Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende nadere regels omtrent jeugdhulp (Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2020)

Geldend van 25-03-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende nadere regels omtrent jeugdhulp (Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2020)

Burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, Jeugdwet;

Overwegende dat:

  • ‘Het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind’, overheden opdraagt om bij alle maatregelen die kinderen betreffen de belangen van het kind als eerste overweging te nemen;

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen op het terrein van jeugdhulp, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociaal netwerk;

  • verder is het noodzakelijk regels op te nemen over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

  • ook dient vastgesteld te worden op welke wijze een goede verhouding tussen de prijs voor levering van jeugdhulp of de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering wordt gewaarborgd en welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

besluit vast te stellen de Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2020.

Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2020

HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen die in dit besluit worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, Besluit Jeugdwet en de Verordening. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Behandeling: behandeling door een jeugdhulpaanbieder, al dan niet met verblijf.

  • b.

    Budgethouder: de persoon aan wie het budget wordt verstrekt.

  • c.

    CJG: Centrum voor Jeugd en Gezin.

  • d.

    College: college van burgemeester en wethouders.

  • e.

    Gemeente: gemeente Breda. De gemeente heeft de uitvoering van de gemeentelijke taken met betrekking tot de toegang tot jeugdhulp gemandateerd aan het CJG.

  • f.

    Individuele voorziening: de gemeente biedt op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorzieningen waarvoor een beschikking van het college nodig is.

  • g.

    Logeerzorg: logeren in een zorginstelling of binnen het sociaal netwerk, maximaal 156 etmalen per jaar.

  • h.

    Ondersteuning: hulp in het dagelijks leven om zo zelfstandig mogelijk te (leren) leven.

  • i.

    Persoonlijke verzorging: hulp bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen (bijvoorbeeld hulp bij het opstaan, wassen, aankleden en naar het toilet gaan), hulp op het vlak van zelfverzorging (bijvoorbeeld haren kammen, mondverzorging of hoortoestel aan-/uitzetten) en het geven van advies, instructie en voorlichting met betrekking tot persoonlijke verzorging.

  • j.

    Verordening: Verordening Jeugdhulp Gemeente Breda 2020.

  • k.

    ZIN: zorg in natura.

HOOFDSTUK 2: Individuele voorzieningen

Artikel 2.1 Ambulante behandeling

  • 1. Ambulante behandeling wordt alleen verstrekt ter ontwikkeling zoals bedoeld in art. 2.2 lid 1 sub a van de verordening, voor de behandeling van:

    • a.

      Ontwikkelingsproblematiek; of

    • b.

      problematiek in relatie tot een (licht) verstandelijke beperking; of

    • c.

      psychische, psychosociale dan wel psychiatrische problematiek; of

    • d.

      ernstige en enkelvoudige dyslexie (EED), of;

    • e.

      gedragsproblematiek.

  • 2. Ambulante behandeling van de in lid 1 sub a en b genoemde problematieken is gericht op het herstellen of het op gang brengen van een vastgelopen of verstoorde ontwikkeling en het versterken van de opvoedingskracht van het gezin, en wordt alleen verstrekt met als doel:

    • a.

      Gezond en veilig op groeien;

    • b.

      Groeien naar zelfstandigheid, en

    • c.

      Voldoende zelfredzaam zijn om te participeren in het maatschappelijk verkeer, rekening houdend met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de jeugdige.

  • 3. Ambulante behandeling van de in lid 1 sub c genoemde problematieken is gericht op het aanpakken, herstellen, opheffen of stabiliseren van psychische of psychiatrische aandoeningen bij jeugdigen, en wordt alleen verstrekt als sprake is van een DSM-benoemde stoornis of sterk een vermoeden daarvan.

  • 4. Ambulante behandeling van de in lid 1 sub d genoemde problematiek is gericht op het aanpakken, herstellen, opheffen of stabiliseren van leerachterstanden die veroorzaakt worden door ernstige en enkelvoudige dyslexie, en heeft als doel het behalen van een functioneel niveau van technisch lezen en spellen. Ambulant behandeling ernstige en enkelvoudige dyslexie wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      onderzoek het bestaan van ernstige en enkelvoudige dyslexie aantoont, en;

    • b.

      deze problematiek leidt dan wel redelijkerwijs kan leiden tot een significante leerachterstand, en;

    • c.

      de op grond van de Wet passend onderwijs verleende ondersteuning aantoonbaar ontoereikend is.

  • 5. Ambulante behandeling van de in lid 1 sub a tot en met c genoemde problematieken gedurende onderwijstijd vind alleen plaats:

    • a.

      als de jeugdige een vrijstelling van onderwijs heeft in de zin van art. 5 Leerplichtwet 1969, of;

    • b.

      als hierover afstemming heeft plaatsgevonden tussen de jeugdige en/of zijn ouders, het regionaal bureau leerplicht, het samenwerkingsverband passend onderwijs van de school waar de jeugdige staat ingeschreven en het college, mits de behandeling gericht is op het kunnen, of kunnen blijven, volgen van onderwijs.

Artikel 2.2 Vaktherapie

  • 1. Vaktherapie is gericht op het aanpakken, herstellen, opheffen of stabiliseren van psychische problematiek bij jeugdigen door middel van ervaringsgericht leren.

  • 2. Vaktherapie heeft als doel:

    • a.

      de zelfredzaamheid van de jeugdige en zijn gezin te vergroten; en/of

    • b.

      het adequaat functioneren van de jeugdige in de maatschappij op relevante leefgebieden te versterken.

  • 3. Vaktherapie wordt alleen verstrekt ter behandeling van ontwikkelingsproblematiek. Vaktherapie wordt voorts alleen verstrekt als:

    • a.

      geen andere vormen van jeugdhulp ter ontwikkeling zoals bedoeld in art. 2.1 lid 1 sub a zijn ingezet; en

    • b.

      geen vermoeden bestaat van een DSM-benoemde stoornis; en

    • c.

      geen aanspraak bestaat op vaktherapie op grond van een (aanvullende) zorgverzekering; en

    • d.

      de vaktherapie gericht is op de doelstellingen genoemd in lid 2; en

    • e.

      de vaktherapie individueel wordt geboden aan de jeugdige en/of zijn gezin.

Artikel 2.3 Begeleiding bij het dagelijkse leven

  • 1. Begeleiding bij het dagelijks leven wordt verstrekt als individuele begeleiding of als groepsbegeleiding.

    • a.

      Individuele begeleiding wordt in één op één contact aangeboden aan de jeugdige en zijn gezin.

    • b.

      Groepsbegeleiding wordt aangeboden in groepsverband. De groepsgrootte betreft het maximaal aantal jeugdigen per groep dat voor de jeugdige gezien zijn problematiek hanteerbaar is.

  • 2. Begeleiding bij het dagelijkse leven is gericht op het bevorderen, het behouden of het compenseren van zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van jeugdigen met ernstige opgroeiproblematiek, een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking dan wel een psychiatrische of somatische aandoening. Begeleiding bij het dagelijkse leven heeft als doel:

    • a.

      de jeugdige en zijn gezin in staat te stellen om dagelijkse handelingen en vaardigheden uit te voeren, hier regie op te voeren, en waar relevant de geboden hulp en ondersteuning effectief te coördineren.

    • b.

      het gezin in staat te stellen om de jeugdige de juiste ondersteuning te geven en om nieuwe vaardigheden verder zelfstandig te ontwikkelen.

    • c.

      de veiligheid van de jeugdige te borgen.

  • 3. Begeleiding bij het dagelijkse leven wordt alleen verstrekt ter stabilisatie en ondersteuning zoals bedoeld in art. 2.1 lid 1 sub b. Begeleiding bij het dagelijkse leven wordt voorts alleen verstrekt

    • a.

      voor de jeugdige en zijn gezin voor wie de in lid 2 vermelde doelen als gevolg van een ernstig gebrek aan zelfredzaamheid of verlies aan regie bij het opgroeien en opvoeden niet zelfstandig haalbaar zijn; en

    • b.

      als de ondersteuning daarin, vanuit het eigen netwerk niet toereikend is; en

    • c.

      als individuele begeleiding zoals bedoeld in lid 1 ontoereikend is.

    • d.

      als dagbesteding zoals bedoeld in art. 2.4 niet passend is.

  • 4. Individuele begeleiding zoals bedoeld in lid 1 sub a wordt voorts alleen vertrekt als groepsbegeleiding zoals bedoeld in lid 1 sub b gezien de problematiek van de jeugdige niet passend is.

Artikel 2.4 Dagbesteding en logeeropvang (respijtzorg)

  • 1. Dagbesteding is gericht op het bieden van een zinvolle invulling van en structuur aan de dag voor jeugdigen met ernstige opgroeiproblematiek, met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking en/of met een psychiatrische of somatische aandoening, en ondersteund in het zo lang mogelijk behouden van dagelijkse handelingen en vaardigheden.

  • 2. Dagbesteding wordt verstrekt ter ontlasting van het gezinssysteem, waar dit door de problematiek van de jeugdige in het eigen netwerk én binnen overige voorzieningen of de vrij-toegankelijke jeugdhulp onvoldoende lukt.

  • 3. Dagbesteding wordt verstrekt buiten schooltijden, in weekenden, en tijdens schoolvakanties en andere schoolvrije dagen. Dagbesteding wordt niet verstrekt gedurende onderwijstijd tenzij de jeugdige een vrijstelling van onderwijs heeft in de zin van art. 5 Leerplichtwet 1969.

  • 4. Logeeropvang is gericht op ontlasting van het gezinssysteem van de jeugdige wanneer het nodig is dat de jongere naast de dagbesteding ook op sommige avonden en nachten op een locatie, niet zijnde de thuislocatie, verblijft. Logeeropvang wordt alleen verstrekt in aanvulling op dagbesteding zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 2.5 Verblijfszorg

  • 1. Verblijfszorg is gericht op de behandeling van opvoed- of gedragsproblematiek, psychische / psychiatrische problematiek en/of problematiek van jeugdigen met een verstandelijke beperking.

  • 2. Verblijfszorg wordt dag en nacht (24-uursvoorziening) aangeboden buiten de eigen omgeving van de jongere op een locatie waar hij passende hulpverlening en/of behandeling krijgt aangeboden.

  • 3. Verblijfszorg wordt verstrekt op vrijwillige of gedwongen basis.

Artikel 2.6 JeugdzorgPlus

  • 1. JeugdzorgPlus is gericht op de intensieve behandeling van jeugdigen met ernstige gedragsproblematiek.

  • 2. De vrijheden van de jeugdige kunnen voor de behandeling van problematiek zoals genoemd in lid 1 worden ingeperkt, om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt of onttrokken wordt aan de hulp die hij nodig heeft.

  • 3. JeugdzorgPlus wordt dag en nacht (24 uurs-voorziening) aangeboden buiten de eigen omgeving van de jongere op een locatie waar hij passende hulpverlening en/of behandeling krijgt aangeboden.

  • 4. JeugdzorgPlus wordt verstrekt op vrijwillige basis.

  • 5. JeugzorgPlus kan gericht zijn op een of meerdere van de in artikel 2.1. lid 1 genoemde doelstellingen.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 2.7 Pleegzorg

  • 1. Pleegzorg is gericht op het bieden van een vervangende opvoed- of behandelomgeving waarbij de jeugdige geplaatst wordt in een vervangende gezinssituatie. Dit kan een pleeggezin of gezinshuis zijn.

  • 2. Pleegzorg wordt verstrekt als de ouders tijdelijk of permanent pedagogisch onmachtig zijn om veiligheidsrisico’s veroorzaakt door kind-eigen of gezinsproblematiek weg te nemen.

  • 3. Pleegzorg kan gericht zijn op een of meerdere van de in artikel 2.1. lid 1 genoemde doelstellingen.

  • 4. Verlengde pleegzorg wordt ingezet als de jeugdige ook na het 18e levensjaar bij in het pleeggezin of gezinshuis wil blijven wonen.

Artikel 2.8 Crisiszorg

  • 1. Crisiszorg is gericht op het bieden van kortdurende (verblijfs)zorg als sprake is van een crisissituatie.

  • 2. Crisiszorg wordt alleen verstrekt voor veiligheid zoals bedoeld in art. 2.1 lid 1 sub c en ter stabilisatie zoals bedoeld in sub b.

  • 3. Crisiszorg wordt zowel verstrekt als verblijfszorg en als ambulante jeugdhulp.

Artikel 2.9 Vervoersvoorziening

  • 1. Het college kan besluiten het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden toe te kennen, zoals genoemd in artikel 2.2, lid 1, sub k van de verordening.

  • 2. In de afweging welke voorziening wordt toegekend wordt uitgegaan van de mate van zelfredzaamheid van de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk.

  • 3. Een jeugdige kan alleen aanspraak maken op een voorziening genoemd in dit artikel als hier niet reeds in het jeugdhulparrangement in is voorzien.

  • 4. Een beschikking voor vervoer wordt alleen afgegeven indien dit vervoer naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht in verband met een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid

HOOFDSTUK 3: PROCEDURE TOEGANG JEUGDHULP VIA DE GEMEENTE

Artikel 3.1 Melding en duiding van de hulpvraag

  • 1. Jeugdigen of hun ouders met een hulpvraag kunnen zich melden bij het CJG. Tijdens het gesprek met een medewerker van het CJG wordt de hulpvraag onderzocht en besproken welke voorziening passend is.

  • 2. Indien een individuele voorziening passend wordt geacht kan de jeugdige hiertoe een aanvraag zoals bedoeld in artikel 3.6 van de verordening indienen bij het college.

  • 3. Een hulpvraag kan rechtstreeks bij het college worden gemeld zonder gesprek zoals bedoeld in lid 1 als sprake is van een veiligheidsrisico of als hiervoor een dringende reden bestaat. Hier is sprake van wanneer een jeugdige niet structureel kan rekenen op een volwassene die voorziet in zijn basale fysieke en emotionele behoefte, die hem beschermt tegen gevaar en die daarin continuïteit en voorspelbaarheid biedt.

  • 4. De aangewezen jeugdprofessional registreert de melding en bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of digitaal.

Artikel 3.2 Gegevens verzamelen

  • 1. Het college en/of de aangewezen jeugdprofessional verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Het college en/of de aangewezen jeugdprofessional maakt vervolgens, indien noodzakelijk, zo spoedig mogelijk met de jeugdige en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek.

  • 2. de jeugdige en/of zijn ouders verschaffen voorafgaand aan het gesprek alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college, en/of de aangewezen jeugdprofessional, voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 4. Het college en/of de aangewezen jeugdprofessional informeert, de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Het college en/of de aangewezen jeugdprofessional kan gemotiveerd afzien van een gesprek, tenzij de jeugdige en/of zijn ouders aangeven een gesprek te willen.

Artikel 3.3 Onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt middels een gesprek tussen de jeugdige en/of zijn ouders en eventueel deskundigen, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de hulpvraag van de jeugdige en/of de ouders, en;

    • b.

      de problematiek; of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen en/of psychische problemen en stoornissen, en;

    • c.

      welke hulp naar aard en omvang nodig is om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, en;

    • d.

      welke voorliggende mogelijkheden aanwezig zijn waarbij onderzocht wordt:

      • -

        of aanspraak kan worden gemaakt op een voorliggende voorziening, en;

      • -

        of aanspraak kan worden gemaakt op een algemene voorziening zoals bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 Verordening, en;

      • -

        of ouders voldoende eigen kracht, zoals bedoeld in artikel 3.6, om aan de hulpvraag van de jeugdige te kunnen voldoen;

      • -

        of aanspraak gedaan kan worden op een aanvullende zorgverzekering die is afgesloten.

    • e.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige, en/of;

    • f.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp, en;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen, en/of;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en/of;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

Artikel 3.4 Ondersteuningsplan

  • 1. In het ondersteuningsplan worden de onderwerpen van het onderzoek als bedoeld in artikel 3.3 opgenomen, voor zover van toepassing.

  • 2. Het college kan het onderzoek van een aangewezen jeugdprofessional overnemen als ondersteuningsplan, mits dit onderzoek voldoet aan artikel 3.3.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders, het ondersteuningsplan.

  • 4. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden door het college aan het ondersteuningsplan toegevoegd. De jeugdige en/of zijn ouders tekenen het ondersteuningsplan voor gezien of akkoord en zorgen ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon, waarmee hij het gesprek heeft gevoerd. Als de jeugdige en/of zijn ouders tekenen voor gezien, kunnen zij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom zij niet akkoord zijn.

  • 5. In spoedeisende gevallen kan het college afwijken van het opstellen van een ondersteuningsplan.

Artikel 3.5 Aanvraag individuele voorziening

  • 1. Het college zal een ondertekend ondersteuningsplan zoals bedoeld in artikel 3.4, of een evaluatieverslag dat voldoet aan eisen zoals beschreven in artikel 3.8, aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders dat op het ondersteuningsplan hebben aangegeven.

  • 2. De datum van de aanvraag wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan.

  • 3. Het college legt het besluit vast in een beschikking als bedoeld in artikel 1:3 Awb.

  • 4. Het college beslist zo spoedig mogelijk op de aanvraag, doch uiterlijk binnen acht weken gerekend vanaf de dag na die waarop de getekende aanvraag is ontvangen.

  • 5. Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan aan de jeugdige of zijn ouder(s).

  • 6. Een jeugdige of zijn ouder(s) kan/kunnen zich bij de aanvraag laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner. Het college wijst de jeugdige of zijn ouder(s) hier actief op.

Artikel 3.6 Eigen kracht

  • 1. De ouders van de jeugdige zijn voor de jeugdige beschikbaar en leveren de noodzakelijke zorg zelf, of met hulp van hun sociaal netwerk, tenzij dit redelijkerwijs niet van hen gevergd kan worden vanwege een gebrek aan eigen mogelijkheden en/of probleemoplossend vermogen.

  • 2. Het college beoordeelt of de eigen mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouders, eventueel met steun van hun sociaal netwerk, toereikend zijn om zelf de gevraagde jeugdhulp te bieden.

  • 3. Indien naar het oordeel van het college het probleemoplossend vermogen van de jeugdigen en/of zijn ouders, eventueel met steun van hun sociaal netwerk, toereikend is, verstrekt het college geen voorziening op grond van de wet.

Artikel 3.7 Inhoud beschikking

  • 1. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      Welke de te verstrekken jeugdhulp is, en;

    • b.

      Wat het beoogde resultaat van de jeugdhulp is, en;

    • c.

      Wat de ingangsdatum en duur van de beschikking is, en;

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval ook vastgelegd:

    • a.

      Voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend, en;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb, en;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen, en;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn, en;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 3. Het ondersteuningsplan is een onlosmakelijk onderdeel van de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening.

  • 4. Bij een beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een pgb, is het budget- en motivatieplan, in aanvulling op lid 3, een onlosmakelijk onderdeel van de beschikking.

  • 5. In de beschikking staat beschreven op welke wijze de jeugdige of zijn ouder(s) tegen de beschikking in bezwaar kunnen gaan.

Artikel 3.8 Evaluatie van de jeugdhulp

  • 1. Wanneer na afloop van een eerdere beschikking door de jeugdige of zijn ouder(s) om verdere inzet van jeugdhulp wordt verzocht moet een deugdelijk evaluatieverslag worden verstrekt aan het college.

  • 2. In de evaluatie staat:

    • a.

      Welke jeugdhulp is geleverd;

    • b.

      Aan welke doelen is gewerkt;

    • c.

      Welke resultaten zijn behaald;

    • d.

      Op welke manier is gewerkt aan een afbouw van de jeugdhulp naar een overige voorziening of de eigen kracht van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • e.

      Welke inspanning nodig is om de niet behaalde resultaten alsnog te behalen.

Artikel 3.9 Medewerkingsplicht

  • 1. In aanvulling op artikel 3.11 van de verordening verlenen de jeugdige en/of ouders hun medewerking aan het onderzoek als bedoeld in artikel 3.4 van de verordening om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening.

  • 2. De jeugdige en zijn ouders verlenen hun medewerking aan een evaluatie van de ingezette jeugdhulp als het college hierom verzoekt.

  • 3. De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen aan het college alle gegevens en bescheiden, die naar het oordeel van het college nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Het college kan hiervoor nadere regels stellen.

  • 4. De jeugdige en/of zijn ouders informeren het college in ieder geval:

    • a.

      wanneer er wijzigingen plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een verhuizing naar een andere gemeente, die het recht op jeugdhulp kunnen beïnvloeden;

    • b.

      als de ingezette jeugdhulp niet (meer) passend is, en waarom deze jeugdhulp niet of niet meer passend is.

    • c.

      als de doelen uit het ondersteuningsplan bij het eindigen van de zorg niet zijn behaald. De jeugdige en/of zijn ouders geven aan wat naar hun oordeel de reden is dat de doelen niet zijn behaald.

    • d.

      bij overige door het college te bepalen situaties.

  • 5. Als de jeugdige en/of ouders onvoldoende medewerking aan het onderzoek als bedoeld in artikel 3.4 Verordening verleent en daardoor de situatie van de jeugdige en/of ouders onvoldoende in kaart kan worden gebracht, kan er geen individuele voorziening worden verstrekt.

HOOFDSTUK 4. INDIVIDUELE VOORZIENING IN DE VORM VAN EEN PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 4.1 Hoogte / tarieven persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld budget- en motivatieplan over hoe zij het pgb gaan besteden en;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen;

Artikel 4.2 regels persoonsgebonden budget

  • 1. Een beschikking voor een PGB wordt voor de duur van maximaal 2 jaar afgegeven.

  • 2. Voor de jeugdige en/ouders die in aanmerking wenst te komen voor een pgb geldt de verplichting een budget- en motivatieplan op te stellen.

  • 3. Een budget- en motivatieplan bevat in ieder geval:

    • a.

      Welke jeugdhulp de jeugdige en/of zijn ouders gezien de hulpvraag willen inkopen met het pgb;

    • b.

      Wat het beoogde resultaat is;

    • c.

      Hoe het beoogde jeugdhulp bijdraagt aan de doelen in het ondersteuningsplan;

    • d.

      Hoe de jeugdige en/of zijn ouders de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uitvoeren, of wie hiervoor is gemachtigd;

    • e.

      Waarom de jeugdige en/of zijn ouders de jeugdhulp “in natura” niet passend vinden;

    • f.

      Hoe de kwaliteit van de zelf in te kopen jeugdhulp is gewaarborgd;

    • g.

      Een onderbouwde begroting.

  • 4. Het pgb mag niet worden besteed aan de kosten voor:

    • a.

      bemiddeling (tussenpersonen of belangbehartigers);

    • b.

      het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb;

    • d.

      contributie voor lidmaatschappen;

    • e.

      het volgen van cursussen over het pgb;

    • f.

      informatiemateriaal;

    • g.

      reiskosten.

  • 5. Het college maakt geen gebruik van een verantwoordingsvrij bedrag.

  • 6. Voor budgethouders met meerdere PGB’s is schuiven tussen verschillende PGB budgetten niet toegestaan, tenzij hierover schriftelijke afspraken zijn gemaakt met de gemeente.

  • 7. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na de datum van de beschikking tot verlening van het pgb niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 8. De budgethouder en/of diens vertegenwoordiger komt met de zorgverlener een zorgovereenkomst overeen.

  • 9. De toetsing van de zorgovereenkomst op arbeidsrechtelijke zaken wordt uitgevoerd door SVB. De gemeente is verantwoordelijk voor de goedkeuring van de zorgovereenkomst. Daarbij worden zowel de inhoud als de financiën beoordeeld.

  • 10. Het PGB mag worden besteed bij een aanbieder zowel binnen als buiten de regio West Brabant Oost. Een PGB mag alleen na schriftelijke toestemming van het college besteed worden in het buitenland.

Artikel 4.3 Tarief persoonsgebonden budget diensten

De tarieven zijn opgenomen in bijlage I van deze nadere regels

Artikel 4.4 Weigeringsgronden persoonsgebonden budget

  • 1. Het college weigert het pgb als:

    • a.

      er naar oordeel van het college sprake is van een belangenverstrengeling tussen de budgethouder en de derde aan wie de budgethouder het pgb wenst te besteden. Onder de derde wordt tevens een aan die derde gelieerde (rechts)persoon verstaan;

  • 2. Het college weigert een pgb voor de kosten de jeugdhulp:

    • a.

      als deze is gerealiseerd of aangevangen vóór de melding dan wel aanvraag;

    • b.

      als de jeugdige binnen de budgetperiode opnieuw een aanvraag doet omdat de met het pgb aangeschafte voorziening niet meer bruikbaar of beschikbaar is door aan de jeugdige of diens ouders te verwijten omstandigheden;

  • 3. Het college neemt een aanvraag voor een pgb niet in behandeling als:

    • a.

      de budgethouder of diens vertegenwoordiger geen budget- motivatieplan indient of een bespreking van het budget- motivatieplan weigert of, na daartoe te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt. Daarbij geldt dat het college de genoemde personen eerst in de gelegenheid stelt het verzuim te herstellen.

  • 4. Het college kan het pgb weigeren als een gegrond vermoeden bestaat om aan te nemen dat er geen of onvoldoende sprake is van gewaarborgde hulp.

  • 5. Het is niet toegestaan een overeenkomst af te sluiten met een derde waarin het bieden van de geïndiceerde ondersteuning mede afhankelijk is van de woonruimte die door dezelfde derde of door een aan die derde gelieerde (rechts)persoon wordt geboden, tenzij het wonen (verblijf) onderdeel is van de indicatie.

Artikel 4.5 Beëindiging pgb

  • 1. In aanvulling op artikel 6.1 van de verordening wordt het PGB tussentijds beëindigd wanneer:

    • a.

      uit de gegevens van de SVB blijkt dat binnen een half jaar geen besteding van het PGB heeft plaatsgevonden. In overleg met de PGB aanvrager vindt beëindiging, of voortzetting naar hulp in natura plaats;

    • b.

      bij verhuizing naar een andere gemeente waardoor de verantwoordelijkheid bij een andere gemeente komt te liggen;

    • c.

      bij overlijden waardoor de jeugdhulp niet meer wordt verleend;

    • d.

      als de budgethouder aangeeft dat zijn situatie is veranderd en de gemeente vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

    • e.

      de budgethouder zijn PGB laat omzetten in ZIN.

Artikel 4.6 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in de nadere regels, als toepassing van de nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kan het college advies vragen aan een door haar aangewezen adviesinstantie of deskundigen.

Artikel 4.7 Intrekking

Het Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp Gemeente Breda 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 4.8 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van na bekendmaking.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp gemeente Breda 2020.

Ondertekening

BIJLAGE I

Tariefoverzicht Jeugdhulp 2021

 
 
 
 

Productomschrijving

Productcategorie 2021

Productcode 2021

Eenheid 2021

Maximumtarief instellingen 2021

Maximumtarief vrijgevestigden 2021

1. Voorliggend veld/ vrij toegangkelijke jeugdhulp

 

2. Ontwikkeling-oplossingsgericht

2.1. Ambulante behandeling bij ontwikkelingsproblematiek en/of problematiek in relatie tot een licht verstandelijke beperking

Behandeling Individueel

45

45A53

uur

€ 94,99

€ 84,87

Dagbehandeling Licht

41

41A14

uur

€ 16,06

€ 16,06

Dagbehandeling Zwaar

41

41A16

uur

€ 30,07

€ 30,07

2.2. Ambulante behandeling van psychische en psychiatrische problematiek

Generalistisch GGZ

54

54001

minuut

€ 1,79

€ 1,54

Gespecialiseerde GGZ (SGGZ) Diagnostiek

54

54004

minuut

€ 2,10

€ 1,81

Gespecialiseerde GGZ (SGGZ) Behandeling

54

54002

minuut

€ 1,84

€ 1,58

Verblijf zonder overnachting

54

54007

stuks

€ 92,49

n.v.t.

Hoog specialistische GGZ

54

54003

minuut

€ 1,96

n.v.t.

Multisysteem Therapie (MST)

45

45A46

traject

€ 18,507,06

n.v.t.

2.3. Vaktherapie

Vaktherapie

45

45A65

uur

€ 72,52

€ 62,44

2.4. Behandeling van EED

EED Diagnose

54

54D01

traject

€ 1.169,88

€ 1.007,15

EED Behandeling

54

54D02

traject

€ 4.471,30

€ 3.849,34

3. Ondersteuning-stabiliserend

 
 
 
 
 

3.1 Begeleidng bij het dagelijks leven individueel

Begeleiding Licht

45

45A04

uur

€ 47,52

€ 43,21

Begeleiding Midden

45

45A05

uur

€ 69,05

€ 61,70

Begeleiding Zwaar

45

45A48

uur

€ 68,69

€ 62,46

Jouw ingebrachte mentor (JIM)

45

45A56

uur

€ 83,06

€ 72,47

3.2. Begeleiding bij het dagelijks leven Groep

Begeleiding groep licht

45

45A49

uur

€ 12,81

€ 12,81

Begeleiding groep zwaar

45

45A54

uur

€ 19,37

€ 19,37

3.3. Dagbesteding

Dagbesteding Licht

41

41A22

uur

€ 10,58

€ 10,58

Dagbesteding Zwaar

41

41A24

uur

€ 15,49

€ 15,49

Logeren

43

43A11

etmaal

€ 115,96

€ 115,96

4.0 Vervoer

Vervoerdiensten

42

42A01

stuks

€ 9,28

€ 9,28