Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening baatbelasting voetgangersgebied Kerkstraat en omgeving 1995

Geldend van 21-03-1996 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening baatbelasting voetgangersgebied Kerkstraat en omgeving 1995

GEMEENTE BRUNSSUM

Gemeenteblad 1995, nr. 239

Afdeling Financiën, nr. 17.009

De Raad van de gemeente B R U N S S U M;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 1995;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het "bekostigingsbesluit herinrichting winkelpromenade Centrum" vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 1993;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting voetgangersgebied Kerkstraat en omgeving 1995.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

een onroerende zaak:

  • 1.

    een gebouwd eigendom;

  • 2.

    een ongebouwd eigendom;

  • 3.

    een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • 4.

    een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "baatbelasting Kerkstraat en omgeving" wordt in de vorm van een heffing ineens een belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de in kleur aangeduide omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 1996 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de herinrichting van het voetgangersgebied Kerkstraat en omgeving.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De maatstaf van heffing is het aantal strekkende decimeters van de front-breedte van de onroerende zaak die grenst aan een straat die gelegen is binnen het op de in artikel 2, eerste lid, bedoelde kaart aangegeven gebied.

  • 2. Voor die onroerende zaken, welke met méér dan een zijde aan een straat bedoeld in het vorige lid zijn gelegen, word(t)en de langste zijde geheel en de overige zijde(n) voor de helft meegerekend.

  • 3. De in het eerste en tweede lid genoemde lengten worden door de gemeente vastgesteld.

  • 4. Bij deze meting wordt een gedeelte van een decimeter naar boven afgerond op een gehele decimeter.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt voor elke strekkende meter van de heffingsmaatstaf / 724,70.

Artikel 6 Berekeningswijze

  • 1. Bij het berekenen van het overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 verschuldigde bedrag wordt het bedrag van de aanslag op gehele guldens naar beneden afgerond.

  • 2. Geen aanslag wordt opgelegd, indien het bedrag daarvan minder dan / 10,00 bedraagt.

Artikel 7 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende vijftien jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van vijftien jaren en een rentevoet van 8 %.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 8 %.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak opgelegd, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven van:

  • 1.

    de onroerende zaken, waarvan de gemeente genothebbende is en die uitsluitend voor de publieke dienst worden gebezigd;

  • 2.

    openbare parkeergelegenheden, plantsoenen, waterpartijen bij de gemeente in eigendom of beheer;

  • 3.

    straatmeubilair, waaronder wordt verstaan alle zodanige gebouwde onroerende goederen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 12 Verzending van aanslagen

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet (Stb. 1993, 611) bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 13 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen, als bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 14 Vrijstelling van invorderingsrente bij uitstel van betaling

Ingeval op grond van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze voor alle op één aanslagbiljet vermelde aanslagen gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een bedrag van / 50,00 niet te boven gaat.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 1996.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening baatbelasting voetgangersgebied Kerkstraat en omgeving 1995".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 DEC. 1995.

De Raad voornoemd,

voorzitter
secretaris