Regeling vervallen per 01-04-2021

Beleidsregel grote brandcompartimenten en dierverblijven

Geldend van 28-06-2007 t/m 31-03-2021

Intitulé

Beleidsregel grote brandcompartimenten en dierverblijven

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Door de invoering van het Bouwbesluit 2de fase op 1 januari 2003 wordt de brandweer geconfronteerd met bouwaanvragen van dierverblijven die de maximale compartimentgrootte van 1.000 meter (ruim) overschrijden. Tot die datum was het geoorloofd om grotere brandcompartimenten te realiseren zonder aanvullende maatregelen en/of voorzieningen variërend tussen de 2.500 [1] en 3.000 m2 [234]. In de uitgave "Een brandveilig gebouw bouwen" staat overigens aangegeven dat voor dierverblijven een maximale brandcompartimengrootte is vastgesteld op 1.250 m2 [5].

Om toch grotere brandcompartimenten voor dierverblijven te realiseren, wordt steeds vaker beheersbaarheid van brand toegepast. Op basis van deze berekeningen zijn brandcompartimenten met groottes tussen de 10.000 en 20.000 m2 mogelijk. Wanneer dan artikel 1 van de Brandweerwet in ogenschouw wordt genomen, blijkt dat de brandweer "er is voor het redden van mens en dier". Hierbij moet worden aangetekend dat tevens de brandweer een veilige repressieve inzet moet kunnen doen. Afgevraagd moet worden of de brandweer wel is in staat is om haar taak bij zulke grote brandcompartimenten te kunnen uitvoeren (en brand bestrijden en redden van dieren). Immers, er wordt vanuit gegaan dat de brandweer de brand aan kan met 1 tankautospuit.

Tevens is er het maatschappelijke verwachtingspatroon dat de brandweer komt redden en blussen. Preventief kan worden vastgesteld dat een brandcompartiment van 5.000 m2 bestaande uit verschillende bouwwerken is toegestaan en deze mag afbranden. Van de brandweer wordt verwacht dat zij tenminste een poging doen om een gedeelte te redden.[6] Aan de andere kant zijn er weer de belangen van de ondernemer die het liefst zo groot mogelijk wil bouwen in het kader van zijn bedrijfsvoering. Toch verwacht ook deze ondernemer (en in het verlengde zijn verzekeraar) dat de brandweer zijn veestapel en bouwwerken komt redden en/of veiligstellen in het geval dat er brand is ontstaan in een bouwwerk.

Kortom: er is een dilemma tussen brandveiligheidsregels opgesteld door rijksoverheid en bedrijfsvoering voor de ondernemer. Immers, "de ondernemer wil waf en de lokale brandweer toetst of een en ander mogelijk is rekeninghoudend met een richtinggevend kader.

1.2 Doel van dit rapport

Het doel van dit rapport is de mogelijkheden en onmogelijkheden (wet- en regelgeving) in beeld te brengen waarbij rekening wordt gehouden met brandveiligheidsaspecten en de bedrijfsvoering. Tevens dient de toetser handvatten te hebben met betrekking tot de toetsing van de bouwplannen waarbij de brandcompartimentgrootte groter is dan 1.000 m2.

1.3 Leeswijzer

Het hierboven beschreven dilemma wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zal nader in worden gegaan op de wet- en regelgeving aangevuld met eventueel aanwezige jurisprudentie. Hoofdstuk 5 zal ingaan op een aantal beschrijvingen uit de praktijk. Op basis van de hoofdstukken 3 tot en met 5 zullen in hoofdstuk 6 de conclusies worden getrokken.

2. Samenvatting

De commissie van commandanten van het district Eemland van de Veiligheidsregio Utrechtsland heeft de werkgroep preventie opdracht gegeven om te onderzoeken wat de (on)mogelijkheden zijn die de wetgeving, de jurisprudentie en de praktijk biedt om grotere brandcompatimenten toe te staan voor dierverblijven. Hierbij dient de werkgroep tevens een toetsingskader op te stellen.

Op basis van wet- en regelgeving en handboeken wordt geconcludeerd dat in het verleden grote brandcompartimenten dan 1.000 m2 (sinds 1 januari 2003) zijn toegestaan met een maximum tot 2.500 m2. Hierbij werd onderscheid gemaakt naar het soort dieren dat werd gehouden.

De grotere toegestane oppervlakten zijn, met de bijbehorende onderbouwing, toegestaan door de rechter in verschillende uitspraken.

Er is tevens "onderzoek" gedaan naar de branden in dierverblijven. Met name is gekeken naar de inzet van de brandweer, de gevolgen van de brand en de problemen tijdens de brandbestrijding. Geconcludeerd wordt dat de bluswatervoorziening niet overal optimaal is.

Op basis van deze bevindingen is een aangepast toetsingskader ontwikkeld waarbij alleen is aangegeven wat de wijzigingen zijn als er een gelijkwaardige is toegestaan. Deze is beschreven in bijlage B. Kort samengevat komt dit toetsingskader neer op:

  • -

    een dierverblijf mag gebouwd worden zonder een rapport van beheersbaarheid van brand tot een compartimentsgrootte van 2.500 m2. Hierbij moet worden opgemerkt dat er onderscheid gemaakt wordt naar het soort dieren dat in het dierverblijf wordt gehouden en de toegestande hoogte van de eventuele verblijfsvloer. Daarnaast mag er geen opslag plaatsvinden van brandbare materialen zoals hooi en stro.

  • -

    de loopafstand is maximaal 45 meter (heeft te maken met de maximale inzetdiepte van 90 meter)

  • -

    de brandslanghaspels kunnen formeel niet worden "geëist" aangezien er geen regels mogen worden gesteld die zwaarder zijn dan het bouwbesluit. Echter, het gebruik brandslanghaspels is zeer effectief bij het uitdrijven van dieren (met name rundvee).

  • Voorgesteld wordt om brandslanghaspels dringend te adviseren.

  • -

    het voorhanden hebben van voldoende bluswater. Hierbij wordt gesteld dat bij een groot brandcompartiment dit tenminste 90m3 per uur moet zijn volgens de handleiding "bluswatervoorziening en bereikbaarheid" van de NVBR.

Tijdens de looptijd van het project is er een groeiende belangstelling ontstaan van andere regionale brandweren en onder andere een verzekeraar. Zowel de eigen regionale brandweer als andere regionale brandweren onderschrijven dit document. Ook de verzekeraar kan, bekeken vanuit een andere optiek, zich vinden in het document inclusief de uitwerking.

Probleemstelling

3.1 Beschrijving van het probleem

Door de invoering van het Bouwbesluit 2de fase op 1 januari 2003 wordt de brandweer geconfronteerd met bouwaanvragen van dierverblijven die de maximale compartimentgrootte van 1.000 meter (ruim) overschrijden. Tot die datum was het geoorloofd om grotere brandcompartimenten te realiseren zonder aanvullende maatregelen en/of voorzieningen variërend tussen de 2.500 en 3.000 m2. In de uitgave "Een brandveilig gebouw bouwen" staat overigens aangegeven dat voor dierverblijven een maximale brandcompartimentgrootte is vastgesteld op 1.250 m2.

Om toch grotere brandcompartimenten voor dierverblijven te realiseren, wordt steeds vaker beheersbaarheid van brand toegepast. Op basis van deze berekeningen zijn brandcompartimenten met groottes tussen de 10.000 en 20.000 m2 mogelijk. Wanneer dan artikel 1 van de Brandweerwet in ogenschouw wordt genomen, blijkt dat de brandweer "er is voor het redden van mens en dier". Hierbij moet worden aangetekend dat tevens de brandweer een veilige repressieve inzet moet kunnen doen. Afgevraagd moet worden of de brandweer wel is in staat is om haar taak bij zulke grote brandcompartimenten te kunnen uitvoeren (en brand bestrijden en redden van dieren). Immers, er wordt vanuit gegaan dat de brandweer de brand aan kan met 1 tankautospuit.

Aan de andere kant zijn er weer de belangen van de ondernemer die het liefst zo groot mogelijk wil bouwen in het kader van zijn bedrijfsvoering. Toch verwacht ook deze ondernemer (en in het verlengde zijn verzekeraar) dat de brandweer zijn veestapel en bouwwerken komt redden en/of veiligstellen in het geval dat er brand is ontstaan in een bouwwerk.

Kortom: er is een dilemma tussen brandveiligheidsregels opgesteld door rijksoverheid en bedrijfsvoering voor de ondernemer. Immers, "de ondernemer wil waf en de lokale brandweer toetst of een en ander mogelijk is rekeninghoudend met een richtinggevend kader.

3.2 Probleemstelling

Om uiteindelijk tot een eindproduct te komen waar 'iedereen tevreden over is', zal gewerkt worden van een centrale probleemstelling met afgeleide vragen. De probleemstelling luidt:

Tot welke brandcompartimentgrootte kan de brandweer recht doen aan de uitgangspunten genoemd in artikel 1, lid 4 van de Brandweerwet in relatie tot de belangen van de ondernemer.

Afgeleide vragen hierbij is:

  • Is er onderscheid te maken tussen diersoorten en de maximale brandcompartimentgrootte?

3.3 Afbakening

De projectgroep zal de probleemstelling alleen uitwerken voor grote brandcompartimenten waarin dieren verblijven. Het Bouwbesluit definieert deze bouwwerken als lichte industrie. Alle andere gebruiksfuncties vallen buiten de probleemstelling.

Daarnaast begrenst de wet- en regelgeving de uitwerking van het onderzoek. Daar waar handreikingen, leidraden en andere vormen van geen formele wet- en regelgeving worden gebruikt, zal nagegaan worden waarvoor deze informele wet- en regelgeving is bedoeld/uitgesloten.

3.4 Uitwerking probleemstelling

In de werkgroep preventie van het district Eemland heeft elke gemeente een vertegenwoordiger afgevaardigd. Uit hun midden is een projectgroep geformeerd die de opdracht van de Commissie van Commandanten heeft gekregen om de brandveiligheidsaspecten te beschrijven van grote brandcompartimenten bij dierverblijven.

Tevens is meegegeven om voorstellen te doen voor brandpreventieve voorzieningen rekeninghoudend met de beperkingen die de wet- en regelgeving geeft.

De projectgroep bestond uit:

  • Leo van de Tweel (voorzitter/brandweer Leusden);

  • Roelof Willemze (secretaris/brandweer Bunschoten);

  • Rene Mulder (brandweer Woudenberg), en

  • Niels van Veen (brandweer Amersfoort).

De projectgroep is stapsgewijs gekomen tot de leidraad zoals deze is opgenomen in bijlage B. De stappen die zijn genomen komen overeen met de inhoudsopgave, en zijn:

  • Probleemstelling;

  • Wet- en regelgeving;

  • De praktijk, en

  • Conclusies.

Tussentijds heeft de projectgroep de werkzaamheden teruggekoppeld aan de werkgroep preventie.

Gedurende looptijd van het project is er een groeiende belangstelling ontstaan voor dit document vanuit de eigen regio, de regionale brandweren van Noord-Brabant, Zeeland en Noord en Oost Gelderland. Ook een verzekeringsmaatschappij heeft vanuit zijn optiek belangstelling getoond. De regionale brandweren en de verzekeringsmaatschappij konden zich vinden in de toepassing van de leidraad in bijlage B van dit rapport en de onderbouwing daarvan (de hoofdstukken 4 - 6).

4. Wet- en regelgeving

4.1 Algemeen

De wet- en regelgeving rond het bouwen van bouwwerken is vrij eenvoudig. Immers, vanuit de Woningwet wordt het Bouwbesluit aangestuurd waarin de eisen zijn beschreven waaraan een (brandveilig) bouwwerk dient te voldoen. Echter, wanneer de aanvrager de 'magische grens' van 1.000 m2 gebruiksoppervlak wil overschrijden wordt het een complexe aangelegenheid.

In dit hoofdstuk zal de geldende wet- en regelgeving worden beschreven op het gebied van brandveiligheid en grote brandcompartimenten. Daarnaast zullen leidraden, concepten en andere vormen van niet formele wet- en regelgeving worden beschreven die worden aangestuurd door de formele wet- en regelgeving. Tenslotte zal, voor zover aanwezig en bekend, jurisprudentie op dit gebied worden aangehaald.

4.2 Huidige Wet- en regelgeving

Woningwet

In artikel 2 van de Woningwet staat aangegeven dat er een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is die eisen stelt aan onder andere 'andere gebouwen en bouwwerken' uit oogpunt van veiligheid voor zowel bestaande als nieuwe gebouwen en bouwwerken. Dit is de AmvB Bouwbesluit.

In artikel 40 van de Woningwet is geregeld dat het verboden is te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

Bouwbesluit

In artikel 1, lid 3 is bepaald dat een gebruiksfunctie voor agrarische doeleinden een industriefunctie heeft. Aangezien het een ruimte is waarin activiteiten plaatsvinden waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt, is er sprake van lichte industrie. In de toelichting van het bouwbesluit wordt bij dit artikel aangegeven dat een koeienstal gezien dient te worden als een vorm van lichte industrie.

De maximale brandcompartimentgrootte voor nieuwbouw is geregeld in artikel 2.105, lid 4. In

dit artikel wordt verwezen naar de grenswaarde in tabel 2.103. In deze tabel staat aangegeven dat een brandcompartiment voor een lichte industriefunctie maximaal 1.000 m2 gebruiksoppervlak mag beslaan.

Met brandcompartimentering wordt beoogd de ongehinderde uitbreiding van een brand te beperken tot een gedeelte van het gebouw. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat de brand in korte tijd een zodanige omvang aanneemt dat zij voor de brandweer niet meer is te beheersen. [7]

Afdeling 2.22 van het Bouwbesluit gaat over grote brandcompartimenten. In artikel 2.200 staat grote brandcompartimenten toe, indien deze is ingericht dat het brandveilig is. In artikel 2.202 wordt aangegeven aan welke voorwaarden de maximale loopafstanden dienen te voldoen.

Op grond van deze afdeling is het toegestaan dat een gebouw in een of meer brandcompartimenten wordt ingedeeld die groter zijn dan is bedoeld in paragraaf 2.14.1. Het doel van de voorschriften is te bereiken dat deze grote brandcompartimenten zodanig zijn ingericht, dat zij eenzelfde mate van brandveiligheid bieden als is gewaarborgd door de voorschriften voor brandcompartimenten die wel vallen binnen de in paragraaf 2.14.1 bedoelde maximummaten. Terzake van het beperken van branduitbreiding wordt verwezen naar het rapport van ingenieurs/adviesbureau SAVE 'beheersbaarheid van brand, bouwstenen voor regelgeving' van oktober 1995. [8]

Artikel 1.5 van het Bouwbesluit (Gelijkwaardigsheidsoplossing) biedt de aanvrager van een bouwvergunning de mogelijkheid om van de prestatie-eis af te wijken zoals gesteld in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit. De aanvrager moet dan aantonen dat het bouwwerk tenminste eenzelfde mate van veiligheid biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift.

Om deze gelijkwaardigheid aan te tonen moet teruggegrepen worden naar de brandveiligheidsconcepten. In het geval van deze nota is het brandbeveiligingsconcept Industriegebouwen van toepassing [9].

De vereniging Stadswerk en de Verenging Nederlandse Gemeenten heeft inmiddels een aantal standaard gelijkwaardige oplossingen opgesteld. Echter, voor agrarische bedrijven zijn deze nog niet ontwikkeld.

Het bovenstaande geldt in grote mate voor nieuwbouw (conform het Bouwbesluit 2003 (2005). In huidige versie van het bouwbesluit voor bestaande bouw staat aangegeven dat een brandcompartiment tot 3.000 [10] m2 voor lichte industriefuncties is toegestaan.

Brandweerwet

In artikel 1, lid 4 van de Brandweerwet zijn de taken van de brandweer omschreven. Dit artikel luidt:

Burgemeester en wethouders hebben de zorg voor:

  • a.

    Het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al wat daarmee verband houdt;

  • b.

    Het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.

De taken die hier beschreven zijn in de veiligheidsketen kort samen te vatten met de schakels preventie en repressie (zowel brand als hulpverlening). Hoewel, niet expliciet genoemd zoals dat wel het geval fs bij hulpverlening, is de brandweer bij brand er ook voor het redden van mens en dier. Immers, dit is verwoord in het laatste gedeelte van sub a. "en al wat daarmee verband houdt".

4.3 Verouderde regelgeving

In het Bouwbesluit dat van toepassing was voor 2003 zijn voor niet-woningen 2 functies omschreven te weten logiegebouwen en kantoorgebouwen. Andere gebouwtypes waren op dat moment niet beschreven. Dierverblijven werden dan ook veelal getoetst aan andere referentiekaders aangezien er alleen functionele eisen waren geformuleerd voor de gebouwen waarvoor geen prestatie eisen waren geformuleerd in het Bouwbesluit.

In veel gevallen werd het boekwerk "Een brandveilig gebouw bouwen" van de Nederlandse Brandweer Federatie gebruikt.

In het Bouwbesluit van 1992 was industriegebouw omschreven als:

"gebouw of gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte blijkens zijn constructie en inrichting is bestemd voor doeleinden van bedrijfsmatig of opslag van materialen of goederen, het bedrijfsmatig telen of opslaan van gewassen of het bedrijfsmatig houden van dieren".

In het boekwerk "Een brandveilig gebouw bouwen [11]" zijn "eisen" opgenomen voor dit type gebouw. Deze eisen zijn opgenomen in bijlage A van dit rapport.

Samenvattend komen de regels uit de NFB boek voor dierenverblijven (een verblijfsvloer tot 5 meter) neer op het volgende:

  • 2.500 m2 gebruiksoppervlak voor een dierenverblijf;

  • met uitzondering voor paarden-, pluimvee en varkensverblijven (maximaal 1.250 m2 gebruiksoppervlak)

  • lengte van het compartiment maximaal 70 meter

  • De brandwerendheid van de brandcompartimentswanden en/of vloeren hebben een waarde van ten minste 30 minuten.

  • De variabele vuurlast dient beneden de 570 MJ/m2 te blijven.

4.4 Jurisprudentie

Er zijn een aantal rechtelijke uitspraken die ingaan op de gestelde eisen van het bevoegde gezag ten aanzien van de grootte van het brandcompartiment. In deze paragraaf zal kort worden ingegaan op de kern van deze uitspraken.

Afdeling bestuursrechtspraak, 10 oktober 1996, H 01.95.0356

Bij een bouwaanvraag voor het oprichten van varkenstallen heeft het college van burgemeester en wethouders bij de beoordeling een norm van 1.250m2 per brandcompartiment gehanteerd. De rechtbank concludeert dat een varkensstal als verblijfruimte en daarmee als verblijfsgebied aan te merken is.[12] Het college heeft bij de beoordeling advies ingewonnen bij diverse brandweren die uitgaan van een maximale brandcompartimentgrootte van 1.250 m2 zonder aanvullende eisen en voorzieningen. Deze grootte is een landelijk gemiddelde die later is overgenomen door de Nederlandse Brandweer Federatie.

Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 14 december 1998, K 01.98.0277

Brandcompartimentering van mestkuikenstal. De voorzitter is gebleken dat op grond van artikel 186 van het Bouwbesluit door burgemeesteren wethouders geëiste compartimentering van de stal niet onjuist is te achten. Burgemeester en wethouders hebben voor de desbetreffende stal, mede op basis van het advies van de Regionale Brandweer Zeeland, een norm van 1.250 m2 per brandcompartiment gehanteerd. Deze norm is ontleend aan de publicatie Een brandveilig gebouw bouwen van de Nederlandse Brandweer Federatie (1994, gewijzigd in 1997), waarin in artikel 10, lid 2, onder tabel 10-2 is gesteld: "voor dierenverzorgingsgebouwen voor varkens, pluimvee en paarden is de maximale compartimentgrootte 1.250 m2, waarbij de maximale lengte van het compartiment 70 meter mag bedragen".

Voorzieningenrechter Rechtbank Almelo, 20 juli 2004, 04/582

De ambtenaar brandweerzaken/officier brandpreventie van de gemeente heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende kenbaar gemaakt, dat de onderhavige vleeskuikenstal een mate van veiligheid biedt die tenminste gelijk is aan de mate van veiligheid die is beoogd met de bij of krachtens artikel 186 van het Bouwbesluit gegeven voorschriften. In zijn memo wordt ten aanzien van compartimentering opgemerkt dat in de op dit bouwplan van toepassing zijnde voorschriften van het Bouwbesluit geen specifieke maat wordt gegeven voor de oppervlakte van een brandcompartiment. Nu er naar de menig van de ambtenaar geen gevaar is voor brandoverslag naar belendingen en niet te verwachten is dat er bij brand een onbeheersbare situatie zal ontstaan, is er volgens hem geen bezwaar tegen om de gebouwen -vleeskuikenstal en werkruimte/loods- te zien als twee afzonderlijke brandcompartimenten met een groter oppervlak dan 1.000 m2. De voorzieningenrechter acht deze memo al hierom niet adequaat nu daaruit niet valt op te maken dat de betreffende ambtenaar bij het opstellen van zijn advies een vleeskuikenstal voor ogen heeft gestaan bestaande uit twee afzonderlijke stalruimten met elk een vloeroppervlakte van circa 1.700 m2 en een lengte van ruim 89 m, zoals de Maatschap X die volgens de bouwtekeningen wenst te realiseren.

Gelet op het vorenstaande is het onderhavige bouwplan in strijd met het Bouwbesluit en doet zich mitsdien de weigeringgrond als genoemd in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet voor. Verweerder (het college) had de bouwvergunning voor een vleeskuikenstal met de thans voorziene constructie, zonder brandcompartimentering, dan ook op die grond moeten weigeren.

Hoge Raad, afdeling bestuursrechtspraak, 5 juli 2006

Het college van B&W is bij het bepalen van de brandveiligheid (van een vleeskuikenstal) uitgegaan van de rapporten van DLV Bouw, milieu en technieK DLV) en van het Nibra. In het rapport van DLW wordt berekend dat de vergunde compartimentsgrootte van 3.445 m2 op grond van het concept "Beheersbaarheid van Brand" van het ministerie van Binnenlandse Zaken van oktober 1995 kan worden toegestaan. De juistheid van de door DLV uitgevoerde berekening wordt door het Nibrain zijn rapport bevestigd, waarbij opgemerkt wordt dat de berekening zelfs aan de ruime kant is. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het college van B&W op grond van genoemde rapporten het standpunt mocht innemen dat het bouwplan voldoet aan de in artikel 193 van het Bouwbesluit gestelde eise dat de mate van veiligheid van het gebouw ten minste gelijk is aan de mate van veiligheid die is beoogd met het betreffende bij of krachtens artikel 186 gegeven voorschrift.

4.5 Verwezen vanuit regelgeving

Beheersbaarheid van Brand

In 1995 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken het brandbeveiligingsconcept Beheersbaarheid van Brand gepubliceerd. Het doel van het rapport is het beperken van de branduitbreiding uit oogpunt van beheersbaarheid. Gelet op de specifieke kenmerken van zogenaamde 'slaapgebouwen' (hotels, gevangenissen e.d.) is dit concept op dit gebouwsoort niet van toepassing. Hoewel het de bedoeling was om beheersbaarheid van brand alleen te gebruiken voor opslaggebouwen wordt dit brandbeveiligingsconcept inmiddels voor vrijwel alle niet-slaapgebouwen gebruikt.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de opdracht gegeven om het brandbeveiligingsconcept beheersbaarheid van brand te herschrijven. Verwacht wordt dat de nieuwe versie van dit concept in de eerste helft van 2007 wordt gepubliceerd.

Uit een conceptversie [13] blijkt dat beheersbaarheid van brand niet toegepast mag worden op dierverblijven groter dan 2.500 m2. Bij een omvang minder dan 2.500 m2 is maatregelpakket I van toepassing.

In dit basispakket is de totale vuurlast aan- en in het brandcompartiment beperkt tot 300 ton vurenhoutequivalent (= 5.700 GJ). De gemiddelde vuurbelasting geeft dan aan hoe groot het brandcompartiment mag zijn (maximaal 2.500 m2 voor dierverblijven). Wanneer het beoogde gebruik een hogere vuurlast inhoudt, is een onderverdeling in meer brandcompartimenten nodig.

De eisen aan de omhulling van brandcompartimenten volgens pakket I, hangen vooraf af van de zogenaamde maatgevende vuurbelasting. Afhankelijk van de maatgevende vuurbelasting, de omvang van de brandscheidingen en de evntuele vrije ruimte langs gevels, moet men extra marge nemen in de WBDBO van de omhulling. De totale WBDBO-eis kan per zijde variëren van 60 tot 240 minuten. De aanbouw of opbouw vertaalt deze eis direct in onder andere de vereiste brandwerendheid van de scheidingswand.

Het aantal enkelvoudig uitgevoerde verbindingen naar naburige compartimenten in deze scheiding is beperkt tot twee. Aanvullende verbindingen moeten dubbel worden uitgevoerd.

Voor vrijstaande gegevels hangt de precieze eis mede af van de situering; vooral van de voor de gevel aanwezige afstand. De methode bevat een specifieke berekening van de afstandsbijdrage tot WBDBO.

Overigens, wordt opgemerkt dat bij de toepassing van beheersbaarheid van brand er vanuit wordt gegaan dat de brand die beheerst moet worden, wordt beheerst door één standaard tankautospuit.

Een brandveilig gebouw bouwen

In een aantal documenten en uitspraken wordt verwezen naar de uitgave 'Een brandveilig gebouw bouwen' van de Nederlandse Brandweer Federatie. Op pagina 19 staat aangegeven een industriegebouw met een hoogste verblijfvloer lager dan 5 meter maximaal 2.500 m2 groot kan zijn. Hierbij wordt verwezen naar artikel 10 [14], lid 2 van de uitgave.

In dit artikel wordt verwezen naar een tabel waarbij bij een industriegebouw een noot is aangetekend. Bij deze noot staat aangegeven: "Voor dierenverzorgingsgebouwen voor varkens, pluimvee en paarden is de maximale compartimentgrootte 1.250 m2, waarbij de maximale lengte van het compartiment 70 meter mag bedragen.

In de toelichting op dit artikel staat aangegeven:

"Als een richtlijn kunnen de uitgangspunten en de berekeningsmethoden worden gehanteerd die vermeld staan in het onderzoeksrapport uit de serie Brandbeveiligingsconcepten van het ministerie van Binnenlandse zaken Beheersbaarheid van brand met de bijbehorende berekeningsmethoden.

Onder de categorie industriegebouwen vallen ook de zogeheten dierenverzorgingsgebouwen.

In deze gebouwen komen zeer grote aantallen dieren voor, waardoor het redden van de dieren bij een calamiteit grote problemen kan opleveren. Voor bepaalde soorten dieren is een kleiner maximaal oppervlak van het brandcompartiment toegestaan."

Brandbeveiligingsconcepten

Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft in 1995 de brandbeveiligingsconcepten gepubliceerd. Deze concepten zijn niet bedoeld as regelgeving maar vormen wel een kader voor de regelgeving en kunnen gebruikt worden als leidraad voor de toetsing van een gelijkwaardige oplossing. Voor dierverblijven is het brandbeveiligingsconcept Industriegebouwen van toepassing [15].

Het brandbeveiligingsconcept beschrijft een aantal algemene uitgangspunten voor bouwwerken. Deze algemene uitgangspunten zijn:

  • 1.

    de kans dat gebruikers van een bouwwerk, brandweerpersoneel, andere hulpverleners en derden, slachtoffer worden van een brand moet aanvaardbaar klein zijn;

  • 2.

    een brand moet binnen aanvaardbare grenzen kunnen worden gehouden;

  • 3.

    de kans dat ten gevolge van brand niet-acceptabele milieuverontreiniging optreedt, moet aanvaardbaar klein zijn, en

  • 4.

    de kans op materiele schade ten gevolge van brand moet in een redelijke verhouding staan tot de kosten van maatregelen en voorzieningen om die schade te beperken.

In het brandbeveiligingsconcept wordt niet gesproken over het redden van dieren, wel om neveneffecten te voorkomen. Tevens geeft het concept inzicht de maatregelen die genomen kunnen worden waaruit gelijkwaardigheid kan blijken/worden getoetst.

4.6 Overige

Inventarisatie grote brandcompartimenten

Het PRC Bouwcentrum heeft de opdracht gekregen om een inventarisatie te maken van grote brandcompartimenten. Aanleiding vormt de prestatie-eis voor brandcompartimenten, die sinds 1 januari 2003 [16] van kracht is, waardoor een brandcompartiment niet groter mag zijn dan 1.000 m2.

Het PRC Bouwcentrum beschrijft in zijn rapport van april 2003 tien gebouwen maar geen van deze gebouwen is een stal/dierverblijf. Wel wordt in de inleiding aangegeven dat de koepelorganisatie LTO de overheid heeft verzocht om de grenswaarde van 1.000 m2 in heroverweging te nemen. "Gelet ook op het feit dat grotere brandcompartimenten ook in andere sectoren dan de landbouw worden toegepast, heeft de toenmalige Staatssecretaris van VROM, aan de Tweede Kamer toegezegd om in het algemeen te zullen bezien of het wenselijk en noodzakelijk is de functionele brandveiligheidseisen voor nieuwe gebouwen met grote brandcompartimenten (groter dan 1.000 m2) om te zetten in prestatie-eisen".[17]

Het ministerie van VROM is gevraagd of er inmiddels op bovenstaande toezegging ontwikkelingen zijn te melden. Geantwoord [18] is dat het een beleidskeuze van zowel het ministerie van VROM als van het ministerie BZK is om dierenverblijven zowel in het rapport grote brandcompartimenten als in de nieuwe versie van beheersbaarheid van brand niet op te nemen/uit te sluiten. Er zal vanuit het ministerie van VROM geen andere aanpassing van de regelgeving op dit terrein plaatsvinden in de nabije toekomst.

Brandweerzorgnormen

Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft in 1992 de handleiding brandweerzorg gepubliceerd. In deze handleiding wordt een rekenmethodiek verklaard waaruit de gemeentelijke brandweer zijn brandweerzorg (de zorgnorm) kan afleiden. Op basis van de soorten gebouwen, de gevaren voor de aanwezige personen, de brandrisico's e.d kan worden bepaald met welk materieel binnen welke tijd bij welke type gebouw de brandweer aanwezig 'moet' zijn.

Voor zogenaamde landbouwbedrijfsgebouwen [19] wordt aangegeven dat de brandweer met 10 minuten ter plaatse is met één tankautospuit. De te blussen brand bestaat uit 1 ruimte (het brandcompartiment) en de brand is uitslaand. De taken hierbij zijn:

  • controle van de ruimte onder vermelde omstandigheden;

  • controle van andere ruimten;

  • het beheersen van de brand binnen 1 uur, en

  • beheersen/blussen met hoge druk.

Hierbij wordt uitgegaan dat:

  • personeel wakend is, en

  • er een gemiddelde ontwikkeling van brand is.

Er is geen specifieke brandweerhulp nodig waarbij de brandweer alleen als taak heeft het doorzoeken van het gebouw om zeker te stellen dat iedereen het heeft verlaten.

Afgevraagd moet worden of het beheersen/blussen van een uitslaande brand met hoge druk realistisch is.

Discussiegroepen

In een aantal forums zijn vragen gesteld over grote brandcompartimenten en dierverblijven.

Hoewel in de conceptversie van Beheersbaarheid van Brand staat aangegeven dat dierverblijven/stallen zijn uitgesloten, zullen de discussies wel worden aangehaald. Reden is dat dit de enige discussies zijn op dit gebied en het nog niet zeker is of dit gebouwtype wordt opgenomen in de nieuwe versie van beheersbaarheid van brand en onder welke omstandigheden beheersbaarheid van brand wordt toegestaan.

De algemene lijn van deze verschillende discussies/vragen is:

  • Gestelde vraag: "Is levende haven onderdeel van de vuurlast?" [20].

  • De antwoorden/reacties:

    • Wel bij kippen omdat deze dieren op een hoop gaan zitten en niet te redden zijn uit het gebouw.

    • Tevens wordt aangegeven dat wanneer gekozen wordt voor geen binnenaanval de levende have moet worden meegenomen bij de variabele vuurlast.

    • Tenslotte geeft iemand aan dat binnen zijn regionaal planbeoordelaarsoverleg is besloten geen gelijkwaardigheid toe te passen bij varkensverblijven groter dan 1.000m2.

  • Gestelde vraag: "Mag ik beheersbaarheid van brand toepassen als gelijkwaardigheid in deze aanvraag (varkenstal, BC 8.000m2, dieren meegenomen uitkomst 17.000 m2 is toegestaan)?' [21]

  • Reacties:

    • Ja, wanneer ook de vluchtroutes e.d. voldoen.

  • Gestelde vraag: "Kan ik een brandcompartiment maken groter dan 1.000m2 (rundvee, 1.400m2) [22]?"

    • Ja, rapport beheersbaarheid van brand of sprinkler (onzin in een stal).

    • Probleem lange aanvalsweg en (zeer) brandbaar hooi en veevoer in gangpaden.

    • Probleem is redden van mens en dier.

    • Gestresste dieren worden afgemaakt, waarom dan een gestresst dier redden.

  • Gestelde vraag: "Tot welke omvang van een brandcompartiment ga je als je ook dieren wilt redden?" [23]

    • Gestresste dieren worden afgemaakt.

    • Het leefniveau van deze dieren is al zo laag, dus het maakt niet uit.

Beleid van andere gemeenten

Er zijn een aantal gemeente die beleid hebben geformuleerd en vastgesteld ten aanzien van beheersbaarheid van brand.

Gemeente Hardenberg

De gemeente Hardenberg heeft een beleid opgesteld voor het houden van kippen in grote brandcompartimenten. Echter, niet bekend is wat dit beleid inhoudt.

Gemeente Den Bosch

De gemeente Den Bosch heeft praktijkrichtlijn vastgesteld voor brandpreventie. Op hoofdlijnen zijn er eisen gesteld aan:

  • Vuurlast;

  • Afmetingen;

  • Constructie;

  • Vluchtwegen (afhankelijk van het soort dieren);

  • Installaties en

  • Blusmiddelen.

Gemeente Someren

De gemeente Sommeren heeft een soortgelijk document opgesteld als de gemeente Den Bosch met betrekking tot dezelfde onderwerpen waar zij (aanvullende) eisen stellen. Echter, deze zijn afhankelijk van de omvang van het brandcompartiment. Er wordt geen onderscheid gemaakt in het soort vee.

5. De praktijk

In dit hoofdstuk wordt de praktijk belicht. Immers, op papier kan een hoop goed geregeld zijn maar de praktijk is toch vaak de waarheid. Oftewel de vertaling van de theorie naar de praktijk. Naast een overzicht van branden in de afgelopen jaren in dierverblijven, wordt gekeken naar de bouw van dierverblijven. Hoewel de dierverblijven altijd lang en smal zijn, zijn er toch grote verschillen in opbouw, ventilatie en ontsluiting. In deze paragraven zal tevens worden beschreven wat de reactie (vluchtgedrag) van deze dieren is. Daarnaast zal de praktijk worden beschreven van een brandweerinzet.

Om een goed beeld te krijgen van de verschillende stallen zijn er bezoeken afgelegd aan een kippenstal in Woudenberg en een varkensstal in Sint Hubertus.

5.1 Branden in dierverblijven

In de afgelopen jaren zijn een aantal dierverblijven getroffen door brand. Voor dit onderzoek is via internet gezocht naar deze incidenten. Hieronder zijn deze incidenten opgesomd met daarbij enkele aanvullende gegevens.

Rundvee Datum

Plaats

Dode dieren

Geredde dieren

Bijzonderheden

16-10-....

Hollandsche Rading

240

13

Slechte brandwerende scheiding, probleem waterwinning en flashover

31-05-2004

Hapert

 

84

Tractorbrand

17-12-2006

Sondel

10-15

?

 

17-12-2006

Wijckel

alle

 

Brand ontstaan naast de melkstal

 

 

 

 

 

Pluimvee

 

 

 

 

03-07-2001

Hollandscheveld

?

?

Ventilatiesysteem

21-01-2002

Wedde

16.000

 

 

02-03-2002

Venlo

26.500

 

Straalkachel die houtkrullen liet ontbranden. Asbest

02-09-2002

Siddeburen

24.000

 

Asbest

25-03-2003

Mariahout

?

?

Asbest (2 TS'n, 1 HW, 1 OvD en AGS

30-03-2003

Valtherblokken

20.000 kuikens

Enkele kuikens

 

16-06-2005

Vinkel

25.000 kuikens

 

Asbest

26-07-2005

Hazerswoude

30.000 kuikens

 

Asbest. Schuur van 70x20 meter. Brandvertragend materiaal gebruikt.

09-10-2005

Scherpenzeel

46.000

 

Versnelling brandvoortplanting via droge brandbare ontlasting. Bluswater probleem.

25-10-2005

Oirlo

7.000

 

Asbest op dak

05-02-2006

Witharen

20.000

 

Schuur van 20x70 meter

30-04-2006

Bergentheim

20.000

 

Inzet 3 TS'n woning en andere schuur behouden.

Varkens

 

 

 

 

25-01-2005

Oedelem

250

-

Vallende brandende isolatieplaten

18-12-2006

Lemelerveld

300

-

 

5.2 Pluimveestal

Hoewel het pluimee 'scharrelt' [24] in een stal, kunnen de dieren niet naar buiten. Deuren zijn slechts aanwezig om af en toe een schotel naar binnen te kunnen rijden en mansdeuren voor de werknemers. De deuren zijn aan de binnenzijde afgesloten om te voorkomen dat kwaadwilligen de deuren zullen openen.

Er is een vorm van automatische ventilatie. Wanneer de temperatuur eem maximum bereikt, gaan ventilatoren warme lucht afvoeren. Frisse lucht wordt ingelaten door middel van luiken die handmatig of automatisch geoepend kunnen worden. Het is ook mogelijk dat er aan de bovenzijde kippengaas zit die aan de binnen- of buitenzijde kan worden afgesloten met zijl.

Het is niet ongebruikelijk dat kippenschuren bestaan uit meerdere etage's, die niet brandwerend zijn gescheiden.

De mest van kippen is droog. Er zijn kippenschuren die de mest met een lopende pand afvoeren. Echter, dit zal niet op alle plaatsen mogelijk zijn (looppaden). Hierdoor is het mogelijk dat de zeer brandbare mest zich opstapeld tot een koek van tenminste 4 centimeter dikte. Ook de eieren worden met een lopende band afgevoerd. De lopende banden zullen door (brandwerende) scheidingen lopen.

Het kan voorkomen dat een kippenschuur is gecompartimenteerd met hekwerken vanaf de grond tot het plafond/de nok. Dit is om te voorkomen dat er paniekreacties van kippen als een soort van wave door de gehele schuur gaan, waardoor ophoping van kippen gaat ontstaan.

Kippen kennen geen vluchtgedrag. Als ze buiten worden gebracht zullen ze weer naar binnen gaan. Daarnaast kruipen ze op elkaar op hopen. Een brandende kip zal proberen te vliegen en daarmee andere kippen aansteken.

Pluimveestallen hebben in de meeste gevallen een omvang van 25.000 kippen per stal.

Hieronder zijn een aantal foto's opgenomen die specifiek zijn kippenstallen

Lopende band door BC-scheiding Lengte van, afstand tussen en verdiepingsvloeren in kippenschuren.

Op basis van beheersbaarheid van brand toegestaan als 1 brandcompartiment (1 tankautospuit), 3 schuren met verdiepingen met kippen.

Hoeveelheid dieren en lengte van dierenverblijf transportband met eieren

5.3 Varkensstal

Een varkensstal is net zoals een kippenstal afgesloten zodat de dieren niet naar buiten kunnen. De dieren liggen in hun eigen box samen met de biggen. Het aantal dieren is niet te schatten aangezien alleen de zeugen en eventuele beren zijn geteld. Net zoals kippen kennen varkens geen vluchtgedrag en zullen weer terug gaan naar hun eigen box.

Varkensstallen zijn zeer goed geïsoleerd. Vaak gebeurd dit met glaswol aangezien steenwol vocht opneemt. Dit glaswol is niet zeer brandbrandbaar maar levert wel een aanzienlijke rookbijdrage. Andere schuimachtige materialen zijn zowel zeer brandweer als ook leveren zij een forse rookbijdrage.

Hoewel het uitdrijven van dieren een oplossing lijkt is dit een moeilijke opgave gelet op de grote hoeveelheid boxen die er zijn. Daarnaast zal niet bij elke type varkensschuur een opening zijn waardoor de dieren naar buiten kunnen.

Afhankelijk van de wijze van fokken zal er weinig of veel brandbaar materiaal zoals hooi en stro aanwezig zijn.

Gesteld kan worden, dat hoe intensiever de varkenshouderij is hoe moeilijker dieren gered kunnen worden.

Hieronder zijn een aantal voorbeelden opgenomen van verschillende typen stallen.

5.4 Rundveestal

Kenmerkend van een rundveestal is dat deze vaak aan één van de kopse kanten grote deuren heeft zodat de dieren de wei in kunnen. Ventilatie zal vaak op natuurlijke basis plaatsvinden in de zogenaamde open stallen. Tussen de wand en het dak is de opening afgesloten met zogenaamd windbreekgaas. In het gangpad ligt voedsel voor de dieren. Vaak is dat hooi (brandbaar) of kuilgras (vochtig).

Rundvee laat zich makkelijk naar buiten drijven. Voordeel hierbij is dat er sprake is van kuddegedrag zodat als de voorste naar buiten gaat de rest zal volgen.

foto: Veehouderij "De Verwondering"

5.5 Paardenstal

In een paardenstal heeft elk paard zijn eigen box. De deuren van de stallen zijn van buitenaf te openen waarbij wordt aangetekend dat een paardenstal meerdere toegangen heeft. De gangpaden zijn doorgaans schoon en vrij van hooi en stro. Er zijn wel bepaalde plekken hiervoor gereserveerd in de stal. In de boxen ligt hooi/stro soms aangevuld met houtsnippers en/of zaagsel/houtmot. In een paardenstal is er sprake van natuurlijke ventilatie en zijn er geen isolatiematerialen aangebracht zoals bij varkensstallen.

Paarden hebben vluchtgedrag en zullen elkaar volgen of bijelkaar blijven.

Foto: Van der Lee Stalinrichting

Foto: Boerderij De Verwondering

5.6 Repressieve inzet

Aangezien geen enkele brand dezelfde is, kan niet gesteld worden dat er een standaard inzetprocedure is. Wel zijn de afwegingen van de repressief leidinggevende gebasseerd op een aantal vuistregels. Deze vuistregels zijn in volgorde:

  • 1.

    Eigen veiligheid;

  • 2.

    Redding;

  • 3.

    Uitbreiding voorkomen

  • 4.

    Blussen, en

  • 5.

    Nazorg.

Als de eigen veiligheid 'gegarandeerd is' zal er vrijwel altijd gekozen worden voor redding als dat mogelijk is. Is dat niet het geval pas dan zal gekozen worden om uitbreiding te voorkomen. Hierbij zal de leidinggevende inzetten op overslag/doorslag naar een ander gebouw, zich niet realiserende hoe de brandcompartimentering is gerealiseerd of dat meerdere gebouwen tot hetzelfde brandcompartiment behoren. Hij zal handelen op basis van wat haalbaar is met zijn bemanning en middelen rekeninghoudend met eventueel andere voertuigen die hij laat alarmeren.

Aangezien de stallen in landelijk gebied staan, speelt het voorhanden hebben van voldoende bluswater vrijwel altijd een groot probleem. Sloten zijn vaak te ondiep om voldoende water te kunnen leveren en primaire bluswatervoorziening is niet of beperkt voorhanden. Om een stal van 20 x 70 meter te kunnen "afgrendelen" naar een ander brandcompartiment zijn minimaal 2 voertuigen [25] nodig indien deze van 1 brandkraan hun water kunnen betrekken (die dus 'voor de deur' moet liggen). Dat dit een vrijwel idealistisch plaatje is, blijkt uit de inzetverslagen van de diverse branden die gewoed hebben in dierverblijven. Niet zelden wordt opgeschaald naar groot of zeer grote brand waardoor er minimaal 3 tot 4 blusvoertuigen staan. Hierbij komt dan nog het grootwatertransport dat nodig is om voldoende bluswater aan te voeren.

Wanneer dan naar de theorie wordt gekeken dan wordt er standaard 1 tankautospuit gealarmeerd bij een brand waarbij een dierenverblijf in het geding is. Dit is ook niet onlogisch omdat in de theorie er vanuit wordt gegaan dat 1 brandcompartiment mag uitbranden en voorkomen moet worden dat een ander brandcompartiment vlam vat. Dus de tankautospuit zet in op behoud van het woonhuis en laat de stal branden. Hoewel theoretisch geheel juist is dit maatschappelijk niet aanvaard. Men verwacht dat de brandweer redt en blust.

6. Conclusies

Conclusie 1

Met ingang van 1 januari 2003 is niet meer toegestaan dierverblijven groter te bouwen met een groter gebruiksoppervlak dan 1.000. Vanaf 1 januari 2003 werd steeds vaker beheersbaarheid van brand toegepast als gelijkwaardige oplossing. De algemene discussie hierbij is/was: horen de dieren bij de vuurlast en hoe verstaat dit met de algemene taak van de brandweer.

Conclusie 2

In de brandweerwet staat niet expliciet opgenomen dat de brandweer er is voor het redden van mens en dier (bij brand). Wel staat in lid 4, sub a van artikel 1 van de Brandweerwet "....het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al wat daarmee verband houdt".

Onder deze laatste zinsnede kan het redden van mens en dier worden geschaard.

Conclusie 3

Gelet op de branden die de afgelopen jaren gewoed hebben, het repressief optreden en het theoretische brandpreventiekader (beheersbaarheid van brand en de inzet van 1 tankautospuit) wordt geconcludeerd dat de theorie niet (meer) bij de praktijk aansluit. Deze ene tankautospuit kan de beginnende brand niet blussen aangezien in vrijwel alle gevallen de brand wordt ontdekt als deze uitslaand is. De enige optie is dan (vanuit de theorie) het opstellen van een scherm tussen beide brandcompartimenten (brandende stal en woning).

Conclusie 4

De publieke/maatschappelijke opinie rondom het brandweeroptreden is naast preventie en repressie (blussen) ook het redden van dieren.

Conclusie 5

Er kan/dient onderscheid gemaakt te worden in de grootte van het brandcompartiment/ dierverblijf en het soort vee dat daarin gehouden wordt. Dit onderscheid kan/moet gemaakt worden op basis van de repressieve inzet en de mogelijkheid om dieren te redden.

Het is mogelijk en toegestaan om onderscheid te maken in compartimentsgrootte van dierverblijven. Dit is in het verleden onder andere gedaan door de NBF.

Conclusie 6

Uit een conceptversie [26] blijkt dat beheersbaarheid van brand niet toegepast mag worden op dierverblijven groter dan 2.500 m2 en is maatregelenpakket 1 van toepassing.

Bijlage A "Eisen" ten aanzien van Industriegebouwen uit een Brandveilig gebouw bouwen

Bijlage B Leidraad toetsingskader beoordeling grote brandcompartimenten dierverblijven (nieuw bouw).

Hieronder wordt de leidraad beschreven voor het toetsen van grote brandcompartimenten van dierverblijven. Om te voorkomen dat het een "onhandig" groot toetsingsprotocol wordt, is bij de afdelingen waarvan niet mag worden afgeweken volgens het besluit, alleen de verwijziging naar dit artikelen aangegeven. In dit toetsingsprotocol worden dus alleen de afwijkingen ten behoeve van de gelijkwaardige oplossing aangegeven. De volgorde waarin de betreffende afdelingen zijn beschreven is gelijk aan het toetsingsprotocol dat in het verleden is opgesteld door het Nibra (tegenwoordig het Nifv.

Bouwbesluit

Afdeling 2.22 Grote brandcompartimenten

Artikel 2.200

  • 1.

    Een te bouwen bouwwerk met een brandcompartiment of een subbrandcompartiment, waarvan de gebruiksoppervlakte groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.1, onderscheidenlijk 2.14.1, is zodanig ingericht dat het brandveilig is.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.200 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 2.200

Gebruiksfunctie

Leden van toepassing

 

 

 

Inrichting

Vluchtroute

Bestrijding van brand

Artikel

2.201

2.202

2.203

Dierenverblijf

*

*

*

Artikel 2.201

Een brandcompartiment en een subbrandcompartiment met een gebruiksoppervlakte die groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.1, onderscheidenlijk 2.14.1, zijn zodanig ingericht dat het uitbreiden van brand wordt beperkt op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met die paragrafen.

Artikel 2.202

De loopafstand tussen een punt in een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.201, en het aansluitende terrein is zodanig dat bij brand het aansluitende terrein snel en veilig kan worden bereikt op een wijze als beoogd met de paragrafen 2.16.1, 2.17.1, 2.18.1, 2.19.1 en 2.20.1.

Artikel 2.203

Een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.201, heeft zodanige voorzieningen dat een brand kan worden bestreden op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met paragraaf 2.21.1.

Afdeling 2.13 Beperking van uitbreiding van brand

Artikel 2.103

  • 1.

    Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.103 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 2.103

Gebruiksfunctie

Leden van toepassing

 

 

 

Grenswaarden

 

Ligging

Omvang

WBDBO

Zelfsluitende deuren

Vloeroppervlak

Hoogste verblijfsvloer

Artikel Lid

2.104 1-7

2.105 1, 4, 6-8

2.106 1, 5, 7

2.107

 

2.205 toegevoegd lid

Pluimveeverblijf

*

*

*

*

1.250 m2

3,5 meter

Varkensverblijf

*

*

*

*

1.250 m2

3,5 meter

Rundveeverblijf

*

*

*

*

2.500 m2

maaiveld

Paardenverblijf

*

*

*

*

2.500 m2

maaiveld

Afwijkingen:

  • 1.

    Artikel 2.105, lid 4, vloeroppervlaktes

  • 2.

    Artikel 2.105, toegevoegd lid

  • Toevoeging

  • De hoogste verblijfvloer van de betreffende gebruiksfunctie ligt niet hoger, gemeten vanaf het meetniveau, dan in tabel 2.103 is aangegeven.

  • 3.

    Artikel 2.106, lid 3, niet van toepassing

Toelichting:

  • 1.

    Indien in het bouwwerk naast een dierenverblijf ook opslag van goederen (zoals hooi en stro) plaatsvindt of voertuigen worden gestald dan dienen:

    • a.

      Voor brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverde stoffen zoals bedoeld in artikel 2.104, lid 2 brandcompartimentering worden toegepast zoals bedoeld in de arikelen 2.105, lid 8 en artikel 2.106, lid 1

    • b.

      Tussen de stallingsruimte van voertuigen en het dierenverblijf dient een compartimentering te worden aangebracht met een minimale WBDBO waarde van 30 minuten

  • 2.

    Indien aan lid 1 niet wordt voldaan dien een vuurlastberekening te worden opgesteld door de aanvrager die onderdeel uitmaakt van de bouwvergunningsaanvraag.

Uit een conceptversie blijkt dat beheersbaarheid van brand niet toegepast mag worden op dierverblijven groter dan 2.500 m2. Bij een omvang minder dan 2.500 m2 is maatregelpakket I van toepassing.

In dit basispakket is de totale vuurlast aan- en in het brandcompartiment beperkt tot 300 ton vurenhoutequivalent (= 5.700 GJ). De gemiddelde vuurbelasting geeft dan aan hoe groot het brandcompartiment mag zijn (maximaal 2.500 m2 gram voor dierverblijven). Wanneer het beoogde gebruik een hogere vuurlast inhoudt, is een onderverdeling in meer brandcompartimenten nodig.

De eisen aan de omhulling van brandcompartimenten volgens pakket I, hangen af van de zogenaamde maatgevende vuurbelasting. Afhankelijk van de maatgevende vuurbelasting, de omvang van de brandscheidingen en de evntuele vrije ruimte langs gevels, moet men extra marge nemen in de WBDBO van de omhulling. De totale WBDBO-eis kan per zijde variëren van 60 tot 240 minuten. De aanbouw of opbouw vertaalt deze eis direct in onder andere de vereiste brandwerendheid van de scheidingswand. Het aantal enkelvoudig uitgevoerde verbindingen naar naburige compartimenten in deze scheiding is beperkt tot twee.

Aanvullende verbindingen moeten dubbel worden uitgevoerd. Voor vrijstaande gevels hangt de precieze eis mede af van de situering; vooral van de voor de gevel aanwezige afstand. De methode bevat een specifieke berekening van de afstandsbijdrage tot WBDBO.

Afbeeldingen: Compartimentering in technische ruimte varkensstal. Compartimentering tussen 2 varkensstallen.

Afdeling 2.14 Verdere beperking van uitbreiding van brand

Geen bepalingen

Afdeling 2.16 Beperking van verspreiding van rook

Artikel 2.134

  • 1.

    Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat bij brand rook zich niet binnen korte tijd kan verspreiden naar een ander deel van het bouwwerk zodat op veilige wijze het aansluitende terrein kan worden bereikt.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.134 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 2.134

Gebruiksfunctie

Leden van toepassing

Grenswaarden

 

Ligging

Omvang

WRD

Zelfsluitende constructie-onderdelen

Loonafstand

Artikel Lid

2.135 1-2

2.136 2-4, 7

2.137

2.138

2.136 lid 2 en 3 meter

Dierenverblijf

*

*

*

*

45

Afwijkingen

  • Artikel 2.136, lid 2 en 3. Een langere loopai'stand als opgenomen in de tabel 2.134 is niet toegestaan.

Toelichting

Indien uit het oogpunt van bedrijfsvoering niet anders mogelijk een brandwerende scheidingsconstructie te kruisen (doorvoeringen, lopende banden etc), dienen deze doorvoeringen en openingen geen nadelige invloed hebben op de weerstand tegen branddoorslag.

Afdeling 2.17 Vluchten binnen een rookcompartiment en een subbrandcompartiment

  • 1.

    Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat een rookcompartiment en een subbrandcompartiment voldoende snel en veilig kan worden verlaten.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.145 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Afwijkingen

  • Deze afdeling is van toepassing op de lichte industriefunctie (de dierverblijven).

Echter, van uit praktisch oogpunt en de zeer geringe hoeveelheid mensen die gelijktijdig in een dierverblijf aanwezig zullen zijn is het niet reëel om deze voorwaarden te toetsen aan het ingediende bouwplan.

Afdeling 2.18 Vluchtroutes

  • 1.

    Een te bouwen bouwwerk heeft voldoende vluchtroutes waarlangs bij een brand een veilige plaats kan worden bereikt.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.153 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 2.153

Gebruiksfunctie

Leden van toepassing

Grenswaarden

 

veilige plaats

algemene

uit rookcompartimenten

uit sub-brandcompartiment

vluchttrappenhuis

rookcompartiment

Artikel Lid

2.154 1-2

2.155 -

2.156 1-3, 6, 7, 11

2.157 -

2.158 -

2.156 6 m2

Dierenverblijf

*

-

*

-

-

2.500

Afwijkingen

  • 2.156, lid 5 is niet van toepassing (rookcompartiment = brandcompartiment)

  • De grenswaarden van de artikel 2.156 zijn gesteld op B5

Afdeling 2.19 Inrichting van rookvrije vluchtroutes

  • 1.

    Een te bouwen bouwwerk heeft zodanig ingerichte vluchtroutes, dat in geval van brand snel en veilig kan worden gevlucht

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.166 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 2.166

Gebruiksfunctie

Leden van toepassing

 

 

 

 

 

 

 

Grenswaarden

 

afmetingen doorgangen

scheidings-constructie

luchttoevoer en rookafvoer

permanente vuurbelasting

draairichting

loopafstand

opvangen doorstroom-capaciteit

inrichting

 

Artikel Lid

2.167 1

2.168 1-2

2.169

2.170 1

2.171 2-3

2.172

2.173

2.174

2.171 2

Dierenverblijf

*

*

*

-

-

-

*

-

1.125 m2

Afwijkingen

  • De grenswaarden van de artikel 2.166 zijn gesteld op B5

Afdeling 2.2 Sterkte bij brand

Geen gelijkwaardige oplossing mogelijk op grond van 2.200 tot en met 2.203

Afdeling 2.12 Beperking van ontwikkeling van brand

Geen gelijkwaardige oplossing mogelijk op grond van 2.200 tot en met 2.203

Toelichting

Hieronder is een voorbeeld opgenomen op welke wijze de onderzijde van het dak afgewerkt kan worden.

Afbeelding: Afwerking binnenzijde (onderzijde dak)

Afdeling 2.11 Beperkingen van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie

Geen gelijkwaardige oplossing mogelijk op grond van 2.200 tot en met 2.203

Afdeling 2.15 Beperking van ontstaan van rook

Geen gelijkwaardige oplossing mogelijk op grond van 2.200 tot en met 2.203

Afdeling 2.20 Voorkoming en beperkingen van ongevallen bij brand

  • 1.

    Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat personen kunnen worden gered en brand kan worden bestreden

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.183 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 2.183

Gebruiksfunctie

Leden van toepassing

 

 

 

Aanwezigheid

Loopafstand

Inrichting

Artikel Lid

2.184

2.185

2.186

Dierenverblijf

-

-

-

Afwijkingen

  • Artikel 2.184, niet van toepassing (hoogte wordt niet toegestaan)

  • Artikel 2.185, niet van toepassing (de bouwwerken mogen niet zo hoog zijn waardoor brandweerliften en vluchttrappenhuizen worden gebruikt)

Toelichting

Een gemeentelijk beleid mag nooit landelijk geldende regelgeving overstijgen. In het Bouwbesluit is aangegeven dat voorde lichte industriefunctie er geen brandslanghaspels "geëist" kunnen worden. In deze beleidsregel kan dus ook niet geëist worden om brandslanghaspels aan te brengen ook niet voor het uitdrijven van dieren.

Dringend advies

De brandweer kan wel een dringend advies opnemen om deze slanghaspels op te nemen. Naast het blussen van brand, schoonmaakwerkzaamheden zijn deze slangen zeer goed te gebruiken om dieren uit te drijven zolang de veilige inzet van de brandweerlieden niet in het gevaar komt.

Afdeling 2.21 Bestrijding van brand

  • 1.

    Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.190 voorschriften zijn aangewezen, wordt die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 2.190

Gebruiksfunctie

Leden van toepassing

 

aanwezigheid

aantal

veiligheid

Artikel Lid

2.191

2.192

2.193

Dierenverblijf

-

-

-

Afwijkingen

  • De artikel 2.191,2.192 en 2.193 niet van toepassing (hoogte wordt niet toegestaan)

Afdeling 2.7 Electriciteit en noodverlichting

Geen gelijkwaardige oplossing mogelijk op grond van 2.200 tot en met 2.203

Afdeling 2.8 Verlichting

Geen gelijkwaardige oplossing mogelijk op grond van 2.200 tot en met 2.203

11de wijziging nvl)BV

Hoofdstuk 2 (Aanvraag bouwvergunning), paragraaf 5 (Voorschriften van stedebouwkundige aard en bereikbaarheidseisen)

Artikel 2.5.3 (11de wijziging (M)bv), lid 3

Een bouwwerk moet bereikbaar zijn met een brandweervoertuig tot op een afstand van maximaal 40 meter.

Artikel 2.5.3 (11de wijziging (M)bv), lid 5

Bij de afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening.

Toelichting:

    • Onder "voldoende" wordt verstaan tenminste 90 rn3 per uur

    • Onder "openbare bluswatervoorziening" wordt verstaan een bluswatervoorziening op het openbare drinkwaternet (brandkraan).

    • De bedoelde openbare bluswatervoorziening dient op maximaal 80 meter van het bouwwerk aanwezig te zijn.

  • Indien niet kan worden voldaan aan het bovenstaande dient:

  • Er een bluswatervoorziening met een totale capciteit vn 60m3 per uur aanwezig te zijn op maximaal 200 meter afstand van het brandcompartiment

  • Indien dierenverblijven aanwezig zijn die bestaan uit meer dan 1 brandcompartiment dan dient er een tweede bluswatervoorziening aanwezig te zijn binnen 200 meter van het voorste brandcompartiment met een capaciteit van tenminste 60m3 per uur. Deze tweede bluswatervoorziening mag de capaciteit van de eerste bluswatervoorziening niet nadelig beinvloeden.

  • Onder "bluswatervoorziening" dient te worden verstaan:

    • o

      een drinkwaternet;

    • o

      een bluswaterriool;

    • o

      een reservior;

    • o

      een bluswatervijver, en/of

    • o

      een waterput of -bron.

  • De bluswatervoorzieningen dienen wat betreft de aard, ligging en capaciteit te voldoen aan de uitgave "handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid" van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (september 2003)

  • Onder primaire bluswatervoorziening moet worden verstaand:

    • o

      Het openbare drinkwaternet.

Afbeelding: Voorbeeld van een eigen bluswatervoorziening

Overige regelgeving/wet Milieubeheer

Brandblusmiddelen

Per brandcompartiment zijn tenminste 2 blustoestellen aanwezig geschikt voor de brandklassen ABC tussen de 6 en 12 kilo elk. Voor de projectering van de brandblustoestellen wordt verwezen naar de meest recente versie de NEN 4001 waarbij wordt aangetekend dat de waarde in tabel moet worden aangepast bij "industriefunctie" en wel "1 per 500 m2" in plaats van "1 per 250 m2".

Opslag gevaarlijke stoffen

Eventuele opslag van gevaarlijke stoffen ten behoeve van bijvoorbeeld een chemische luchtwasinstallatie of het aftanken van voertuigen moet plaatsvinden conform de vigenrende PGS-richtlijn.

Fotografische afbeeldingen specifiek voor kippenstallen

Afbeeldingen compartimentering varkensstallen ad Bijlage B

Foto van een rundveestal

Inrichting van een paardenstal

Bijlage A

Bijlage A vervolg

Afbeeldingen compartimentering varkensstallen ad Bijlage B

Afwerking binnenzijde (onderzijde dak)

Voorbeeld van een eigen bluswatervoorziening

Voetnoten

[1]

Een brandveilig gebouw bouwen (NBF, 2ds druk 1997), bladzijde 19.

[234]

2 Bouwbesluit 2003 (2005), artikel 2.112, lid 4.

3 Is de maximale grootte volgens bestaande bouw dus is toegestaan als ondergrens.

4 Hierbij moet worden opgemerkt dat in het document BrandprevientieBeleid Bestaande Bouw, Regionale Brandweer Utrecht versie 1.1 d.d. 30 september 2002, staat aangegeven dat de maximale brandcompartimentsgrootte voor niet agrarische bouwwerken 2.500 m2 is (werkpakketten, tabel 1.1).

[5]

Een brandveilig gebouw bouwen (NBF, 2da druk 1997), bladzijde 64.

[6]

Publieke opinie, verzekeringen, eigenaar e.d.

[7]

Samenvatting toelichting Bouwbesluit artikel 2.105

[8]

Samenvatting toelichting Bouwbesluit afdeling 2.22

[9]

Zie toepassingsgebied en definitie bladzijde 17 en 85, brandbeveiligingsconcept industriegebouwen, ministerie van Binnenlandse Zaken juni 1995.

[10]

Artikel 2.112, lid 4 Bouwbesluit 2003 (2005)

[11]

Nederlandse Brandweer Federatie, 2de gewijzigde druk (inclusief erratum) van 1997.

[12]

Artikel 186 Bouwbesluit

[13]

Versie concept eindrapport (september 2006) beheersbaarheid van brand.

[14]

In de toelichting van artikel 10 staat "Dit artikel is afgeleid van artikel 186 van het Bouwbesluit".

[15]

Paragraaf 1.3, Toepassingsgebied van het brandbeveiligingsconcept Industriegebouwen.

[16]

Inwerking treden nieuwe Bouwbesluit.

[17]

Paragraaf 1.1, blad 3 Inventarisatie grote brandcompartimenten.

[18]

Ontvangen e-mail op 10 februari 2006 en andere toelichting op 8 maart 2006

[19]

Bladzijde 54 bijlage Handleiding Brandweerzorg

[20]

Discussiegroep Preventie, www.brandweerlcennisnet.nl

[21]

[22]

[23]

Forum, pro-actie en preventie, www.brandweernederland.nl

[24]

Legbatterijen zijn vanaf 2008 niet meer toegestaan.

[25]

Een tankautospuit kan een vuurfront van 50 meter aan. In dit voorbeeld wordt er vanuit gegaan dat het brandende gebouw aan 1 lange zijde grenst aan een andere gebouw dat net zo lang is.

[26]

Versie concept eindrapport (september 2006) beheersbaarheid van brand.