Regeling vervallen per 01-01-2021

Nota Beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen

Geldend van 23-04-1987 t/m 31-12-2020

Intitulé

Nota Beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen

Inleiding

Met name in het verleden werd de ruimtelijke ordening in ons land gekenmerkt door het streven naar scheiding van functies. Dit uitgangspunt heeft erin geresulteerd dat er veelal monofunctionele woonwijken ontstonden en dat het winkelgebeuren en het werken elders werden geconcentreerd.

Waar mogelijk wordt thans echter een zekere menging van functies niet op voorhand afgewezen. Te denken valt in onze gemeente bijvoorbeeld aan het bestemmingsplan "Bunschoten-Stad" waar in een aantal grotere panden -voormalige boerderijen- door middel van een wijzigingsbevoegdheid vestiging van milieuvriendelijke bedrijvigheid tot de mogelijkheden behoort.

Overigens heeft genoemd streven niet kunnen verhinderen, dat in woningen in doorgaans specifieke woonbuurten zich in toenemende mate allerhande vormen van bedrijvigheid ontplooiden. Traditioneel waren en zijn dit de zgn. "vrije beroepen", zoals (tand)arts, advocaat e.d..

Uit de praktijk van heden ten dage blijkt echter dat woningen niet alleen voor de vestiging van vrije beroepen worden gebruikt, maar dat in toenemende mate sprake is van een bonte verzameling van ander beroeps- en bedrijfsmatig gebruik. Hierbij kan worden gedacht aan allerhande adviesburo's, kap- en schoonheidssalons, hondentrimsalons etc.. Deze zeker niet uitputtende opsomming wordt geregeld uitgebreid met nieuwe vormen van afwijkend gebruik.

Tegen deze ontwikkeling behoeft geen bezwaar te bestaan, indien het woongenot niet in onevenredige mate wordt aangetast (de primaire woonfunctie moet blijven gehandhaafd). Is hiervan sprake dan kan aan de broedplaatsfunctie voor startende bedrijfjes in principe een positieve waardering worden toegekend.

Doel van deze nota

Deze nota heeft tot doel het juridisch/planologisch kader aan te reiken, waarbinnen het beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen zich mag voltrekken.

In de eerste plaats zal de nota als toetsingskader dienen voor verzoeken om medewerking aan de vestiging van een beroep of bedrijf in een woning voorzover hieromtrent nog geen expliciete regeling in het bestemmingsplan is opgenomen. De nota geeft de voorwaarden aan, waaronder dergelijke activiteiten in een woning toegelaten kunnen worden (toetsingskader artikel 19 W.R.O.-procedure). Voorts bevat de nota voorstellen om te komen tot een regeling terzake in de toekomstige bestemmingsplannen.

Juridisch kader

Op grond van de huidige bestemmingsplannen in onze gemeente mogen woningen worden gebruikt voor "woondoeleinden". Een ander gebruik dan wonen is in strijd met het bestemmingsplan.

Uit de gevormde jurisprudentie blijkt echter dat dit niet betekent dat elke beroeps- of bedrijfsmatige activiteit verboden is. Een drietal nuances valt te onderscheiden (in het vervolg van de nota zal hierop overigens uitvoeriger worden ingegaan).

Allereerst kan er sprake zijn van beroeps-/bedrijfsmatig gebruik van een woning dat naar aard en omvang zo gering is, dat niet gesproken kan worden van een van de bestemming woondoeleinden afwijkend gebruik.

In zo'n situatie vormen de desbetreffende bestemmingsplanvoorschriften voor een dergelijk gebruik derhalve geen beletsel.

Een tweede onderscheid dient gemaakt te worden t.a.v. de vestiging van de zgn. vrije beroepen in woningen. Over het algemeen dient een zodanig gebruik op grond van de toverformule te worden toegestaan.

Deze formule moet op grond van artikel 10 W.R.O. altijd in de bestemmingsplanvoorschriften worden opgenomen. Dit betekent dat burgemeester en wethouders vrijstelling moeten verlenen van het verbod gronden en opstallen op een andere wijze te gebruiken dan in overeenstemming met de in het plan aan die gronden gegeven bestemming, indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Het oordeel van de afdeling rechtspraak is gebaseerd op de overweging dat zodanige beroepen van oudsher een typisch aan huis gebonden karakter dragen. Wel moet de woonfunctie in overwegende mate behouden blijven en mag aan het woonkarakter van de woning geen afbreuk worden gedaan.

Ten aanzien van andere activiteiten dan de uitoefening van een vrij beroep - overigens valt de begrenzing tussen beide niet altijd even duidelijk te trekken - kan de conclusie worden getrokken dat deze alleen in woningen kunnen worden toegelaten, indien het bestemmingsplan daarin voorziet. Met andere woorden in de voorschriften van het bestemmingsplan moet hiervoor expliciet een (vrijstellings)regeling zijn opgenomen.

Begrippen

Uit het vorenstaande blijkt dat het onderscheid tussen vrij beroep en andere beroeps-/bedrijfsmatige activiteiten niet zonder betekenis is.

Hoewel het onderscheid niet altijd even duidelijk is, verdient het toch aanbeveling te trachten tot een zekere definiëring te komen. Van Dale (10e druk) spreekt over een vrij beroep ingeval dat beroep bestaat in vrijwillig gekozen dienstverrichtingen aan derden, zoals dat van arts, advocaat, journalist. Ook de afd. rechtspraak heeft zich een aantal malen bezig gehouden met het begrip vrij beroep. In de uitspraak Oegstgeest verstond de afdeling hieronder aan huis verrichte werkzaamheden in de vorm van professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden door een academische opleiding. In de uitspraak Culemborg overwoog de afdeling dat voor de betekenis van het begrip vrij beroep moet worden aangesloten bij hetgeen in het spraakgebruik daaronder wordt verstaan (in casu was hieromtrent in het bestemmingsplan niets geregeld).

In het spraakgebruik worden onder meer,aldus de afdeling, een arts, advocaat, notaris en makelaar aangemerkt als beoefenaars van een vrij beroep en worden tot die kring niet gerekend degenen die een bedrijf uitoefenen.

Van Dale spreekt over een bedrijf –algemene benaming - over de als beroep uitgeoefende werkzaamheid in industrie, handel of verkeer.

Te formuleren beleid

Algemeen

Het onderscheid dat door de jurisprudentie wordt aangebracht tussen vrije beroepsuitoefening en andere beroeps-/bedrijfsmatige activiteiten lijkt in maatschappelijk opzicht te vervagen. Beleidsmatig maakt het bovendien weinig uit of een woning gedeeltelijk in gebruik wordt genomen door een advocaat dan wel door een schoonheidsspecialiste.

Uitgaande van deze gedachtengang bestaat er dus in principe geen reden om onderscheid tussen beide te maken voor wat betreft de vestigingsmogelijkheid in een woning. Dat de gemeente e.e.a. in beginsel wel tolerabel acht mag ook blijken uit het feit dat in dit soort zaken geen actief aanschrijvingsbeleid wordt gevoerd.

Aard van de toe te laten activiteiten in woningen

Het door middel van een vrijstellingsregeling medewerking verlenen voor een ander gebruik van woningen mag niet zover gaan dat daardoor de bestemming feitelijk wordt gewijzigd.

Dit betekent dat de toe te laten activiteiten bescheiden van opzet zullen moeten zijn.

De volgende criteria zouden kunnen gelden:

  • 1.

    Aan de vestiging van hinderwetplichtige bedrijven of bedrijven die op grond van andere milieuwetgeving vergunning plichtig zijn wordt geen medewerking verleend.

  • 2.

    Detailhandel wordt alleen toegestaan in de daartoe bestemde panden.

  • 3.

    Het gebruik moet zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming zijn. Reclame aanduidingen zullen derhalve in de regel niet worden toegestaan.

  • 4.

    Het gebruik mag geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengen. Dit betekent in ieder geval dat degene die de activiteiten in de woning verricht, tevens de gebruiker van de woning moet zijn.

Uiteraard kunnen deze criteria niet garanderen dat er nooit problemen zullen ontstaan als gevolg van het beroeps-/bedrijfsmatig gebruik van woningen.

Aan de andere kant kunnen zich in de praktijk gevallen voordoen die, indien strikte toepassing aan deze criteria wordt gegeven, zouden leiden tot een beslissing die bij afweging van alle belangen niet redelijk zou zijn. In dergelijke gevallen moet het mogelijk zijn om van deze criteria te kunnen afwijken.

Omvang van de toe te laten activiteiten.

Zoals gesteld dient de woonfunctie van de woning in overwegende mate gehandhaafd te blijven. Naast de aard van de toe te laten activiteiten is in dit verband uiteraard ook de omvang van belang.

Een en ander kan geregeld worden door het bepalen van een maximum percentage van de vloeroppervlakte van een woning dat in afwijking van de bestemming voor een ander gebruik gebruikt mag worden. Een percentage van 15 bij een gemiddelde vloeroppervlakte van een woning van 130 m2 komt neer op een toestaan van beroeps-/bedrijfsmatig gebruik tot een oppervlakte van circa 20 m2. Bij de berekening van het vloeroppervlak van een woning wordt de zolder meegeteld voorzover deze een hoogte heeft van minimaal 1.50 m. Uitgaande van genoemd percentage kan doorgaans 1 behoorlijke slaapkamer als zodanig worden aangewend.

Dit percentage kan worden gehanteerd tot een maximum oppervlakte van 40 m2. Op deze wijze wordt voorkomen dat in grote panden zich bedrijfsmatige activiteiten kunnen ontwikkelen die feitelijk niet in een woonbuurt - qua omvang - thuishoren.

Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten van (zeer) geringe omvang

Zoals vermeld is niet elke beroeps- of bedrijfsmatige activiteit in een woning van een zodanige omvang, dat daarvoor op grond van het desbetreffende bestemmingsplan vrijstelling o.i.d. is vereist. De activiteiten kunnen van een zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat er van moet worden uitgegaan dat de woning niet in afwijking van de woonbestemming wordt gebruikt.

Niet altijd even duidelijk is echter waar de grens gelegd moet worden tussen activiteiten die wel en die niet als planologisch relevant moeter worden beschouwd. Uit de navolgende uitspraken van de afdeling rechtspraak blijkt waar in casu aan gedacht moet worden.

In de zaak Ede (9-6-81/nr. A 3.4045) heeft de afdeling uitgesproken dat het gebruik van één enkele kamer in de eigen woning als werkkamer t.b.v. een reclamebureau moet worden aangemerkt als een gebruik, dat niet in strijd is met de ter plaatse geldende woonbestemming. Uit de gegevens die naar voren komen uit het aan deze uitspraak voorafgaande verzoek om schorsing, blijkt dat betrokkene in zijn woning weinig cliënten ontvangt onder meer omdat hij gemiddeld drie dagen per week buitenshuis werkzaam is. Het in de woning ingerichte werkvertrek wordt benut om reclame-opdrachten te kunnen uitwerken.

Uit de uitspraak Abcoude (1-8-83/nr. A-31.1092) blijkt dat het bij wijze van hobby verrichten van kappersactiviteiten in de privésfeer geen strijdig gebruik is met de aan het perceel gegeven woonbestemming. In casu werden als liefhebberij in hoofdzaak familieleden en vrienden gekapt. De inrichting van haar woning wees hier ook op. Van belang is het feit op welke schaal de activiteiten plaatsvinden. Het al dan niet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel op zich betekent namelijk geenszins dat er daadwerkelijk sprake is van de exploitatie van een kappersbedrijf.

Hierbij wordt er wel van uit gegaan dat het gebruik niet in strijd is met de voorwaarden en criteria, die in het voorgaande zijn aangegeven.

Bouwactiviteiten t.b.v. van andere functies dan het wonen.

Het verbouwen en/of uitbreiden van een woning met als doel om de woning (mede) geschikt te maken voor de uitoefening van beroeps-/bedrijfs matig gebruik behoeft binnen het raam van de in deze nota gestelde criteria geen problemen op te leveren, mits de eventueel toe te voegen bouwmassa als zodanig krachtens de planvoorschriften is toegestaan.

Wel moet voorkomen worden dat door de verbouwing de woning blijvend minder of zelfs ongeschikt wordt voor het woongebruik. Het zou in strijd zijn met het in deze nota weergegeven beleid dat na eventuele beëindiging van het desbetreffende beroeps- of bedrijfsmatige gebruik wederom een verbouwing zou dienen te moeten plaatsvinden om er voor te zorgen dat de woning weer in haar geheel als woning kan worden gebruikt. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien bestaande woonvertrekken worden samengevoegd of opgeheven of voor het wonen bestemde faciliteiten zoals keuken, badkamer en berg- of kastruimten worden verwijderd.

Doorgaans zal in de praktijk van geval tot geval moeten worden bezien -zonodig aan de hand van een concrete bouwaanvraag- of en in hoeverre de stedebouwkundige situatie zich voor dergelijke verbouwingen leent.

Dit zal het geval zijn indien de verbouwing:

  • a.

    niet leidt tot vermindering van het aantal aanwezige vertrekken;

  • b.

    niet leidt tot opheffing van het in de woning aanwezige toegangsportaal of gang, de aanwezige keuken, privaten en badruimte;

  • c.

    het uiterlijk aanzien van de woning als woning niet wordt aangetast;

  • d.

    ook overigens niet in strijd is met de bepalingen van de bouwverordening;

  • e.

    samenhangt met een beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van de woning, dat niet conflicteert met de in deze nota genoemde criteria.

Overgangsregeling

In de inleiding werd al gesteld dat thans reeds in onze gemeente in een behoorlijk aantal gevallen woningen in gebruik zijn voor beroeps-/ bedrijfsmatige activiteiten, anders dan voor de uitoefening van zogenaamde vrije beroepen.

In bepaalde situaties zal er willicht sprake zijn van een vorm van gebruik, die naar aard en omvang in strijd is met de in deze nota aangegeven criteria en voorwaarden. In verband hiermee is een soort overgangsregeling ten aanzien van de toepassing van deze nota op bestaande situaties gewenst. Ter zake wordt het volgende voorgesteld.

  • 1.

    Beroeps- of bedrijfsmatig .gebruik van woningen, dat na de algemene bekendmaking in de Spakenburgse krant d.d. 12 november 1986 van deze nota wordt aangevangen zonder dat daarvoor eerder vrijstelling/toestemming is gevraagd of verleend, zal op toelaatbaarheid worden beoordeeld aan de hand van de inhoud van deze nota. Wijkt het gebruik daarvan af, dan zal daartegen zo nodig en zo mogelijk van gemeentewege worden opgetreden.

  • 2.

    Beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat vóór de algemene bekendmaking van deze nota is aangevangen en afwijkt van deze nota zal in het algemeen niet leiden tot gemeentelijk optreden. Dit onder voorbehoud dat het gemeentebestuur tegen het desbetreffende gebruik geen bezwaar heeft gemaakt (althans hiervan geen blijk heeft gegeven). Een gemeentelijk optreden zou in dit soort gevallen wel overwogen kunnen worden, indien uitbreiding van de activiteiten zou plaatsvinden waardoor deze sterker gaan strijden met de inhoud van deze nota.

BIJLAGE

Voorbeeld betreffende aanpassing van bestemmingsplanvoorschriften in het kader van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in woningen.

Artikel ... : woondoeleinden

lid 1: nadere bestemmingsomschrijving

lid 2: bebouwingsvoorschriften

lid 3: vrijstellingsbepaling(en)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:

  • a.

    lid 1 ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van een woning tot ten hoogste 15% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 40 m2, met dien verstande dat:

    • 1.

      aan de vestiging van hinderwetplichtige bedrijven of bedrijven die op grond van andere milieuwetgeving vergunning plichting zijn geen medewerking wordt verleend;

    • 2.

      aan detailhandelsactiviteiten geen medewerking wordt verleend;

    • 3.

      het gebruik zowel naar aard als wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming moet zijn;

    • 4.

      het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mag meebrengen.