

  • 2. Het pgb voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.145,-.

  • 3. Het pgb wordt door het college uitbetaald aan de cliënt zodra deze verhuist naar een geschikte woning.

Artikel 4.7 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen

  • 1. Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele maatwerkvoorziening zoals een scootmobiel of ander vervoersmiddel toegekend.

  • 2. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt bij het vaststellen van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich op grond van individuele omstandigheden een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de cliënt zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 4.8 Rolstoelen en vervoersvoorzieningen

  • 1. Een pgb voor een rolstoel, scootmobiel of een ander vervoermiddel is gelijk aan het gemiddelde bedrag dat het College zou moeten betalen voor een naturaverstrekking via de gecontracteerde leveranciers. Dit gemiddelde bedrag is met 10% opslag verhoogd in verband met de minder gunstige inkoopcondities van een particulier. In bijlage VI zijn de richtbedragen voor de verschillende voorzieningen opgenomen.

  • 2. Aanvullend op het pgb uit bovenstaand lid is een te verstrekken persoonsgebonden budget van 12% bestemd voor aanpassing, onderhoud, reparatie en service van de voorziening.

  • 3. Noodzakelijke individuele aanpassingen worden volledig vergoed.

Artikel 4.9 Autoaanpassingen en vervoerskosten

  • 1. Voor het pgb voor de aanpassing van een eigen vervoersmiddel, gebruik van een taxi of een andere auto of gebruik van een rolstoeltaxi, geldt dat:

    • a.

      rekening wordt gehouden met de reële individuele vervoersbehoefte van de cliënt;

    • b.

      bij de berekening van het pgb voor vervoer met een andere auto dan de (deel)taxi, een bedrag van € 0,45 per kilometer gerekend wordt, min de betaling die verschuldigd zou zijn bij gebruik van de deeltaxi;

    • c.

      bij de berekening van het pgb een bedrag van € 2,20 per kilometer gerekend wordt voor vervoer met de reguliere taxi, min de betaling die een cliënt verschuldigd zou zijn bij gebruik van de deeltaxi. Hierbij wordt rekening gehouden met een starttarief van €5,38.

  • 2. Voor het pgb voor een rolstoeltaxi geldt dat:

    • a.

      rekening wordt gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de cliënt;

    • b.

      bij de berekening van het pgb een bedrag van € 2,51 per kilometer gerekend wordt, min de betaling die een cliënt verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi, waarbij rekening wordt gehouden met een starttarief van € 8,65.

Artikel 4.10 Weigering deeltaxivervoer

Er wordt als uitgangspunt geen vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer verstrekt als de cliënt beschikt over een eigen auto en daar gebruik van kan maken. De eigen auto wordt dan als een voorliggende voorziening gezien.

Artikel 4.11 Aanvullende criteria voor sportvoorzieningen

  • 1. De sportvoorziening wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de sportvoorziening (medisch) verantwoord is;

    • b.

      er sprake is van een serieuze langdurige sportbeoefening;

    • c.

      de cliënt zonder de individuele sportvoorziening niet in staat is tot sportbeoefening;

    • d.

      de cliënt actief lid is van een sportvereniging.

  • 2. Voor de aanschaf van een sportvoorziening uitsluitend een gemaximeerde pgb wordt verstrekt die gelijk is aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 2.000,-. Daarnaast wordt een pgb verstrekt van maximaal € 450,-, waarmee voor een periode van drie jaar een sportvoorziening aangepast, verzekerd, gerepareerd en onderhouden dient te worden;

  • 3. De voorziening slechts een keer in de drie jaar wordt verstrekt;

  • 4. Als de cliënt nog steeds actief lid van een sportvereniging is kan na deze periode van drie jaar, jaarlijks een pgb verstrekt worden van € 200,- in de kosten van aanpassing, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportvoorziening;

  • 5. Als vanwege medische redenen binnen drie jaar opnieuw een pgb voor een sportvoorziening wordt aangevraagd kan deze verstrekt worden minus het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte sportvoorziening.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt of mantelzorger afwijken van de bepalingen in dit besluit, als toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Voorafgaand aan de toepassing van het eerste lid kan het college advies vragen aan een door haar aangewezen adviesinstantie of deskundigen.

Artikel 5.2 Citeertitel en inwerkingtreding.

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning Breda 2018.

  • 3. Per 1 januari 2018 wordt het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 ingetrokken.

Bijlage I – Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp bij huisgenoten

Ten aanzien van gebruikelijke hulp geldt dat:

  • 1.

    dit de normale, dagelijkse zorg is die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te geven omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;

  • 2.

    dit de hulp is die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

  • 3.

    als een huisgenoot of partner zodanige gezondheidsproblemen heeft dat deze de betreffende taken van gebruikelijke hulp niet kan uitvoeren, wel aanspraak op hulp bestaat;

  • 4.

    als een persoon door het leveren van gebruikelijke hulp overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en ondersteuning van de partner/huisgenoot, voor de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend een voorziening kan worden verstrekt;

  • 5.

    iedere volwassen burger verondersteld wordt naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren;

  • 6.

    als de huisgenoot van een cliënt vanwege zijn/haar werk fysiek niet aanwezig is hiermee rekening wordt gehouden als het om een aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen gaat. De afwezigheid moet dan een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan werk.

  • 7.

    als de ondersteuningsvrager een korte levensverwachting heeft, ter ontlasting van de huisgenoot/partner afgeweken kan worden van de normering gebruikelijke hulp;

  • 8.

    kinderen tot 5 jaar geen bijdrage leveren aan de huishouding;

  • 9.

    kinderen tussen de 5 en 12 jaar naar hun eigen mogelijkheden worden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien;

  • 10.

    kinderen vanaf 13 jaar, naast bovengenoemde taken voor een kind van 5 tot 12, hun eigen kamer op orde kunnen houden, d.w.z. rommel opruimen stofzuigen en bed verschonen;

  • 11.

    een 18-23 jarige verondersteld wordt een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren, waarbij de volgende taken te onderscheiden zijn: structureren van hun dag, administratie ordenen en afhandelen, het schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen, te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week;

  • 12.

    van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke en administratieve taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Als in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd kan, indien nodig, hulp voor de zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke hulp zouden worden gerekend.

Gebruikelijke hulp van ouderen voor kinderen

Ten aanzien van gebruikelijke hulp geldt dat:

  • 1.

    Kinderen van 0 tot 3:

    • a.

      hebben volledige begeleiding van een ouder nodig;

    • b.

      boven gebruikelijke begeleiding bij kinderen tot 3 jaar komt daarom zelden voor.

  • 2.

    Kinderen van 3 tot 5:

    • a.

      kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

    • b.

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

    • c.

      kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

    • d.

      ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

    • e.

      hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen;

    • f.

      kunnen in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

    • g.

      hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

    • h.

      zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te gaan.

  • 3.

    Kinderen van 5 tot 12:

    • a.

      hebben een reguliere dagbesteding op school;

    • b.

      kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;

    • c.

      hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

    • d.

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

    • e.

      zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook. Ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

    • f.

      hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school of activiteiten ter vervanging van school gaan;

    • g.

      hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week.

  • 4.

    Kinderen van 12 tot 18 jaar:

    • a.

      hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

    • b.

      kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

    • c.

      kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

    • d.

      hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

    • e.

      hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

    • f.

      hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen).

Ontbreken gebruikelijke hulp

Als gebruikelijke hulp door huisgenoten niet geleverd wordt wegens een ontwrichte gezinssituatie en de cliënt daardoor in schrijnende omstandigheden dreigt te raken kan een maatwerkvoorziening verstrekt worden.

Bijlage II – Normering ‘schoon en leefbaar huis’ bij huishoudelijke ondersteuning

Inleiding

Een schone en leefbare woning is een belangrijk onderdeel van eigen regie, het is een thuis. Inwoners van Breda kunnen ondersteuning krijgen bij het voeren van een huishouden. Het doel van de ondersteuning is dat de primaire leefruimtes schoon en leefbaar zijn. Hiervoor leveren we maatwerk op de specifieke situatie van de klant. Wat wordt verstaan onder een schoon en leefbaar huis, is voor iedereen verschillend. Dit kan ook beteken dat het anders schoon wordt dan wat de inwoner zelf zou kunnen/willen. Wel dient de algemene hygiëne en veiligheid in acht genomen te worden.

Samen met de inwoner wordt de ondersteuningsbehoefte in kaart gebracht, worden de resultaten bepaald en wordt naar oplossingen gezocht. Hierbij staat maatwerk centraal. Dat wil zeggen dat rekening wordt houden met de persoonskenmerken, omstandigheden, specifieke behoeften en financiële draagkracht van de inwoner.

Voorliggende oplossingen

Als de inwoner zich meldt voor de ondersteuning bij het voeren van een huishouden zal altijd, conform de basis gedachte van de Wmo, gekeken worden naar de eigen kracht en het sociale netwerk van de inwoner. Maar ook andere oplossingen kunnen een goede ondersteuning bieden. Dat noemen we voorliggende oplossingen. Een maatwerkvoorziening wordt geboden als de voorliggende oplossingen geen of onvoldoende bijdragen aan het resultaat. Dit is conform de piramide van eigen kracht.

Voorliggende oplossingen zijn:

  • De inwoner zelf: Zoveel mogelijk wordt gekeken naar de eigen kracht/verantwoordelijkheid van de inwoner, dat betekent dat activiteiten die door de inwoner zelf opgepakt kunnen worden, niet door anderen worden opgepakt. In de praktijk betekent dat vaak dat een deel van de activiteiten in het huishouden nog door de inwoner zelf kunnen worden opgepakt en aanvullend naar andere oplossingen wordt gekeken. Bij eigen kracht hoort ook het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijk ondersteuning, denk daarbij aan inrichting van de woning en planning van de huishoudelijke activiteiten. Daarnaast wordt verwacht dat de woning in een goede staat van onderhoud verkeerd, dit ook in het kader van veiligheid.

  • Gebruikelijke hulp: als er meerdere mensen gebruik maken van de woning wordt van hen allen ook een bijdrage verwacht in het voeren van het huishouden. Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen elkaar onderling geven, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben.(zie bijlage voor de volledige uitwerking van gebruikelijke hulp)

  • Mantelzorg of vrijwilligers: veel inwoners hebben mensen om zich heen die vanuit hun sociale relatie bereid zijn om ondersteuning te bieden. Deze vrijwillige ondersteuning van mantelzorgers, die niet tot de leefeenheid behoren, is vrijwillig en niet afdwingbaar. Ook kunnen bepaalde activiteiten worden opgepakt door vrijwilligers, waarbij zowel de inwoner als de aanbieder naar op zoek kunnen gaan. In Breda is bijvoorbeeld Breda Actief een organisatie die vraag en aanbod voor vrijwillige inzet (maatjes) bij elkaar brengt.

  • (Algemene) voorzieningen en producten die op de markt verkrijgbaar zijn, kunnen ook een bijdrage leveren in de oplossing. Hierbij wordt wel gekeken of deze oplossing geschikt is en redelijkerwijs door de inwoner betaald kan worden. Voorbeelden zijn maaltijdservice, boodschappenservice, was –en strijkservice, zorgverlof.

Maatwerkvoorziening voor hulp bij het voeren van een huishouden

Als de ondersteuningsvraag van de inwoner niet of niet in zijn geheel kan worden ingevuld met de voorliggende oplossingen dan komt de maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij het voeren van een huishouden in beeld. Deze afweging voor toegang gebeurt door het wijkteam.

Wmo-maatwerkvoorzieningen worden resultaatgericht afgegeven en niet meer op basis van uren. De Klantmanager Wmo bekijkt samen met de inwoner welke resultaten behaald moeten worden (“wat”). Hiervoor wordt een persoonlijk plan opgesteld. Het plan is van de inwoner. Uitgangspunt is dat de inwoner zelf zijn plan maakt (hulp via de klantmanager is beschikbaar). “Hoe” de resultaten het beste gerealiseerd kunnen worden, wordt overgelaten aan de aanbieder in overleg met de inwoner. Bij de invulling van het resultaat hanteert de aanbieder dit normenkader als leidraad.

In Breda zijn de maatwerkvoorzieningen dus gericht op het bereiken van een resultaat. In dit normenkader gaan we nader in op de resultaten:

  • 1.

    Schoon en leefbaar houden van de primaire leefruimten van de woning

  • 2.

    Thuis beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften en schone en draagbare kleding

  • 3.

    Thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 4.

    Het voeren van regie over het doen van het huishouden.

Geluk van de inwoner staat centraal

In het normenkader worden de resultaten nader omschreven. Centraal staat de tevredenheid en het geluk van de cliënt, het normenkader is alleen een leidraad.

Bijvoorbeeld als een cliënt liever de ramen frequenter gezeemd wil hebben omdat hij/zij met de rolstoel voor het raam zit en graag naar buiten kijkt dan kan dat, want dat is wat bedoeld wordt met maatwerk. En de bovenverdieping wordt slechts sporadisch gedaan, omdat hier geen of heel weinig meer gebruik van wordt gemaakt in verband met een slaap/rustvoorziening in de woonkamer. Dan krijgen de benedenruimten dus wat extra aandacht en lappen we ook frequenter de ramen en als de cliënt er heel gelukkig van wordt zelfs een keer de buitenkant. En bij cliënten met incontinentieproblematiek gaat de focus wat meer richting de wasvoorziening, sanitaire ruimten en het bed. We proberen dus bij alle cliënten maatwerk te leveren dat aansluit bij het normenkader, maar toch per cliënt kan verschillen. En als de cliënt een stevige roker is dan worden de ramen en gordijnen vaker gewassen. En ook zaken die normaal niet gedaan worden maar waar een cliënt blij van wordt zoals samen met de cliënt het koper en zilver poetsen, meubels in de was zetten met de herkenbare geur, kasten goed ordenen en winter/zomer kleren wisselen, glasservice opboenen ivm een verjaardag, kamerplanten voorzien van nieuwe aarde en oude blaadjes verwijderen.

Het zijn allemaal zaken waar geen beroep op kan worden gedaan vanuit de positie “ik heb hier recht op”. En er is wel ruimte om in gesprek over wat echt belangrijk is voor de cliënt, zodat een afweging gemaakt wordt wat wel en wat niet opgepakt wordt en hoe vaak. Hiervoor maken de cliënt en aanbieder/hulp maken gezamenlijk een ondersteuningsplan (of bij een PGB een budgetplan) waarin de activiteiten nader worden omschreven alsmede wie deze uitvoert. Hierbij dient de algemene hygiëne en veiligheid in acht genomen te worden.

Daar waar cliënt en aanbieder niet gezamenlijk tot een plan kunnen komen, zal de gemeente betrokken worden om in goed overleg met partijen tot een werkbaar plan te komen.

Normenkader schoon en leefbaar (t)huis

Resultaten nader omschreven:

  • 1.

    Primaire leefruimten: woonkamer, de als slaapvertrek(ken) in gebruik zijnde ruimten, hal, keuken, toilet en badkamer

  • 2.

    Schoon huis: hieronder wordt verstaan de woning moet schoon zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen. Iedereen in de leefeenheid moet gebruik kunnen maken van een schone huiskamer, schoon slaapvertrek (inclusief schoon beddengoed), een schone keuken, schoon sanitair en schone hal (inclusief trap).

  • 3.

    Leefbaar huis: hieronder wordt verstaan opgeruimd, functioneel (ingericht) om vallen de voorkomen.

  • 4.

    Goederen voor primaire levensbehoefte. De cliënt beschikt over noodzakelijke boodschappen.

  • 5.

    Schone en draagbare kleding: wassen en drogen van kleding. Indien noodzakelijk alleen het strijken van bovenkleding als geen kreukvrije kleding gedragen kan worden. De schone kleding wordt opgeborgen.

  • 6.

    Regie over het doen van het huishouden: de cliënt voert zelf de regie over het doen van het huishouden. Indien een cliënt dat niet kan, maar wel kan leren is dat het doel van de tijdelijke ondersteuning waarbij samen met de cliënt de activiteiten worden uitgevoerd. Als een cliënt geen regie meer kan voeren dan wordt deze overgenomen.

  • 7.

    Thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, inclusief het bieden van primaire zorg. Thuis zorg voor kinderen is een primaire taak van de ouder(s). Zo mogelijk kan tijdelijk, ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen, ondersteuning worden geboden bij crisissituaties en revalidatie. Bij primaire zorg voor kinderen gaat het om wassen en aankleden, maaltijdvoorbereiding en maaltijdverzorging.

  • 8.

    Client kan een brood en warme maaltijd nuttigen. Voor bereiden van het eten en toezien op het eten worden afspraken gemaakt met andere betrokken professionals, zoals pv-er

  • 9.

    De betrokken professional is opmerkzaam voor verandering in het gedrag van de cliënt.

Normenkader is dynamisch

Het normenkader is een richtlijn en bevat de minimale activiteiten en frequentie voor schoon en leefbaar huis in de primaire leefruimten. Deze richtlijn is dynamisch en zal indien gewenst aangepast worden op basis van nieuwe inzichten.

Het is opgesteld door gemeente Breda, gebruikers en aanbieders van huishoudelijke verzorging en de klankbordgroep Breda (cliëntenraad Wmo). De tabel met de richtlijnen met de omschreven activiteiten en frequenties is afgeleid, niet letterlijk overgenomen, van de onderzoeken uitgevoerd door KPMG en TriviumPlus in opdracht van respectievelijk de gemeente Utrecht en ’s-Hertogenbosch.

Frequentie wordt bepaald in overleg met de cliënt en is afgestemd om zijn persoonlijke situatie, gezondheid en gezinssamenstelling.

Activiteit

frequentie

Reguliere activiteit 

Stof afnemen nat en droog

   

1x per wk of

1x per 2 wk

 

Stofzuigen

(Droog)dweilen

Keukenblok schoonmaken

Sanitair schoonmaken

Bed verschonen

Afval opruimen

 

Niet frequente activiteit 1  

Ramen binnenzijde wassen 2

4x per jaar

Raambekleding wassen/schoonmaken

1 à 2x per jaar

Meubels schoonmaken aan de buitenzijde

1x per 8 weken

Reinigen radiatoren

2x per jaar

Keukenapparatuur schoonmaken

3 à 4x per jaar

Binnen en bovenzijde keukenkastjes afnemen

2x per jaar

Deuren, deurposten en tegelwanden afnemen

2x per jaar

Trap stofzuigen

1x per 4 weken

 

Overige activiteiten, alleen als ondersteuning noodzakelijk is. 

Boodschappen doen

1x per wk of

1x per 2 wk

 

 

Wassen en drogen van kleding

Strijken van bovenkleding

Extra inzet voor maatwerk

Door persoonlijke omstandigheden van de cliënt kan het voorkomen dat het bovenstaande normenkader onvoldoende is. In overleg met het wijkteam van de gemeente kan dan besloten worden om tijdelijk extra in te zetten om het resultaat te bereiken.

Continu proces

Het juist afstemmen van de behoefte aan ondersteuning is een continu proces. De persoonlijke situatie, gezondheid, gezinssamenstelling en mogelijkheid van inzet uit het netwerk is veranderlijk. Door het borgen van korte lijnen tussen aanbieder en cliënt en het werken met richtlijnen is er ruimte om daar waar nodig aanpassingen te verrichten in de mate van ondersteuning.

Als de cliënt en aanbieder niet tot een gezamenlijk ondersteuningsplan komen of als er gaande weg verschil van mening ontstaat, dan kunnen zij de gemeente inschakelen. Deze gaat schouwen om te bezien of het huis wel of niet goed schoon is. Daar waar het resultaat niet wordt bereikt, wordt de aanbieder hierop aangesproken met de opdracht hier alsnog voor te zorgen. Daar waar de verwachtingen van de cliënt te hoog zijn, zal ook getracht worden om hier gezamenlijk uit te komen door een reëel beeld te schetsen van wat schoon is.

Om te toetsen of het resultaat schoon en leefbaar huis bereikt wordt voeren we periodiek steekproeven uit waarbij we letterlijk schouwen of het huis schoon is.

Bijlage III – Richtlijnen werkzaamheden huishoudelijke ondersteuning bij pgb

Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning wordt niet geïndiceerd op basis van de noodzakelijke uren en minuten maar op basis van het beoogde resultaat. In deze bijlage is de opbouw van de werkzaamheden opgenomen ter illustratie van de werkzaamheden die hieronder vallen.

Voor de huishoudelijke ondersteuning is een indeling in activiteiten te maken

Huishoudelijke ondersteuning 

Aard van de activiteiten

Activiteiten

Personeel

Huishoudelijke werkzaamheden

 

 

 

 

 

 

Boodschappen doen

HV1

 

 

 

 

 

 

Broodmaaltijd bereiden

Warme maaltijd bereiden

Licht huishoudelijk werk

Zwaar huishoudelijk werk

De was doen

Huishoudelijke spullen in orde houden

Organisatie van het huishouden

 

 

Anderen helpen in huis met zelfverzorging

HV2

HV2

HV2

Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd

Dagelijkse organisatie van het huishouden

Ondersteuning bij ontregelde huishouding i.v.m. psychische stoornis

Advies, instructie, voorlichting

HV2

Bijlage IV - Werkinstructie zelfredzaamheidmatrix (inclusief Beschermd wonen)

Werkinstructie verdeling categorieën voor de maatwerkvoorziening Begeleiding en de bouwsteen zinvolle daginvulling.

In deze bijlage is de werkinstructie met de verdeling categorieën voor de maatwerkvoorziening Begeleiding en de bouwsteen zinvolle daginvulling opgenomen. Aanvullend is de werkinstructie voor Beschermd wonen opgenomen.

De toegang tot begeleiding en beschermd wonen zal pas plaatsvinden nadat vastgesteld is tijdens het keukentafelgesprek dat er een persoonsgebonden budget of maatwerkvoorziening Begeleiding noodzakelijk is. De werkinstructie fungeert dus niet als een werkinstructie of begeleiding toegekend moet worden, maar als een werkinstructie welke categorie van toepassing is. In een eerder stadium is al bepaald dat Begeleiding noodzakelijk wordt geacht.

Bij de bepaling of begeleiding nodig is wordt gehandeld via het gestelde zoals opgenomen in het beleidsplan Wmo “Goede zorg doen we samen”. Hierbij ligt de focus op de talenten en mogelijkheden van de inwoners van Breda. Bij de beoordeling van wat aan ondersteuning nodig is blijven we inzetten op de mogelijkheden en talenten van de inwoners. In het persoonlijk plan van de cliënt en de formulering van de te behalen resultaten is hier aandacht voor. Het wijkteam ziet erop toe dat dit gebeurt. Het is aan de dienstverleners om bij de invulling van de te behalen resultaten aandacht te schenken aan deze talentontwikkeling. Het wijkteam zal meekijken of dit voldoende gebeurt via de evaluatiegesprekken die ze, in overleg met de cliënt, met de dienstverleners voert.

Voorliggende werkinstructie wordt toegepast om te bepalen welke tarief het beste past bij de ondersteuning die nodig is nadat is bepaald dat er inzet van Begeleiding nodig is.

De werkinstructie bestaat uit verschillende items, in totaal 24, welke gescoord kunnen worden. De items zijn deels gebaseerd op de resultaatgebieden uit de overeenkomst tussen dienstverleners en de Gemeente Breda en de zelfredzaamheidsmatrix. De items kunnen gescoord worden op slecht, matig en goed. Indien het item met slecht gescoord wordt, dient de generalist een inschatting te maken of de begeleiding welke geboden zal worden zwaar zal zijn voor een periode langer dan drie maanden. De score van ieder item is verbonden aan punten dat hieraan is toegekend. Het totaal van de punten zal uiteindelijk bepalen of er sprake is van een lichte of middel (of zwaar bij de bouwsteen zinvolle daginvulling) indicatie. Een zware indicatie in het kader van persoonlijke begeleiding vindt plaats op basis van inschatting van de generalist, verhoudingsgewijs is dit een dusdanig klein aantal dat het aanvragen van een offerte meer doelmatig lijkt. Dit zal dan plaatsvinden op basis van inschatting van de generalist.

Bij het scoren van de items dienen onderstaande overwegingen in ogenschouw genomen te worden:

Eigen kracht: Cliënt beschikt over voldoende capaciteiten om de ervaren problemen betreffende de activiteit zelfstandig al dan niet met behulp van inschakelen sociaal netwerk op te lossen of voldoende te verminderen.

Voorliggende voorzieningen: Voorliggende voorzieningen (bv. Vrijwilligerswerk of MEE) zijn beschikbaar om de ervaren problemen betreffende de activiteit op te lossen of voldoende te verminderen. Eveneens dient gekeken te worden of de ervaren belemmeringen door voorliggende regelgeving al wordt opgelost of kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan Persoonlijke Verzorging vanuit de Zorgverzekeringswet (2015).

Mantelzorg: Cliënt beschikt over voldoende mantelzorgers om de ervaren problemen betreffende de activiteit aan te pakken of voldoende te verminderen, zonder dat er sprake is van (potentiële) overbelasting van mantelzorger(s).

Indien één van bovenstaande opties tot de mogelijkheden behoort, dient het item met een goed gescoord te worden. Indien geen van bovenstaande mogelijk lijkt, is (tijdelijke) inzet van maatwerk noodzakelijk en zal geïndiceerd worden naar aanleiding van het verdere invullen van de werkinstructie.

Uitzondering hierop is 1a Ondersteuning bij zinvolle daginvulling. Hierin scoor je de cliënt zonder zijn netwerk.

Zodra er bij 1 met nee kan worden geantwoord, gaat de generalist door naar 1A, want dan zal de bouwsteen ‘zinvolle daginvulling’ worden ingezet. De score op 1A geldt voor het indelen van de cliënt onder ‘zinvolle dag invulling’ licht of zwaar.

Als je 1A invult is er altijd sprake van bouwsteen licht onder de 20 punten en bij 20 punten en hoger is er sprake van de bouwsteen zwaar.

Hierna bepaalt de generalist of de persoonlijke begeleiding in de thuissituatie daarnaast noodzakelijk is. Indien dit het geval is dit standaard licht. In uitzonderingssituaties kan de generalist hiervan gemotiveerd afwijken.

Indien er op punt 1 met ja wordt geantwoord, kan de gehele tool behalve punt 1a ingevuld worden.

 

Slecht

Matig

Goed

Lichamelijke gezondheid

Een medische aandoening die regelmatige behandeling vereist wordt niet behandeld. Matige beperkingen van activiteiten t.g.v. een lichamelijk gezondheidsprobleem.

Een medische aandoening wordt behandeld maar behandeltrouw is minimaal. De gezondheidsproblemen leiden tot een lichte beperking in mobiliteit en activiteit.

Er zijn geen directe of voortdurende medische problemen.

Geestelijke gezondheid

Aanhoudende geestelijke gezondheidsproblemen die het gedrag kunnen beïnvloeden, maar geen gevaar voor zichzelf of anderen. Moeilijkheden in het dagelijks functioneren door symptomen en/of geen behandeling.

Milde symptomen kunnen aanwezig zijn en/of enkele matige functioneringsmoeilijkheden door geestelijke problemen.

Symptomen zijn afwezig of zeldzaam.

1. Ondersteuning bij zinvolle daginvulling

Nee

(ga naar 1A)

Ja

Zinvolle daginvulling

Heeft geen of matige zinvolle daginvulling,

wat (redelijk) nadelige gevolgen voor cliënt zelf of omgeving met zich meebrengt

 

Heeft zinvolle daginvulling.

1A. Ondersteuning bij zinvolle daginvulling.

 

Slecht

Matig

Goed

Beschermd activiteiten uitvoeren

Heeft bescherming/toezicht nodig

Heeft beperkte bescherming/toezicht nodig

Heeft geen bescherming/toezicht nodig

Structuur aanbrengen

Kan niet zelfstandig tot uitvoering van activiteiten komen. Structuur moet overgenomen worden door derden.

Kan beperkt zelfstandig tot uitvoering van activiteiten komen. Structuur moet deels overgenomen worden.

Kan goed zelfstandig tot uitvoering van activiteiten komen. Structuur hoeft niet overgenomen worden.

Mantelzorg ontlasting (relatie met punt 6)

Mantelzorger dient ontlast te worden

Mantelzorger dient beperkt ontlast te worden

Mantelzorger hoeft niet ontlast te worden

Vaardigheden

Het aanleren van vaardigheden voor participatie en zelfredzaamheid

Stabilisatie (behouden van vaardigheden)

nvt (geen optie bij deze bouwsteen)

ADL

Heeft intensieve ADL ondersteuning nodig

Heeft beperkte ADL ondersteuning nodig

Heeft geen ADL ondersteuning nodig

2.Ondersteuning bij opbouwen sociaal netwerk

Slecht

Matig

Goed

Maatschappelijke participatie

Geen of negatieve maatschappelijke participatie.

 

Intensief: Ja/nee?

(ja= +5pnt)

Nauwelijks participerend in de maatschappij en/of gebrek aan vaardigheden om betrokken te raken

   

Actief participerend in de maatschappij.

Dagstructuur

(Zeer) verstoorde dagstructuur. Dag- en nachtritme is verstoord, functioneren is zeer verstoord.

 

Intensief: Ja/nee?

(ja= +5pnt)

De dagstructuur is enkele keren per maand verstoord. Functioneren wordt hierdoor aangetast.

Geen beperkingen in dagstructuur of geen invloed op functioneren

 

Huiselijke relaties

Sprake van huiselijk geweld.

 

Intensief: Ja/nee?

Leden uit het huishouden gaan niet goed met elkaar om. Potentieel huiselijk geweld.

Communicatie tussen leden van het huishouden is consistent en open.

3. Ondersteunen van de thuisadministratie

Slecht

Matig

Goed

Financiën

Geen inkomen en/of hoge groeiende schulden.

   

Intensief: Ja/nee?

Komt met inkomsten aan basisbehoeften tegemoet en gepast uitgeven. Eventuele schulden zijn tenminste stabiel.

Inkomsten zijn ruim voldoende, goed financieel beheer.

Huisvesting

Dakloos en/of nachtopvang.

     

Intensief: Ja/nee?

In veilige, stabiele huisvesting maar slechts marginaal toereikend en/of onderhuur in niet autonome huisvesting.

Huishouden heeft veilige, toereikende huisvesting en regulier huurcontract of autonome woning.

Inzicht

Geen inzicht in (financiële) administratie. Post, rekeningen e.d. niet op orde

 

Intensief: Ja/nee?.

Beperkte inzicht in (financiële) administratie.

(financiële) Administratie is op orde.

4.Ondersteuning bij de zelfzorg

Slecht

Matig

Goed

Activiteiten Dagelijks Leven.

Ernstige beperkingen op alle of bijna alle gebieden van zelfzorg en complexe activiteiten.

 

Intensief: Ja/nee?

Voorziet in de meeste maar niet alle basisbehoeften van het dagelijks leven en de zelfzorg is op peil, maar een of meerdere complexe activiteiten worden niet uitgevoerd.

Geen problemen van deze aard en functioneert goed op alle gebieden.

Therapietrouw

Komt afspraken met (zorg)professionals niet na.

Heeft wisselvallig contact met (zorg)professionals. Komt niet altijd opdagen.

Komt altijd opdagen voor een afspraak en zegt deze tijdig af indien nodig.

Verzorging

Ziet er onverzorgd uit en draagt vieze kleding.

Ziet er matig verzorgd uit.

Is verzorgd en draagt schone kleding.

5.Persoonlijk functioneren, gezondheid en welzijn

Slecht

Matig

Goed

Justitie

(Zeer) regelmatig contact met politie en/of openstaande zaken bij justitie.

 

Intensief: Ja/nee?

Incidenteel contact met politie en/of voorwaardelijke straf of- invrijheidstelling.

Geen contact met politie.

Verslaving

Voldoet aan criteria voor ernstig misbruik/ verslaving. Gebruik resulteert in ontwijkend of verwaarlozen van essentiële activiteiten van het dagelijks leven.

 

Intensief: Ja/nee?

Gebruik binnen de laatste dertig dagen, maar geen sociale, werkgerelateerde, emotionele of fysieke problemen ten gevolge van het gebruik zichtbaar. Geen aantoonbaar voortdurend of gevaarlijk middelengebruik en/of goede behandeltrouw.

Geen middelengebruik.

Eigen regievoering

Niet in staat regie uit te voeren over dagelijkse bezigheden, neemt niet zelf besluiten en plant en voert taken niet zelf uit.

 

Intensief: Ja/nee?

Laat de regie (groten)deels over aan derden. Neemt besluiten soms zelf, soms in overleg met derden.

In staat de regie te voeren over het dagelijks leven.

Acceptatie

Kan aandoening niet accepteren, wat gevolgen heeft voor dagelijks handelen.

 

Intensief: Ja/nee?

Kan aandoening niet accepteren, maar heeft weinig tot geen invloed op dagelijks handelen.

Kan aandoening accepteren.

Inzicht ziekte

Heeft geen ziekte-inzicht, wat gevolgen heeft voor dagelijks handelen.

 

Intensief: Ja/nee?

Heeft beperkt ziekte-inzicht, wat beperkte gevolgen heeft voor het dagelijks handelen.

Heeft ziekte-inzicht.

6. Mantelzorgondersteuning

Slecht

Matig

Goed

Overbelasting

Sprake van overbelasting.

 

Intensief: Ja/nee?

Sprake van matige overbelasting of potentiële overbelasting .

Geen sprake van overbelasting.

Acceptatie

Kan aandoening van zorgbehoevende niet accepteren en/of kan niet omgaan met de gevolgen hiervan met overbelasting tot gevolg.

 

Intensief: Ja/nee?

Kan aandoening van zorgbehoevende niet accepteren en/of kan niet omgaan met de gevolgen hiervan met matige overbelasting of potentiële overbelasting tot gevolg.

Kan aandoening van zorgbehoevende accepteren en weet om te gaan met de gevolgen hiervan.

Alle items krijgen punten toegekend, behalve de eerste twee; lichamelijke gezondheid en geestelijke gezondheid. Deze items worden immers al in kaart gebracht gedurende het keukentafelgesprek en kunnen niet direct verbeterd of gestabiliseerd worden door begeleiding. Om de volledigheid van de zelfredzaamheidsmatrix te waarborgen en de mogelijkheid de matrix te integreren in de werkinstructie, zijn deze echter wel toegevoegd.

Een item goed gescoord is 0 punten, matig 5 punten, slecht 10 punten en slecht intensief 15 punten. In het uiterste geval scoort een cliënt 220 punten.

<70 punten= lichte indicatie

>70 punten= middel indicatie

>150 punten= zwaar indicatie

Daarnaast nog indicatie op offertebasis.

Belangrijk is dat de score die volgt uit de werkinstructie een richtlijn is. De expertise van generalist blijft doorslaggevend.

Offerte: In specifieke situaties die meer vragen dan de categorie “zwaar” blijft het mogelijk om op offertebasis zorg in te zetten. Beoordeling ligt ook hier bij de generalist van het wijkteam.

Aanvullende items Beschermd Wonen 3

Voor beschermd wonen worden dezelfde items gehanteerd als bij Wmo begeleiding, aangevuld met een aantal items, die hieronder benoemd staan. Voor beschermd wonen worden de items wel gescoord, maar niet direct verbonden aan de hoogte van de indicatie voor de begeleiding beschermd wonen (basis, middel, zwaar)

Dagstructuur

(Zeer) verstoorde dagstructuur. Dag- en nachtritme is verstoord, functioneren is zeer verstoord.

 

Intensief: Ja/nee? 4

De dagstructuur is enkele keren per maand verstoord. Functioneren wordt hierdoor aangetast.

Geen beperkingen in dagstructuur of geen invloed op functioneren.

Betekenisvolle relaties

 

Zeer beperkt in staat betekenisvolle relaties aan te gaan

Matig in staat betekenisvolle relaties aan te gaan

In staat om betekenisvolle relaties aan te gaan

Goede kwaliteit van leven/

gezondheid

Ernstige beperkingen van activiteiten door een psychisch probleem.

Matige beperkingen van activiteiten door een psychisch probleem.

Er zijn geen directe of voortdurende psychische problemen.

Stabiliteit

Grote kans op (psychische) terugval/ instabiliteit in gedrag

 

Beperkte kans op (psychische) terugval/ instabiliteit in gedrag

Er is geen kans op psychische terugval/ instabiliteit in gedrag

Ernst psychische problematiek

Zeer actieve psychiatrische problematiek

Matig actieve psychiatrische problematiek

Passieve psychiatrische problematiek.

Zelfstandig wonen

(Nog) geen zicht op zelfstandig wonen

Beperkt perspectief op zelfstandig wonen.

Perspectief op zelfstandig wonen is reeël.

24-uurs nabijheid (i.v.m. onplanbare hulpvraag, dagstructuur en afwenden gevaar)

Wakende wacht

 

Slapende wacht

Bereikbaarheidsdienst

#_ftnref1 


Noot
1

Niet frequente activiteiten, kunnen opgeknipt worden en telkens voor een deel bij de reguliere activiteiten worden uitgevoerd of er wordt een apart moment voor gepland.

Noot
2

Ramen buitenzijde horen niet tot het resultaat van de Wmo.

Noot
3

Deze matrix wordt waar nodig nog doorontwikkeld met betrekking tot de relatief nieuwe doelgroep LVB.

Noot
4

Hoe intensief dit nodig is, bepaalt de klantmanager o.a. op basis van de diagnose, het advies van de begeleider en zij/haar professionele inschatting.