Regeling vervallen per 01-04-2022

Algemene subsidieverordening gemeente Bunschoten 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-03-2022

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Bunschoten 2011

De raad van de gemeente Bunschoten

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 oktober 2010, B&W-10-01457, inzake de Algemene subsidieverordening gemeente Bunschoten 2011

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten;

  • b.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • c.

    raad: raad van de gemeente Bunschoten;

  • d.

    budgetsubsidie: subsidie van € 10.000,-- of meer die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

  • e.

    egalisatiereserve: Een reserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    De Raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid en milieu;

    • i.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van (een) subsidieplafond(s).

  • 2.

    Het college kan - met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college;

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij bij de aanvraag een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan voor 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college maakt de beslissing op de aanvraag bekend vóór een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe nadere regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college maakt de beslissing op de aanvraag bekend vóór een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 2 en 4, kan het college een subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • 2.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde.

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 16 of 17, waar besloten wordt tot bevoorschotting, wordt gegeven. Kunnen in het besluit de hoogte en de termijnen van de voorschotten worden bepaald.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 13. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 2.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1.

    Subsidies tot 5.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college maakt de beschikking tot vaststelling bekend 13 weken na ontvangst van de aanvraag, genoemd in artikel 16 lid 1 en 17 lid 1 van deze verordening

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling. De beslistermijn kan dan eenmalig ten hoogste met vier weken worden verdaagd.

HOOFDSTUK 8. VERMOGENSVORMING

Artikel 19. Egalisatiereserve

Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. kan door het college met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door middel van nadere regels worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 9. BUDGETSUBSIDIES

Artikel 20.

  • 1.

    Een instelling die een budgetsubsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een egalisatiereserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2.

    Het vormen, dan wel het voeden van een egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde instelling sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    Het toevoegen van gemeentelijke subsidiegelden aan de egalisatiereserve, alsmede het onttrekken van gemeentelijke subsidiemiddelen daaruit kan uitsluitend gebeuren met schriftelijke toestemming van het college.

  • 4.

    De maximale hoogte van de egalisatiereserve bedraagt 10% van de structurele jaarinkomsten die de instelling in het betreffende boekjaar heeft ontvangen, Een en ander wordt vastgelegd in de subsidiebeschikking en/of de uitvoeringsovereenkomst ter uitvoering van de beschikking.

  • 5.

    Het college kan met betrekking tot de hoogte van de egalisatie-/risicoreserve, voor zover opgebouwd uit subsidiegelden, nadere regels vaststellen.

Artikel 21. Bestemmingsreserve

  • 1.

    Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. Een instelling die structurele activiteitensubsidie of budgetsubsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een bestemmingsreserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een in lid 1 genoemde reserve bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      het doel van de reserve;

    • b.

      een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve;

    • c.

      een motivatie van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft.

  • Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 3.

    Het vormen van, dan wel het doen van toevoegingen aan, een bestemmingsreserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde instelling sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 4.

    Voor het toevoegen van subsidiegelden of de onttrekking van subsidiegelden, anders dan voor dit doel bestemd, aan de bestemmingsreserve is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 22. Voorzieningen

  • 1.

    Een instelling die in structurele zin subsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een voorziening vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2.

    Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

  • 3.

    Een voorziening kan gevormd worden voor toekomstige kosten die een periode van ten minste twee jaar omvatten:

    • a.

      niet binnen de jaarlijkse exploitatie of via de egalisatiereserve opgevangen kunnen worden en

    • b.

      nu reeds te voorzien zijn en

    • c.

      onvermijdelijk zijn en

    • d.

      hun oorzaak in het verleden hebben en

    • e.

      kwantificeerbaar/berekenbaar zijn.

  • 4.

    Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:

    • a.

      de kosten samenhangend met ziekte van werknemers;

    • b.

      reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.

  • 5.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      het doel van de voorziening;

    • b.

      de onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening;

    • c.

      planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening.

  • Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 6.

    Het toestaan van het vormen van een voorziening, die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiemiddelen, gebeurt onder de voorwaarde dat het onderliggende plan, zoals bedoeld in lid 5, is goedgekeurd door het college.

  • 7.

    Voor het in afwijking van het goedgekeurde plan toevoegen van subsidiegelden of het in afwijking van het goedgekeurde plan onttrekken van subsidiegelden aan de voorziening, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 23. Afschrijvingen

  • 1.

    Algemeen uitgangspunt is het gemeentelijk afschrijvingsbeleid.

  • 2.

    Investeringen/aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal € 2.500 moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.

  • 3.

    Investeringen/aankopen van minder dan € 2.500 moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

  • 4.

    De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.

  • 5.

    Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

  • 6.

    Voor onderstaande activagroepen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

    - gebouwen 40 jaar;

     

    - renovatie 25 jaar;

     

    - technische installaties 15 jaar;

     

    - kantoormeubilair en overige inventaris 10 jaar;

     

    computers hardware 7 jaar; software 4 jaar;

     

    - bedrijfsauto's 7 jaar.

     

     

     

  • 7.

    Voor het afwijken van de richtlijnen vermeld in lid 1 tot en met 6, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 24. Overleg

  • 1.

    In de bij de beschikking tot het verlenen van de budgetsubsidie behorende subsidieovereenkomst wordt vastgelegd dat de subsidieontvanger en burgemeester en wethouders periodiek overleg hebben over de voortgang van de in de overeenkomst vastgelegde activiteiten en/of prestaties.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde overleg kan leiden tot een wijziging van de overeenkomst binnen het toegekende subsidiebudget, mits beide partijen hiermee instemmen.

Artikel 25. Overleg personele gevolgen

In het geval burgemeester en wethouders besluiten de verstrekking van de budgetsubsidie zodanig te wijzigen dat aannemelijk is dat dit gevolgen heeft voor de werkgelegenheid van de bij de subsidieontvanger werkzame personen, overlegt zij daarover met de betrokken subsidieontvanger.

Artikel 26. Financieel verslag

Als de subsidieontvanger van een budgetsubsidie zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie, is voor het financiële verslag artikel 4:77 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 10. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 27. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 27. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 28. Intrekking

Op het moment van de inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening 2011, wordt de Algemene subsidieverordening gemeente Bunschoten ingetrokken.

Artikel 29. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2011 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Bunschoten.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 31. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Bunschoten 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 9 december 2010
De griffier, de voorzitter,
drs. A.S. Dijkstra M. van de Groep