Regeling vervallen per 07-07-2017

Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 06-07-2017

Intitulé

Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst 2016

Raadsbesluit

Behorende bij raadsvoorstel met nummer Z75100/ Raad-00083/9:

De raad van de gemeente Bronckhorst;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015

gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

besluit:

  • 1.

    De Algemene Plaatselijke Verordening Bronckhorst 2011 als volgt te wijzigen:

In te trekken de artikelen:

  • *

    Artikel 2.1.5.2 Omgevingsvergunning voor het aanleggen en veranderen van een weg;

  • *

    Artikel 2.1.5.3 Maken, veranderen van een uitweg;

  • *

    Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • *

    Artikel 4.3.4 Weigeringsgronden

  • *

    Artikel 4.3.7 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • *

    Artikel 4.3.8 Herplant-/Instandhoudingsplicht

  • *

    Artikel 4.4.2 Voeren van handelsreclame

 

  • 2.

    Vast te stellen de: “Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst 2016”

1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

    • a.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet

    • b.

      bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning

    • c.

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 cm dwars- doorsnede op 1,3 meter boven maaiveld

    • d.

      college: het college van burgemeester en wethouders

    • e.

      dunning: een velling, die uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd en waarbij het natuurlijk verloop van het desbetreffende milieu in stand blijft

    • f.

      handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen

    • g.

      hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

    • h.

      knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud

    • i.

      rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht

    • j.

      weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan

    • k.

      houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen

    • l.

      tuin: een bij een woning binnen de bebouwde kom of tot het erf van een boerderij behorend omsloten stuk grond met gazon en/of bloemperken gazon en/of bloemperken en/of sierheesters en/of bomen

  • 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, verplanten en kandelaberen, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

2. Omgevingsvergunning voor het aanleggen en veranderen van een weg

Artikel 2.1 Omgevingsvergunning voor het aanleggen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend

    • a.

      als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      door het college in de overige gevallen.

  • 3.

    De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.

  • 5.

    Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Gelders wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

  • 6.

    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

3. Omgevingsvergunning voor een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen

Artikel 3.1 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. 

  • 2.

    De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bruikbaarheid van de weg;

    • b.

      het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Gelders wegenreglement.

  • 4.

    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

4. Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

Artikel 4.1 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen, indien het betreft:

    • a.

      een houtwal, houtsingel of hakhout bosje bestaande uit inheemse soorten, waarbij de stobben worden verwijderd,

    • b.

      bomen met een stamomtrek van meer dan 95 centimeter, op 1,30 meter stamhoogte vanaf het maaiveld, niet zijnde bomen geplant met een herplantplicht, bestaande uit de soorten:

      • *

        Esdoorn (Acer)

      • *

        Paardenkastanje (Aesculus)

      • *

        Haagbeuk (Carpinus)

      • *

        Beuk (Fagus)

      • *

        Es (Fraxinus)

      • *

        Noot (Juglans)

      • *

        Plataan (Platanus)

      • *

        Populier (Populus)

      • *

        Eik (Quercus),

      • *

        Grove Den (Pinus)

      • *

        Acacia (Robinia)

      • *

        Linde (Tilia)

      • *

        Iep (Ulmus)

      • *

        Wilg (Salix), uitsluitend geknot

      • *

        Els (Alnus), uitsluitend geknot

      • *

        Tamme Kastanje (Castanea)

    • 2.

      Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

      • a.

        houtopstanden, welke een zelfstandige eenheid vormen, en

        • *

          een grotere oppervlakte beslaan dan 10 are, of

        • *

          ingeval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, meer dan 20 bomen omvatten

      • b.

        fruitbomen, met uitzondering van hoogstamfruitbomen

      • c.

        windschermen om boomgaarden

      • d.

        naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, indien niet ouder dan twintig jaar

      • e.

        kweekgoed

      • f.

        uit populieren of wilgen, met uitzondering van uit geknotte populieren of wilgen, bestaande:

        • *

          wegbeplantingen

        • *

          beplantingen langs waterwegen

      • g.

        eenrijige beplantingen langs landbouwgronden

    • 3.

      Het in het eerste lid gesteld verbod geldt verder niet voor houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college.

    • 4.

      Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

    • 5.

      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 4.2 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

    • *

      de natuurwaarde van de houtopstand

    • *

      de landschappelijke waarde van de houtopstand

    • *

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon

    • *

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand

    • *

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand, of

    • *

      de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of verlenen van een vergunning tevens de gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen hanteren

Artikel 4.3 Vergunningvoorschriften

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

  • 2.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo vaak mogelijk, een herplantplicht opgelegd.

  • 3.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna. 

  • 5.

    De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na onherroepelijk worden volledig gebruik is gemaakt

Artikel 4.4 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

5. Omgevingsvergunning voor Handelsreclame

Artikel 5.1 Omgevingsvergunning voor handelsreclame

  • 1.

    met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor onverlichte:

    • a.

      opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

    • b.

      opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;

    • c.

      opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m² en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op;

      • i.

        een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

      • ii.

        het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak bestemd is;

    • d.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijn de bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.

    • e.

      opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits:

    • a.

      van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het bevoegd gezag;

    • b.

      het bevoegd gezag niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;

    • c.

      deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt eveneens niet voor door het college aan te wijzen categorieën handelsreclame op of aan een onroerende zaak.

  • 5.

    Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede, derde en vierde lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken.

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 7.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening.

  • 8.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

6 Slotartikelen

Artikel 6.1 Overgangsbepaling

Beleid en besluiten die zijn gebaseerd op grond van de Artikelen uit de Algemene Plaatselijke Verordening, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstig beleid of besluiten kent, gelden als beleid of besluit genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst 2016

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 17 december 2015,
de griffier, de voorzitter,
 
 
M. van der Leur M. Besselink

Toelichting

Algemeen

De Omgevingsverordening is een nieuwe verordening voor de Gemeente Bronckhorst. Met de omgevingsverordening wordt beoogd om artikelen uit de gemeentelijke verordeningen samen te voegen die van toepassing zijn op de uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO).

 

De Omgevingsverordening wordt opgesteld ter voorbereiding van de Omgevingswet. De Omgevingswet treedt naar verwachting in 2018 in werking. Deze wet zorgt ervoor dat de artikelen uit de gemeentelijke verordening worden opgenomen in het omgevingsplan. Door het opstellen van de Omgevingsverordening worden deze artikelen al zichtbaar gemaakt in één verordening zodat deze direct overgenomen kunnen worden in het omgevingsplan op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

 

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geeft aan dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren als in een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist (Wabo artikel 2.2).

Dit geldt niet voor alle vergunningen of ontheffingen die de gemeente in een verordening eist. De Wabo geeft in hetzelfde artikel aan voor welke ontheffingen of vergunningen dit van toepassing is:

  • *

    een gemeentelijk monument te slopen, te verstoren, te verplaatsen e.d,

  • *.

    een bouwwerk te slopen in een aangewezen stads- of dorpsgezicht,

  • *

    een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg,

  • *

    een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,

  • *

    een alarminstallatie te hebben die een voor de omgeving opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren,

  • *

    houtopstand te vellen of te doen vellen,

  • *

    handelsreclame te maken of te voeren

  • *

    in een daarbij aangewezen gedeelte van de gemeente roerende zaken op te slaan

Er is geen verplichting om in een verordening op te nemen dat voor deze onderwerpen een ontheffing of vergunning nodig is. De gemeente heeft de vrijheid om zelf af te wegen of er een ontheffing of vergunning nodig is voor deze onderwerpen. De Gemeente Bronckhorst heeft op dit moment geen vergunningstelsel een alarminstallatie en het opslaan van roerende zaken. Dit wil niet zeggen dat daarvoor geen regels gelden, deze kunnen in de verordening wel zijn vastgelegd.

 

Voor de uitvoering van de WABO zijn op dit moment een aantal verordeningen van toepassing:

  • *

    (een aantal artikelen van de) Algemene plaatselijke verordening Bronckhorst 2011

  • *

    Bouwverordening

  • *

    Erfgoedverordening 2013 gemeente Bronckhorst

 

In de Omgevingsverordening Bronckhorst 2016 zijn alleen de onderdelen het aanleggen van de weg, het aanleggen van de uitweg, het vellen van een houtopstand en de handelsreclame opgenomen. Dit zijn ontheffing en vergunningen die opgenomen waren in de APV.

De Omgevingsverordening zal in tranches worden aangeboden aan de gemeenteraad. De eerste tranche bestaat uit het overbrengen van de artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening naar de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening voorziet er in dat de bestaande artikelen in de APV worden ingetrokken. Voor de verschillende onderdelen is het artikel integraal overgenomen vanuit de APV of is deze overgenomen uit de model APV van de VNG. Alleen de artikelen onder 4. Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden is inhoudelijk aangepast. Zie daarvoor de artikelsgewijze toelichting.

In de tweede tranche zal de Bouwverordening worden opgenomen in de Omgevingsverordening. Deze tweede tranche wordt in 2016 voorbereid en aangeboden aan de gemeenteraad van de Gemeente Bronckhorst. In de derde tranche wordt de Erfgoedverordening opgenomen. Deze staat gepland voor 2017.

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting: Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.

Toelichting: Artikel 2.1.Omgevingsvergunning voor het aanleggen en veranderen van een weg.

In de Algemene Plaatselijke Verordening Bronckhorst 2011 was een artikel opgenomen over het aanleggen en veranderen van een weg. Het artikel uit de Modelverordening van de VNG is geactualiseerd ten opzichte van het artikel uit de APV van 2011. De wijzigingen zitten voornamelijk in het tekstueel beter verwoorden van het artikel.

Naast het overnemen van het artikel uit de Model APV is het artikel compleet gemaakt door het toevoegen van de weigeringsgronden (stonden algemeen in de APV verwoord) en het opnemen van de positieve fictieve beschikking. Inhoudelijk zijn er geen wijzingen opgenomen in het artikel ten opzichte van de Algemene Plaatselijke Verordening Bronckhorst 2011.

Toelichting: Artikel 3.1 Maken, veranderen van een uitweg

In Algemene Plaatselijke Verordening Bronckhorst 2011 is een artikel opgenomen over het maken en veranderen van een uitweg.

Bij de deregulering van 2007 is de vergunningplicht voor de aanleg van een uitrit in de model APV vervangen door een meldingsplicht. De gedachte daarbij is dat het gros van de vergunningen wordt verleend, dat het vrij zeldzaam is dat een uitweg daadwerkelijk problemen of verkeersgevaar kan opleveren en dat de gemeente vaak met degene die de uitweg aanlegt ook nog tot een privaatrechtelijke afspraak moet komen omdat de uitrit over gemeentegrond komt te lopen.

Ondanks het voorstel van de VNG wordt ervoor gekozen om uit te blijven gaan van een vergunningplicht om toch grip op de aanleg van uitwegen te houden. Bij vergunningverlening kan zowel de vorm, omvang als het materiaalgebruik worden vastgelegd en kan ook worden bepaald dat de aanleg op gemeentelijke gronden door de gemeente zelf wordt uitgevoerd.

Toelichting: Artikel 4.1 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

In artikel 4.1 is vergunningplichtig opgenomen voor het vallen van houtopstanden. Er zijn verschillende mogelijkheden om de houtopstanden in de gemeente te beschermen. Een gedeelte van de gemeenten inventariseert in de gemeente alle bijzondere bomen en legt deze vast in een register. Alleen voor de bomen die in het register zijn geregistreerd is dan een vergunning nodig. Voor de Gemeente Bronckhorst is het opstellen en bijhouden van een dergelijk register erg bewerkelijk. Daarom is ervoor gekozen om voor de gehele gemeente boomsoorten aan te wijzen die vergunningplichtig zijn.

 

De keuze van de boomsoorten is gebaseerd op het Landschapsontwikkelingsplan, het Groenstructuurplan en de Hoofdgroenstructuur van de Gemeente Bronckhorst. Dit houdt in dat er ten opzichte van het huidige artikel in de APV een aantal boomsoorten niet meer worden opgenomen (Esdoorn, Noot en Plataan). Deze boomsoorten sluiten niet aan bij de genoemde beleidslijnen van de gemeente Bronckhorst. Daartegenover staat dat de lijst wordt uitgebreid met een aantal boomsoorten die op dit moment niet worden beschermd (Els, Grove den, Tamme kastanje en Wilg, uitsluitend geknot).

 

In het tweede lid is een vertaling opgenomen van bepaling van de Boswet. In 2016 zal waarschijnlijk de Wet natuurbescherming in werking treden. Hierdoor zal de bepaling uit de boswet komen te vervallen en overgenomen worden in de Wet natuurbescherming. De Boswet geeft aan dat de gemeente voor een aantal houtopstanden geen vergunning mogen eisen. Dit artikel van de boswet is voor de duidelijkheid vertaald in het tweede lid.

 

In het derde lid is opgenomen dat een verbod niet geldt als het college een aanschrijving heeft geëist voor het vellen van een houtopstand krachtens de Plantenziekte. Hiermee wordt voorkomen dat de eigenaar van de houtopstand een aanschrijving krijgt van de gemeente om direct een boom te vellen maar nog een procedure moet doorlopen om een vergunning te krijgen voor het vellen van de houtopstand.

 

In het vierde lid is de bevoegdheid opgenomen voor de burgemeester om bij een spoedeisend belang (noodkap) de vergunningplicht buiten werking te zetten. Momenteel is voor een noodkap een omgevingsvergunning vereist waarna binnen enkele dagen (soms  nadat de boom geveld is) een vergunning wordt verleend. Door het opnemen van het artikel kan sneller worden gereageerd op een spoedeisend belang. Overigens blijft ook de mogelijkheid bestaan om een omgevingsvergunning met spoed te verlenen en direct in werking te laten treden.

 

In het vijfde lid is bepaald dat voor deze vergunning een positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen van toepassing is. Deze bepaling is overgenomen uit de Wabo en is voor de duidelijkheid hier nogmaals opgemerkt. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de APV niet de vrijheid om te bepalen dat er geen lex silencio van toepassing is.

Toelichting: Artikel 4.2 Weigeringsgronden

In dit artikel is de basis opgenomen voor het weigeren en verlenen van de omgevingsvergunning. Het eerste lid is overgenomen uit de APV. Het tweede lid maakt het mogelijk om basis van het gemeentelijke beleid een integrale overweging te maken. Door het opnemen van dit artikel kan het mogelijk worden gemaakt dat een gezonde beeldbepalende boom wordt geveld als dat past binnen de gemeentelijke beleidsplannen. Tevens maakt dit artikel ook mogelijk om een boom die minder natuur of beeldbepalend is alsnog wordt geweigerd omdat vellen niet wenselijk is op basis van het gemeentelijk beleid.

Toelichting: Artikel 4.3 Vergunningvoorschriften

Artikel 4.3 is er op gericht om als een vergunning wordt verleend zo vaak als mogelijk een herplant op te leggen. In het tweede lid is de aansluiting gezocht bij het gemeentelijk beleid. Daarnaast geeft dit artikel onder lid 3 en 4 de mogelijkheid om aanvullende regels te stellen die verband houden met het vellen van de houtopstand, het herplanten en vervanging van de herplant. In het laatste lid is opgenomen dat de houtopstand moet worden geveld binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning. Is de houtopstand niet binnen een jaar geveld dan moet daarvoor een nieuwe vergunning worden aangevraagd.

Toelichting: Artikel 4.4 Herplant-/instandhoudingsplicht

Artikel 4.4 is overgenomen uit de APV van de gemeente Bronckhorst. Lid 1 en lid 2 van dit artikel zijn er op gericht om een herplantplicht op te leggen als een houtopstand zonder omgevingsvergunning wordt geveld. Het derde lid is opgenomen om een aanwijzing te geven aan de eigenaar (of gebruiker) van een houtopstand. Op die manier kan worden voorkomen dat er (on)bewust handelingen worden verricht aan houtopstanden die leiden tot beschadiging van de houtopstand.

 

Toelichting: Artikel 5.1 Omgevingsvergunning voor handelsreclame

Artikel 5.1 is rechtstreeks overgenomen uit de huidige APV. Het reclamebeleid dat wordt bedoeld in lid 4 wordt in 2016 herzien. Deze herziening kan er ook toe leiden dat een aanpassing nodig is van het artikel over de handelsreclame. Vooralsnog is ervoor gekozen om dit artikel niet te wijzigen.