Binnenplans afwijkingenbeleid Bunnik 2012

Geldend van 19-07-2012 t/m heden

Intitulé

Binnenplans afwijkingenbeleid Bunnik 2012

Afdeling Strategie en Beleid April 2012

Inhoudsopgave

Binnenplans afwijkingenbeleid Bunnik 2012 1

Algemene toelichting 2

  • 1.

    Inleiding 2

  • 2.

    Procedure invoering beleidsregels 3

  • 3.

    Procedure toepassing binnenplanse afwijkingsbevoegdheid 3

  • 4.

    Leges 3

  • 5.

    Opzet beleidsregels 3

Beleidsregels 4

Artikel 1: Beleidsregels voor een deel van de algemene afwijkingsregels 4

Artikel 2: Beleidsregels voor parkeervoorzieningen 4

Artikel 3: Beleidsregels voor vrijwaringszone molenbiotoop bestemmingsplan ‘Oostromsdijkje’ 4

Artikel 4: Beleidsregels voor vrijwaringszone molenbiotoop bestemmingsplan ‘Werkhovenseweg 28 en Leemkolkweg naast nummer 1’ 4

Artikel 5: Beleidsregels voor een deel van de afwijkingsmogelijkheden, zoals opgenomen in bestemmingsplan Buitengebied Bunnik 2011 4

Artikel 6: Beleidsregels voor overige afwijkingsbevoegdheden 5

Artikel 7: Inwerkingtreding beleidsregels 5

Artikel 8: Intrekking ‘Binnenplans afwijkingenbeleid Bunnik 2010’ 5

Artikel 9: Overgangsrecht 5

Artikel 10: Citeerbepaling 5

Toelichting beleidsregels 6

Toelichting op artikel 1 6

Toelichting op artikel 2 6

Toelichting op artikel 3 6

Toelichting op artikel 4 6

Toelichting op artikel 5 6

Toelichting op artikel 6 7

Algemene toelichting

1. Inleiding

Wettelijke regeling binnenplanse afwijkingsbevoegdheid

In een bestemmingsplan zijn bebouwings- en gebruiksregels opgenomen, waarin voorschriften worden gesteld aan de toegelaten bebouwing en het toegelaten gebruik. Aan deze voorschriften moet een aanvraag om omgevingsvergunning voldoen. Daarnaast bevatten de planregels vrijwel altijd de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om bij omgevingsvergunning van die regels af te wijken (uit Bosma e.a., 2010). De mogelijkheid tot het opnemen van een dergelijke binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in een bestemmingsplan is geregeld in artikel 3.6 lid 1 onderdeel c van de Wro. Verlening van de omgevingsvergunning kan in dat geval plaatsvinden op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º Wabo. De bedoelde afwijkingsbevoegdheid mag slechts een beperkte strekking hebben. Een te vergaande afwijking is niet toegestaan.

Naast het feit dat een dergelijke afwijkingsregel uitdrukkelijk in het bestemmingsplan moet zijn opgenomen, dient tevens in het plan te worden aangegeven binnen welke begrenzingen de afwijkingsmogelijkheid kan worden toegepast. Anders gezegd: in het bestemmingsplan worden criteria opgenomen die de (afwijkings)bevoegdheid objectief begrenzen. Daardoor weet de burger onder welke omstandigheden hij wel, en onder welke omstandigheden hij niet van de afwijkingsregel gebruik kan maken.

Waarom beleidsregels?

Het college van B&W is bevoegd om onder bepaalde omstandigheden bij omgevingsvergunning van het bestemmingsplan af te wijken, maar is daartoe niet verplicht. Een beleidsregel is een invulling van de beleidsvrijheid. Het college van B&W handelt overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die wegens bijzondere niet voorziene omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Voordat het bevoegd gezag besluit om al dan niet zo’n omgevingsvergunning te verlenen, dient een afweging plaats te hebben van alle betrokken belangen. Om deze afweging zo snel, efficiënt en objectief mogelijk te doen plaatshebben, stelt het college van B&W beleid(sregels) vast. Doel van het beleid is dus het realiseren van een zorgvuldige en efficiënte belangenafweging in een beleidsproces.

Bij het ontbreken van een dergelijk beleid, moeten burgemeester en wethouders een apart besluit nemen voor elk verzoek, dat met toepassing van een (binnenplanse) afwijkingsbevoegdheid zou kunnen worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om een groot aantal situaties per jaar. Nu er echter sprake is van het opstellen en door het college vaststellen van de (nieuwe) beleidsregels, kan de afdeling ‘Dienstverlening’ de betreffende verzoeken zelf afhandelen. Hiertoe heeft het college mandaat verleend aan de afdeling ‘Dienstverlening’. Omdat het college het (nieuwe) beleid zelf vaststelt, stemt het college als bevoegd gezag dus in met de gevallen, waarin wel en geen medewerking wordt verleend. Zoals hiervoor aangegeven, komt deze werkwijze ten goede aan de afhandelingssnelheid van verzoeken en de efficiëntie van het ambtelijke apparaat. Daarnaast kan de rechtsgelijkheid gebaat zijn bij de vaststelling van beleidsregels. In gelijke gevallen wordt namelijk gelijk besloten, ongeacht wie de aanvraag afhandelt.

G eldend e en nie u we beleid sregels

Voor het grondgebied van de gemeente Bunnik geldt momenteel het ‘Binnenplanse afwijkingenbeleid Bunnik 2010’, dat het college van B&W heeft vastgesteld in september 2010. Aanleiding voor het vaststellen van het genoemde geldende afwijkingenbeleid vormde de inwerkingtreding van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010. Dit beleid is mede afgestemd/toegespitst op de destijds geldende bestemmingsplannen, waarvan een deel nog steeds vigeert.

Momenteel gelden in de gemeente Bunnik circa 20 bestemmingsplannen. Een deel hiervan is na de vaststelling van het huidige afwijkingenbeleid gaan gelden, terwijl er op korte termijn (in de loop van 2012) nog verscheidene andere plannen in werking zullen treden. In deze nieuwe bestemmingsplannen is een veelheid aan flexibiliteitsbepalingen opgenomen in de vorm van binnenplanse afwijkingsbevoegdheden. Omdat het geldende afwijkingenbeleid inhoudelijk niet is afgestemd op deze nieuwe bestemmingsplannen, vindt nu een actualisatie plaats van dit binnenplanse afwijkingenbeleid.

2. Procedure invoering beleidsregels

De gemeente Bunnik beschikt over een inspraakverordening en sinds het voorjaar van 2012 tevens over een communicatiebeleidsplan. Op grond van artikel 2 lid 1 van de inspraakverordening 2006 kan het bevoegd bestuursorgaan zelf besluiten of het inspraak verleent bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het communicatiebeleidsplan geeft de gemeente aan te streven naar een participatietoename van inwoners en belanghebbenden.

Omdat het meer betrekken van de burgers bij de gemeentelijke besluitvorming de voorkeur heeft en het bieden van inspraakmogelijkheden ook vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid gewenst is, wil het gemeentebestuur een inspraakprocedure doorlopen. Dit houdt in dat de nieuwe beleidsregels als ontwerp ter inzage worden gelegd gedurende zes weken. Gedurende deze periode kan een belanghebbende een inspraakreactie indienen, die het college van B&W meeneemt in zijn afwegingen bij de vaststelling van het beleid. Deze vaststelling moet worden bekendgemaakt. De dag na de bekendmaking treden de nieuwe beleidsregels in werking.

3. Procedure toepassing binnenplanse afwijkingsbevoegdheid

Op de totstandkoming van de omgevingsvergunning met gebruikmaking van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid is de zogenoemde ‘reguliere voorbereidingsprocedure’ uit de Wabo van toepassing. Burgemeester en wethouders moeten binnen acht weken beslissen of zij met toepassing van de afwijkingsregels een omgevingsvergunning verlenen. Deze termijn kan eenmaal met zes weken worden verlengd. Het betreft een fatale termijn, wat betekent dat deze omgevingsvergunning van rechtswege wordt verleend indien en voor zover niet tijdig wordt beslist.

4. Leges

Voor de verlening van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º Wabo ofwel met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking zijn leges verschuldigd. Zie hiervoor de legesverordening.

5. Opzet beleidsregels

De beleidsregels omvatten tien artikelen, waarbij per artikel het beleid is weergegeven plus indien nodig een toelichting hierop. Omdat de betreffende afwijkingsmogelijkheden in het bestemmingsplan zelf zijn opgenomen, gelden de begripsbepalingen en de wijze van meten uit dát bestemmingsplan. Hierin voorzien deze beleidsregels dus niet.

Beleidsregels

Artikel 1: Beleidsregels voor een deel van de algemene afwijkingsregels

Lid 1 : Afwijkingsbevoegdheid voor een geringe overschrijding van voorgeschreven m a ten, afmetingen en percentages met maximaal 10%

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor overschrijding van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met maximaal 10%, mits wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvraag om omgevingsvergunning voldoet aan de geldende Welstandsnota;

  • b.

    de aanvraag om omgevingsvergunning voldoet aan het geldende Bouwbesluit;

  • c.

    de verkeersveiligheid wordt niet onevenredig aangetast;

  • d.

    de uitbreiding resulteert niet in inperking van de bestaande rechten van de omliggende bedrijven.

Lid 2 : Afwijkingsbevoegdheid voor nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor de bouw van nutsvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 50 m2, mits wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvraag om omgevingsvergunning voldoet aan de geldende Welstandsnota;

  • b.

    de aanvraag om omgevingsvergunning voldoet aan het geldende Bouwbesluit;

  • c.

    de verkeersveiligheid wordt niet onevenredig aangetast;

  • d.

    de uitbreiding resulteert niet in inperking van de bestaande rechten van de omliggende bedrijven.

  • e.

    de locatie ligt buiten een ecologische zone of vergelijkbare natuurbestemming.

Artikel 2: Beleidsregels voor parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning voor het elders voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van een beoogde ontwikkeling, mits:

  • a.

    wordt voldaan aan de geldende Nota parkeernormen én;

  • b.

    een positief verkeerskundig advies is afgegeven, waaruit tevens blijkt dat de verkeersveiligheid niet in het geding is.

Artikel 3: Beleidsregels voor vrijwaringszone molenbiotoop bestemmingsplan ‘Oostromsdijkje’

Het bevoegd gezag verleent geen omgevingsvergunning op grond van de in lid 9.1 onder c.2. opgenomen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor het oprichten van bebouwing met een grotere bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone molenbiotoop’ op basis van:

  • a.

    het argument dat toepassing van de rechtens toegestane maatgeving de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zou schaden.

Artikel 4: Beleidsregels voor vrijwaringszone molenbiotoop bestemmingsplan ‘Werkhovenseweg 28 en Leemkolkweg naast nummer 1’

Het bevoegd gezag verleent geen omgevingsvergunning op grond van de in lid 11.2.2 onder 3. opgenomen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor het oprichten van bebouwing met een grotere bouwhoogte ter plaaste van de aanduiding ‘vrijwaringszone molenbiotoop’ op basis van:

  • a.

    het argument dat toepassing van de rechtens toegestane maatgeving de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zou schaden.

Artikel 5: Beleidsregels voor een deel van de afwijkingsmogelijkheden, zoals opgenomen in bestemmingsplan Buitengebied Bunnik 2011

Lid 1 : A fwijkingsbevoegdheid voor bedrijfswoningen in bestemming ‘B e drijf – Agrarische dienstverlening’

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning op grond van de in lid 7.3.2. opgenomen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, mits tevens sprake is van:

  • a.

    een maximum van twee bedrijfswoningen per bestemmingsvlak;

  • b.

    één van de bedrijfswoningen wordt gerealiseerd op het per 1 januari 2012 bestaande kadastrale perceel.

Lid 2 : Afwijkingsbevoegdheid voor schuilgelegenheid of berging in b e stemming ‘Bos’

Het bevoegd gezag verleent geen omgevingsvergunning op grond van de in lid 8.3 opgenomen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.

Lid 3 : Afwijkingsbevoegdheid voor schuilgelegenheid of berging in b e stemming ‘Bos – Multifunctioneel’

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning op grond van de in lid 9.3 opgenomen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, mits tevens sprake is van:

  • a.

    een aaneengesloten bestemmingsvlak met een minimale oppervlakte van 10 ha.

Lid 4 : Afwijkingsbevoegdheid voor schuilgelegenheid of berging in b e stemming ‘Natuur’

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning op grond van de in lid 13.3 opgenomen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, mits tevens sprake is van:

  • a.

    een aaneengesloten bestemmingsvlak met een minimale oppervlakte van 25 ha.

Artikel 6: Beleidsregels voor overige afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning op grond van alle overige in de geldende bestemmingsplannen opgenomen afwijkingsbevoegdheden, uitgezonderd de afwijkingsbevoegdheid voor het bouwen van een antennemast tot een hoogte van (maximaal) 40 meter.

Artikel 7: Inwerkingtreding beleidsregels

Deze beleidsregels treden in werking op 19 juli 2012.

Artikel 8: Intrekking ‘Binnenplans afwijkingenbeleid Bunnik 2010’

Het ‘Binnenplans afwijkingenbeleid Bunnik 2010’ wordt ingetrokken op het moment dat deze beleidsregels in werking treden.

Artikel 9: Overgangsrecht

Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend waarop nog niet is beslist, vindt toepassing plaats van deze beleidsregels.

Artikel 10: Citeerbepaling

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Binnenplans afwijkingenbeleid Bunnik 2012”.

Wegens het ontbreken van inspraakreacties, aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik op 24 april 2012.

De secretaris, De burgemeester,

mr. G. Veenhof H.M. Ostendorp

Toelichting beleidsregels

Toelichting op artikel 1

Leden a. en b. :

Bij een omgevingsvergunning, waarbij sprake is van de activiteit ‘bouwen’, dient toetsing plaats te hebben aan de Welstandsnota en het Bouwbesluit. Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning uitsluitend een planologische afwijking behelst, vormen de Welstandsnota en het Bouwbesluit geen toetsingsgronden. Daarom zijn de eerste twee criteria opgenomen in de betreffende leden a. en b. Hierdoor zijn in álle afwijkingssituaties positieve adviezen vereist van de Welstandscommissie en van een bouwkundige in het kader van het Bouwbesluit. Verder is de verkeersveiligheid gebaat bij vrij zicht op aankomend verkeer (géén beperking uitzichthoeken). Voor wat betreft het verbod op inperking van rechten van omliggende bedrijven, is van belang dat géén uitbreiding van een gevoelige bestemming als bijvoorbeeld wonen plaatsvindt binnen een geur-, veiligheids- of geluidszone van een bedrijf. In verband met minimaal in acht te nemen afstanden tot omliggende woningen zou een bedrijf zijn bouwperceel niet meer volledig kunnen benutten. Hierbij gaat het niet alleen om direct aangelegen bedrijven. Indien het geurcirkels betreft, kan zelfs een bedrijf op een afstand van een kilometer relevant zijn voor de afwegingen in het kader van de vergunningverlening.

Lid b. :

De in dit artikel genoemde nutsvoorzieningen worden geacht niet te passen in een ecologische zone of een ander natuurgebied. Ze kunnen de aanwezige of potentiële natuur- en ook landschapswaarden aantasten en hebben geen relatie met een dergelijke zone.

Toelichting op artikel 2

In de Nota parkeernormen zijn zowel beleidsregels opgenomen voor het aantal vereiste parkeerplaatsen ter plaatse van een beoogde ontwikkeling, als beleidsregels voor het voorzien in voldoende parkeerplaatsen ‘elders’. Het begrip elders wordt in de nota vertaald in concrete acceptabele loopafstanden. Ook is in deze nota een afkoopregeling opgenomen.

De nota formuleert als basiseis voor alle initiatieven dat de volgens de parkeernorm vereiste parkeerplaatsen, inclusief de bezoekersparkeerplaatsen, op eigen terrein worden gerealiseerd. Verder is in de Nota parkeernormen opgenomen dat via een vrijstelling van het college van B&W van deze basiseis kan worden afgeweken. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het elders voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals geformuleerd in dit artikel 2, moet het college van B&W dus vrijstelling verlenen. Het voornemen is om ook voor deze bevoegdheid mandaat aan de afdeling ‘Dienstverlening’ te verlenen.

Toelichting op artikel 3

Ter bescherming van de molenbiotoop en vanwege het feit dat het in het bestemmingsplan geformuleerde criterium onvoldoende objectief is, werkt de gemeente niet mee aan de betreffende afwijkingsmogelijkheid.

Toelichting op artikel 4

Zie toelichting op artikel 3.

Toelichting op artikel 5

Lid 1 : Deze afwijkingsbevoegdheid geldt uitsluitend voor het voormalige MOB-complex aan de Burgweg.

Lid 2 : Naar verwachting zullen zich geen situaties voordoen, waarin de noodzaak bestaat om een schuilgelegenheid of berging op te richten binnen deze bestemming.

Lid 3 : Ter bescherming van de landschapswaarden wil de gemeente voorkómen dat een veelheid aan bergingen of schuilgelegenheden wordt opgericht. Daarom moet sprake zijn van een bedrijf met een behoorlijk grote kaveloppervlakte.

Lid 4 : Ter bescherming van de natuurwaarden wil de gemeente het aantal bergingen of schuilgelegen-heden binnen deze bestemming tot een minimum beperken. Daarom moet sprake zijn van een groot aaneengesloten bestemmingsvlak.

Toelichting op artikel 6

Voor de betreffende (binnenplanse) afwijkingsbevoegdheden geldt dat de geactualiseerde beleidsregels niet leiden tot een verdere inperking van de in het bestemmingsplan opgenomen regels. In de beleidsregels worden dus geen nadere voorwaarden gesteld. In deze situaties houdt het voorliggende beleid in dat een omgevingsvergunning wordt verleend, indien een aanvraag voldoet aan de randvoorwaarden, zoals geformuleerd in de betreffende afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan.

Het gemeentebestuur acht in deze gevallen de afwijkingsregels in de bestemmingsplannen voldoende specifiek en toegespitst op de concrete situaties en ontwikkelingen, die zich kunnen voordoen. Bij de totstandkoming van de afwijkingsregeling in het bestemmingsplan heeft de noodzakelijke afweging van alle betrokken belangen al afdoende plaatsgevonden. Indien wordt voldaan aan de, in het bestemmingsplan (in de betreffende afwijkingsregeling) opgenomen randvoorwaarden wordt tevens geacht te zijn voldaan aan alle (overige) criteria voor een goede ruimtelijke ordening.

De voorliggende beleidsregels voorzien niet in situaties, waarin een vergunning wordt aangevraagd voor de bouw van antennemasten tot een hoogte van (maximaal) 40 meter. Hiervoor wordt in een later stadium specifiek beleid opgesteld.