Verordening afvalstoffen 2015

Geldend van 30-12-2014 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

VERORDENING AFVALSTOFFEN 2015

VERORDENING AFVALSTOFFEN 2015

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting bedraagt per belastingjaar per perceel:

  • 1.

    indien het perceel wordt gebruikt door één persoon € 152,00;

  • 2.

    Indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon € 206,00.

Artikel 5. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5. Indien in de loop van het belastingjaar de leefomstandigheden wijzigen van een belastingplichtige, die is aangeslagen voor een meerpersoonshuishouden als bedoeld in artikel 5, onder b, waardoor de belastingplicht dient te worden gebaseerd op een eenpersoonshuishouden als bedoeld in artikel 5, onder a, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het verschil tussen het tarief voor een meerpersoonshuishouden en het tarief voor een eenpersoonshuishouden als er in dat jaar, na de wijziging in de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6. Indien in de loop van het belastingjaar de leefomstandigheden wijzigen van een belastingplichtige, die is aangeslagen voor een eenpersoonshuishouden, als bedoeld in artikel 5, onder b, waardoor de belastingplicht dient te worden gebaseerd op een meerpersoonshuishouden als bedoeld in artikel, onder b, zal het tarief voor meerpersoonshuishouden worden toegepast voor de nog volle kalendermaanden die overblijven.

Artikel 8. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 10,- doch minder is dan € 5.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag kan worden betaald in tien incassotermijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 9. Kwijtschelding

Kwijtschelding van afvalstoffenheffing op voet van artikel 26 Invorderingswet 1990 wordt verleend.

Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 11. Overgangsrecht

De “Verordening afvalstoffen 2014”, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid, artikel 12 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. De verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening afvalstoffenheffing 2015’.

___

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 18 december 2014.

De griffier,

De burgemeester,