Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregel beleid bijzondere bijstand Participatiewet 2015 gemeente Bunschoten

Geldend van 01-06-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsregel beleid bijzondere bijstand Participatiewet 2015 gemeente Bunschoten

1. Inleiding

1.1 Status van de beleidsregels

De navolgende beleidsregels bevatten de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid voor het recht op en de vorm van de verlening van individuele bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet, die op 1 januari 2015 in werking is getreden. De gemeente is bij de beoordeling van aanvragen om individuele bijzondere bijstand gebonden aan het in deze beleidsregels geformuleerde beleid. Beleidsregels kunnen bijdragen aan de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid en mede van belang zijn voor de doelmatigheid van de uitvoering. Voor de inwoners van de gemeente betekent de vastlegging van het beleid, dat ze weten waar ze aan toe zijn, een grotere rechtszekerheid derhalve. Immers, de beleidsregels bevatten een vaste gedragslijn, die de gemeente hanteert bij de afweging van belangen, het vaststellen van feiten, kortom bij de voorbereiding van en bij de besluitvorming.

Bedacht moet worden dat bij de verlening van bijzondere bijstand de individuele bijzondere omstandigheden van de aanvrager steeds de belangrijkste rol spelen. Concreet aangeven onder welke omstandigheden een ieder recht heeft op bijzondere bijstand is dan ook niet mogelijk.

In deze beleidsregels wordt het kader aangegeven, waarbinnen keuzes gemaakt kunnen worden voor de verlening van bijzondere bijstand. Bij die verlening van bijzondere bijstand hanteert de gemeente het uitgangspunt dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld.

Potentiële gerechtigden tot bijzondere bijstand dienen de mogelijkheid te hebben kennis te nemen van deze beleidsregels. De beleidsregels worden derhalve vastgelegd en openbaar gemaakt.

Vervolgens mag de gemeente ter motivering van een besluit gebruik maken van verwijzing naar deze beleidsregels. De gemeente dient te allen tijde volgens de eigen beleidsregels te handelen, tenzij dit zou leiden tot onevenredig nadeel voor de gerechtigde tot bijzondere bijstand.

1.2 Datum van inwerkingtreding van de beleidsregels

De ingangsdatum van het beleid overeenkomstig deze beleidsregels is vastgesteld op 1 juni 2015. De beleidsregel treedt in werking de eerste dag na publicatie en werkt terug tot 1 juni 2015.

Voor al toegekende periodieke bijzondere bijstand voor bijzondere kosten die na 1 juni 2015 nog doorlopen blijft de afgegeven beschikking van kracht, tenzij deze beleidsregels voor de gerechtigde een gunstiger uitkomst hebben.

1.3 Voorliggende voorzieningen

Bij de verlening van bijzondere bijstand moet rekening gehouden worden met artikel 15 van de Participatiewet. In dit artikel is vastgelegd dat er geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die -gezien haar aard en doel- voor de belanghebbende toereikend en passend wordt geacht. Er bestaat evenmin recht op bijstand voor kosten die in een voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

Voor de verlening van bijzondere bijstand wordt als een voorliggende voorziening aangemerkt elke voorziening, waarop een beroep kan worden gedaan ter verwerving van inkomsten of ter bekostiging van bepaalde uitgaven.

Of een bepaalde voorziening als toereikend en passend moet worden beoordeeld, is overigens niet alleen afhankelijk van de omstandigheden en mogelijkheden in het individuele geval, maar wordt mede bepaald door hetgeen naar algemeen maatschappelijk inzicht als aanvaardbaar wordt beschouwd.

Had iemand zich in redelijkheid tegen bepaalde kosten kunnen verzekeren, maar heeft hij dat niet gedaan, dan wordt hiermee rekening gehouden bij de eventuele verlening van bijzondere bijstand.

2. Bijzondere bijstand

2.1 Algemene bijstand tegenover bijzondere bijstand

Artikel 5 van de Participatiewet in combinatie met artikel 35 van de Participatiewet geeft het onderscheid aan tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand.

Algemene bijstand is de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, ofwel de kosten van het dagelijks levensonderhoud zoals voeding, kleding, huisvesting, energie e.d..

Bijzondere bijstand is de bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in een individueel geval leiden tot hogere noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de aanschaf van een bril of andere hulpmiddelen die niet iedereen behoeft te maken, maar ook aan kosten van kleding of voeding, die in een individueel geval bijvoorbeeld om medische redenen noodzakelijk zijn en als extra kosten kunnen worden aangemerkt.

Het recht op bijzondere bijstand is vastgelegd in artikel 35 van de Participatiewet.

Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor noodzakelijke kosten, die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en die niet uit de van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen worden voldaan.

Duidelijk mag zijn dat steeds de omstandigheden van de inwoner(s) en de noodzakelijkheid van de kosten een belangrijke rol spelen bij de toekenning, maar ook het betoonde besef van verantwoordelijkheid kan daarbij meespelen.

2.2 Uitbreiding begrip bijzondere bijstand

Behalve de kosten die door de algemene omschrijving behoren tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan zijn er daarnaast kosten, die op grond van de Participatiewet onder het begrip bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan blijven vallen.

Het gaat dan met name om bijzondere bijstand ter voorziening in de kosten van:

  • -

    wonen voor degenen die niet of nog niet in aanmerking komen voor huurtoeslag van de belastingdienst;

  • -

    het wegvallen van de alleenstaande ouderkop op het kindgebondenbudget, omdat het laatste minderjarige kind 18 jaar wordt;

  • -

    aanvullende bijstand voor gerechtigden die nog geen 21 jaar zijn.

3. Aanvraag bijzondere bijstand, drempelbedrag en draagkracht

3.1 Aanvraag

Algemeen

Voor het aanvragen van bijzondere bijstand is artikel 40 Participatiewet van toepassing. Uitgangspunt is dat de bijstand schriftelijk wordt aangevraagd.

Voor zover een inwoner een bijstandsuitkering van de gemeente ontvangt kan deze gebruik maken van een verkort aanvraagformulier. De overige inwoners moeten een meer uitgebreid aanvraagformulier indienen en een inlichtingenformulier invullen. Beide groepen zijn verplicht bij de aanvraag de nodige bewijsstukken (rekeningen e.d.) in te leveren. In het geval de aanvraag wordt ingediend door gehuwden / samenwonenden geldt het uitgangspunt dat de aanvraag door beiden wordt ondertekend, zoals ook de beschikking aan beiden wordt gericht.

Tijdstip indienen aanvraag

Bijzondere bijstand dient in beginsel te worden aangevraagd, voordat de kosten worden gemaakt. In het algemeen wordt er aan de toekenning van bijzondere bijstand geen terugwerkende kracht verleend behoudens bijzondere omstandigheden.

Rekening houdend met dit algemene -in de rechtspraak bij herhaling bevestigde- beginsel hanteert de gemeente de volgende spelregels:

  • -

    voor bijzondere kosten van meer dan € 100,00 moet de aanvraag om bijzondere bijstand worden ingediend voordat deze kosten worden gemaakt;

  • -

    voor bijzondere kosten die per kostenpost minder dan € 100,00 bedragen maar tezamen meer bedragen dan € 100,00 moet de aanvraag om bijzondere bijstand worden ingediend binnen twaalf maanden nadat de oudste kosten zijn gemaakt en het totaal van de kosten meer dan € 100,00 is gaan bedragen;

  • -

    voor bijzondere kosten die in een periode van twaalf maanden nog steeds minder dan € 100,00 bedragen moet de aanvraag worden ingediend binnen één maand na afloop van die periode.

Deze spelregels dienen er toe om te voorkomen, dat het proces van behandeling, toekenning en betaling van de bijzondere bijstand voor een gering bedrag steeds direct na aanvraag moet worden opgestart. De afhandelingskosten staan dan niet in verhouding met de hoogte van de toe te kennen bijzondere bijstand. Afwijking van de spelregels genoemd onder het tweede en derde gedachtestreepje in de zin dat de aanvraag eerder wordt ingediend is mogelijk voor zover de uitkeringsgerechtigde daar nadrukkelijk om verzoekt.

Te laat ingediende aanvraag

Indien een aanvraag te laat wordt ingediend, heeft de gerechtigde in beginsel geen recht meer op bijzondere bijstand.

Of er bij een te laat ingediende aanvraag toch bijzondere bijstand wordt verleend is afhankelijk van de individuele omstandigheden. Te denken valt dan aan het tijdsverloop, de reden voor de te late indiening, de verwijtbaarheid, is de noodzaak nog vast te stellen en dergelijke vragen.

3.2 Drempelbedrag

Artikel 35, lid 2, van de Participatiewet bepaalt dat de gemeente een drempelbedrag kan hanteren (per 1-1-2015: € 129,00). Van deze bevoegdheid maakt de gemeente geen gebruik.

De gemeente vindt , dat een minimuminkomen geen ruimte geeft om zelf een deel van de bijzondere kosten te betalen gelet ook op de omstandigheid dat de gemeente niet de enige instantie is die een eigen bijdrage vraagt.

3.3 Draagkracht

Algemeen

Op grond van artikel 35 van de Participatiewet heeft de gemeente in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid bij de vaststelling van de draagkracht van de inwoner, die bijzondere bijstand aanvraagt.

Bij verlening van bijzondere bijstand moet derhalve gekeken worden naar de financiële positie van de aanvrager(s). Hoe ruimer deze positie is des te meer mogelijkheden zijn er voor de aanvrager(s) om zelf te voorzien in de noodzakelijke uitgaven voor bijzondere kosten.

Bij de beoordeling van die financiële positie speelt in het algemeen zowel het vermogen als het inkomen een rol.

3.3.1 Draagkracht uit vermogen

Algemeen

Voor het vaststellen van het vermogen geldt artikel 34 Participatiewet. Draagkracht uit vermogen is dat gedeelte van het vermogen van de aanvrager dat aangewend moet worden voor de betaling van zich voordoende bijzondere kosten.

Hoewel de gemeente volledig vrij is om ieder vermogen aan te merken als draagkracht voor de betaling van bijzondere kosten, is het meer verantwoord om aan te sluiten bij de vrijlating van vermogen zoals geregeld in artikel 34, lid 3, Participatiewet. Daarin wordt een algemene vermogensvrijlating geregeld van € 11.790 voor gehuwden / samenwonenden en voor alleenstaande ouders en van € 5.895 voor alleenstaanden. Laatstgenoemde bedragen zijn de bedragen zoals deze gelden met ingang van 1 januari 2015.

Indien het vermogen onder die vermogensgrens blijft, hoeft niet uit het vermogen te worden bijgedragen voor bijzondere kosten. Op dit uitgangspunt wordt één uitzondering gemaakt en dat betreft de verstrekking van bijzondere bijstand voor de kosten van overbrugging (zie paragraaf 4.1.5).

Bedraagt het vermogen meer dan de van toepassing zijnde vermogensgrens, dan moet het meerdere volledig aangewend worden voor bijzondere kosten. Het vermogen boven de vrij te laten grens wordt derhalve volledig aangemerkt als draagkracht.

Bij een aanvraag om individuele bijzondere bijstand door een inwoner die eigenaar is van een door hemzelf of haarzelf of zijn / haar gezin bewoonde woning geldt bovendien:

  • -

    het bepaalde in artikel 34, lid 2, sub d, Participatiewet inzake het buiten beschouwing te laten vermogen van € 49.700;

  • -

    dat het in de eigen woning gebonden vermogen wordt berekend met toepassing van de WOZ-waarde van die woning;

  • -

    dat individuele bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, indien de kosten € 2.000,00 of meer bedragen per jaar voor zover er sprake is van een toereikende overwaarde;

  • -

    dat individuele bijzondere bijstand wordt verstrekt overeenkomstig de regels opgenomen in deze beleidsnota voor zover de kosten minder dan € 2.000,00 per jaar bedragen.

Vermogen gereserveerd voor uitvaartkosten

Heeft een aanvrager van bijzondere bijstand voor de kosten van zijn uitvaart een bedrag gereserveerd en komt de aanvrager met die reservering boven de in zijn situatie maximaal vrij te laten grens van het vermogen, dan wordt tot maximaal € 2.500 per persoon als vermogen buiten beschouwing gelaten. Wel moet er dan duidelijk sprake zijn van een bedrag dat op een speciale rekening is vastgezet.

Voor zover de aanvrager evenwel een uitvaartverzekering (al dan niet in natura) heeft afgesloten, waaruit de kosten van de uitvaart grotendeels of geheel bekostigd kunnen worden, is deze extra vrijlating van vermogen niet van toepassing.

3.3.2 Draagkracht uit inkomen

Algemeen

Indien een aanvrager de beschikking heeft over een netto inkomen dat meer bedraagt dan de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm, kan het deel van het inkomen boven de bijstandsnorm, de zogenaamde draagkracht, geheel of gedeeltelijk worden aangewend voor eventuele bijzondere kosten. Bij de bepaling van de van toepassing zijnde bijstandsnorm zijn de artikelen 19 tot en met 28 van de Participatiewet van toepassing. Als uitzondering op dit laatste geldt, dat voor een alleenstaande ouder met minderjarige kinderen de bijstandsnorm wordt verhoogd met de ouderkop van het kindgebonden budget.

Bij het in aanmerking nemen van het inkomen boven bijstandsniveau moet bedacht worden, dat bij meerdere regelingen dit deel van het inkomen een rol speelt. Te denken valt onder meer aan de huurtoeslag, de zorgtoeslag, de kinderopvang, de Wet op de rechtsbijstand, kwijtschelding van zowel rijksbelastingen als gemeentelijke belastingen, de eigen bijdragen op grond van de WMO (bijvoorbeeld voor thuiszorg e.d.).

Wil men recht doen aan de uitgangspunten van de Participatiewet met name aan het sociale gezicht van dit sluitstuk van de sociale zekerheid, dan verdient het aanbeveling slechts een deel van het inkomen boven de bijstandsnorm in aanmerking te nemen als draagkracht.

Voor de vaststelling van de hoogte van het deel van het inkomen boven de bijstandsnorm, waarbij geen draagkracht aanwezig wordt geacht, wordt gekozen voor een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en wel 15%.

Bedraagt het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm meer dan deze grens, dan wordt 25% van dat inkomen als draagkracht in aanmerking genomen.

Overigens zij nog vermeld dat het buiten beschouwing laten van een deel van een aanvullende particuliere oudedagsvoorziening voor aanvragers, die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, op grond van artikel 33, lid 5, Participatiewet eveneens geldt voor de bijzondere bijstand. Met deze vrijlating per maand van € 19,50 voor alleenstaanden en € 39,00 voor anderen dan alleenstaanden wordt het bedrag van de door belanghebbende maandelijks ontvangen particuliere oudedagsvoorziening verminderd voor de berekening van de draagkracht.

3.3.3 Draagkrachtperiode

Algemeen

De draagkracht wordt steeds vastgesteld voor een periode van een jaar. De draagkrachtperiode begint in beginsel op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt toegekend. De draagkrachtperiode kan eerder ingaan voor zover de bijzondere bijstand met terugwerkende kracht wordt toegekend en wel met ingang van de eerste van de maand waarin de oudste kosten gemaakt zijn die nog voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

Vastgestelde draagkracht uit vermogen en inkomen moet volledig worden aangewend voor de betaling van bijzondere kosten. Voor zover de bijzondere kosten meer bedragen dan de vastgestelde draagkracht komen deze kosten in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Afwijkende draagkrachtperiode

In het algemeen wordt de draagkracht vastgesteld over een periode van een jaar. Er kan evenwel gekozen worden voor een afwijkende periode, bijvoorbeeld als de periode waarop de kosten betrekking hebben daartoe aanleiding geeft.

Afwijking van de gebruikelijke vaststelling van de draagkracht over een periode van een jaar moet vanzelfsprekend worden gemotiveerd.

Afwijkend percentage van de draagkracht

Voor sommige bijzondere kosten geldt dat 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief ouderkop op het kindgebonden budget bij alleenstaande ouders, in mindering moet worden gebracht op de bijzondere kosten alvorens er sprake kan zijn van bijzondere bijstand voor die kosten.

Dat betreft bijzondere bijstand voor:

  • -

    de kosten van wonen;

  • -

    verwervingskosten in verband met arbeid (zoals reiskosten);

  • -

    de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van jeugdigen van 18 tot 21 jaar, indien de van toepassing zijnde bijstandsnorm onvoldoende is;

  • -

    de kosten van kinderopvang;

  • -

    de belastingen zowel rijksbelastingen als gemeentelijke;

  • -

    de kosten van bewindvoering.

Het voor de hiervoor genoemde kosten in aanmerking genomen inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandnorm, inclusief ouderkop op het kindgebonden budget bij alleenstaande ouders, wordt vanzelfsprekend in dezelfde draagkrachtperiode niet nog eens als draagkracht aangemerkt voor andere bijzondere kosten.

4. Individuele bijzondere bijstand

Algemeen

Binnen de Participatiewet speelt het individualiseringsbeginsel vastgelegd in artikel 18 een belangrijke rol. Bijzondere bijstand kan toegekend worden als bijzondere omstandigheden in een individueel geval leiden tot extra kosten van het bestaan, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

Een tweede beginsel van de Participatiewet is de zogenaamde sluitpostfunctie. Om aan dit beginsel recht te doen moet steeds worden uitgegaan van de goedkoopst acceptabele oplossing. Om te voorkomen dat daardoor bij iedere aanvraag onderzoek moet worden gedaan naar de goedkoopste oplossing, is besloten voor de kosten van individuele artikelen te werken met de prijzenlijst van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD). Deze prijzenlijst wordt jaarlijks vastgesteld door het NIBUD. Bijkomende voordelen van normering zijn een betere bewaking van de met de bijzondere bijstand gemoeide kosten, rechtsgelijkheid en afstemming op vergelijkbare voorzieningen. Overigens dient deze prijzenlijst niet gehanteerd te worden bij bijzondere bijstand voor de kosten van een volledige woninginrichting (zie ook paragraaf 4.2.2).

Hantering van deze prijzenlijst wil evenwel niet zeggen dat deze prijzen altijd gevolgd moeten worden. Mits voldoende gemotiveerd is afwijking zowel naar boven als naar beneden mogelijk.

Het NIBUD kent geen normering voor door de gemeente zelf vastgestelde bijzondere kostensoorten. Dit betreft de bedragen van individuele bijzondere bijstand voor schoolkosten en individuele bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen en de maximum bedragen voor volledige woninginrichting Deze kosten worden vanaf 1 januari 2016 jaarlijks verhoogd/geindexeerd met het inflatiepercentage consumentenprijsindex van het CBS.

In het vervolg van dit hoofdstuk worden een aantal kostensoorten opgesomd, waarvoor onder omstandigheden bijzondere bijstand kan worden verleend. Vermelding van een kostensoort wil overigens niet zeggen dat deze kosten altijd als bijzonder aangemerkt kunnen worden. Eerst moet aan de hand van de individuele omstandigheden bepaald worden dat het om bijzondere kosten gaat en pas daarna komt de richtprijs in beeld.

4.1 Algemene kosten van het bestaan

In een aantal situaties zijn de in de Participatiewet vastgelegde bijstandsnormen onvoldoende om in de algemene kosten van het bestaan te voorzien. Wanneer voor deze algemene bestaanskosten extra bijstand moet worden verleend boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, vindt die verlening van bijstand plaats in de vorm van bijzondere bijstand om niet.

4.1.1 Aanvragers van 18 tot en met 20 jaar

Een aanvrager, die 18, 19 of 20 jaar oud is, heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan meer bedragen dan de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat de inkomsten van de ouders daartoe niet toereikend zijn of de aanvrager redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

Van laatstgenoemde situatie is in ieder geval sprake, indien:

  • -

    beide ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;

  • -

    de aanvrager op grond van een officiële maatregel uit huis is geplaatst;

  • -

    de aanvrager voorafgaand aan de bijstandsaanvraag al meer dan een jaar zelfstandig woonde;

  • -

    het op individuele gronden niet verantwoord is dat de aanvrager bij zijn ouders woont;

De bijzondere bijstand om niet bedraagt per maand maximaal:

  • -

    voor een alleenstaande: het verschil tussen de bijstandsnorm voor een 21-jarige alleenstaande en de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • -

    voor een alleenstaande ouder: het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd (in vergelijkbare omstandigheden) en de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • -

    voor een echtpaar / samenwonenden: het verschil tussen de norm voor een echtpaar van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd (in vergelijkbare omstandigheden) en de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm.

De verleende bijzondere bijstand wordt voor zover mogelijk verhaald op de ouder(s) op grond van artikel 62, sub c, Participatiewet.

4.1.2 Aanvragers van 18 tot en met 20 jaar in een inrichting

Geen recht op algemene bijstand heeft degene van 18, 19 of 20 jaar, die in een inrichting verblijft (artikel 13 Participatiewet). De bijstand die onder omstandigheden aan een 18- tot en met 20-jarige, die in een inrichting verblijft, moet worden verleend wordt geheel als bijzondere bijstand om niet toegekend.

De hoogte van de te verlenen bijstand hangt af van de persoonlijke omstandigheden en bedraagt maximaal de norm voor een alleenstaande van 21 jaar zoals genoemd in artikel 21 Participatiewet.

De bijzondere bijstand wordt alleen verleend, indien redelijkerwijs geen beroep kan worden gedaan op de ouder(s). Waar mogelijk wordt de bijstand verhaald op de ouder(s).

4.1.3 Alleenstaande ouder van 18 jaar of ouder in een inrichting

Artikel 23 Participatiewet voorziet in de bijstandsnorm bij verblijf in een inrichting van een alleenstaande ouder tezamen met het kind. In dergelijke gevallen zijn de kosten die de belanghebbende voor het kind moet maken meestal zodanig dat de kinderbijslag daartoe een toereikende vergoeding biedt. Derhalve kan worden volstaan met het normbedrag van een alleenstaande.

Voor de gevallen dat hogere kosten dienen te worden gemaakt, is er aanleiding de bijstand daarop af te stemmen door aanvulling met bijzondere bijstand.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het wel moet gaan om een tijdelijke opname. Bij een langdurige opname komt namelijk artikel 40 Participatiewet in beeld en zal beoordeeld moeten worden wat de feitelijke verblijfgemeente van belanghebbende is.

4.1.4 Alleenstaande ouders

De Wet hervorming kindregelingen heeft ingaande 1 januari 2015 gevolgen voor het inkomen van alleenstaande ouders met minderjarige kinderen. Alleenstaande ouders met een bijstandsuitkering hebben vanaf die datum te maken met de alleenstaande ouderkop op het kindgebonden budget en het wegvallen van de gemeentelijke toeslag van 20%.

Bij de verlening van algemene bijstand aan alleenstaande ouders ontstaat er vanaf 1 januari 2015 in enkele gevallen een knelpunt door de terugval in inkomen, zodra het laatste kind 18 jaar wordt. Die alleenstaande ouder ontvangt dan niet langer het extra kindgebonden budget van € 254,00 per maand. Daarnaast komt het recht op kinderbijslag te vervallen ten bedrage van € 91,00 per maand. De verlaging van het inkomen als gevolg van het vervallen van het extra kindgebonden budget bedraagt derhalve in totaal per maand € 345,00 (situatie per 1-1-2015).

In een aantal gevallen staat tegenover het verlies aan inkomsten van de alleenstaande ouder inkomsten van het desbetreffende thuiswonende studerende kind in de vorm van een tegemoetkoming in de studiekosten eventueel aangevuld met arbeidsinkomsten.

Zo lang de inkomsten van het desbetreffende studerende kind gelijk zijn aan of meer bedragen dan

€ 345,00 is er in totaliteit bezien geen sprake van een terugval in inkomen in het gezin.

Bedragen de inkomsten van het desbetreffende thuiswonende studerende kind minder dan € 345,00 per maand, dan is er aanleiding het verschil tussen € 345,00 en de inkomsten van het desbetreffende thuiswonende studerende kind met bijzondere bijstand te compenseren.

Indien het thuiswonende studerende kind een studie volgt waarvoor uitsluitend recht bestaat op een bijdrage op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) of vanaf 1 augustus 2015 een verhoging van het kindgebonden budget wordt rekening gehouden met de basistoelage als bedoeld in artikel 4.3 van de WTOS en vanaf 1 augustus 2015 met de verhoging van het kindgebonden budget.

Voor deze studerenden geldt dat eventuele andere inkomsten (ook inkomsten waarover de studerende redelijkerwijs kan beschikken) volledig op de bijzondere bijstand in mindering worden gebracht. Dat kunnen onder andere zijn inkomsten uit arbeid.

Voor zover er nog een andere ouder aanwezig is dient bovendien rekening te worden gehouden met de bestaande alimentatieverplichting van die ouder voor de studerende. Die alimentatieverplichting moet dan zijn vastgelegd in een convenant of een rechterlijke uitspraak (voorlopige voorziening, echtscheidingsvonnis etc.). De opgelegde alimentatie wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand ook al wordt er geen alimentatie ontvangen. Het studerende kind wordt in het geval de andere ouder de alimentatie niet voldoet geacht de uitspraak in rechte te effectueren, tenzij in redelijkheid invordering niet mogelijk is.

De periodieke bijzondere bijstand wordt verleend zolang aan de voorwaarden wordt voldaan, maar uiterlijk tot het bereiken van de 21-jarige leeftijd door de studerende.

Om de inkomsten van de studerende te kunnen weten, moet aan de bijstandsgerechtigde ouder de verplichting worden opgelegd deze inkomsten maandelijks te vermelden op het door de ouder in te leveren periodieke verklaring inkomsten.

4.1.5 Kosten van overbrugging tot de uitbetaling van de bijstand

4.1.5.1 Algemeen

De uitbetaling van de bijstand vindt maandelijks achteraf plaats. Bij aanvragers die voor het eerst bijstand op grond van de Participatiewet gaan ontvangen kan zich de situatie voordoen, dat zij tot de uitbetaling van de bijstandsuitkering niet de beschikking hebben over middelen om in de algemene kosten van het bestaan te voorzien tot de eerste uitbetaling van de uitkering.

Bij het financieel overbruggen van de eerste maand van de uitkering kan er sprake zijn van een onvoorzienbare of van een voorzienbare situatie. Bij het al dan niet toekennen van een uitkering ter overbrugging is dit onderscheid van belang. Eventuele kosten worden slechts geacht bijzondere kosten te zijn indien en voor zover deze kosten de eigen middelen te boven gaan. Dat betekent dat er geen rekening wordt gehouden met een vrij te laten bescheiden vermogen.

4.1.5.2 Onvoorzienbare situaties

Dit betreft situaties waarin men plotseling niet meer over middelen beschikt, bijvoorbeeld bij een plotselinge verlating door een partner zonder achterlating van middelen. Onvoorzienbaar is ook de situatie van asielzoekers, die bijstand gaan ontvangen na het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd en zich in de gemeente vestigen.

Indien de situatie onvoorzien is en er derhalve geen mogelijkheid is geweest voor reservering en er evenmin middelen aanwezig zijn, wordt ter overbrugging naar de eerste uitbetaling van de reguliere uitkering bijzondere bijstand verstrekt. Er mag dus geen sprake zijn van middelen zoals een positief saldo op de (spaar)bankrekeningen. Zijn er middelen aanwezig, dan worden deze in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. Indien de aanwezige middelen hoger zijn dan de te verlenen overbruggingsuitkering, bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering.

De overbruggingsuitkering bedraagt 100% van de voor de aanvrager(s) van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.

De overbruggingsuitkering in de vorm van bijzondere bijstand wordt om niet verleend.

Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de overbruggingsuitkering naar beneden worden bijgesteld, bijvoorbeeld als de voormalige echtgenoot de woonlasten nog voldoet.

4.1.5.3 Voorzienbare situatie

In het geval de noodzaak tot de verlening van de overbruggingsuitkering het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan wordt de overbruggingsuitkering in de vorm van een lening verstrekt. Te denken valt dan aan situaties van overgang van een uitkering (WW, WSF) naar bijstand in het geval de datum van uitbetaling niet aansluit.

Ook als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de aanvrager op korte termijn over voldoende inkomsten zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, wordt de bijzondere bijstand in de vorm van een lening toegekend.

4.1.6 Kosten van rechtsbijstand

Wie een inkomen op bijstandsniveau heeft en gebruik moet maken van de diensten van een advocaat, komt in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand en betaalt de advocaat eenmalig een eigen bijdrage ingevolge de Wet op de rechtsbijstand. Als de aanvrager zich heeft laten doorverwijzen door het Juridisch Loket krijgt deze aanvrager korting op de eigen bijdrage en wordt alleen die lagere eigen bijdrage vergoed via de bijzondere bijstand. Voor aanvragers die zich niet hebben laten doorverwijzen door het Juridisch Loket geldt dat de korting, die de aanvrager had kunnen krijgen in mindering wordt gebracht op het bedrag aan bijzondere bijstand. Soms moeten er ook nog andere kosten betaald worden, zoals griffierechten en bureaukosten van de advocaat.

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak vastgesteld dat de gemeente de noodzakelijkheid van het voeren van de procedure niet mag beoordelen, omdat de noodzaak al is beoordeeld op grond van de Wet op de rechtsbijstand. Als er derhalve sprake is van op grond van de Wet op de rechtsbijstand gefinancierde rechtskundige bijstand, worden de te betalen eigen bijdrage en de overige kosten aangemerkt als bijzondere kosten, waarvoor bijzondere bijstand om niet kan worden verleend. Rekening houdend met deze jurisprudentie kan voor een aanvrager, die niet naar het Juridisch Loket is geweest voor een doorverwijzing, niet worden gesteld dat de noodzaak van de procedure kennelijk niet aanwezig was. De noodzaak wordt door de Centrale Raad van Beroep immers al aanwezig geacht op grond van het feit dat er recht bestaat op gesubsidieerde rechtsbijstand. De gemeente kan dus ook hier niet beoordelen in hoeverre er sprake is van een noodzaak.

Indien een proces wordt verloren, komt het voor dat de rechter de verliezende partij verplicht tot betaling van (een deel van) de proceskosten. Deze kosten kunnen alleen als bijzonder worden aangemerkt, wanneer door de gemeente het voeren van een procedure als verplichting is opgelegd, dan wel als wenselijk werd gezien. Indien dit niet het geval is, worden deze kosten niet als bijzonder aangemerkt. Dat geldt evenzeer voor deurwaarderskosten die voorkomen hadden kunnen worden.

4.2 Kosten van wonen

4.2.1 Woonkosten

In de Participatiewet worden de kosten van wonen (de kale huur bij een huurwoning en bij een eigen woning de hypotheek en de lasten) gezien als kosten waarvoor de gemeente bijzondere bijstand kan verstrekken. Overigens geldt daarbij dat het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor 100% op de bijzondere bijstand in mindering wordt gebracht.

Met de invoering van de huurtoeslag (uitvoering door de belastingdienst) is niet meer het inkomen van het peiljaar van belang, maar het inkomen van het jaar waarover een inwoner huurtoeslag aanvraagt.

Voor de bijzondere bijstand zijn er twee situaties van belang.

De woonkosten bedragen meer dan de huurgrens voor de huurtoeslag

In het algemeen wordt geen huurtoeslag toegekend indien de huur van een huurwoning meer bedraagt dan de voor de huurtoeslag gestelde grenzen. Per 1 januari 2015 bedragen de huurgrenzen voor aanvragers vanaf de leeftijd van 23 jaar € 710,68 per maand en voor aanvragers van 18 tot en met 22 jaar € 403,06 per maand. Deze bedragen worden jaarlijks per 1 januari aangepast.

Als geen aanspraak bestaat op huurtoeslag, omdat de woonkosten hoger zijn dan de huurgrenzen voor de huurtoeslag kan bijzondere bijstand om niet worden verleend, indien de aanvrager als gevolg van een niet verwijtbare verlaging van zijn inkomsten of door vertrek van een medebewoner de woonkosten geheel of gedeeltelijk niet meer zelf kan betalen.

De bijzondere bijstand voor woonkosten wordt in deze situatie toegekend voor maximaal één jaar. Aan de toekenning van de bijzondere bijstand wordt de voorwaarde verbonden, dat de aanvrager alle mogelijke moeite moet doen om goedkopere huisvesting te verkrijgen.

Bij voldoende en concrete activiteiten ter verkrijging van die goedkopere huisvesting kan na afloop van een jaar de termijn van toekenning met maximaal één jaar verlengd worden.

De bijzondere bijstand in de kosten van wonen is voor de aanvrager gelijk aan de maximale huurtoeslag (die hij had kunnen ontvangen als de huurprijs niet hoger was geweest dan de huurgrens) plus zijn woonlasten boven de huurgrens.

Overigens kunnen woonlasten in een individueel geval zo hoog zijn dat deze woonlasten vanuit het oogpunt van bijstandsverlening niet verantwoord zijn. In die situatie wordt er geen bijzondere bijstand verleend. Hierbij geldt de kanttekening dat het om maatwerk gaat. Het is daarbij van belang rekening te houden met de gezinssituatie. Voor een groot gezin is het lastiger om goedkopere woonruimte te vinden die geschikt is.

Woning in eigendom

De toekenning van bijzondere bijstand in de kosten van wonen kan zowel betrekking hebben

op de kale huur van een huurwoning als op de hypotheek van een eigen woning.

Bewoont de aanvrager een eigen woning, dan worden de woonkosten als volgt vastgesteld:

  • -

    de te betalen hypotheekrente

  • -

    de onroerende zaak belasting

  • -

    de opstalverzekering

  • -

    het eigenaarsdeel van de waterschapslasten c.q. omslagheffing gebouwd/ongebouwd gebaseerd op de WOZ-waarde

  • -

    rioolrecht

  • -

    een jaarlijks per 1 juli vast te stellen bedrag voor onderhoud en centrale verwarming (voor het vaststellen van dit bedrag wordt gebruik gemaakt van de tabel zoals deze is opgenomen in het Handboek WWB van Stimulansz (artikel 50 Participatiewet).

De aldus vastgestelde woonkosten worden omgerekend naar een maandbedrag. Aan de hand van de berekening van de huurtoeslag wordt vervolgens bepaald wat de huurtoeslag zou zijn bij een kale huur gelijk aan de maandlasten bij een eigen woning. Het aldus berekende bedrag wordt als bijzondere bijstand verstrekt aan de aanvrager.

Of de bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt of wordt opgeboekt bij de bestaande krediethypotheek is afhankelijk van de ruimte binnen de overeengekomen krediethypotheek.

4.2.2 Woninginrichting

De kosten van gehele of gedeeltelijke inrichting van de woning worden in de regel aangemerkt als incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden betaald hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf.

Heeft een aanvrager op geen enkele wijze vooraf kunnen reserveren en dit niet reserveren is hem evenmin te verwijten, dan kan bijzondere bijstand in de vorm van een lening worden toegekend.

Indien de bijzondere bijstand betrekking heeft op de volledige (her)inrichting van de woning is de prijzenlijst van het NIBUD niet van toepassing. In deze situaties is het algemeen gebruikelijk en aanvaard de noodzakelijk aan te schaffen goederen deels over te nemen van de vorige bewoner of mee te nemen bij boedelscheiding en/of deels tweedehands aan te schaffen.

Bij volledige (her)inrichting van de woning worden de volgende maximale bedragen aangehouden:

  • -

    alleenstaande (kamerbewoner) € 814

  • -

    alleenstaande (zelfstandig gehuisvest) € 3.927

  • -

    gezin van twee personen € 4.284

  • -

    gezin van drie personen € 4.905

  • -

    gezin van vier personen € 5.526

  • -

    gezin van vijf personen € 6.148

  • -

    gezin van zes personen € 6,769

  • -

    voor elke persoon meer € 622

Volledigheidshalve zij vermeld dat de genoemde bedragen zijn gebaseerd op de prijzen van aanbieders op de markt en gelden per 1 januari 2015.

De wijze van de besteding van de verleende bijzondere bijstand in de vorm van een lening dient de uitkeringsgerechtigde aan te tonen door inlevering van de originele nota’s. Immers, de bijzondere bijstand is een bestemmingsuitkering, waarvan moet worden vastgesteld of deze gebruikt is voor de kosten waarvoor de bijstand is toegekend.

4.2.3 Verhuiskosten

Voor de kosten in verband met een noodzakelijke verhuizing geldt dat deze in de regel worden aangemerkt als incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden bekostigd. Dit dient plaats te vinden door reservering vooraf of door gespreide betaling achteraf.

Slechts in bijzondere gevallen kan bijzondere bijstand worden verleend. De bijzondere bijstand wordt in de regel om niet verleend, tenzij de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

Van bijzondere bijstand voor verhuiskosten kan sprake zijn, indien de verhuizing plaatsvindt binnen de gemeente c.q. bij verhuizing van de gemeente naar een andere gemeente. Indien men verhuist van een andere gemeente naar onze gemeente verleent onze gemeente geen bijzondere bijstand voor de verhuiskosten.

4.2.4 Kosten dubbele huur

Voor kosten van dubbele huur als gevolg van een noodzakelijke verhuizing, waarbij de aanvrager binnen de gemeente verhuist of vanuit een andere gemeente overkomt, heeft de aanvrager aanspraak op bijzondere bijstand. In zich voordoende gevallen wordt de bijstand verstrekt om niet. De bijzondere bijstand kan worden verleend voor maximaal één maand dubbele huur en wordt vastgesteld op basis van de voor de nieuwe woning verschuldigde huur.

4.2.5 Waarborgsom

Als de individuele situatie van de aanvrager zodanig is dat voor de waarborgsom bijzondere bijstand wordt toegekend, dan vindt die verlening van bijzondere bijstand plaats in de vorm van een lening. Alleen in uitzonderlijke situaties kan voor een waarborgsom bijzondere bijstand om niet worden verleend.

4.3 Medische kosten

4.3.1 Algemeen

De Zorgverzekeringswet voorziet in een verzekerd basispakket.

Iedere inwoner van de gemeente is verplicht een zorgverzekering af te sluiten en vanaf de 18-jarige leeftijd daarvoor een nominale premie aan de zorgverzekeraar te betalen. Voor het basispakket van de zorgverzekering geldt een eigen risico dat in beginsel niet in aanmerking komt voor vergoeding vanuit de bijzondere bijstand. (zie ook paragraaf 4.4)

De inwoner kan bovendien een aanvullende zorgverzekering afsluiten, waarbij deelnemers recht hebben op een (gedeeltelijke) vergoeding voor limitatief opgesomde geneeskundige verstrekkingen/zorg.

Bij aanvragen om bijzondere bijstand voor medische kosten hanteert de gemeente als uitgangspunt dat de inwoner een aanvullende verzekering bij een zorgverzekeraar heeft afgesloten. Onderdeel van die af te sluiten aanvullende zorgverzekering moet in ieder geval zijn een (gedeeltelijke) vergoeding voor tandheelkundige hulp/mondzorg. Waar een gedeeltelijke vergoeding voor tandheelkundige hulp/mondzorg niet in de aanvullende zorgverzekering is meegenomen, dient de inwoner naast de aanvullende zorgverzekering ook een afzonderlijke aanvullende tandverzekering af te sluiten.

Alle inwoners van de gemeente, waarvan het inkomen niet meer bedraagt dan 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en het vermogen minder bedraagt dan de in de Participatiewet genoemde bedragen, hebben de mogelijkheid via Werk en Inkomen BBS deel te nemen in een collectieve basis zorgverzekering plus aanvullende zorgverzekering. Het voordeel van deze collectieve zorgverzekering is de lagere premie voor de basis- en aanvullende zorgverzekering. Bovendien heeft deze aanvullende zorgverzekering een meer op de praktijk toegesneden uitgebreid vergoedingenpakket.

Indien een aanvrager van bijzondere bijstand voor medische kosten deelnemer is in de collectieve basis- en aanvullende zorgverzekering, dan heeft deze ook aanspraak op bijzondere bijstand voor niet volledig vergoede medisch noodzakelijke kosten.

Heeft de aanvrager van bijzondere bijstand voor medische kosten een andere aanvullende zorgverzekering afgesloten, die voldoet aan het gestelde in de tweede alinea van deze paragraaf, dan heeft deze aanspraak op bijzondere bijstand voor niet volledig vergoede medisch noodzakelijke kosten onder aftrek van het verschil tussen de jaarpremie voor de collectieve aanvullende zorgverzekering via Werk en Inkomen BBS en de jaarpremie van de door de aanvrager zelf afgesloten aanvullende verzekering.

Als geen aanvullende zorgverzekering is afgesloten door de aanvrager van bijzondere bijstand, dan komt in beginsel slechts dat deel van de medische kosten voor vergoeding in aanmerking, dat niet door de collectieve aanvullende zorgverzekering zou worden vergoed.

Tot de medische kosten worden onder meer gerekend:

  • -

    extra was-, kleed- en stookkosten als gevolg van ziekte en/of handicap

  • -

    eigen bijdrage medische behandelingen

  • -

    eigen bijdrage taxivervoer specialist / ziekenhuis

  • -

    extra voeding of dieetkosten

  • -

    eigen bijdrage tandheelkundige hulp

  • -

    orthopedisch schoeisel

  • -

    elastische kousen

  • -

    hoortoestellen (plus batterijen en / of accu’s)

  • -

    steunzolen

  • -

    gebitsprothesen

  • -

    brillen

  • -

    contactlenzen

Bijzondere bijstand voor medische kosten wordt verstrekt voor standaarduitvoeringen en in het algemeen om niet. Dit geldt ook voor medisch noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen.

Voor zover kosten bewust buiten de werkingssfeer van een voorliggende voorziening zijn gelaten (dus niet uit budgettaire overwegingen), wordt voor deze kosten geen bijstand toegekend behoudens zeer dringende redenen.

Medische adviezen

Het kan soms nodig zijn alvorens tot verlening van bijzondere bijstand over te gaan de beschikking te hebben over een medisch advies ten einde de medische noodzaak van de kosten te bepalen.

Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een medisch noodzakelijke voorziening, kan advies gevraagd worden aan de door Werk en Inkomen BBS gecontracteerde partij voor medische adviezen.

Veel medische kosten worden echter vergoed via een wettelijke regeling zoals de Zorgverzekeringswet, de WLZ, de WMO, e.d. Voor deze gevallen geldt dat een in rekening gebrachte eigen bijdrage in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Daarvoor is een medisch advies niet noodzakelijk.

Daarnaast zijn er situaties waarbij voor de medische kosten geen voorliggende voorziening bestaat en de gemeente zelf zal moeten (laten) vaststellen of er sprake is van een medische noodzaak.

Het vragen van een medisch advies van de gecontracteerde medisch adviseur in deze situaties wordt mede bepaald door de hoogte van de gevraagde bijzondere bijstand.

Voor zover de gevraagde bijzondere bijstand minder bedraagt dan € 200,00 per jaar kan het vragen van een medisch advies achterwege blijven, indien met een redelijke mate van zekerheid de medische noodzaak kan worden vastgesteld.

Is de aangevraagde bijzondere bijstand voor medische kosten hoger dan € 200,00 dan is het in het algemeen noodzakelijk via een advies van onze medisch adviseur de medische noodzaak te laten vaststellen.

4.3.2 Vaker voorkomende medische kosten

extra was-, kleed- en stookkosten ten gevolge van ziekte of handicap

Indien er ten gevolge van ziekte of handicap extra kosten gemaakt moeten worden, die niet op een andere wijze voor vergoeding in aanmerking komen, is in beginsel bijzondere bijstand mogelijk.

Voor het vaststellen van de noodzakelijkheid wordt een advies gevraagd bij onze medisch adviseur , tenzij de gevraagde bijzondere bijstand minder bedraagt dan € 200,00 en met een redelijke mate van zekerheid de medische noodzaak kan worden vastgesteld.

Brillen

Indien het medisch karakter van de aanschaf van een bril vaststaat blijkens het voorschrift van een arts of een deskundige (opticien), worden de kosten gerekend tot de bijzondere kosten van het bestaan. Er is dan geen advies van onze medisch adviseur nodig.

Voor zover de aanvrager van bijzondere bijstand deelnemer is in de collectieve basis en aanvullende zorgverzekering wordt aangesloten bij de polisvoorwaarden van de collectieve aanvullende verzekering. Dit houdt in dat er bij een drietal opticienketens een bril kan worden afgenomen die volledig wordt vergoed. Behoudens bijzondere omstandigheden bestaat er dan geen recht meer op bijzondere bijstand.

Heeft de aanvrager een andere aanvullende zorgverzekering, die geen vergoeding verstrekt voor brillen, dan bedraagt de bijzondere bijstand voor een bril maximaal de bedragen genoemd in de via de gemeente af te sluiten collectieve aanvullende zorgverzekering. Deze vergoeding via de bijzondere bijstand wordt eenmalig verstrekt en aan de aanvrager wordt duidelijk meegedeeld dat zijn huidige aanvullende zorgverzekering onvoldoende is om nogmaals voor bijzondere bijstand voor een bril in aanmerking te komen. Hij kan aansluiting zoeken bij de collectieve basis en aanvullende zorgverzekering van de gemeente,

Als de aanvrager in het geheel geen aanvullende zorgverzekering heeft afgesloten wordt er geen bijzondere bijstand verstrekt. Deze aanvrager moet de kosten van de bril betalen van de uitgespaarde premie voor de aanvullende zorgverzekering.

Brillen komen voor vergoeding in aanmerking in de maatschappelijk aanvaarde uitvoering. Dat wil zeggen dat ontspiegelde glazen wel vergoed worden maar de (ont)kleuring van de glazen niet.

In het geval een aanvrager zowel een leesbril als een vertebril nodig heeft kan er bijzondere bijstand verleend worden voor beide brillen. Heeft de aanvrager liever bifocale/multifocale brillenglazen (verteglazen met ingeslepen leesglazen) dan kan daarvoor eveneens bijzondere bijstand verleend worden voor de glazen in een goedkope en maatschappelijk aanvaarde uitvoering.

Contactlenzen

Geeft de aanvrager de voorkeur aan contactlenzen in plaats van een bril dan kan bijzondere bijstand verstrekt worden tot maximaal het bedrag dat aan bijstand voor een bril voor deze persoon zou hebben gegolden.

Voor de aanschaf van reinigingsvloeistof en het onderhoud van contactlenzen wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Dieetkosten

Bij een medisch noodzakelijk dieettherapie is er in beginsel bijzondere bijstand mogelijk met uitzondering van dieetpreparaten (worden vergoed vanuit de WLZ).

Om vast te stellen of een dieet noodzakelijk is in het individuele geval, wordt een medisch advies opgevraagd bij de medisch adviseur.

De vergoeding van de meerkosten van een dieet wordt gebaseerd op de lijst van meerkosten dieetvoedingen die Stimulansz in samenwerking met het Nibud in beheer heeft. Met deze lijst wordt berekend wat de meerkosten van de verschillende diëten zijn rekening houdend met de verschillen tussen man, vrouw en leeftijden. De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.

Hoorapparaat plus batterijen

De eigen bijdrage in de kosten van aanschaf en reparatie van een hoorapparaat, alsmede de kosten van noodzakelijke batterijen komen voor bijstandsverlening in aanmerking. Een medisch advies van de medisch adviseur is alleen nodig als er een vergoeding wordt gevraagd voor een eigen bijdrage hoger dan € 500,00. Per 1 januari 2013 is het systeem gewijzigd en moet de verzekerde 25% van de aanschafprijs van het gehoorapparaat zelf betalen. In het algemeen vergoedt een afgesloten aanvullende zorgverzekering hier ook weer een deel van. Alleen bij een eigen bijdrage van meer dan € 500,00 is er dan sprake van een gehoorapparaat dat duurder is dan gebruikelijk en is een advies van de medisch adviseur nodig.

Gebitsprothese

De eigen bijdrage in de kosten van aanschaf en reparatie van een kunstgebit of gedeeltelijke prothese komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. Er is geen advies van de medisch adviseur nodig.

Tandheelkundige hulp

Van de aanvragers wordt verwacht dat zij een aanvullende verzekering hebben afgesloten, waarin in ieder geval is opgenomen een vergoeding voor conserverende tandheelkundige hulp. Waar een gedeeltelijke vergoeding voor tandheelkundige hulp/mondzorg niet in de aanvullende zorgverzekering is meegenomen, dient daarvoor een afzonderlijke aanvullende tandverzekering te worden afgesloten.

Voor de eigen bijdrage kan in beginsel bijzondere bijstand worden verleend. Daarbij speelt het verschil in premie tussen de collectieve aanvullende zorgverzekering en een andere aanvullende zorgverzekering vanzelfsprekend een rol (zie de 5e alinea van paragraaf 4.3.1).

Steunzolen, steunkousen en orthopedisch schoeisel

De eigen bijdrage in de kosten van steunzolen, steunkousen en/of orthopedisch schoeisel komt in aanmerking voor bijzondere bijstand. Alleen bij de aanschaf van orthopedisch schoeisel speelt, dat een gedeelte van de eigen bijdrage niet voor vergoeding in aanmerking komt. Schoenen horen namelijk tot de zaken die een ieder uit zijn inkomen moet betalen. In verband daarmee wordt een deel van de eigen bijdrage niet vergoed te stellen op het bedrag genoemd in de NIBUD prijzengids.

Een medisch advies is niet nodig.

Eigen bijdrage thuiszorg

De verzorging zoals die geboden wordt door de gesubsidieerde instellingen voor gezinszorg wordt geacht een passende en toereikende voorliggende voorziening te zijn.

De eigen bijdrage, ook wel retributie genoemd, die bij deze hulpverlening verschuldigd is, komt in aanmerking voor bijzondere bijstand om niet.

4.4 Bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen

Met de drie decentralisaties van 1 januari 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning van inwoners bij zelfredzaamheid en participatie in het brede sociale domein. Voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen zijn gelijktijdig met die drie decentralisaties nogal wat andere regelingen vervallen of naar beneden bijgesteld. Dat betreft de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, de 33% korting op eigen bijdragen extramurale zorg, de fiscale regelingen voor aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de Compensatieregeling Eigen Risico.

De kosten van het bestaan van inwoners met een chronische ziekte en/of beperking zijn hoger dan van andere inwoners. Te denken valt dan onder meer aan de kosten voor zorg, vervoer, hulpmiddelen en aanpassingen. Deze extra kosten worden meestal aangeduid als meerkosten. Bij deze meerkosten kun je denken aan de directe meerkosten zoals kosten of eigen bijdragen voor medische hulp, verzorging en hulpmiddelen. Maar ook aan verborgen meerkosten zoals de verhoogde kosten van energie, wassen, kledingslijtage, en dergelijke. Het is vaak niet of nauwelijks mogelijk exact aan te tonen wat die kosten precies zijn.

Om de hiervoor genoemde verantwoordelijkheid van de gemeente vorm te geven, is gekozen voor een drietal maatregelen ter gedeeltelijke compensatie van de als gevolg van de verandering van de landelijke wetgeving verhoogde kosten van chronische zieken, gehandicapten en ouderen.

De eerste maatregel betreft de verbreding van de collectieve aanvullende zorgverzekering, die inwoners met een inkomen tot 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm via de gemeente kunnen afsluiten. Als gevolg van de uitbreiding van het pakket in de collectieve aanvullende zorgverzekering zullen ook de kosten voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen in een aantal gevallen lager zijn.

De tweede maatregel is bedoeld voor inwoners met een inkomen tot 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, die kunnen aantonen dat het volledig verplichte eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet over het lopend of voorgaande kalenderjaar is betaald aan de zorgverzekeraar.

Deze inwoners komen in aanmerking voor een gedeeltelijke compensatie vanuit de bijzondere bijstand ten bedrage van € 99.

De derde maatregel betreft inwoners met een inkomen tot 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, die kunnen worden aangemerkt als chronische zieken, gehandicapten of ouderen en daarbij een zelfstandig huishouden voeren. Deze specifieke groep verkeert door de bijzondere omstandigheden in de situatie, dat er sprake is van directe meerkosten, maar ook van verborgen meerkosten als gevolg van ziekte of handicap.

Tot deze specifieke groep van chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, die zelfstandig een huishouden voeren, worden gerekend:

  • -

    degenen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 80%-100% ontvangen;

  • -

    degenen die een bijstandsuitkering van de gemeente ontvangen, volledig arbeidsongeschikt zijn en die arbeidsongeschiktheid naar verwachting drie jaar aanwezig is of minimaal drie jaar zal duren;

  • -

    degenen die de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a,eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet bereikt hebben.

De omschrijving dat het om inwoners moet gaan, die een zelfstandig huishouden voeren, houdt in dat zij, die in een inrichting verblijven (verpleeghuis, verzorgingshuis, e.d.), niet voor deze maatregel in aanmerking komen.

De tegemoetkoming vanuit de bijzondere bijstand voor deze specifieke groep bedraagt per kalenderjaar € 350. De bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen dient ook per kalenderjaar te worden aangevraagd via het daartoe opgestelde aanvraagformulier. De aanvrager die geen bijstand van de gemeente ontvangt, moet in ieder geval de volgende gegevens inleveren:

  • -

    het laatste bankafschrift van alle aanwezige bank- en/of spaarrekeningen;

  • -

    bewijsstuk waaruit het inkomen blijkt.

Voor de vaststelling van de draagkracht van een inwoner, die tot deze specifieke groep behoort, gelden de regels van deze nota. Van belang daarbij blijft dat de bijzondere bijstand terechtkomt waar die echt nodig is. Wanneer een aanvrager niet voldoet aan de criteria, moet toch altijd onderzocht worden of aanvullende inkomensondersteuning voor noodzakelijke kosten nodig is. Uiteindelijk is de individuele situatie altijd leidend voor de toekenning van de bijzondere bijstand.

Daarom kan het gestelde bedrag ook niet als maximum gelden. Als een aanvrager kan aantonen, dat deze in verband met zijn chronische ziekte of handicap daadwerkelijk meer noodzakelijke kosten heeft gemaakt dan het genoemde richtbedrag, dan komen die hogere kosten voor vergoeding in aanmerking.

4.5 Reiskosten

Voor deelname aan het maatschappelijk verkeer bevat de bijstandsnorm een bepaald bedrag. Reiskosten vallen in de regel onder het begrip “deelname aan het maatschappelijk verkeer” en komen daarom in het algemeen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Op grond van individuele omstandigheden kan bijzondere bijstand om niet worden toegekend voor reiskosten binnen Nederland. Reiskosten kunnen met name worden aangemerkt als bijzondere kosten in de volgende situaties:

  • -

    het bezoeken van een familielid in een ziekenhuis of verpleeginrichting;

  • -

    het bezoeken van een gedetineerd gezinslid;

  • -

    een noodzakelijke scholing of opleiding;

  • -

    het verrichten van werkzaamheden buiten de woonplaats.

Het maximum voor de toekenning van reiskosten wordt gevormd door de reiskosten van het

openbaar vervoer. Indien een aanvrager met een eigen auto reist, worden de kosten van het openbaar vervoer vergoed. Overigens mag van gezonde inwoners in het algemeen verwacht worden dat afstanden van minder dan 10 kilometer op de fiets worden afgelegd en geen kosten meebrengen die voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking komen.

Volledigheidshalve zij nogmaals vermeld dat voor de toekenning van bijzondere bijstand voor reiskosten het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor 100% in mindering wordt gebracht op de bijzondere kosten.

Noodzakelijke scholing of opleiding

Als een scholing of opleiding voor de aanvrager noodzakelijk wordt geacht, geldt die aanduiding ook voor de met die scholing of opleiding gemoeide reiskosten.

Voor deze reiskosten wordt dan ook bijzondere bijstand verleend, tenzij de aanvrager in aanmerking komt voor een bijdrage in deze kosten op grond van het afgesproken re-integratietraject in het kader van de Participatiewet.

Het verrichten van werkzaamheden buiten de woonplaats

Voor zover een aanvrager reiskosten moet maken in verband met zijn werkzaamheden, worden deze kosten aangemerkt als bijzondere kosten voor zover de enkele reisafstand tot het werk niet meer bedraagt dan 100 kilometer en komen zij in aanmerking voor bijzondere bijstand om niet.

Een eventuele vergoeding van de reiskosten door de werkgever wordt vanzelfsprekend in mindering gebracht. Voor zover de reiskosten in aanmerking kunnen worden gebracht voor een bijdrage op grond van een afgesproken re-integratietraject ingevolge de Participatiewet wordt daarvoor geen bijzondere bijstand verleend.

4.6 Schoolgaande kinderen

Inwoners met één of meer kinderen tot 18 jaar en een laag inkomen (maximaal 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ) gedurende meer dan een jaar lopen een vergrote kans de kosten van de schoolgaande kinderen niet dan wel moeizaam te kunnen opbrengen. Inwoners met kinderen, die het basisonderwijs volgen hebben te maken met kosten in de vorm van een “vrijwillige” ouderbijdrage, een bijdrage voor de kosten van schoolreisjes en soms nog met een bijdrage voor andere gezamenlijke buitenschoolse activiteiten.

Voor zover de inwoners een kind van jonger dan 18 jaar hebben, die het voortgezet onderwijs volgt, zijn er aanzienlijke kosten in de vorm van reiskosten, “vrijwillige” onderwijsbijdrage, e.d..

Voor beide typen onderwijs is er sprake van cumulatie van verschillende kosten zoals de kosten van een rekenmachine, gymkleding, huur schoolkluisje, etc..

Voor de hiervoor genoemde kosten kan de inwoner voor zijn kind, die het basisonderwijs volgt, één maal per schooljaar vanaf de maand juni bijzondere bijstand om niet ten bedrage van € 102,00 aanvragen. Er behoeven bij de aanvraag geen betalingsbewijzen te worden ingeleverd.

Voor een kind tot 18 jaar, dat voortgezet onderwijs volgt (hieronder te verstaan iedere vorm van onderwijs, dat een kind volgt na het basisonderwijs te hebben afgerond), kan de inwoner één maal per schooljaar vanaf de maand juni bijzondere bijstand om niet ten bedrage van € 352,00 aanvragen. Er behoeven bij de aanvraag geen betalingsbewijzen te worden ingeleverd.

Voorwaarde voor deze vorm van bijzondere bijstand is dat de inwoner gedurende minimaal één jaar een inkomen heeft gehad op het niveau van maximaal 115% van de voor haar/hem geldende bijstandsnorm.

Wat betreft de referte-eis van minimaal één jaar een inkomen hebben van maximaal 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm geldt, dat de aan de toekenning van bijstand voorafgaande periode van verblijf van een in de gemeente gehuisveste statushouder in Nederland daar ook gelding voor heeft. Nadat aan een statushouder een bijstandsuitkering is toegekend, zal deze statushouder daardoor meestal ook direct aan de referte-eis voor de aanspraak op bijzondere bijstand voor schoolkosten voldoen.

Bij dit onderdeel van de bijzondere bijstand wordt de groep ouders met minderjarige kinderen als specifieke groep aangemerkt. Van belang daarbij blijft dat de bijzondere bijstand terechtkomt waar die echt nodig is. Wanneer een aanvrager niet voldoet aan de criteria, moet toch altijd onderzocht worden of aanvullende inkomensondersteuning voor noodzakelijke kosten nodig is. Uiteindelijk is de individuele situatie altijd leidend voor de toekenning van bijzondere bijstand.

Daarom kunnen de gestelde bedragen ook niet als maximum gelden. Als een aanvrager kan

aantonen, dat deze voor zijn minderjarige schoolgaande kinderen daadwerkelijk meer noodzakelijke kosten heeft gemaakt dan de genoemde richtbedragen, dan komen die hogere kosten voor vergoeding in aanmerking.

Voor de wijze waarop wordt vastgesteld of de genoemde bedragen overeenkomen met de daadwerkelijke kosten wordt één maal per schooljaar steekproefsgewijs met een aantal scholen overleg gevoerd over de hoogte van de kosten voor de gemiddelde leerling.

4.7 Kosten van duurzame gebruiksgoederen

Algemeen

Tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de aanschaf, vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter. Een rol daarbij speelt de afschrijvingsduur van duurzame gebruiksgoederen. In het algemeen mag worden uitgegaan van een redelijke afschrijvingsduur van 7 jaar voor duurzame gebruiksgoederen, tenzij er sprake is van objectieve omstandigheden die een kortere afschrijvingsduur rechtvaardigen.

In het algemeen zal duidelijk zijn dat onder duurzame gebruiksgoederen wordt verstaan de gebruikelijke zaken van een persoon/gezin in en bij de woning, In de huidige tijd wordt ook een personal computer/laptop met printer gezien als een duurzaam gebruiksgoed dat in ieder huishouden thuis hoort.

Inwoners die nog geen twee jaar een inkomen op bijstandsniveau hebben

Indien zo’n duurzaam gebruiksgoed moet worden aangeschaft of na de afschrijvingsduur moet worden vervangen of gerepareerd, terwijl de belanghebbende nog niet voldoende heeft gespaard en ook niet kon sparen (de mate van verwijtbaarheid speelt hierbij een rol), dan wordt bijzondere bijstand in de vorm van een lening toegekend.

De hoogte van de lening is niet alleen afhankelijk van de hoogte van de noodzakelijke kosten, waarbij voor de individuele bijzondere kosten de NIBUD-prijzenlijst als richtlijn geldt, maar ook van de mogelijkheid voor de kosten te reserveren en de eventueel aanwezige draagkracht.

Inwoners die gedurende twee jaar een inkomen op bijstandsniveau hebben

Indien de aanvraag om bijzondere bijstand voor de aanschaf, vervanging of reparatie van een gebruiksgoed met een duurzaam karakter wordt gedaan door een inwoner, die in een periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag een inkomen ter hoogte van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ontving, wordt de bijzondere bijstand voor 50% verleend om niet en voor 50% in de vorm van een renteloze lening.

Inwoners die gedurende drie jaar een inkomen op bijstandsniveau hebben

Indien een inwoner, die gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag een inkomen ter hoogte van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ontving, een aanvraag om bijzondere bijstand doet voor de aanschaf, vervanging of reparatie van een wasmachine, een kooktoestel of een koelkast, dan wordt de bijzondere bijstand volledig om niet verleend.

Nadere voorwaarde

Voor zover de afschrijvingsduur nog niet is bereikt en er evenmin objectieve omstandigheden ter rechtvaardiging zijn van de kortere afschrijvingsduur, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een lening eerst verleend als is komen vast te staan, dat de aanvrager een benodigde geldlening niet via de normale kredietverlenende instellingen kan verkrijgen.

4.8 Incidentele kosten

4.8.1 Kosten van kinderopvang

De kosten van kinderopvang worden aangemerkt als bijzondere kosten, wanneer er een relatie ligt naar zelfstandige voorziening in de kosten van het bestaan of een daarop gerichte scholing / opleiding. Voor zover deze kosten van kinderopvang niet volledig vergoed worden via de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst kan voor het meerdere bijzondere bijstand worden verstrekt.

Ook individuele omstandigheden zowel medisch als sociaal kunnen de kosten van kinderopvang zo bijzonder maken, dat toekenning van bijzondere bijstand om niet geboden is. In het kader van sociaal medische omstandigheden heeft men geen aanspraak op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst.

In beide situaties geldt dat bij de vaststelling van een eventueel recht op bijzondere bijstand 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm op de bijzondere kosten in mindering moet worden gebracht.

4.8.2 Gemeentelijke belastingen

Voor de kosten van de gemeentelijke belastingen wordt in het algemeen geen bijzondere bijstand verstrekt. Dat is ook niet nodig omdat voor deze gemeentelijke belastingen bij een inkomen op bijstandsniveau kwijtschelding kan worden aangevraagd.

Rekening houdend met de strikte regeling van het vermogen van de kwijtscheldingsregeling zijn er echter uitkeringsgerechtigden van de gemeente die in gelijke omstandigheden verkeren, maar toch niet in aanmerking komen voor de kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen.

Deze uitkeringsgerechtigden, die door de strikte regeling van het vermogen binnen de kwijtscheldingsregeling niet in aanmerking komen voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen kunnen aanspraak maken op bijzondere bijstand om niet ter hoogte van de misgelopen kwijtschelding.

4.8.3 Leges verblijfsvergunningen

De leges voor verblijfsvergunningen zijn incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan, waarvoor geen bijzondere bijstand wordt verstrekt.

Volledigheidshalve zij vermeld dat voor de “verblijfsvergunning bepaalde tijd asiel” en de “verblijfsvergunning onbepaalde tijd asiel”, waarvoor vergunninghouders in aanmerking komen, geen kosten in rekening worden gebracht.

4.8.4 Kosten zwemlessen kinderen

De kosten van zwemlessen voor kinderen van 4 tot en met 9 jaar, die gedurende maximaal één jaar worden gemaakt en nodig zijn om basis zwemvaardigheden onder de knie te krijgen, worden in voorkomende gevallen vergoed via de bijzondere bijstand. Het belang van veiligheid voor kinderen in een waterrijk gebied is daarbij doorslaggevend. Voor deze bijzondere bijstand gelden de gewone regels en ze wordt om niet verstrekt.

5. De vorm van de bijstand

5.1 Algemeen

Het uitgangspunt van de Participatiewet is dat de bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt (artikel 48 Participatiewet).

De bijzondere bijstand toekennen in de vorm van een lening is alleen toegestaan in de situaties, waarin de Participatiewet aangeeft dat toekenning in de vorm van een lening geoorloofd is.

Toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van een lening is alleen toegestaan voor duurzame gebruiksgoederen, voor een waarborgsom en ter gedeeltelijke of volledige aflossing van schulden.

Daarnaast is toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van een lening toegestaan, indien:

  • -

    de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • -

    redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de aanvrager op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over dezelfde periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

Voorts kent de Participatiewet nog mogelijkheden bij zelfstandigen en bij bezitters van een eigen woning. Daarvoor zijn evenwel afzonderlijke regelingen getroffen.

In de voorgaande hoofdstukken is steeds aangegeven in welke vorm de bijzondere bijstand wordt verstrekt.

5.2 Aflossing van leenbijstand

De aflossing van de bijzondere bijstand die in de vorm van een lening is verstrekt, vindt plaats overeenkomstig de normen van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK).

Dit houdt in dat maandelijks op de voor de aanvrager van toepassing zijnde uitkeringsnorm 6% wordt ingehouden. Zodra er een normwijziging plaatsvindt of een wijziging in de gezinssituatie wordt de hoogte van het vastgestelde aflossingsbedrag aangepast.

Is de inwoner geen uitkeringsgerechtigde van de gemeente, dan dient deze maandelijks een bedrag ter hoogte van 6% van de van toepassing zijnde uitkeringsnorm aan de gemeente over te maken.

Bedraagt het inkomen van de aanvrager meer dan de uitkeringsnorm, dan wordt de vereiste aflossing vastgesteld op 6% van de van toepassing zijnde uitkeringsnorm plus 25% van het inkomen boven die norm. Zo lang de inwoner de aflossing conform de vastgestelde aflossing correct en regelmatig betaalt, kan die aflossing op dat bedrag gehandhaafd blijven.

Indien aan een aanvrager bijzondere bijstand in de vorm van een lening is toegekend en deze vervolgens drie jaar correct en regelmatig aan de gestelde aflossingsverplichting heeft voldaan, dan dient nadrukkelijk te worden bezien of het dan nog openstaande bedrag van de lening kan worden omgezet in bijstand om niet.

5.3 Aflossing van leenbijstand bij beslag en pseudo-verrekening

Vanaf het moment dat er door een deurwaarder beslag is gelegd op de uitkering wordt het voor beslag vatbare gedeelte van de uitkering niet meer aan de belanghebbende uitbetaald.

Een inmiddels lopende aflossing op in de vorm van een lening verstrekte bijzondere bijstand (ook wel verrekening genoemd) blijft gewoon doorlopen. Het beslag heeft dan ook slechts betrekking op het verschil tussen de overeengekomen aflossing en het maximaal mogelijke beslag rekening houdend met de beslagvrije voet.

Aan de beslaglegger moet vanzelfsprekend worden medegedeeld dat de uitvoering van het beslag niet tot het gevraagde bedrag kan plaatsvinden zolang de vordering van de gemeente niet is voldaan.

Indien er sprake is van pseudo-verrekening is het vorenstaande van overeenkomstige toepassing.