Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2017.1

Geldend van 09-02-2017 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 02-01-2017

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2017.1

Het college van de gemeente Brunssum

overwegende dat het in verband met de nieuwe wet maatschappelijke ondersteuning, en in verband hiermee nieuw opgestelde verordening, wenselijk is nadere regels te stellen in verband met de zorg voor maatschappelijke ondersteuning;

gelet op de artikelen 2.1.1 en 2.3.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en het beleidsplan Wmo ‘Samen lukt het!’ gemeente Brunssum 2012-2015 en het addendum Wmo 2015 & 2016;

gezien de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2015.

b e s l u i t :

vast te stellen de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2017.1

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • -

      Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • -

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Brunssum;

    • -

      Verordening Wmo: de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Brunssum 2015;

    • -

      algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

    • -

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • -

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • -

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • -

      gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • -

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • -

      melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • -

      persoonsgebonden budget: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet (hierna: PGB);

    • -

      voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

    • -

      SVB: Sociale verzekeringsbank.

    • -

      CAK: centraal administratiekantoor, gevestigd in den Haag, dat in opdracht van het Ministerie VWS een taak heeft gekregen in het berekenen en het innen van de eigen bijdrage in het kader van de Wmo

  • 2. De in deze nadere regels gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd, hebben de betekenis zoals beschreven in de Wmo 2015 of de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Te bereiken resultaten

Maatwerk bieden ter:

  • a.

    ondersteuning van zelfredzaamheid;

  • b.

    ondersteuning van participatie;

  • c.

    ten behoeve van beschermd wonen;

  • d.

    ten behoeve van opvang.

Artikel 3. Weigeringsgronden

Een maatwerkvoorziening (in natura dan wel in de vorm van een PGB) wordt geweigerd indien er sprake is van gebruikelijke zorg.

Artikel 4. Persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1. De omvang van het PGB wordt onderscheidenlijk vastgesteld voor:

    • a.

      het PGB voor diensten, waaronder hulp bij het huishouden, begeleiding en beschermd wonen;

    • b.

      het PGB voor voorzieningen, waaronder hulpmiddelen, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, rolstoelen en een autoaanpassing;

  • 2. Wat betreft het PGB voor diensten, als bedoeld in het eerste lid, sub a, wordt een onderscheid gemaakt in het tarief voor professionele zorg en niet professionele zorg voor zowel de verschillende vormen van begeleiding;

    • a.

      Voor professionele zorg in het kader van persoonlijke verzorging en het bieden van begeleiding gelden de volgende maximum tarieven:

      • -

        Persoonlijke verzorging: € 28,91 per uur;

      • -

        Begeleiding individueel: € 38,35 per uur;

      • -

        Begeleiding groep zonder vervoer: € 11,86 per uur (€ 47,40 per dagdeel);

      • -

        Begeleiding groep met vervoer: € 13,27 per uur ( € 53,10 per dagdeel);

      • -

        Kortdurend verblijf: € 108,07 per etmaal (max 3 etmalen per week).

    • b.

      Voor niet professionele zorg in het kader van persoonlijke verzorging en begeleiding gelden de volgende maximum tarieven:

      • -

        Persoonlijke verzorging: € 21,69 per uur;

      • -

        Begeleiding individueel: € 28,76 per uur.

      Er worden geen tarieven vastgesteld voor niet professionele zorg in het kader van groepsbegeleiding (met of zonder vervoer) en kortdurend verblijf omdat er van uit gegaan wordt dat deze zorg niet geleverd wordt door een niet professional

    • c.

      Voor zorg in het kader van hulp bij het huishouden geldt een tarief van € 16,73. Ongeacht of het hier gaat om professionele of niet-professionele hulp.

  • 3. Voor de uitbetaling van het PGB geldt dat dit exclusief bemiddelingskosten, administratiekosten, eenmalige uitkering en inclusief feestdagenuitkering en reiskosten van de zorgverlener is. De budgethouder mag een vast maandloon afspreken met de zorgverlener. Er is sprake van een vrij besteedbaar bedrag van 250 euro per jaar. Indien een PGB verstrekt wordt voor een periode korter dan een jaar wordt dit bedrag naar rato berekend.

  • 4. Het PGB voor voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, sub b is, voor zover noodzakelijk (en van toepassing), inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Hierbij wordt rekening gehouden met de tussen het college en de leverancier reeds overeengekomen korting voor een nieuw hulpmiddel.

  • 5. Het door het college te verstrekken PGB voor een voorziening als bedoeld in het eerste lid, sub b wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur. Onder de levensduur wordt tevens verstaan de periode die resteert na aftrek van de in de betreffende branche gebruikelijke afschrijvingsperiode.

Artikel 5. Geen persoonsgebonden budget

Het wederom verstrekken van een PGB voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke voorziening, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze geldt bij het verstrekken van een voorziening in natura, van de betreffende voorziening verstreken is én als de voorziening niet meer adequaat is.

Artikel 6. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1. Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 4 (voor hulpmiddelen en/of een niet bouwkundige woontechnische voorziening) is toegekend, verstrekt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college.

  • 2. Degene aan wie een PGB als bedoeld in artikel 4 voor woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt zo mogelijk binnen een termijn van 12 maanden nadat het PGB werd verleend, op basis van een door het college aan te reiken gereedmeldingsformulier, inhoudende dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen.

  • 3. De vaststelling van de hoogte van het PGB (voor bouwkundig en niet bouwkundige (woon)voorzieningen) vindt plaats nadat het gereedmeldingsformulier met bijbehorende facturen door het college zijn ontvangen en het college heeft vastgesteld dat de aanpassing heeft plaatsgevonden overeenkomstig het programma van eisen.

Artikel 7. Verkorte procedure bij woonvoorzieningen

  • 1. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is geheel opgenomen in bijlage 2 behorend bij deze nadere regels, dan kan die voorziening tegen het in de bijlage opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat de aanvrager voorafgaand een offerte behoeft over te leggen.

  • 2. Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is niet of niet geheel in bijlage 2 opgenomen, dan dient de aanvrager voorafgaand ten minste twee offertes aan het college te overleggen omtrent de goedkoopst adequate oplossing.

Artikel 8. Omvang hulp bij het huishouden

  • 1. De toekenning en normering van hulp bij het huishouden vindt plaats op basis van het protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden zoals opgenomen in bijlage 1.

  • 2. Wat onder gebruikelijke zorg bij hulp bij het huishouden wordt verstaan is opgenomen in het protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden zoals opgenomen in bijlage 1.

Artikel 9. Eigen bijdrage

  • 1. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 16 lid 1 sub b van de verordening Wmo, wordt op een maatwerkvoorziening (in natura) en een PGB een eigen bijdrage door het CAK in rekening gebracht.

  • 2. De eigen bijdrage die voor een maatwerkvoorziening of een PGB in rekening wordt gebracht, geldt zo lang als de voorziening wordt verstrekt of totdat de kostprijs van de voorziening is terug ontvangen.

  • 3. Indien de voorziening bestaat uit een individuele vervoersvoorziening wordt, gedurende de periode van verstrekking een eigen bijdrage in rekening gebracht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a.

      het in rekening brengen van de eigen bijdrage gedurende de afschrijftermijn van de voorziening inclusief onderhoud, reparatie en verzekering;

    • b.

      het in rekening brengen van de eigen bijdrage na de laatste afschrijftermijn van de voorziening voor onderhoud, reparatie en verzekering.

  • 4. Voor personen tot 18 jaar aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt, wordt geen eigen bijdrage gehanteerd. Echter indien het een woonvoorziening betreft dient de eigen bijdrage door de ouders te worden betaald.

  • 5. De eigen bijdrage voor ongehuwde personen die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt, bedraagt € 17,50 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.632 het bedrag van € 17,50 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.632;

  • 6. De eigen bijdrage voor ongehuwde personen die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid , van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, bedraagt € 17,50 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 17.033, het bedrag van € 17,50 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat inkomen en € 17.033;

  • 7. De eigen bijdrage per vier weken voor gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of indien beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt, bedraagt een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen en € 35.000, indien dat gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 35.000;

  • 8. De eigen bijdrage per vier weken voor gehuwde personen die beiden de Pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt bedraagt € 17,50 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtige inkomen meer bedraagt dan € 23.525, het bedrag van € 17,50 wordt verhoogd met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.525.

Artikel 10. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    De aanbieder moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel;

  • 2.

    De hulpverlener moet beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG);

  • 3.

    De hulpverlener moet over een adequate opleiding beschikken;

  • 4.

    De hulpverlener moet bevoegd en bekwaam zijn om de gevraagde hulp te verlenen en, voor zover dit voor de aard van de dienstverlening van toepassing is, beschikken over een BIG-registratie;

  • 5.

    De aanbieder moet meewerken aan een cliënt-ervaringsonderzoek en/of daarvoor de benodigde informatie verstrekken.

  • 6.

    Het college kan daarnaast nog nadere kwaliteitseisen stellen aan de maatschappelijke ondersteuning.

Hulpverlening vanuit het sociale netwerk

Hierbij worden aan de hulpverlener geen bijzondere eisen gesteld. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om de gestelde resultaten te bereiken en deze ook zichtbaar te maken. Dit wordt beoordeeld bij de toekenning en/of de herbeoordeling.

Artikel 11. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Agressie en geweld, verbaal en/of fysiek, is iedere vorm van gedrag en voorvallen in en buiten werktijd waarbij een medewerker van een dienstverlener welke namens of in opdracht van de gemeente Brunssum handelt, psychisch en/of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd, of aangevallen en/of schade wordt toegebracht, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met de te vervullen functie van die medewerker.

    Voorbeelden van verbale agressie zijn: beledigen, uitschelden, treiteren, pesten, vernederen, schreeuwen, discriminerende opmerkingen, uiten van beschuldigen, medewerker stelling dwingen te nemen tegen de gemeente.

    Voorbeelden van fysieke agressie en geweld zijn: schoppen, slaan, knijpen, vastpakken, (gericht) gooien van voorwerpen, steken, spuwen, schade toebrengen aan eigendommen.

  • 2. Elke calamiteit, daad en/of uiting van agressie wordt vastgelegd op een daarvoor bestemd meldingsformulier (meldingsformulier calamiteiten en geweld). Het formulier wordt, ondertekend binnen veertien dagen na een het incident ingeleverd bij de door het college aangewezen functionaris.

  • 3. De aangewezen functionaris brengt binnen veertien dagen na inlevering van het formulier advies uit aan het college. Het college neemt binnen veertien dagen na ontvangst van het advies een besluit over de te treffen maatregel.

    Meldingsformulieren met de genomen besluiten worden centraal gearchiveerd.

  • 4. In geval van ernstig agressief of gewelddadig gedrag, vindt altijd, in overleg met de melder van het incident, binnen 24 uur aangifte plaats bij de politie.

Artikel 12. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

De dag van de mantelzorgers is voor mantelzorgers. Er wordt minimaal een keer per jaar kosteloos een leuke dag (of dagdeel) georganiseerd met entertainment, een hapje en een drankje.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 2 januari 2017 onder gelijktijdige intrekking van de “Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2017” zoals vastgesteld in november 2016.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: “Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2017.1”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het College van de gemeente Brunssum op 17 januari 2017.
De Burgemeester, De Secretaris,

Bijlage 1: Protocol indicatiestelling hulp bij het huishouden

Protocol Indicatiestelling Hulp bij het Huishouden

Bijlage 2: Lijst van standaard woonvoorzieningen (verkorte procedure)

Lijst van standaard woonvoorzieningen (verkorte procedure)

TOELICHTING

Algemeen

Deze nadere regels geven aan hoe de Verordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Brunssum 2015 ten uitvoer zal worden gebracht. Bij een beperkt aantal artikelen in de verordening is aangegeven dat het college nadere regels zal vaststellen. Enkel deze betreffende artikelen zullen in deze nadere regels geëxpliciteerd worden. De keuze om de nadere regels beperkt te houden, komt voort uit het feit dat er een nieuwe wet maatschappelijke ondersteuning is aangenomen. De domeinen waarop de compensatieplicht van toepassing was, zijn niet in de nieuwe wet overgenomen. Er zijn daarom geen artikelen meer opgenomen die specifiek betrekking hebben op een voorziening (zoals dat in de oude Wmo regeling wel het geval was).

In de nieuwe Wmo wordt het adagium gehanteerd dat “de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen”. Van belang is het kunnen sturen op de eigen inzet van de burgers en zijn sociaal netwerk. Uitgangspunt van de nieuwe Wmo is:

  • -

    Eerst eigen kracht, dan kracht van het sociaal netwerk, de mogelijke inzet van algemene voorzieningen, en dan pas een maatwerkvoorziening.

De compensatieplicht vervalt en deze wordt vervangen door een zorgplicht in de vorm van een stelsel van algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budget.

Artikelsgewijze toelichting

Ad Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor een deel worden hier begripsbepalingen gehanteerd die ook in de Wet en/of in de verordening Wmo gehanteerd worden.

Ad Artikel 2. Te bereiken resultaten

In de nieuwe Wmo worden de domeinen waarop de gemeente de burger met een belemmering moest compenseren volgens de vorige Wmo (huishouden voeren, zich verplaatsen in en om de woning en lokaal medemensen ontmoeten) niet meer genoemd. Voor de nieuwe taken zijn geen nieuwe domeinen opgenomen. In plaats daarvan wordt in de wet gesproken over het bieden van maatwerkvoorzieningen ter “ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie”, “beschermd wonen” en “opvang”.

Gemeente Heerlen is door de Parkstadgemeenten gemandateerd voor de praktische uitvoering van het beschermd wonen en opvang.

Zie art 1.1.1 lid 1 van de Wmo voor de definities van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang.

Ad Artikel 3. Weigeringsgronden

Voordat een voorziening wordt verstrekt, onderzoekt het college of de betreffende persoon op eigen kracht of met behulp van het sociaal netwerk de beperkingen kan oplossen. Is sprake van gebruikelijke zorg waardoor de bestaande beperkingen afdoende kunnen worden opgelost, ondersteunt het college niet. Gebruikelijke zorg is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke zorg is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert.

Ad Artikel 4. Persoonsgebonden budget

Indien de aanvrager kiest voor een persoonsgebonden budget, dan kan het college aan de hand van het bepaalde in artikel 4 hiertoe besluiten.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen een PGB voor een dienst en PGB voor een voorziening.

Bij een PGB voor diensten (zoals hulp bij het huishouden of begeleiding) is uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van het PGB, het bedrag dat is afgesproken met de gecontracteerde aanbieders. Gemeenten mogen variëren met hun tarieven al naar gelang de professionaliteit van de met het PGB ingekochte ondersteuning. Voor een niet-opgeleid persoon uit het eigen netwerk geldt een lager tarief dan voor een opgeleide hulpverlener in dienst bij een aanbieder.

Bij een PGB voor een voorziening ( bijvoorbeeld een traplift) is uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van de PGB, het bedrag dat de voorziening nieuw zou hebben gekost en indien van toepassing, onder aftrek van de in een offerte van de gecontracteerde leverancier vaste contractueel overeengekomen korting. Onderhoud, keuring en reparatie wordt in de offerte meegerekend voor de door de leverancier vastgestelde levensduur van de voorziening.

Ad Artikel 5. Geen persoonsgebonden budget

In dit artikel is geregeld onder welke omstandigheden er geen keuzevrijheid bestaat voor het persoonsgebonden budget.

Ad Artikel 6. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget

In dit artikel wordt voor de maatwerkvoorzieningen in de vorm van een PGB bepaald op welke wijze en binnen welke termijn hierover verantwoording dient te worden afgelegd.

Indien niet of onvoldoende wordt verantwoord, wordt dit gesanctioneerd. Hiervoor wordt verwezen naar het betreffende artikel in de verordening.

Ad Artikel 7. Verkorte procedure bij woonvoorzieningen

In dit artikel is omschreven welke procedure geldt bij een verkorte woonprocedure. Indien het een eenvoudige woningaanpassing betreft, waarvan de voorzieningen zijn opgenomen in de in de bijlage weergegeven (SCIO)lijst, hoeft een klant geen offerte aan te vragen. Door het hanteren van de SCIO lijst wordt het proces voor de klant eenvoudiger.

Ad. Artikel 8. Omvang hulp bij het huishouden

Dit artikel spreekt voor zich.

Ad Artikel 9. Eigen bijdrage

Bij een voorziening in natura of een PGB, welke aan de aanvrager zelf worden uitgekeerd, wordt gesproken over een eigen bijdrage. Een PGB wordt altijd bruto uitbetaald. Dit betekent dat de eigen bijdrage niet in het bedrag wordt verrekend. De eigen bijdrage moet belanghebbende uit eigen middelen voldoen.

De eigen bijdrage die voor een voorziening wordt verstrekt geldt voor de periode zolang als de voorziening wordt verstrekt of ten hoogste de kostprijs. Dat betekent dat de termijn van 39 perioden van 4 weken is losgelaten. Een klant betaalt zolang hij gebruik maakt van de voorziening. In lid 3 van dit artikel wordt geregeld dat, indien het een in bruikleen verstrekte voorziening betreft, een klant (voordat de afschrijvingstermijn is verstreken) betaald voor het middel, onderhoud, reparatie en verzekering. Nadat de afschrijvingstermijn is verstreken betaald een klant alleen nog eigen bijdrage ten behoeve van onderhoud, reparatie en verzekering.

Deze termijn is overeenkomstig het gestelde in artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo (besluit van 27 oktober 2014, gepubliceerd op 7 november 2014).

Een cliënt kan ook een bijdrage in de kosten gevraagd worden als hij gebruik maakt van een algemene voorziening. In deze versie zijn echter nog geen algemene voorzieningen opgenomen waarvoor een bijdrage verschuldigd is.

Ad Artikel 10. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

In dit artikel is geregeld aan welke kwaliteitseisen de beroepskracht/hulpverlener moet voldoen.

Met de leveranciers van de verschillende voorzieningen zijn (middels de aanbestedingen) afspraken gemaakt over kwaliteitseisen van de betreffende voorzieningen.

Ad Artikel 11. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

In dit artikel is geregeld welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Ad Artikel 12. Jaarlijkse waardering mantelzorgers 

De dag van de mantelzorgers is voor mantelzorgers. Er wordt dan minimaal 1 keer per jaar kosteloos een leuke dag (of dagdeel) georganiseerd met entertainment onder het genot van een hapje en een drankje. Ook andere vormen van een blijk van waardering ten behoeve van de mantelzorgers mogen/kunnen worden georganiseerd/uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is een bloemenbon voor mantelzorgers.

Ad artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.