Regeling vervallen per 14-03-2012

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

Geldend van 01-10-2010 t/m 13-03-2012

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

RaadsbesluitBehorende bij raadsvoorstel met nummer: 100923/12De raad van de gemeente Bronckhorst;

- gelezen het voorstel van het college van b en w van 13 juli 2010;- gelet op de bespreking van de raadscommissie Beleidsontwikkeling van 9 september 2010; - gelet op de artikelen 35, lid 1, onderdeel b en 20, lid 1 Wet IOAW, alsmede de artikelen 35, lid 1 onderdeel b en 20, lid 1 Wet IOAZ; - gelet op artikel 147, lid 1 en artikel 108, lid 2 van de Gemeentewet; besluit:

 

Vast te stellen de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    • d.

      Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

    • e.

      Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

    • f.

      Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

    • g.

      Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk)

    • h.

      weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

    • i.

      Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

    • j.

      Benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

    • k.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1 Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich tegenover het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2 Het eerste lid is ook van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij, de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt. 

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1 Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2 Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand.

  • 3 De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, c.

Artikel 5 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

  • a.

    de reden van de maatregel;

  • b.

    de duur van de maatregel;

  • c.

    het percentage en het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd;

  • d.

    de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • a.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:- elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of - de gedraging meer dan 12 maanden vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend.

  • b.

    In afwijking van lid 1 wordt een maatregel in verband met het niet nakomen van de inlichtingen- of medewerkingsplicht niet opgelegd na vijf jaar nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • c.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • d.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1 De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

  • 1 Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de zwaarste maatregel opgelegd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende drie categorieën:

Artikel 9 Indeling in categorieën

  • 1 Eerste categorie: Het college verlaagt de uitkering met 10 % van de uitkeringsnorm voor de duur van een maand bij:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2 Tweede categorie: Het college verlaagt de uitkering met 20 % van de uitkeringsnorm voor de duur van een maand bij:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3 Derde categorie: Het college verlaagt de uitkering met 30 % van de uitkeringsnorm voor de duur van twee maanden bij: a. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren; b. het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering.

  • 4 4.Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college, met inachtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, voor onbepaalde duur een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd dan wel

    • c.

      indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren.

  • 5 De hoogte van de maatregel, genoemd in het vierde lid, bedraagt 100 % van de uitkeringsnorm.

  • 6 Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het vierde lid binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 10 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 4, eerste lid, 20 % van de uitkeringsnorm voor de duur van een maand.

  • 2 Het college ziet af van het opleggen van een maatregel als bedoeld in lid 1 en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 24 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 11 verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 4, eerste lid, 20 % van de uitkeringsnorm voor de duur van een maand.

  • 2 Indien de maatregel niet of niet volledig kan worden opgelegd over de periode dat de gedraging heeft plaatsgevonden, wordt deze maatregel opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand nadat het college het besluit tot het opleggen van de maatregel heeft genomen.

Artikel 12 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand

  • 1 Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van 10 % van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

  • 2 Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

  • 1 Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van 50 % van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ.

  • 2 Het college doet ook aangifte bij de politie

  • 3 In afwijking van artikel 4, derde lid bedraagt de maatregel 100% van de uitkeringsnorm, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van eenzelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid. 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 14 Hardheidsclausule

  • 1 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2 Het college beslist in de gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Bronckhorst 2010.

Artikel 16 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad van de gemeente Bronckhorst van 23 september 2010, de griffier,          de voorzitter,  
G.J. Mugge        H.A.J. Aalderink

Bijlage

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ - Toelichting