Beleidsregels artikel 13b Opiumwet 2019 gemeente Bunnik

Geldend van 15-07-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet 2019 gemeente Bunnik

De burgemeester van de gemeente Bunnik;

Gelet op artikel 13b Opiumwet 2019;

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

Inleiding

Dit beleid (hierna: Damoclesbeleid) heeft betrekking op de bevoegdheid tot de oplegging van een last onder bestuursdwang inhoudende de sluiting van woningen en lokalen door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs vanuit woningen of al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven. De maatregel die voortvloeit uit deze bevoegdheid is een herstelsanctie en is niet bedoeld als straf. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit panden. Het belang dat hiermee wordt gediend is, is de bescherming van de openbare orde en de volksgezondheid.

Het Damoclesbeleid vervangt het vorige Damoclesbeleid dat was neergelegd in de “Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet Gemeente Bunnik” (vastgesteld op 25 oktober 2016). Allereerst vraagt de recente uitbreiding van artikel 13b van de Opiumwet om aanpassing van het beleid. Deze uitbreiding van artikel 13b van de Opiumwet is in dit Damoclesbeleid verwerkt. Daarnaast is een herziening van het beleid wenselijk gelet op de ontwikkelingen in de rechtspraak. Tot slot vragen ook de opgedane ervaringen in de gemeente Bunnik bij de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet om aanpassing van het beleid.

Doel van de beleidsregels

Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit woningen en lokalen. Doel is om:

  • overtredingen van de Opiumwet te beëindigen en te voorkomen;

  • de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken;

  • de bekendheid van de woning of het lokaal in het (georganiseerde) drugscircuit te doorbreken;

  • te verhinderen dat de woning of het lokaal (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel.

De toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is gericht op het pand (locatie) en niet de persoon of belanghebbende.

Hiermee wordt primair beoogd:

  • Het verbeteren van de kwaliteit van het woon- en leefklimaat;

  • Het voorkomen en beheersen van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid;

  • Het voorkomen en beheersen van de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden in de gemeente Bunnik;

  • Het creëren van een preventief effect, in die zin dat pandeigenaren kritischer worden bij het verhuren van ruimten;

  • Effectievere bestrijding van illegale activiteiten rondom drugs.

Wettelijk kader

In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of in lokalen of op bij deze woningen of lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht of afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Sinds 1 januari 2019 is dit artikel uitgebreid en kent artikel 13b van de Opiumwet aan de burgemeester tevens de bevoegdheid toe om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of in lokalen of op bij deze woningen of lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is. Er is dan sprake van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot handel in en/of productie van drugs). De Opiumwet bevat geen nadere invulling van de kwalificatie van voorbereidingshandelingen.

Beleidsregels 1. Begripsbepalingen

Lokaal

een voor het publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een winkel of horecabedrijf, dan wel een niet voor publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een loods, magazijn of andere bedrijfsruimte. Ook kunnen bijvoorbeeld een hotelkamer, andere recreatieverblijven en een kantoor onder het begrip lokaal vallen, voor zover zij geen ‘woning’ zijn;

Woning

een voor bewoning gebruikte ruimte. Een woning is te karakteriseren als een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand - eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen - zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden. Of een ruimte een woning is, wordt niet alleen bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en andere huisraad, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. Of ergens gewoond wordt kan onder meer blijken uit de inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP), de inrichting van de ruimte/het pand en het feitelijke gebruik dat van de ruimte wordt gemaakt

Coffeeshop

Een bedrijf, in bezit van een exploitatievergunning van de burgemeester om alcoholvrije dranken te mogen verkopen waar verkoop (en gebruik) van softdrugs gedoogd wordt op grond van een daartoe door de burgemeester verleende gedoogverklaring;

Harddrugs

alle middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet;

Softdrugs

alle middelen vermeld op lijst II behorend bij de Opiumwet;

Handelshoeveelheid

Harddrugs

In de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangehouden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet. Het gaat in elk geval om een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram. Voor wat betreft GHB wordt een consumptie-eenheid aangehouden van 5 ml. Grotere hoeveelheden dan de genoemde hoeveelheden, worden aangemerkt als een handelsvoorraad.

Softdrugs

Met betrekking tot hennep wordt in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ onder een handelsvoorraad verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram. Echter, bij hoeveelheden tussen de 5 en 30 gram wordt aangenomen dat die niet gebruikt worden om te verkopen of anderszins te verstrekken. Omdat bij een hoeveelheid onder de 30 gram de zogenoemde overdraagbaarheid gering is, wordt in dat geval niet overgegaan tot sluiting van het pand.

Onder softdrugs vallen ook bewerkte en onbewerkte ‘paddo’s’ (paddenstoelen die van nature de stofpsilocine, psylocybine, muscimol dan wel iboteenzuur bevatten). Ten aanzien van het bezit van paddo’s dient bij het bepalen van wat een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik is, een onderscheid gemaakt te worden in verse paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een gebruikershoeveelheid wordt doorgaans verstaan 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.

Handel in drugs

het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn van een handelshoeveelheid hard- of softdrugs in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf

Voorbereidingshandelingen

voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet, ten aanzien van de handel in/productie van soft- en/of harddrugs.

2. Juridisch kader

2.1 Handelshoeveelheid

Artikel 13b van de Opiumwet is naar zijn tekst niet van toepassing bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt wordt volgens de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738 en ABRvS 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:976) aanvaard dat bij de aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs (Dit geldt v.w.b. harddrugs ook bij meer dan 2 pillen of bij meer dan 5 ml drugs in vloeistofvorm.) of bij meer dan 5 gram softdrugs(dit geldt v.w.b. softdrugs ook bij meer dan 5 hennepplanten) – de in de ‘Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie’ gehanteerde criteria voor eigen gebruik – de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) geacht wordt bestemd te zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Een dergelijke hoeveelheid drugs wordt aangemerkt als een ‘handelshoeveelheid’. De burgemeester sluit vanwege de rechtszekerheid en hanteerbaarheid aan bij de criteria uit de ‘Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie’. Ook als de in de Aanwijzing genoemde hoeveelheden wijzigen, sluit de burgemeester aan bij deze gewijzigde hoeveelheden. Het ligt op de weg van de betrokkene(n) om aan te tonen dat er géén sprake is van handel.

2.2 Voorbereidingshandelingen

Deze beleidsregel heeft tevens betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot het sluiten van woningen of lokalen met bijbehorende erven, indien daarin of daarop een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is. De Opiumwet bevat geen nadere invulling van de kwalificatie van voorbereidingshandelingen, maar het moet gaan om voorwerpen of stoffen die het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat deze bestemd zijn voor o.a. het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit zal moeten blijken uit o.a. de aard en hoeveelheid van de aangetroffen voorwerpen of stoffen, de onderlinge combinatie en/of andere gebleken feiten en omstandigheden (zoals resultaten van tapgesprekken of observaties).

Onvoldoende om als voorbereidingshandeling te kwalificeren, is het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen. Bij de beoordeling of sprake is van voorbereidingshandelingen wordt aangesloten bij de Kamerstukken II, 2016–2017, 34 763, nr. 3, blz. 4.

2.3 Te treffen herstelmaatregel

Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang. In deze paragraaf wordt toegelicht welke uitgangspunten de burgemeester bij deze herstelmaatregel hanteert.

2.4 Bestuursdwang (geen dwangsom)

Volgens artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester bij een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet de bevoegdheid om handhavend op te treden door middel van bestuursdwang. De burgemeester kan in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom opleggen. Uitgangspunt van deze beleidsregel is dat er bij de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet geen last onder dwangsom wordt opgelegd, maar een last onder bestuursdwang. Het financiële gewin in de drugshandel is dusdanig groot dat de financiële prikkel die uit moet gaan van een dwangsom niet het beoogde effect zal hebben. Hiermee zal niet worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Uitgangspunt is dus dat bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet de burgemeester een last onder bestuursdwang zal opleggen.

2.5 Procedureverloop bij sluiting van het pand (en bijbehorende erven)

In deze paragraaf staan de procedurele uitgangspunten beschreven die de burgemeester van Bunnik in acht neemt bij het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

2.5.1 Bekendmaking

Als eerste procedurele uitgangspunt geldt dat het besluit tot het opleggen van de last onder bestuursdwang bekend wordt gemaakt aan de overtreder en aan de rechthebbenden op (het gebruik van) het pand en/of het bijbehorende erf.

Hierbij moet worden gerealiseerd dat volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak

van de Raad van State de eigenaar van een pand in principe als overtreder van artikel 13b van de Opiumwet kan worden aangemerkt, indien hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat het pand als – kort gezegd – drugspand werd gebruikt. Van de eigenaar van een pand mag namelijk worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van dat pand wordt gemaakt ABRvS 19 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2770.

2.5.2 Gelegenheid tot het geven van een zienswijze

Volgens dit Damoclesbeleid geldt als volgend procedureel uitgangspunt dat – behoudens spoedeisende gevallen (zie hierna) – telefonisch wordt gehoord voordat het definitieve besluit tot sluiting wordt genomen.

2.5.3 Spoedeisende situaties

In spoedeisende situaties kan de burgemeester op grond van artikel 4:11 en 5:31 van de Awb spoedeisende bestuursdwang toepassen. Het pand wordt dan onmiddellijk gesloten. De burgemeester biedt dan niet de mogelijkheid om eerst een zienswijze in te dienen. Van een spoedeisende situatie is in ieder geval sprake bij acuut gevaar voor de veiligheid of gezondheid van personen of voor de openbare orde, bijvoorbeeld door brandgevaar of doordat giftige stoffen of gassen (kunnen) vrijkomen of bij zich direct aandienende risico’s door of vanwege het criminele drugscircuit.

2.5.4 Begunstigingstermijn/zelf voldoen aan last

In het definitieve besluit tot toepassing van bestuursdwang staat een (korte) begunstigingstermijn. Binnen die termijn wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zelf uitvoering te geven aan de gelaste sluiting van het pand (en/of bijbehorende erven). De belanghebbende krijgt de gelegenheid het pand af te sluiten en gesloten te houden en de sleutels van alle toegangen van het pand en/of het bijbehorende erf in te leveren bij de gemeente. Het feitelijk sluiten gebeurt in de aanwezigheid van een toezichthouder van de gemeente Bunnik. De sloten kunnen eventueel worden vervangen. Deuren, ramen en andere toegangen worden verzegeld. De sleutels blijven gedurende de sluiting in het bezit van de gemeente.

De begunstigingstermijn is er tevens voor bedoeld de belanghebbende de gelegenheid te geven om vóór de sluiting van het pand en/of het bijbehorende erf de maatregelen te treffen die nodig zijn in verband met de sluitingsperiode, zoals het verwijderen van persoonlijke spullen of bederfelijke waren, het afsluiten van gas, water en elektra, etc.

2.5.5 Effectueren bestuursdwang

Als de begunstigingstermijn is verstreken en de gelaste sluiting niet of niet tijdig is uitgevoerd, dan zal de burgemeester opdracht geven tot het sluiten van het pand en/of het bijbehorende erf. In dat geval zal het pand door/vanwege de gemeente worden gesloten, eventueel door de vervanging van de sloten. Daarnaast worden de deuren en ramen en andere doorgangen die toegang (kunnen) verschaffen tot het pand en/of het bijbehorende erf verzegeld.

2.5.6 Fysiek dichtmaken

Als moet worden aangenomen dat de verzegeling niet voldoende is om de toegang tot het pand en/of het bijbehorende erf gedurende de sluitingsperiode te garanderen, behoort het fysiek dichtmaken (bijvoorbeeld door dichttimmeren) van het pand en/of het bijbehorende erf tot de mogelijkheden.

2.5.7 Kennisgeving/kenbaarheid sluiting

De sluiting wordt kenbaar wordt gemaakt door het aanbrengen van borden/stickers/posters aan of binnen het pand of aan de toegang tot het bijbehorende erf. Op de borden/stickers/posters staat dat het pand en/of bijbehorende erf is gesloten op last van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De reden van deze openbare kennisgeving van de sluiting is dat publiekelijk bekend wordt gemaakt dat in het pand en/of het bijbehorende erf geen met de Opiumwet strijdige activiteiten meer plaatsvinden en dat actief wordt opgetreden tegen overtredingen van de Opiumwet. Hiermee beoogt de burgemeester in het bijzonder te voorkomen dat in het pand en/of het bijbehorende erf of in de omgeving daarvan opnieuw met de Opiumwet strijdige activiteiten worden ontplooid. ABRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2906.

2.5.8 Registratie van sluitingen en waarschuwing in registers

De burgemeester is op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKBP) verplicht om binnen 4 dagen na bekendmaking van het besluit, in het beperkingenregister in ieder geval aan te tekenen dat een pand en/of bijbehorende erf is gesloten. Dit geldt niet voor een waarschuwing, terwijl dit wel wenselijk is. De waarschuwing is immers aan het pand en niet aan de overtreder gebonden. Een eventuele opvolgende eigenaar/huurder/gebruiker zou daarom kunnen worden geconfronteerd met de gevolgen van een eerder afgegeven waarschuwing. Om te voorkomen dat belanghebbenden voor verrassingen komen te staan, wordt ook de waarschuwing geregistreerd. Indien de sluiting is opgeheven wordt dit ook in het WKPB-register geregistreerd.

2.5.9 Betreden gesloten verklaard pand strafbaar

Een gesloten pand en/of het bijbehorende erf mag alleen worden betreden als de burgemeester daarvoor toestemming heeft gegeven. In de regel zal de burgemeester slechts toestemming geven bij dringende of zwaarwichtige redenen. Daarom zal de belanghebbende eerst schriftelijk en gemotiveerd moeten verzoeken om toestemming. Uit het verzoek moet blijken voor wie, welk doel en welke duur betreding van het gesloten pand en/of het bijbehorende erf nodig is. De burgemeester kan voorwaarden verbinden aan de toestemming.

2.5.10 Geen onderscheid huur- en koopwoningen

Voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt geen onderscheid gemaakt tussen huur- en koopwoningen en ook niet tussen particuliere en sociale verhuur. Voor alle type woningen geldt daarmee in beginsel hetzelfde regime.

2.5.11 Kostenverhaal

Volgens artikel 5:25 Awb worden de kosten voor het toepassen van de bestuursdwang (hoofdelijk) op de overtreder(s) verhaald. De overtreder is op grond van artikel 5:1 lid 2 Awb degene die de overtreding van artikel 13b Opiumwet pleegt of medepleegt. Zoals in deze paragraaf toegelicht onder het kopje ‘Bekendmaking’ wordt de eigenaar van een pand en/of bijbehorend erf in principe als overtreder van artikel 13b van de Opiumwet aangemerkt. Dit is alleen anders indien in voldoende mate is komen vast te staan dat de eigenaar alles heeft gedaan wat van hem uit hoofde van zijn verantwoordelijkheid in redelijkheid verwacht mag worden om de overtreding te voorkomen en hem daarbij geen enkel verwijt valt te maken. In dat geval komen de kosten van bestuursdwang niet of niet geheel voor zijn rekening (artikel 5:25 lid 1 Awb).

Indicatoren ernstig geval

De belangrijkste feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden, staan in onderstaande indicatorenlijst vermeld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan worden aangetoond dat er verzwarende omstandigheden zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel.

  • a.

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet (hierbij kan gedacht worden aan de soort aangetroffen middelen, aan de hoeveelheid als zodanig en of die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel. Het aantreffen van een handelshoeveelheid is op zichzelf al voldoende om aan te nemen dat er van handel sprake is (hierbij wordt aangesloten bij de richtlijnen van het OM). Daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking hoeft niet aangetoond te worden;

  • b.

    de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het instandhouden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

  • c.

    er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet (ook bij minder dan een handelshoeveelheid harddrugs);

  • d.

    de wijze waarop de aangetroffen middelen zijn verpakt;

  • e.

    het aantreffen van handelsgeld en/of aanwezigheid van (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • f.

    de omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert (dit kan bijvoorbeeld blijken uit politieobservaties of verklaringen van gebruikers, omwonenden, getuigen etc.);

  • g.

    er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • h.

    er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet vooral gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, zoals geweld, mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen); aannemelijk is dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • i.

    er sprake is van overlast vanuit de woning, waaronder gewelds- en openbare orde delicten in of rond de woning;

  • j.

    er sprake is van ondeugdelijke of ondoorzichtige huurconstructies en niet ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen;

  • k.

    er is sprake van recidive door dezelfde persoon;

  • l.

    de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan gedacht worden aan de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit).

  • Indicatoren voorbereidingshandelingen

  • In de situatie dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen gelden de volgende indicatoren als verzwarende omstandigheden:

  • m.

    de aard van de stoffen of goederen (hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs);

  • n.

    de mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor productie van of handel in drugs;

  • o.

    de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het instandhouden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

  • p.

    de combinatie van aangetroffen stoffen (hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn, zoals grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, etc.);

  • q.

    de hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen;

  • r.

    de mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld, gebruikt of geproduceerd kunnen worden;

  • s.

    de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan naast de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit gedacht worden aan brandgevaar, risico’s verbonden aan het gebruik van chemicaliën, etc.).

Handhavingsmatrix verkoop dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs

Handhavingsrichtlijn: lokalen en bijbehorende erven

Constatering

1e overtreding

2e overtreding (binnen 5 jaar)

3e overtreding (binnen 5 jaar)

Verkoop van dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs in een lokaal en of op een bijbehorend erf

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

Verkoop van dan wel aanwezigheid van een handels-hoeveelheid softdrug bij verzwarende indicatoren en/of een handelshoeveelheid harddrugs in een lokaal en, of op een bijbehorend erf

Sluiting voor een periode van 9 maanden

Sluiting voor een periode van 18 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

Handhavingsrichtlijn: woningen en bijbehorende erven

Constatering

1e overtreding

2e overtreding (binnen 5 jaar)

3e overtreding (binnen 5 jaar)

Verkoop van dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs in een woning en of op een bijbehorend erf

Sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

(eventueel met inzet van de wet Victor, Woningwet artikel 14)

Verkoop van dan wel aanwezigheid van een handels-hoeveelheid softdrug bij verzwarende indicatoren en/of een handelshoeveelheid harddrugs in een woning en, of op een bijbehorend erf

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

(eventueel met inzet van de wet Victor, Woningwet artikel 14)

Handhavingsmatrix voorbereidingshandelingen

Handhavingsrichtlijn: lokalen en bijbehorende erven

Constatering

1e overtreding

2e overtreding (binnen 5 jaar)

3e overtreding (binnen 5 jaar)

Voorbereidingshandelingen in een lokaal en of op een bijbehorend erf

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

Voorbereidingshandelingen in een lokaal en of op een bijbehorend erf in combinatie met verzwarende omstandigheden

Sluiting voor een periode van 9 maanden

Sluiting voor een periode van 18 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

Handhavingsrichtlijn: woningen en bijbehorende erven

Constatering

1e overtreding

2e overtreding (binnen 5 jaar)

3e overtreding (binnen 5 jaar)

Voorbereidingshandelingen in een woning en of op een bijbehorend erf

Sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

(eventueel met inzet van de wet Victor, Woningwet artikel 14)

Voorbereidingshandelingen in een woning en of op een bijbehorend erf in combinatie met verzwarende omstandigheden

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

(eventueel met inzet van de wet Victor, Woningwet artikel 14)

3. Slotbepalingen

Deze beleidsregels zijn vastgesteld bij besluit van 24 juni 2019.

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

3.3 De Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet Gemeente Bunnik van 25 oktober 2016 worden ingetrokken.

4. Overgangsbepaling

Waarschuwingen en constateringen van overtredingen die voor inwerkingtreding van dit Damoclesbeleid zijn afgegeven of hebben plaatsgevonden worden aangemerkt als te zijn afgegeven of te hebben plaatsgevonden onder dit Damoclesbeleid. Dat betekent dat dergelijke waarschuwingen en geconstateerde overtredingen op basis van dit Damoclesbeleid aanleiding kunnen geven om over te gaan tot de volgende stap in dit Damoclesbeleid.

5. Citeertitel

De citeertitel van deze beleidsregels is “Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet 2019 gemeente Bunnik”

Aldus besloten op 24 juni 2019

R. van Bennekom,

burgemeester

Ondertekening