Regeling vervallen per 01-02-2006

Gemeenschappelijke regeling Welstand en Monumenten Midden Nederland 2005

Geldend van 01-02-2006 t/m 31-01-2006

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Welstand en Monumenten Midden Nederland 2005

De raden van de gemeenten Abcoude, Amerongen, Baarn, De Bilt, Breukelen, Bunnik, Bunschoten, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Eemnes, Houten, Leersum, Leusden, Loenen, Lopik, Maarn, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Renswoude, Rhenen, De Ronde Venen, Veenendaal, Woerden, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist,

overwegende dat in 1969 een bestuurlijke samenwerking van gemeenten in de provincie Utrecht in de vorm van een gemeenschappelijke regeling tot stand is gekomen in het belang van de bouwkundige en landschappelijke schoonheid in de provincie Utrecht de "Provinciale Utrechtse Welstandscommissie;

dat deze regeling sedertdien is aangepast aan zich wijzigende wettelijke voorschriften ter zake, laatstelijk bij besluit van 28 januari 1993;

gelet op het bepaalde in artikel 39 van deze voorschriften en het bepaalde in de Woningwet van 28 augustus 1991, laatstelijk gewijzigd bij wet van 5 december 2002, Stbl. 590, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Monumentenwet alsmede het Treasurystatuut;

gelet op het voorstel van het dagelijks bestuur van 30 maart 2005

BESLUITEN

de gemeenschappelijke regeling "Provinciale Utrechtse Welstandscommissie adviescommissie voor de ruimtelijke kwaliteit (P.U.W.C.) 1992" te wijzigen door het vaststellen van onderstaande integrale tekst:

ALGEMEEN

Artikel 1.

  • 1.

    Ingesteld wordt een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd "Welstand en Monumenten Midden-Nederland";

  • 2.

    Dit lichaam is gevestigd te Bunnik.

Artikel 2.

In de regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling van Welstand en Monumenten Midden-Nederland

  • b.

    de (deelnemende) gemeenten: de (raden van de) aan de regeling deelnemende gemeenten

  • c.

    (een/de) gemeente: aan de regeling deelnemende gemeente

  • d.

    dienstjaar: kalenderjaar

  • e.

    de raad: de raad van één der deelnemende gemeenten

  • f.

    het algemeen bestuur: het bestuur bedoeld in artikel 8 van deze regeling

  • g.

    het dagelijks bestuur: het bestuur bedoeld in artikel 13 van deze regeling

  • h.

    de voorzitter: de voorzitter bedoeld in artikel 12 van deze regeling

  • i.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht

  • j.

    het bureau: de ambtelijke organisatie van de gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 16 van deze regeling

  • k.

    de directeur: de directeur van Welstand en Monumenten Midden-Nederland

  • l.

    buiten-leden: leden van de commissies niet in dienst zijnde van Welstand en Monumenten Midden-Nederland

  • m.

    Gemeentewet: wet van 14 februari 1992, Stb. 96, sedertdien gewijzigd

  • n.

    Woningwet: wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, sedertdien gewijzigd

  • o.

    Monumentenwet: wet van 23 december 1988, Stb. 638, sedertdien gewijzigd

  • p.

    Kieswet: wet van 28 september 1989, Stb. 423, sedertdien gewijzigd

  • q.

    Wet gemeenschappelijke regelingen: wet van 20 december 1984, Stb. 667, sedertdien gewijzigd

Artikel 3.

Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen gelezen in plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester respectievelijk Welstand en Monumenten Midden-Nederland, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Waar in deze regeling wordt verwezen naar een artikel zonder nadere aanduiding wordt bedoeld het betreffende artikel van deze regeling.

VERZORGINGSGEBIED

Artikel 4.

Het verzorgingsgebied van Welstand en Monumenten Midden-Nederland wordt gevormd door het grondgebied van ten minste de deelnemende gemeenten.

DOELSTELLING

Artikel 5.

Welstand en Monumenten Midden Nederland heeft in de deelnemende gemeenten tot haar zorg de instandhouding en bevordering van het bouwkundig schoon, de welstandszorg, het landschaps- en stedenschoon, waaronder de monumentenzorg, alsmede de zorg voor de ruimtelijke kwaliteit in zijn algemeenheid begrepen.

TAAK

Artikel 6.

  • 1.

    Welstand en Monumenten Midden Nederland heeft tot taak de deelnemende gemeenten van advies te dienen omtrent alle zaken, die met omschreven doel als bedoeld in artikel 5 in verband staan. Daarnaast kunnen ook , op verzoek, aan andere gemeenten adviezen worden verstrekt die passen binnen de doelstelling.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten verplichten zich om alle aanvragen die in het kader van de Woningwet van een welstandsadvies dienen te worden voorzien ter advisering voor te leggen aan Welstand en Monumenten Midden Nederland.

BESTUUR

Artikel 7.

Het bestuur van Welstand en Monumenten Midden Nederland bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur,

  • b.

    het dagelijks bestuur en

  • c.

    de voorzitter.

ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 8.

  • 1.

    Aan het hoofd van Welstand en Monumenten Midden Nederland staat het algemeen bestuur .

  • 2.

    Door de raden van de deelnemende gemeenten wordt uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders, elk één lid en een plaatsvervangend lid in het algemeen bestuur aangewezen.

  • 3.

    Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur geeft de raad die deze leden aanwijst, binnen acht dagen kennis aan de voorzitter.

  • 4.

    Het gewone tijdstip voor de benoeming van nieuw aangewezen leden van het algemeen bestuur en van aftreden van de zitting hebbende leden is het voor de leden van de raden der gemeenten in de Kieswet of bij speciale wet aangewezen tijdstip voor periodieke aftreding als zodanig. Voor aangewezen voorzitters van raden geldt hetzelfde tijdstip.

  • 5.

    Hij/zij die ter vervulling van een buiten periodiek aftreden open gevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur wordt aangewezen treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij/zij is aangewezen moest aftreden.

  • 6.

    Het lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad, die het lid heeft aangewezen, de door één of meer leden van die raad verlangde inlichtingen. Het verstrekken van deze inlichtingen gebeurt mondeling op een door de raad te bepalen wijze en tevens schriftelijk indien die raad daartoe besluit.

  • 7.

    Het lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan de raad die dit lid heeft aangewezen. Het afleggen van verantwoording gebeurt mondeling op een door die raad te bepalen wijze en tevens schriftelijk, indien die raad daartoe besluit.

  • 8.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra de status op grond waarvan men is aangewezen als lid van het algemeen bestuur, is komen te vervallen.

  • 9.

    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde aftreden. Mededeling daarvan zendt hij/zij aan de raad die hem/haar heeft aangewezen en aan de voorzitter.

  • 10.

    Een lid van het algemeen bestuur dat het vertrouwen van de raad, die hem/haar als lid heeft aangewezen, niet meer bezit, kan door die raad als lid van het algemeen bestuur worden ontslagen.

  • 11.

    Behoudens in het geval genoemd in het achtste en tiende lid van dit artikel behoudt het aftredende lid de hoedanigheid van lid tot zijn/haar opvolger is aangewezen.

  • 12.

    Een lid kan slechts één gemeente vertegenwoordigen.

  • 13.

    Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op een burgemeester van meer dan één gemeente en als zodanig die verschillende gemeenten vertegenwoordigende.

VERGADERINGEN ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 9.

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee maal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel ten minste een vijfde deel van het aantal leden van het algemeen bestuur dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoekt.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen - met uitzondering van die stukken ten aanzien waarvan geheimhouding kan worden opgelegd - worden gelijktijdig met de oproeping ten kantore van Welstand en Monumenten Midden Nederland ter inzage gelegd.

  • 3.

    Wanneer op het moment waarop de vergadering volgens de oproep daartoe zou moeten worden geopend niet ten minste de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is, sluit de voorzitter na vaststelling daarvan de vergadering. Direct aansluitend daarop belegt hij een tweede vergadering die doorgaat ongeacht het aantal aanwezige leden. Een oproeping voor deze tweede vergadering wordt tegelijkertijd met de oproeping voor de eerste vergadering verzonden.

  • 4.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • De deuren worden gesloten wanneer dit door ten minste een vijfde deel van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend wordt gevraagd of wanneer de voorzitter dit nodig oordeelt. De vergadering besluit vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Over de onderwerpen die in besloten vergadering zijn behandeld kan daarin ook een besluit worden genomen.

  • Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • Ook bij de besloten vergadering is de directeur en eventueel door hem aan te wijzen medewerkers van het bureau aanwezig, tenzij zaken aan de orde komen waarbij zijzelf op enigerlei wijze betrokken zijn.

  • De directeur heeft in de vergadering een adviserende stem evenals de door hem aangewezen medewerkers.

  • Omtrent de geheimhouding is het bepaalde in artikel 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

  • In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      de toelating van nieuw benoemde leden;

    • b.

      de vaststelling of wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • c.

      de benoeming en het ontslag van leden van het algemeen en van het dagelijks bestuur.

STEMMEN

Artikel 10.

  • 1.

    De leden van het algemeen en dagelijks bestuur stemmen zonder last.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur brengt één stem uit.

  • 3.

    Het bepaalde in lid 2 lijdt uitzondering voor de vertegenwoordiger genoemd in artikel 8, lid 13, die zoveel stemmen uitbrengt als gemeenten die hij/zij vertegenwoordigt.

  • 4.

    Het gestelde in de artikelen 28, 29, 30, 31 en 32, van de Gemeentewet ter zake van stemming is voor deze regeling van overeenkomstige toepassing.

BEVOEGDHEDEN/TAKEN ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 11.

  • 1.

    Het algemeen bestuur heeft in het kader van de uitvoering van de regeling alle bevoegdheden , die niet bij of krachtens de regeling aan andere bestuursorganen zijn opgedragen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is bevoegd ongevraagd aan één of meerdere raden van de deelnemende gemeenten advies te geven of voorstellen te doen, die in verband met deze regeling nodig worden geacht.

  • 3.

    Het algemeen dan wel het dagelijks bestuur is verplicht de door één of meer raden van de deelnemende gemeenten verlangde inlichtingen te verstrekken. Het verstrekken van deze inlichtingen gebeurt schriftelijk binnen 2 maanden nadat daarom is verzocht.

  • 4.

    Het algemeen zowel als het dagelijks bestuur kan zich door deskundigen laten bijstaan.

DE VOORZITTER

Artikel 12.

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst één van de door de deelnemende gemeenten aangewezen vertegenwoordigers aan als voorzitter van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan. Het dagelijks bestuur kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van dat bestuur of aan één of meerdere medewerkers van het bureau van Welstand en Monumenten Midden Nederland.

  • 4.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter, dan wel ten tijde van het bestaan van een vacature voor het voorzitterschap, wordt hij/zij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dat college aan te wijzen.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt Welstand en Monumenten Midden Nederland in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging, met instemming van het dagelijks bestuur, aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 6.

    In geval de voorzitter of een door hem op grond van het vijfde lid aangewezen gemachtigde behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij Welstand en Monumenten Midden Nederland betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit college de in het vijfde lid, eerste zin, genoemde bevoegdheid uit.

DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 13.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit:

    • a.

      één door het algemeen bestuur benoemde vertegenwoordiger van elk van de in artikel 21 bedoelde zes rayons, onder wie de voorzitter in artikel 12, lid 1, begrepen.

    • b.

      één door het algemeen bestuur benoemde vertegenwoordiger vanuit de groep van gemeenten die de advisering in het kader van de Monumentenwet aan de gemeenschappelijke regeling hebben opgedragen;

  • 2.

    De aanwijzing van de leden vindt plaats uiterlijk één maand na het tijdstip van aantreden van het algemeen bestuur;

  • 3.

    In vacatures wordt na het ontstaan daarvan voorzien in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Lid 1 van dit artikel is daarbij van overeenkomstige toepassing.

VERGADERINGEN DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 14.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of twee leden dit schriftelijk onder opgaaf van redenen verzoeken;

  • 2.

    Ten aanzien van het oproepen tot en het houden van de vergaderingen alsmede de besluitvorming van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 17 en de19 van Gemeentewet van overeenkomstige toepassing;

  • 3.

    Bij de vergaderingen is de directeur aanwezig. Hij heeft in de vergaderingen een adviserende stem.

BEVOEGDHEDEN/TAKEN DAGELIJKS BESTUUR.

Artikel 15.

  • 1.

    Tot de taak van het dagelijks bestuur behoort:

    • a.

      het voorbereiden en uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur ;

    • b.

      het beheren van de inkomsten en uitgaven van het lichaam, het treffen van conservatoire maatregelen, de taken die in het Treasurystatuut zijn opgedragen dan wel gedelegeerd en verder al hetgeen de geldmiddelen van het lichaam aangaat, een en ander binnen de grenzen van de begroting.

    • c.

      de invordering van alle (debiteuren)vorderingen

    • d.

      het uitbrengen van het jaarverslag voor 15 juli van ieder jaar na afloop van het dienstjaar.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur geven tezamen dan wel afzonderlijk aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één of meer leden van dit bestuur hierom verzoekt c.q. verzoeken alle gevraagde inlichtingen.

  • Het verstrekken van inlichtingen gebeurt schriftelijk binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek, dan wel, wanneer het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur daartoe besluit, mondeling in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. Zij leggen op verzoek van één of meer leden van het algemeen bestuur verantwoording af aan het algemeen bestuur.

  • Het afleggen van verantwoording gebeurt schriftelijk binnen veertien dagen na ontvangst van het verzoek, dan wel wanneer het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur daartoe besluit, mondeling in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur is, indien hem dat wordt verzocht, verplicht gedeputeerde staten en de raden van de deelnemende gemeenten van advies te dienen omtrent alle zaken betreffende deze regeling.

  • Het is bevoegd ongevraagd aan de raden van de deelnemende gemeenten advies te geven of voorstellen te doen, die het in verband met deze regeling nodig acht.

DIRECTEUR EN AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 16. (oud 22, 23 en 24)

Het algemeen bestuur stelt een bureau in met aan het hoofd daarvan een directeur, dat het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en de overige op grond van deze regeling in te stellen commissies in de uitvoering van hun taak terzijde staat.

Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur.

Voor elke benoeming van een directeur doet het dagelijks bestuur een voordracht aan het algemeen bestuur van ten minste twee personen.

Het overige personeel in dienst van het lichaam wordt –de directeur gehoord- benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

Artikel 17. (oud 17 en 24)

De directeur is in ondergeschiktheid aan en onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur belast met de leiding van de ambtelijke organisatie en is tevens secretaris van zowel het algemeen als van het dagelijks bestuur.

De directeur notuleert, daarin bijgestaan door een door hem aan te wijzen medewerker van het bureau, de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en ondertekent alle stukken mede, die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

Artikel 18. (oud 24)

Het algemeen bestuur regelt, op voorstel van het dagelijks bestuur, de taak, de bevoegdheden, de verplichtingen en de vervanging van de directeur nader in een instructie.

Artikel 19. (oud 25)

De rechtspositieregelingen, zoals deze zullen zijn of worden vastgesteld voor het personeel van de gemeente Utrecht zijn op de directeur en het overige personeel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20. (oud 26)

Het algemeen bestuur stelt een algemene regeling vast voor de bezoldiging van de directeur en het overige personeel.

COMMISSIES

Artikel 21. (oud art 18)

  • 1.

    Voor het uitbrengen van advies, bedoeld in artikel 6, stelt het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur rayoncommissies in. Daarnaast stelt het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur één of meerdere monumentencommissies dan wel geïntegreerde commissies in voor het adviseren omtrent de ruimtelijke kwaliteit.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde rayoncommissies fungeren ten behoeve van de deelnemende gemeenten als gemeentelijke adviescommissie ingevolge het bepaalde in artikel 12b en artikel 48, eerste lid van de Woningwet, respectievelijk als monumentencommissie ingevolge artikel 15 van de Monumentenwet en plaatselijke monumentenverordeningen . Voor wat dit laatste betreft eerst nadat daaromtrent door de deelnemende gemeente een besluit is genomen om advisering daarover aan Welstand en Monumenten Midden Nederland op te dragen..

  • 3.

    Het indelen der gemeenten in rayons geschiedt op voorstel van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur is bevoegd het aantal en de indeling van de rayons te veranderen.

Artikel 22. (oud 19)

  • 1.

    De commissies en de monumentencommissies bestaan uit:

    • a.

      een voorzitter;

    • b.

      ten minste drie leden waaronder de directeur of een door hem aan te wijzen rayonarchitect, medewerker van het bureau van de Welstand en Monumenten Midden Nederland en twee buiten-leden.

  • 2.

    De voorzitters van de commissies, de twee buiten-leden en plaatsvervangend buiten-leden worden benoemd en ontslagen door het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur. Het rooster van aftreden wordt –voor zover nodig- vastgesteld door loting. Voor wat de volgorde van aftreden betreft treedt een nieuw buiten-lid in de plaats van degene die hij/zij opvolgt.

  • 3.

    Het bestuur van een gemeente kan conform het gestelde in artikel 12b van de Woningwet, onder eigen verantwoordelijkheid maximaal twee burgerleden benoemen ter aanvulling van een in artikel 22, lid 1 genoemde commissie voor het gebied waarbinnen de gemeente is gelegen. Benoeming, ontslag en vergoeding worden buiten verantwoordelijkheid van de gemeenschappelijke regeling door de betreffende gemeente zelf geregeld. Deze commissieleden hebben slechts stembevoegdheid in de advisering aan het bestuur van de gemeente dat hen als burgerlid heeft aangewezen.

  • 4.

    De voorzitter van elke commissie wordt op voordracht van het dagelijks bestuur benoemd uit de leden van het algemeen bestuur. Hij heeft in de vergadering van de commissie een adviserende stem.

  • Ingeval onvoldoende leden van het algemeen bestuur voor deze functie beschikbaar zijn, kunnen, op voorstel van het dagelijks bestuur derden op basis van aangetoonde deskundigheid en/of ervaring, dit laatste ter beoordeling van het algemeen bestuur, door laatstgenoemd bestuur worden benoemd.

  • 5.

    De voorzitter en de leden van de in artikel 21, lid 1, genoemde commissies zullen zich onthouden van deelneming aan de beoordeling van enig plan, indien er te hunnen aanzien feiten of omstandigheden met betrekking tot dat plan bestaan waardoor in het algemeen hun onpartijdigheid in twijfel zou kunnen worden getrokken.

  • 6.

    De buiten-leden en de plaatsvervangend buiten-leden van de commissies dienen deskundig te zijn op een of meerdere taakvelden als bedoeld in artikel 6, juncto artikel 5.

  • 7.

    De voorzitter, de buiten-leden van de commissies ontvangen een door het algemeen bestuur vast te stellen vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de gemaakte kosten.

Artikel 23. (oud 20)

De commissies richten zich ten aanzien van hun werkzaamheden naar de aanwijzingen die door iedere gemeente afzonderlijk worden gegeven in overleg met de directeur conform het bepaalde in de Woningwet .

Artikel 24. (oud 21)

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een commissie in die de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten op hun verzoek advies verstrekt, wanneer – nadat de bevoegde rayoncommissie ter zake advies heeft uitgebracht – zij bij hun beslissing van het oorspronkelijke advies wensen af te wijken dan wel wanneer zij moeten beslissen op een bezwaar tegen een besluit van hun college, waarbij op grond van welstandsoverwegingen een bouwvergunning is geweigerd.

  • 2.

    In alle andere gevallen waarin om heroverweging van het advies wordt gevraagd dan wel wanneer het gaat om zaken van geringe importantie, een en ander ter beoordeling van het dagelijks bestuur, wordt het verzoek om een tweede advies ter beoordeling voorgelegd aan de commissie van een aangrenzend rayon.

FINANCIELE BEPALINGEN

Artikel 25. (oud 27)

Het algemeen bestuur stelt regelen vast overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet. De regelen worden binnen 14 dagen nadat ze zijn vastgesteld ter kennisneming aan gedeputeerde staten gezonden.

BEGROTING

Artikel 26. (oud 29)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor het volgende jaar een ontwerpbegroting op.

  • 2.

    Naast de jaarbegroting stelt het dagelijks bestuur voor de aansluitende periode van ten minste 4 jaar een meerjarenraming op.

  • 3.

    De ramingen in de ontwerp-jaarbegroting en van de meerjarenraming worden voorzien van een specificatie en een toelichting.

Artikel 27. (oud 30)

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-jaarbegroting en de meerjarenraming uiterlijk voor 1 april voorafgaand aan het betreffende dienstjaar aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • De raden kunnen gedurende 10 weken, doch uiterlijk voor 15 juni, na ontvangst schriftelijk van hun gevoelen doen blijken aan het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur voegt de eventuele reacties van de raden bij de ontwerp-jaarbegroting, respectievelijk de meerjarenraming, zoals deze ter vaststelling aan het algemeen bestuur worden aangeboden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het dienstjaar waarop de begroting betrekking heeft vast. Het algemeen bestuur geeft in de toelichting aan op welke wijze de opmerkingen van de raden in de begroting zijn verwerkt.

  • 4.

    De begroting wordt binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten gezonden.

  • 5.

    Op de wijzigingen van de begroting zijn de bepalingen van dit artikel –met uitzondering van de genoemde data- van overeenkomstige toepassing.

REKENING EN VERANTWOORDING

Artikel 28. (oud 31)

  • 1.

    De rekening van het lichaam wordt op dezelfde wijze ingedeeld als de begroting. Bij de rekening wordt een verantwoording gevoegd over het gevoerde beheer en een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening vast nadat een procedure is gevolgd gelijk aan die omschreven in artikel 27.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur onthouden zich van medestemmen over het besluit tot vaststelling.

  • 4.

    De rekening wordt binnen twee weken na vaststelling samen met het verslag en de accountantsverklaring aan gedeputeerde staten gezonden.

TARIEVEN

Artikel 29.(oud 32)

  • 1.

    De tarieven voor het uitbrengen van adviezen van de in artikel 21, lid 1 genoemde commissies alsmede de tarieven voor overige dienstverleningen worden door het algemeen bestuur vastgesteld.Over de tarieven wordt omzetbelasting in rekening gebracht en afgedragen.

  • 2.

    In geval de baten van een kalenderjaar meer bedragen dan de lasten van hetzelfde jaar wordt het verschil toegevoegd aan de reserve met dien verstande dat de reserve niet meer mag bedragen dan een door het algemeen bestuur te bepalen maximum bedrag.

  • 3.

    Bedragen die de gemaximeerde reserve te boven gaan worden aangewend voor de tariefbepaling in het jaar volgende op de datum van vaststelling van de jaarrekening.

  • 4.

    Eventuele nadelige exploitatie saldi dienen uit de reserve te worden bestreden. Onvoorziene tekorten op de exploitatie, die redelijkerwijs niet of niet meer kunnen worden bestreden uit de algemene bedrijfsreserve, worden door de deelnemende gemeenten gedragen in verhouding tot het bedrag dat per deelnemende gemeente in het afgelopen dienstjaar aan Welstand en Monumenten Midden Nederland is betaald voor verleende diensten.

  • 5.

    Bedragen niet aangewend voor het gestelde in de leden 2 en 3 worden naar rato van de omzet van het afgelopen dienstjaar terugbetaald aan de deelnemende gemeenten.

GESCHILLEN (oud 33)

Artikel 30.

  • 1.

    Ten aanzien van geschillen omtrent de toepassing in de ruimste zin van de regeling geldt het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Voordat over een geschil als bedoeld in het eerste lid de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 3.

    De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers aangewezen door elk der bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter.

  • 4.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken partijen.

  • 5.

    De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

TOETREDING (Oud 34)

Artikel 31.

  • 1.

    Toetreding kan geschieden bij een besluit van de raad van de betrokken gemeente.

  • 2.

    Deelnemende gemeenten kunnen gedurende drie maanden nadat zij van een ingediend verzoek om toetreding schriftelijk in kennis zijn gesteld van hun gevoelen daaromtrent doen blijken aan het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt de financiële en andere verplichtingen bij toetreding.

  • 4.

    Met betrekking tot de toetreding is het gestelde in artikel 37, eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

UITTREDING (oud 35)

Artikel 32.

  • 1.

    Een aan de regeling deelnemende gemeente kan uit de regeling treden door toezending aan het algemeen bestuur van het daartoe strekkende besluit van de raad, waarbij een opzegtermijn van één volledig dienstjaar in acht wordt genomen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding, de financiële gevolgen daaronder begrepen.

  • Voor de vaststelling van de financiële gevolgen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

    • a.

      verhaal van de lasten vindt plaats op basis van inkomstenderving van de uittredende gemeente met als uitgangspunt dat 100% dekkende tarieven worden gehanteerd en de kostenstructuur nagenoeg uitsluitend uit vaste kosten bestaat;

    • b.

      de termijn van inkomstenderving wordt gesteld op vijf jaar.

    • c.

      de basis periode voor de berekening van de gemiddelde inkomsten wordt gesteld op een periode van drie jaar, voorafgaande aan het jaar van uittreding.

    • d.

      op de inkomsten in de jaren als genoemd onder letter c worden de wegingsfactoren van respectievelijk 1, 2 en 3 berekend, waarbij de factor hoger wordt naarmate het jaar dichter ligt bij het jaar van uittreden.

    • e.

      Het aldus verkregen bedrag is exclusief omzetbelasting.

  • 3.

    Alvorens besluiten als bedoeld in het tweede lid worden genomen, hoort het algemeen bestuur de overige deelnemende gemeenten;

  • 4.

    Met betrekking tot de uittreding is het gestelde in artikel 37, eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

WIJZIGING (oud 36)

Artikel 33.

  • 1.

    Het algemeen bestuur en de raden van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen.

  • 2.

    De regeling wordt gewijzigd wanneer zich daarvoor de meerderheid van het aantal deelnemende gemeenten uitspreekt.

  • Met betrekking tot een wijziging is het gestelde in artikel 37, eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

OPHEFFING (oud 37)

Artikel 34.

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven wanneer de raden van meer dan 2/3 deel van het aantal deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluiten.

  • 2.

    Met betrekking tot de opheffing is het bepaalde in artikel 37, eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt, gehoord de raden van de deelnemende gemeenten, een liquidatieplan en een sociaal plan voor het personeel vast.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in de financiële gevolgen, die de opheffing heeft. Ten aanzien van de liquidatierekening is artikel 28 zoveel mogelijk van toepassing.

OPEISBAARHEID VAN VORDERINGEN

Artikel 35.

Voor alle vorderingen voortvloeiende uit deze gemeenschappelijke regeling geldt een betaaltermijn van dertig dagen. Overschrijding van deze betaaltermijn levert een executoriale titel op voor een direct opeisbare vordering, terwijl vanaf die datum zonder aanzegging wettelijke rente in rekening wordt gebracht.

DUUR VAN DE REGELING

Artikel 36. (oud 38)

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

INWERKINGTREDING

Artikel 37. (oud 39)

  • 1.

    De gemeente Zeist zendt de regeling ter goedkeuring en opname in het register als bedoeld in artikel 27, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan gedeputeerde staten

  • 2.

    Binnen één maand nadat de in het eerste lid bedoelde goedkeuring ontvangen is dragen de besturen van de deelnemende gemeenten zorg voor de bekendmaking van de regeling, alsmede de opname daarvan in het register bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die, waarin de opname in het register als bedoeld in het eerste lid heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Met ingang de in het derde lid bedoelde dag vervalt de gemeenschappelijke regeling met als titel “Provinciale Utrechtse Welstandscommissie adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit (P.U.W.C.) 1992”

SLOTBEPALING

Artikel 38. (oud 40)

Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel " Welstand en Monumenten Midden Nederland 2005"

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van gemeenteraad van ……………… op……………….2005
de voorzitter de griffier