Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregels Wmo gemeente Brunssum 2017.1

Geldend van 09-02-2017 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 02-01-2017

Intitulé

Beleidsregels Wmo gemeente Brunssum 2017.1

Het College van de gemeente Brunssum

overwegende dat het in verband met de kanteling wenselijk is nadere beleids- en uitvoeringsregels op te stellen in verband met de te treffen voorzieningen om de beperkingen, die een persoon heeft om te kunnen participeren in de samenleving, te compenseren;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2012 - 2016 en het addendum Wmo Op Eigen Kracht 2015 & 2016 van de gemeente Brunssum;

Gezien de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2015;

Besluit :

vast te stellen de Beleidsregels Wmo gemeente Brunssum 2017.1.

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2015;

  • b.

    Kosten van de te verstrekken voorziening in natura: de kosten zoals door het college overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt dan wel vastgesteld op basis van de meest goedkope adequate offerte, waarbij bij individuele vervoersvoorzieningen geldt dat na de laatste afschrijftermijn het onderhoud, de reparatie en de verzekering als kosten blijven gelden;

  • c.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 4.2 landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • d.

    Hulp bij het huishouden: De activiteiten die op dit moment onder Hulp bij het Huishouden vallen zijn huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met beperkingen op het vlak van:

    • 1.

      schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair, keuken (dagelijks of wekelijks onderhoud);

    • 2.

      verzorgen van textiel (wassen, strijken);

    • 3.

      onderhoud van kleding en schoeisel;

    • 4.

      zorg voor de voeding (voorbereiden, serveren, afwassen, opruimen);

    • 5.

      bed opmaken;

    • 6.

      beperkte verzorging van huisdieren;

    • 7.

      signaleren en rapporteren van veranderingen in de leefsituatie van de cliënt;

    • 8.

      planning van het voeren van het huishouden (wie doet wat);

    • 9.

      aandacht voor hygiëne in huis;

    • 10.

      advies en hulp bij het kopen van levensmiddelen;

    • 11.

      beheer van de levensmiddelenvoorraad;

    • 12.

      noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen;

    • 13.

      instructie en voorlichting die direct is verbonden met activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouding, bijvoorbeeld stimulering bij het deels zelf uitvoeren van activiteiten. Enige begeleiding kan deel uitmaken van deze prestatie, waaronder noodzakelijke advisering aan informele verzorgers van de cliënt. In bijzondere situaties kunnen de volgende werkzaamheden worden gevraagd;

    • 14.

      organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperking;

    • 15.

      specifieke ondersteuning bij een ontregelde huishouding i.v.m. psychische problemen.

  • e.

    Individuele ondersteuning OB-basis psychosociaal: Begeleiding Psychosociaal (H160) (Uit: NZA Nederlandse Zorg Autoriteit Beleidsregel CA-273 (Versie 2008, Pagina 10 en 11 van 35)

    • -

      Begeleiden in verband met beperkte vaardigheden die een persoon heeft (hulp bij dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, oriëntatie naar tijd, plaats en persoon);

    • -

      Sturing ten aanzien van de organisatie van de huishouding en/of stimulering van de persoonlijke zorg (doelgericht bevorderen dat de cliënt de huishoudelijke taken of de persoonlijke zorg verricht, in onderscheid van overnemen van die zorg);

    • -

      Begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving en de sociale participatie, bijvoorbeeld hulp bij de opbouw van een sociaal netwerk.

  • f.

    Individuele ondersteuning OB-psychosociaal extra: Basis + module beschikbaarheid (H164)

    • -

      OB psychosociaal extra voorziet in een vergoeding van de beschikbaarheid, opgevat als tijden waarop uitvoerende beroepskrachten beschikbaar zijn voor directe zorgverlening maar niet feitelijk met die zorgverlening bezig zijn (men is oproepbaar). Uitgangspunt is de doelmatige organisatie van die beschikbaarheid.

    • -

      Indicatoren: Noodzaak van frequent oproepbare zorg (naar verwachting meerdere keren per week). Onder deze prestatie vallen ook die situaties van sterk "ontregelde gezinnen" waar niet volstaan kan worden met planbare zorg op vaste tijdstippen.

  • g.

    Individuele ondersteuning OB psychosociaal gespecialiseerd: Basis + module cliëntkenmerk (H165)

    • -

      Begeleiden in verband met tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, persoonlijke zorg);

    • -

      Begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving, met extra aandacht voor ontwikkeltrajecten op het vlak van wonen, werken, sociaal netwerk (doelgericht toepassen van methoden van case management).

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Verordening en de Awb.

Artikel 2 Resultaten

Ter uitvoering van de Wet genoemde vier domeinen, gelden de volgende te bereiken resultaten:

Lid 1. Domein 1: Een huishouden voeren:

  • 1.

    Iedere burger kan wonen in een schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    Iedere burger kan wonen in een voor hem/haar geschikt huis;

  • 3.

    Iedere burger kan beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • 4.

    Iedere burger kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • 5.

    Iedere burger kan thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

Lid 2: Domein 2: Zich verplaatsen in en om de woning:

Iedere burger kan zich verplaatsen in, om en nabij de woning.

Lid 3: Domein 3: Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel:

Iedere burger kan zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Lid 4: Domein 4: Medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan:

Iedere burger heeft de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 3 Persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, vindt plaats op verzoek van de persoon met beperkingen.

  • 2. Bij een persoonsgebonden budget bevat de beschikking -waarin dit bedrag wordt toegekend- voorwaarden over de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 3. Het College bepaalt de omvang van het persoonsgebonden budget. Hierbij dienen drie mogelijkheden te worden onderscheiden:

    • a.

      het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding;

    • b.

      het persoonsgebonden budget voor voorzieningen, zoals hulpmiddelen, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen;

    • c.

      het persoonsgebonden budget voor onderhoud, reparatie en verzekering bij een individuele vervoersvoorziening na de laatste afschrijftermijn van de voorziening.

  • 4. Het persoonsgebonden budget is inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Bij individuele vervoersvoorzieningen geldt, dat na de laatste afschrijftermijn van de voorziening, het persoonsgebonden slechts het onderhoud, de reparatie en de verzekering omvat.

  • 5. Verstrekking van het persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien tijdens het onderzoek naar het recht op die verstrekking, duidelijk is geworden dat het vermoeden bestaat dat het persoonsgebonden budget niet zal worden besteed aan een compenserende voorziening.

  • 6. De verstrekking van een persoonsgebonden budget in het kader van hulp bij het huishouden wordt na toekenning op jaarbasis in één keer uitgekeerd.

  • 7. Eenieder die een persoonsgebonden budget heeft gekregen, legt hier verantwoording over af binnen zes weken na afloop van de periode waarop de verstrekking betrekking heeft.

  • 8. De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college, zoals bedoeld in artikel 8 lid 4 van de Verordening, vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, waarbij de steekproef een minimale omvang heeft van 10 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten.

  • 9. Het persoonsgebonden budget ten behoeve van hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding kent een vrij besteedbaar bedrag waarover geen verantwoording verschuldigd is, ter hoogte van 1,5 % van het totaal toegekende bedrag met een minimum van € 62,50 per kwartaal.

  • 10. Een toegekende verstrekking van het persoonsgebonden budget kan achteraf worden teruggevorderd of ingetrokken bij gebleken misbruik of onverantwoord gebruik van het toegekende persoonsgebonden budget.

  • 11. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen wordt een eigen

  • 12. bijdrage in mindering gebracht zoals bedoeld in artikel 12 van deze beleidsregels, tenzij anders is bepaald.

Artikel 4 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen

  • 1. Voor het persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen, met uitzondering van de hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding, wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat overeenkomt met de kosten van de goedkoopste compenserende voorziening in natura.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt € 16,73 per uur;

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor individuele ondersteuning bedraagt:

    • a.

      bij individuele ondersteuning OB-basis psychosociaal: € 46,40 per uur;

    • b.

      bij individuele ondersteuning OB-psychosociaal extra: € 49,57 per uur;

    • c.

      bij individuele ondersteuning OB psychosociaal gespecialiseerd: € 80,40 per uur.

  • 4. Bij de toekenning en vaststelling van een persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen en/of hulp bij het huishouden en/of individuele ondersteuning en/of individuele vervoersvoorzieningen, wordt een eigen bijdrage in mindering gebracht, zoals vermeld in artikel 12 van deze beleidsregels.

  • 5. Eerdere besluiten, waarbij een hoger persoonsgebonden budget dan vermeld onder 2 is toegekend, blijven hun geldigheid tot de eerstvolgende herindicatie behouden.

PARAGRAAF 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 5 Omvang hulp bij het huishouden

  • 1. De toekenning en normering van hulp bij het huishouden vindt plaats op basis van het protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden zoals opgenomen in bijlage 1.

  • 2. Wat onder gebruikelijke zorg wordt verstaan is opgenomen in het protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden zoals opgenomen in bijlage 1.

PARAGRAAF 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 6 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 16 onderdeel c van de Verordening en artikel 16 onderdeel d van de Verordening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag conform de geldende limitatieve lijst van SCIO Consult of zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 16 onderdeel d van de Verordening bedraagt voor ongehuwde personen € 2.394,20 en voor gehuwde personen € 2.682,80.

  • 3. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 18 van de Verordening bestaat uit een traplift, worden de kosten voor het onderhoud van de traplift mede vergoed.

  • 4. Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 18 sub b van de verordening, maar uiterlijk binnen 12 maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 5. De gereedmelding als bedoeld in lid 4 gaat vergezeld van een verklaring, dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming is verleend.

  • 6. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

  • 7. Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 18 sub b van de verordening wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

  • 8. De financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget in de kosten genoemd in artikel 18 sub a en c van de verordening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

Artikel 7 Toepassing primaat van de losse woonunit

Het bedrag bedoeld in artikel 20 van de Verordening bedraagt €  20.420,00.

PARAGRAAF 5 ROLSTOELEN

Artikel 8 Sportrolstoelen

De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel bedraagt maximaal €  2.494.00 per 4 jaar.

Artikel 9 Levensduur rolstoelen

Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur.

PARAGRAAF 6 HET LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 10 Duur persoonsgebonden budget voorziening in natura

Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een voorziening in natura wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur of afschrijftermijn. Indien bij een individuele vervoersvoorziening de afschrijftermijn is verlopen, blijft het persoonsgebonden budget verstrekt voor de periode gedurende welke onderhoud, reparatie en verzekering nog lopen.

Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming en PGB voor een vervoersvoorziening

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 27 onderdeel d van de Verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 27 onderdeel c van de Verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte met een maximum van €  1.330,94 voor ergonomische aanpassingen aan de auto dan wel een maximum van €  3.660,07 voor aanpassingen aan de auto ten behoeve van rolstoelvervoer.

  • 3. Binnen vijf jaar na verlening van de voorziening zoals bedoeld in lid 1 en 2 wordt een hernieuwde aanvraag voor dezelfde voorziening niet gehonoreerd, tenzij de medische omstandigheden zijn gewijzigd.

  • 4. Indien als gevolg van toepassing van dit artikel extra verzekeringskosten en hogere kosten in verband met de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

  • 5. De financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 27 onder c van de Verordening, bedraagt:

    • a.

      voor het gebruik van een taxi € 1.060,16 per jaar, waarbij gebruik wordt gemaakt van vervoer door Regiotaxi Limburg;

    • b.

      voor het gebruik van een rolstoeltaxi € 1.589,15 per jaar, waarbij gebruik wordt gemaakt van vervoer door Regiotaxi Limburg.

PARAGRAAF 7 EIGEN BIJDRAGE

Artikel 12 Eigen bijdrage

  • 1. Personen tot 18 jaar aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. Voor individuele vervoersvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 27 onder b., c., en d. van de Verordening, geldt een eigen bijdrage.

Artikel 13 Omvang van eigen bijdragen hulp bij het huishouden, individuele begeleiding, woonvoorzieningen en/of individuele vervoersvoorzieningen

Huishouden + leeftijd

Minimale eigen bijdrage per 4 weken

Marginaal tarief

Norminkomen

Ongehuwd, niet-pensioengerechtigd

€ 17,50

12,5%

€ 22.632

Ongehuwd, pensioengerechtigd

€ 17,50

12,5%

€ 17.033

Gehuwd, niet-pensioengerechtigd

€ 0,00

12,5%

€ 35.000

Gehuwd, pensioengerechtigd

€ 17,50

12,5%

€ 23.525

Artikel 14 Duur van de eigen bijdrage

  • 1. Indien de voorziening bestaat uit een roerende zaak of uit een woonvoorziening wordt, gedurende een periode van 39 maal vier weken, een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende die periode een, met toepassing van het in artikel 13 van deze beleidsregels gestelde, vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

  • 2. Indien de voorziening bestaat uit hulp bij het huishouden wordt, gedurende de periode van verstrekking een eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 3. Indien de voorziening bestaat uit een individuele vervoersvoorziening wordt, gedurende de periode van verstrekking een eigen bijdrage in rekening gebracht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a.

      het in rekening brengen van de eigen bijdrage gedurende de afschrijftermijn van de voorziening inclusief onderhoud, reparatie en verzekering;

    • b.

      het in rekening brengen van de eigen bijdrage na de laatste afschrijftermijn van de voorziening voor onderhoud, reparatie en verzekering.

Artikel 15 Advisering

Het College vraagt advies van een onafhankelijk extern medisch adviesorgaan in de volgende situaties:

  • -

    Indien het bedrag van de voorziening (inclusief onderhoud) meer dan € 25.000,- bedraagt;

  • -

    Indien te verwachten is dat een aanvraag om medische reden zal worden afgewezen;

  • -

    Indien er twijfel bestaat bijvoorbeeld als het een progressief ziektebeeld of een moeilijk objectiveerbare aandoeningen betreft.

Het College kan daarnaast altijd aanleiding zien om medisch advies te vragen.

Artikel 16 Onderzoek

Om de beperkingen van belanghebbende adequaat te compenseren, moet een zorgvuldig onderzoek plaatsvinden. Hierbij wordt aandacht besteed aan :

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de persoon met beperkingen;

  • b.

    de beperkingen die de persoon met beperkingen in zijn of haar functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek inclusief chronische psychische en psychosociale problemen;

  • c.

    de woning en woonomgeving van de persoon met beperkingen;

  • d.

    het psychisch en/of sociaal functioneren van de persoon met beperkingen;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de persoon met beperkingen;

  • f.

    wensen van de persoon met beperkingen.

PARAGRAAF 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Citeertitel

Deze beleids- en uitvoeringsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels Wmo gemeente Brunssum 2017”.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Dit Besluit wordt algemeen bekend gemaakt. Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 2 januari 2017.

  • 2. Dit besluit vervangt de vastgestelde Beleidsregels Wmo Brunssum januari 2017.1.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het College van de Gemeente Brunssum op 17 januari 2017
De Burgemeester, De Secretaris,

Bijlage 1 NADERE TOELICHTING AFWEGINGSKADER PER DOMEIN

NADERE TOELICHTING AFWEGINGSKADER PER DOMEIN

Bijlage 2 PROTOCOL INDICATIESTELLING HULP BIJ HET HUISHOUDEN

PROTOCOL INDICATIESTELLING HULP BIJ HET HUISHOUDEN

ALGEMENE TOELICHTING

ALGEMENE TOELICHTING