Bomenverordening gemeente Bunnik 2017

Geldend van 18-01-2018 t/m heden

Intitulé

Bomenverordening gemeente Bunnik 2017

De raad van de gemeente Bunnik;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2017;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Overwegende dat: de regulering van de houtopstand in de gemeente Bunnik, met het oog op het behoud en de bescherming daarvan, van wezenlijk belang is;

Besluit vast te stellen de verordening: Bomenverordening gemeente Bunnik 2017

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een omgevingsvergunning;

  • b.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet, thans Wet natuurbescherming;

  • c.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    bomeneffectanalyse (BEA): een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen activiteiten voor bomen of houtopstanden op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting;

  • e.

    bomenlijst: de actuele door het bevoegd gezag vastgestelde lijst met waardevolle en monumentale bomen in de gemeente Bunnik;

  • f.

    boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een diameter van minimaal 25 centimeter, gemeten op 130 centimeter boven het maaiveld. In het geval van meerstammigheid, geldt de omtrek van de dikste stam;

  • g.

    boomwaarde: de geldelijke waarde van bomen of houtopstand;

  • h.

    dunning: vellen dat geschiedt als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand;

  • i.

    gemeente: de gemeente Bunnik;

  • j.

    houtopstand: een groep bomen of boomvormers, hakhout, houtwal, bosplantsoen, struweel, of grotere lintbeplanting in de vorm van heesters of bomen;

  • k.

    knotten/kandelaberen: het in vorm snoeien van boomkronen met als doel het periodiek tot op de oude snoeiplaats verwijderen van aangegroeid takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen;

  • l.

    omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen, kandelaberen of knotten van een boom of houtopstand zoals bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • m.

    vellen, doen vellen c.q. velling: verwijderen c.q. verwijdering van een boom of houtopstand, alsmede het verrichten van handelingen zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging van een boom of houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • n.

    waardevolle en monumentale bomen: de waardevolle en monumentale bomen zoals genoemd in de bomenlijst;

  • o.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • p.

    Wet natuurbescherming; Wet van 16 december 2015, houdende regels ter bescherming van de natuur.

Hoofdstuk 2 Verbodsbepaling en vergunningplicht

Artikel 2 Velverbod en vrijstellingen

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een boom of houtopstand te (doen) vellen:

    • a.

      waarvan de gemeente eigenaar is;

    • b.

      waarvan de gemeente onderhoudsplichtige is;

    • c.

      welke deel uitmaakt van landschappelijke beplanting in het buitengebied, bestaande uit knotbomen, houtsingels of vrijgroeiende hagen;

    • d.

      welke staat vermeld op de bomenlijst.

  • 2.

    Het verbod in lid 1 van dit artikel geldt ook voor knotten of kandelaberen indien dit voor de eerste maal bij een boom of houtopstand wordt toegepast.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet in het geval van:

    • a.

      noodzaak tot velling wegens gevaar voor de omgeving als gevolg van een boom of houtopstand, ter beoordeling van het bevoegd gezag;

    • b.

      een boom of houtopstand welke moet worden geveld op grond van de Plantenziektenwet of op aanschrijving van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan aan de aanschrijving, voorschriften zoals bedoeld in artikel 4 en 7 van deze verordening verbinden;

    • c.

      een dode boom of houtopstand, mits deze niet op de Bomenlijst staat.

    • d.

      dunning.

Hoofdstuk 3 Vergunningverlening

Artikel 3 Criteria voor verlening of weigering omgevingsvergunning

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen, indien het van oordeel is dat één of meer van de volgende criteria van toepassing zijn op de betreffende boom of houtopstand:

    • a.

      ziekte van de boom of houtopstand;

    • b.

      ernstige lichtbeneming door een boom die niet staat vermeld op de bomenlijst;

    • c.

      aantoonbare of verwachte schade aan onder- en bovengrondse infrastructuur;

    • d.

      aantoonbare of verwachte schade aan bouwkundige constructies;

    • e.

      noodzaak tot velling ten behoeve van werkzaamheden in verband met openbare nutsvoorzieningen;

    • f.

      noodzaak tot velling ten behoeve van realisering van projecten in het kader van ruimtelijke ordening, verkeer, herinrichtings- en onderhoudsprojecten;

    • g.

      velling en vervanging van bomen en houtopstanden ter verbetering van de groenstructuur of om redenen van beheer en onderhoud van de openbare ruimte.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan, ondanks toepasselijkheid van één of meer van de criteria als genoemd in lid 1 van dit artikel, worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag het belang van verlening van de omgevingsvergunning niet opweegt tegen het belang van bescherming van de volgende waarden:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      stads- en landschapsschoon en beeldbepalende waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid;

    • e.

      waarden die hebben geleid tot plaatsing op de bomenlijst.

Artikel 4 Aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften

Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden.

Artikel 5 Procedure

Op de procedure voor de totstandkoming van de beslissing op een aanvraag is paragraaf 3.2 van de Wabo van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overige verboden en verplichtingen

Artikel 6 Herplantplicht

Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning een herplantplicht met daaraan verbonden aanwijzingen of in plaats daarvan een geldelijke bijdrage ter waarde van de herplant opleggen.

Aan deze plicht kan een termijn worden verbonden waarbinnen de herplant dient te zijn uitgevoerd c.q. het geldbedrag moet zijn betaald.

De kosten van de herplant komen in beginsel voor rekening van de vergunninghouder.

Als de herplant niet aanslaat, dan meldt de vergunninghouder dit aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag stelt een termijn waarbinnen nieuwe herplant moet worden uitgevoerd.

Een herplantplicht kan tevens worden opgelegd indien een boom of houtopstand waarop het velverbod als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder omgevingsvergunning is geveld of anderszins verloren is gegaan. Het bevoegd gezag kan aan de zakelijk gerechtigde of de beheerder, c.q. onderhoudsplichtige van de boom of houtopstand in dit geval aanwijzingen geven.

Artikel 7 Instandhoudingsplicht

  • 1.

    Als een boom of houtopstand, waarop het velverbod als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan wordt bedreigd, dan kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde of de beheerder, c.q. onderhoudsplichtige van de boom of houtopstand de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een gestelde termijn, voorzieningen te treffen waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

    • b.

      een bomeneffectanalyse (BEA) op te stellen.

  • 2.

    De eigenaar of beheerder, c.q. onderhoudsplichtige van een boom of houtopstand is verplicht onmiddellijk schriftelijk aan het bevoegd gezag mededeling te doen van:

    • a.

      een ernstige bedreiging in het voortbestaan van een boom of houtopstand waarop het velverbod van toepassing is;

    • b.

      voorgenomen werkzaamheden van welke aard dan ook als gevolg waarvan een boom of houtopstand waarop het velverbod van toepassing is kan worden beschadigd.

Artikel 8 Bestrijding iepziekte

  • 1.

    Indien iepen naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor de verspreiding van iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, dan kan het bevoegd gezag de eigenaar, beheerder, onderhoudsplichtige, rechthebbende of degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, schriftelijk verplichten binnen een bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de iepen te vellen;

    • b.

      de iepen ter plaatse te ontschorsen en te vernietigen;

    • c.

      de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen;

    • d.

      herplant uit te voeren.

  • 2.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout of op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm. Het bevoegd gezag kan een ontheffing verlenen van het in lid 2 gestelde verbod.

Artikel 9 Beschadiging van bomen

Het is verboden aan bomen in de openbare ruimte alsmede aan waardevolle en monumentale bomen voorwerpen te bevestigen op zodanige wijze dat de boom kan worden beschadigd.

Hoofdstuk 5 Bomenlijst

Artikel 10 Lijst met waardevolle en monumentale bomen

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt bij besluit een lijst vast met waardevolle en monumentale bomen en houtopstanden (bomenlijst).

  • 2.

    De lijst vermeldt van de waardevolle en monumentale bomen en houtopstanden de plaatselijke aanduiding, de tenaamstelling van de eigenaar en een beschrijving, waarbij de bijzondere waarde van de boom of houtopstand wordt vermeld. Tevens worden één of meer foto's en een kaart bijgevoegd met daarop aangeduid de exacte situering van de waardevolle boom of houtopstand.

  • 3.

    Het bevoegd gezag legt criteria vast aan de hand waarvan wordt besloten een boom of houtopstand op de lijst te plaatsen.

Hoofdstuk 6 Straf- en slotbepalingen

Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

Artikel 12 Strafbepaling

  • 1.

    Hij, die handelt in strijd met een bij of krachtens deze verordening gegeven ge- of verbod of verplichting, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de geldelijke boomwaarde.

  • 2.

    De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door het bevoegd gezag van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstanden.

Artikel 13 Overgangsbepaling

Op aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze Verordening, zijn de betreffende bepalingen uit de Bomenverordening gemeente Bunnik 2012 van toepassing.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Bomenverordening gemeente Bunnik 2012 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt inwerking op de dag na haar bekendmaking.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Bomenverordening gemeente Bunnik 2017’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 14 december 2017

De griffier,

De voorzitter,