Regeling vervallen per 07-09-2011

Beleidsregels voor toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 45 van de Woningwet voor het tijdelijk bewonen en plaatsen, bouwen of verbouwen van niet voor bewoning bes

Geldend van 02-08-2007 t/m 06-09-2011

Intitulé

Beleidsregels voor toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 45 van de Woningwet voor het tijdelijk bewonen en plaatsen, bouwen of verbouwen van niet voor bewoning bes

Collegebesluit Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst;gelezen het ambtelijk advies van 18 juli 2007;gelet op de Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht, Wet op de Ruimtelijke Ordening en Woningwet;                                                                            besluit: vast te stellen de volgende beleidsregels:Beleidsregels voor toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 45 van de Woningwet voor het tijdelijk bewonen en plaatsen, bouwen of verbouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen.

Artikel A

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen door toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 45 van de Woningwet medewerking verlenen aan het tijdelijk bewonen respectievelijk het tijdelijk plaatsen, bouwen of verbouwen van een niet in een bestemmingsplan voor bewoning bestemd gebouw.

  • 2 Medewerking wordt slechts verleend indien het een tijdelijke voorziening betreft welke verband houdt met:

    • 1.

      2.1 het overbruggen van een periode tussen het verlaten van de oude woning en het kunnen betrekken van de nieuwe woning, bestaande bouw dan wel nieuwbouw, bij verhuizing;

    • 2.

      2.2 het tijdelijk ongeschikt zijn van de bestaande woning door verbouwing, brand of natuurramp;

    • 3.

      2.3 een in procedure zijnde echtscheiding, waarbij aantoonbaar geen onderdak binnen familie- of kennissenkring mogelijk is.

  • 3 Medewerking wordt slechts verleend indien, voor zover van toepassing, aan elk van onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    • 1.

      3.1 de vrijstelling geldt, gelijk aan voornoemde wettelijke bepalingen, voor ten hoogste vijf jaar, waarbij de tijdelijkheid gegarandeerd moet zijn;

    • 2.

      3.2 de betrokkene in gevallen als bedoeld in 2.1 t/m 2.3 is ingezetene van de gemeente, dan wel de betrokkene in gevallen als bedoeld in 2.1 wordt na de bedoelde verhuizing ingezetene van de gemeente;

    • 3.

      3.3 één van beide woningen als bedoeld in 2.1, dan wel de woning als bedoeld in 2.2, bevindt zich in de gemeente;

    • 4.

      3.4 bij verhuizing als bedoeld in 2.1 is de verhuisdatum bekend;

    • 5.

      3.5 in gevallen als bedoeld in 2.3 is concreet en aantoonbaar zicht op nieuwe woonruimte;

    • 6.

      3.6 betrokkene dient zich op het tijdelijke adres in te laten schrijven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA).

  • 4 Voor het verlenen van medewerking gelden voorts de volgende voorwaarden:

    • 1.

      4.1 het bewonen van het tijdelijke woonverblijf start eerst na verkregen vrijstelling voor dat verblijf;

    • 2.

      4.2 het plaatsen of bouwen van een tijdelijk woonverblijf, zoals een woonunit, stacaravan, e.d., dan wel het verbouwen tot tijdelijke woonruimte van een bestaand gebouw geschiedt, in gevallen als bedoeld in 2.1 en 2.2, op het perceel waar de in aanbouw zijnde, de in verbouw zijnde of getroffen woning aanwezig;

    • 3.

      4.3 betrokkenen, in verband met verbouw als bedoeld in 2.2, die na de verbouw in de woning zullen wonen en dus beschikken over een woonverblijf elders, komen alleen in aanmerking als de te verbouwen woning in een afgelegen omgeving staat en toezicht noodzakelijk is;

    • 4.

      4.4 het plaatsen, bouwen of verbouwen en bewonen van een tijdelijk woonverblijf, in gevallen als bedoeld in 2.2, gebeurt slechts door betrokkenen, die reeds vóór de verbouw, brand of natuurramp in de op het perceel aanwezige woning wonen óf door betrokkenen die na de verbouw in de woning zullen wonen;

    • 5.

      4.5 het plaatsen, bouwen of verbouwen en bewonen van een tijdelijk woonverblijf, bij nieuwbouw of verbouw als bedoeld in 2.1 en 2.2, vindt slechts plaats gedurende de nieuwbouw of verbouw;

    • 6.

      4.6 het plaatsen, bouwen of verbouwen van het tijdelijke woonverblijf start eerst na verkregen vrijstelling en vergun¬ning voor dat tijdelijke verblijf, maar niet eerder dan één maand vóór aanvang van de bouw of verbouw van de woning;

    • 7.

      4.7 voorafgaand aan het verlenen van vrijstelling en vergun¬ning voor het plaatsen, bouwen of verbouwen van het tijdelijke woonverblijf zal, aan de hand van een ingediende aanvraag om bouwvergunning, duidelijkheid moeten bestaan over het kunnen verlenen van vergunning voor nieuwbouw of verbouw van de op het perceel aanwezige woning;

    • 8.

      4.8 het verwijderen, dan wel het ontmantelen van het tijdelijke woonverblijf is uiterlijk één maand na voltooiing van de nieuwbouw of verbouw van de woning afgerond.

  • 5 In afwijking van het bepaalde onder 2 t/m 4 kunnen burgemeester en wethouders voorts vrijstelling als bedoeld in 1 verlenen aan een personen die een zelfstandige woning buiten hun schuld hebben móeten verlaten en op zoek zijn naar een passende huurwoning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

    • 1.

      5.1 de vrijstelling geldt voor ten hoogste één jaar;

    • 2.

      5.2 de betrokkene is ingezetene van de gemeente, dan wel de betrokkene wordt na het vinden van een passende huurwoning ingezetene van de gemeente;

    • 3.

      5.3 de betrokkene moet als woningzoekende voor een woning binnen de gemeentegrenzen ingeschreven staan bij een binnen het grondgebied van de gemeente werkzame woningcorporatie of vergelijkbare instelling;

    • 4.

      5.4 een woning is passend als betrokkene ingevolgde de door corporatie of instelling gegeven criteria op grond van diens persoonlijke situatie in aanmerking komt voor de woning;

    • 5.

      5.5 gedurende de vrijstellingstermijn moet belanghebbende gemiddeld één keer per maand inschrijven op een passende woning in de gemeente;

    • 6.

      5.6 als belanghebbende aantoont dat er minder vaak dan één keer per maand een passende woning wordt aangeboden geldt dat op de wel aangeboden woningen móet worden gereageerd;

    • 7.

      5.7 een voordracht voor een passende woning mag slechts één keer worden geweigerd;

    • 8.

      5.8 van een weigering doet belanghebbende met opgave van redenen onverwijld schriftelijk melding bij de gemeente;

    • 9.

      5.9 na afloop van de vrijstellingstermijn doet de belanghebbende via de woningbouwcorporatie opgaaf van zijn inspanningen gedurende de vrijstellingstermijn;

    • 10.

      5.10 verlenging van de vrijstelling is slechts mogelijk als belanghebbende aan alle voorgaande criteria heeft voldaan maar na afloop van de vrijstelling nog geen passende woning heeft gevonden;

    • 11.

      5.11 als blijkt dat belanghebbende geen melding heeft gedaan van een weigering komt deze niet in aanmerking voor verlenging;

    • 12.

      5.12 het bewonen van het tijdelijke woonverblijf start eerst na verkregen vrijstelling voor dat verblijf;

    • 13.

      5.13 een belanghebbende die reeds zonder vooraf verleende vrijstelling een niet voor bewoning bestemd gebouw bewoont en nadien om vrijstelling verzoekt moet aantonen dat hij vanaf de datum van bewoning reeds voldoet aan het gestelde onder 5 t/m 5.7.

  • 6 Burgemeester en wethouders kunnen voorts vrijstelling als bedoeld in 1 danwel 5 verlenen indien de betrokkene, als bedoeld in 3.2 en 5.2, geen ingezetene van de gemeente is of wordt en/of de woningen, als bedoeld in 3.3 en 5.3, zich niet in de gemeente bevinden, waarbij in afwijking van het bepaalde onder 3.1, 3.2, 3.3, 5.1, 5.2 en 5.3, met behoud van de overige voorwaarden, de volgende voorwaarden gelden:

    • 1.

      6.1 de vrijstelling geldt voor ten hoogste zes maanden en kan niet worden verlengd;

    • 2.

      6.2 de vrijstelling betreft uitsluitend recreatiewoningen op bedrijfsmatig geëxploiteerde recreatieparken;

    • 3.

      6.3 de tijdelijkheid moet zijn gegarandeerd middels een huurovereenkomst, met een contractduur van ten hoogste zes maanden, tussen betrokkene en de exploitant.

Artikel B

Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften verbinden aan de situering, de grootte, de landschappelijke inpassing, de kleurstelling en de (technische/hygiënische) uitrusting van het tijdelijke woonverblijf.

Artikel C

Deze beleidsregels treden in plaats van de beleidsregels zoals vastgesteld op 18 januari 2005 en 21 maart 2006, welke hiermee komen te vervallen.

Artikel D

Deze beleidsregels treden in werking op 2 augustus 2007.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van Bronckhorst van 24 juli 2007, nummer O.28.de secretaris,                      de burgemeester,P.C.M. van Gog                   H.A.J. Aalderink