Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning 2010

Geldend van 16-02-2011 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning 2010

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010

De raad van de gemeente Bunnik; gelezen het voorstel van het college d.d. 10 november 2009; gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van individuele voorzieningen en de hulp bij het huishouden bij verordening te regelen, besluit: vast te stellen de volgende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik;

  • c.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • d.

    Beperkingen: moeilijkheden met het uitvoeren van activiteiten nodig voor het zelfstandig individueel en maatschappelijk functioneren, als gevolg van ziekte of gebrek.

  • f.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

  • g.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • h.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • i.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • j.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • k.

    Eigen bijdrage bijdrage als bedoeld in paragraaf 4 van de wet. die bij de verstrekking van een voorziening in natura, of een voorziening anders dan in natura door de aanvrager betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • l.

    Eigen aandeel: gedeelte van de kosten van een voorziening dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de aanvrager blijft en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • m.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • n.

    Persoonsgebonden budget: een voorziening anders dan in natura bestaande uit een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • o.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening. waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • p.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • q.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • r.

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • s.

    Aanvrager: een persoon als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder g onderdeel 4o, 5o en 6o van de wet die ingevolge deze verordening een voorziening aanvraagt dan wel voor wie de aangevraagde voorziening bedoeld is.

  • t.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • u.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

Artikel 2. Voorwaarden voor de toekenning van een voorziening

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen en;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt en;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend indien:

    • a.

      de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is of;

    • b.

      de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Bunnik of;

    • c.

      de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw of;

    • d.

      er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd of;

    • e.

      de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt of;

    • f.

      een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordeningen is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3. Keuzevrijheid.

  • 1. Personen die in aanmerking komen voor een individuele voorziening hebben de keuze tussen het ontvangen van de voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbare voorziening anders dan in natura, bestaande uit een persoonsgebonden budget, waaronder de financiële vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964. Het bepaalde in dit artikel geldt behoudens het bepaalde in lid 2 van dit artikel.

  • 2. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik neergelegde criteria.

Artikel 4. Voorziening in natura.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Bunnik van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.

Op de verstrekking van een financiële tegemoetkoming zijn de voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik van toepassing

Artikel 6. Persoonsgebonden budget.

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken goedkoopst adequate voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Bunnik;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik;

  • 2. Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 3.

    • a.

      Budgethouders dienen de besteding van hun persoonsgebonden budget jaarlijks schriftelijk aan het college te verantwoorden;

    • b.

      Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 4. De salarisadministratie behorend bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt uitgevoerd door het Servicecentrum PGB van de Sociale verzekeringsbank.

  • 5. Het vierde lid geldt alleen in die situaties dat een werknemer meer dan drie dagen hulp verricht bij een houder van een persoonsgebonden budget.

Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen in natura of anders dan in natura kan worden bepaald dat de aanvrager een eigen bijdrage is verschuldigd. Bij toekenning van een financiële tegemoetkoming kan worden bepaald dat de aanvrager een eigen aandeel is verschuldigd, door de financiële tegemoetkoming af te stemmen op het inkomen van de aanvrager. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college, ter compensatie van beperkingen inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9. Gebruikelijke zorg.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet komt niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 10. Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren per week.

Artikel 11. Omvang van het persoonsgebonden budget.

Het bedrag dat per uur in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 12. Vormen van woonvoorzieningen.

  • 1. De door het college, ter compensatie van beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen bij het normale gebruik van de woning, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een woonvoorziening in natura;

    • b.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

    • c.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

  • 2. Een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte wordt verleend aan de eigenaar van de woonruimte, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 13. Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 12 onder a., b. en c. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een voorziening voor verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie;

  • f.

    een voorziening voor tijdelijke huisvesting;

  • g.

    een voorziening voor huurderving;

  • h.

    een woningsanering.

Artikel 14. Primaat van de verhuizing.

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 13 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen het normale gebruik en/of de bereikbaarheid van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan pas voor een voorziening als bedoeld in artikel 13 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 13, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 15. Primaat van de losse woonunit.

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 16. Uitsluitingen.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 17. Hoofdverblijf.

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente vastgelegde maximumbedrag.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte en de woonkamer kan bereiken en één toilet kan bereiken en gebruiken.

Artikel 18. Weigeringsgronden

De aanvraag van een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing die niet noodzakelijk was wegens beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen en er geen andere belangrijke reden voor verhuizing aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt wegens optredende beperkingen die uitsluitend het in het algemeen te verwachten gevolg zijn van leeftijd, gezins- of woonsituatie.

  • e.

    De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

  • f.

    De aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

  • g.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

Artikel 19. Terugbetaling bij verkoop.

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 20. Vormen van vervoersvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een individuele vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming te besteden aan een vervoersvoorziening

Artikel 21. Het recht op een algemene voorziening.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 20 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen :

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 22. Het primaat van het collectief vervoer.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan pas voor de in artikel 20, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

  • a.

    aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 20, onder a., onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 20, onder a., niet aanwezig is.

Artikel 22a. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen.

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 23. Omvang in gebied en in kilometers.

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming

  • 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen tot een omvang per jaar van 1500 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 24. Vormen van rolstoelvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening,

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 25. Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel.

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 25, onder a. en b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 25, onder c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 26. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

Met uitzondering van het gestelde in artikel 26, lid 1 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.

Artikel 27. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 28. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

  • 1. De aanvraag dient te worden ingediend bij het Wmo-loket in de gemeente Bunnik

  • 2. Een aanvraag voor voorzieningen op grond de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kan eveneens worden ingediend bij het Wmo loket in de gemeente Bunnik.

Artikel 29. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening:

    • a.

      de aanvrager te laten oproepen in persoon te verschijnen op een door of namens het college te bepalen plaats en tijdstip en inlichtingen van deze persoon te verlangen;

    • b.

      op een door of namens het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer deskundigen inlichtingen van deze persoon te doen verlangen en/of deze persoon te onderzoeken.

  • 2. Het college kan zich bij zijn besluitvorming ingevolge deze verordening laten adviseren door een door hem aan te wijzen adviesinstantie.

  • 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het tweede lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5. De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 30. Samenhangende afstemming.

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Uitgangspunt is, dat waar de aanvraag ook wordt ingediend (lokaal loket of het Centrum Indicatiestelling Zorg), de ontvangende partij verantwoordelijk is voor samenhangende afstemming op de situatie van de aanvrager.

Artikel 31. Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 32. Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken of aanpassen indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      de gegevens op grond waarvan is beschikt onjuist zijn gebleken, zodanig dat, waren ten tijde van de voorbereiding van de beschikking de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een voorziening anders dan in natura kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget niet binnen zes maanden na uitbetaling daarvan is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 33. Terugvordering

  • 1. Het college kan reeds als persoonsgebonden budget uitbetaalde financiële tegemoetkomingen of uitkeringen terugvorderen indien het besluit tot toekenning vande voorziening op basis waarvan uitkering heeft plaatsgehad is ingetrokken.

  • 2. Het college kan niet bestede gelden van een persoonsgebonden budget terugvorderen binnen drie maanden na de jaarlijkse verantwoording ingevolge artikel 6, derde lid en onder a.

  • 3. Indien uit de steekproef in gevolge artikel 6, derde lid en onder b, blijkt, dat (een gedeelte van) het persoonsgebonden budget niet is besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt, dan wel dat sprake is van niet bestede gelden, kan het college deze gelden terugvorderen binnen drie maanden na mededeling daarvan aan de budgethouder.

  • 4. Het college kan een drempelbedrag vaststellen waaronder geen terugvordering plaatsvindt.

  • 5. Ingeval een besluit tot verstrekking van eigendom van een voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 34. Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 35. Indexering.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 36. Evaluatie.

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 37. Inwerkingtreding.

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2. De Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik 2007 wordt met ingang van de in lid 1 genoemde datum ingetrokken

  • 3. Beschikkingen, genomen op basis van de aan deze verordening voorafgaande verordeningen blijven onverkort van kracht tot het moment waarop:

    • a.

      op verzoek van belanghebbende een nieuw besluit wordt genomen, of;

    • b.

      als gevolg van in die beschikkingen genoemde termijnen voor herindicatie een nieuw besluit wordt genomen, of;

    • c.

      zich een van de situaties voordoet zoals vermeld in de artikelen 32 en 33

Artikel 38. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bunnik 2010.