Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening maatschappelijke participatie Wet werk en bijstand gemeente Bronckhorst 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Verordening maatschappelijke participatie Wet werk en bijstand gemeente Bronckhorst 2014

Raadsbesluit

Behorende bij raadsvoorstel met nummer: Z62308\RD14-00760

De raad van de gemeente Bronckhorst;

gelezen het voorstel van het college van b en w van 8 april;

gelet op de bespreking van de raadscommissie beleidsontwikkeling van 15 mei 2014;

gelet op artikel 8, lid 1, onderdeel g, artikel 8, lid 2, onderdeel d. en artikel 35lid 5 en lid 6 van de Wet werk en bijstand;

besluit:

  • 1.

    Vast te stellen de Verordening maatschappelijke participatie Wet werk en bijstand gemeente Bronckhorst 2014.

  • 2.

    In te trekken de Verordening maatschappelijke participatie Wet werk en bijstand.

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wwb

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van Bronckhorst

    • d.

      sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit: een activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken

    • e.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

    • f.

      WSF 2000: Wet Studiefinanciering 2000

    • g.

      bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de wet

    • h.

      peildatum: de datum waarop in een jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat

    • i.

      rechthebbende: personen van 18 jaar of ouder, die:

    • °

      staan ingeschreven in het persoonsregister van de gemeente Bronckhorst

    • °

      een zelfstandige woonruimte bewonen

    • °

      voorafgaande aan de datum van de aanvraag een inkomen hebben als bedoeld in artikel 35, lid 9 van de wet en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet

    • j.

      maatschappelijke participatie: (deelname aan) activiteiten gericht op het voorkomen of het doorbreken van een sociaal isolement.

Artikel 2 Langdurigheidstoeslag

  • 1.

    Los van het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag, de rechthebbende die voorafgaand aan de peildatum gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is op een laag inkomen als bedoeld in artikel 35, lid 9 van de wet en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2.

    Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, of een studie volgt als bedoeld in de WSF 2000.

  • 3.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt:

    a. voor alleenstaanden: 40% van de norm als bedoeld in artikel 21 onderdeel a. van de wet inclusief de volledige toeslag als bedoeld in artikel 25, lid 2 van de wet.

    b. voor alleenstaande ouders: 40% van de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel b. van de wet inclusief de volledige toeslag als bedoeld in artikel 25, lid 2 van de wet.

    c. voor gehuwden: 40% van de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c. van de wet.

Artikel 3 Collectieve aanvullende zorgverzekering

Met toepassing van artikel 35, lid 6 van de wet kan rechthebbende deelnemen aan een door de gemeente gesloten collectieve aanvullende zorgverzekering.

Artikel 4 Maatschappelijke participatie

  • 1. Los van artikel 35 van de wet kan een bijdrage worden verstrekt aan de rechthebbende en zijn eventuele gezin voor kosten voor sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten in verband met maatschappelijke participatie

  • 2. De maximale bijdrage bedraagt:

    • a.

      € 200,-- per gezinslid in de leeftijd tot 18 jaar per kalenderjaar

    • b.

      € 150,-- per gezinslid in de leeftijd vanaf 18 jaar per kalenderjaar

  • 3. De hoogte van de bijdrage wordt - met uitzondering voor gezinsleden in de leeftijd tot 18 jaar – bepaald aan de hand van de te overleggen bewijsstukken van de gemaakte kosten.

Artikel 5 Slotbepalingen

  • 1.

    Het college kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 3.

    Het college beslist in de gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke participatie Wet werk en bijstand gemeente Bronckhorst 2014.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad van de gemeente Bronckhorst van 28 mei 2014

de griffier,

de voorzitter,

M.van der Leur

H.A.J. Aalderink

Toelichting Verordening maatschappelijke participatie Wwb

A. Algemeen

Maatschappelijk participeren is van belang voor zowel de maatschappij als het individu. Om deze deelname te stimuleren als mensen (tijdelijk) minder inkomen hebben, kent de gemeente diverse minimaregelingen. Sommige regelingen zijn wettelijk voorgeschreven en andere maken onderdeel uit van de gemeentelijke beleidsvrijheid.

In deze verordening is rekening gehouden met de extra middelen van het rijk voor intensivering van het armoedebeleid door verhoging van de participatiebijdragen. Aanleiding is dat door de economische crisis steeds meer mensen in de financiële problemen komen. Dit leidt tot armoede en schulden. Vaak is er geen geld voor lidmaatschap van een (sport)vereniging. Maatschappelijke uitsluiting dreigt. Voor het rijk is armoedebestrijding een speerpunt. Omdat de gemeenteen primair verantwoordelijk zijn voor de aanpak van armoede- en schuldenproblematiek stelt het rijk hiervoor voor de gemeenten extra geld beschikbaar.

Door de verschillende minimaregelingen in één verordening op te nemen wordt enerzijds voldaan aan de wettelijke verplichting om het gemeentelijke minimabeleid in een verordening op te nemen en ontstaat anderzijds een duidelijk overzicht van de regelingen die de gemeente kent.

De bijzondere bijstand is niet in de verordening opgenomen, omdat deze regeling niet gekoppeld is aan een bepaalde groep mensen of een bepaalde kostensoort, maar afhankelijk is van de noodzaak van de kosten en de individuele omstandigheden van belanghebbende.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

 

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Wwb, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden gewijzigd.

Artikel 2 Langdurigheidstoeslag

De Langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de bepalingen in artikel 36 van de wet. Ter nadere uitwerking van de wet zijn in dit artikel van de verordening de doelgroep (lid 2) en de hoogte van de bijdrage (lid 3) nader beschreven.

De hoogte van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van een percentage van de op rechthebbende van toepassing zijnde norm. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders wordt de norm opgehoogd met de volledige toeslag. Deze toeslag kan afwijken van de toeslag die rechthebbenden daadwerkelijk ontvangen. Er ontstaan zo 3 bedragen waarbij toekenning afhankelijk is van de leefvorm die rechthebbende heeft.

Voor jongeren in de leeftijd van 21 en 22 jaar wordt – conform wat hiervoor is beschreven – ook uitgegaan van de volledige norm en de volledige toeslag.

Artikel 3 Collectieve aanvullende zorgverzekering

Mensen kunnen vrijwillig deelnemen aan een collectieve ziektekostenverzekering die de gemeente heeft afgesloten met een zorgverzekeraar. Op basis van deze regeling vergoedt de gemeente een bijdrage per rechthebbende aan de zorgverzekeraar waardoor er – bovenop de kosten voor de aanvullende zorgverzekering – nog additionele kosten vergoed worden.

Artikel 4 Maatschappelijke participatie

Er zijn twee bijdragen voor deelname aan sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten. Eén voor gezinsleden tot 18 jaar van € 200,-- per kalenderjaar en één voor gezinsleden van 18 jaar en ouder van € 150,--. De bijdrage voor gezinsleden tot 18 jaar is hoger, omdat er vooral voor deze leeftijdscategorie sprake is van extra kosten. Denk aan kosten die voortvloeien uit onderwijs en lidmaatschap van sportverenigingen.

 

Artikel 5 Slotbepalingen

 

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om binnen de kaders van de verordening het beleid verder handen en voeten te geven.