Regeling vervallen per 03-11-2020

Verordening bedrijveninvesteringszone Haarbrug-Noord 2021-2025

Geldend van 17-07-2020 t/m 02-11-2020

Intitulé

Verordening bedrijveninvesteringszone Haarbrug-Noord 2021-2025

De raad van de gemeente Bunschoten;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 mei 2020, nr. 1151328;

gelet op de artikelen 1, eerste, derde en vierde lid, 2, eerste en tweede lid, 3, eerste lid, en 7, eerste en vierde lid van de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

gezien de uitvoeringsovereenkomst gesloten met de Stichting Beveiliging Bedrijfsterrein Haarbrug-Noord

besluit:

vast te stellen de:

Verordening bedrijveninvesteringszone Haarbrug-Noord 2021-2025

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    bedrijveninvesteringszone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente Bunschoten waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten;

  • c.

    GBLT: het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn;

  • d.

    uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Bunschoten en de Stichting Beveiliging Bedrijfsterrein Haarbrug Noord gesloten uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

  • e.

    wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones

HOOFDSTUK II BELASTINGBEPALINGEN

Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1. Onder de naam “BIZ-bijdrage” wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2. De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 3 Belastingobject

  • 1. Voorwerp van de belasting is een onroerende zaak;

  • 2. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet Onroerende Zaken.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaak gebruikt;

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie de onroerende zaak ter beschikking is gesteld;

  • 3. Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage geheven van de eigenaar, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van een in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaak.

  • 4. Als eigenaar wordt aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op het tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar.

  • 2. Indien met betrekking tot de onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van de onroerende zaak bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden,zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.

Artikel 7 Tarief BIZ-bijdrage

  • 1. Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt 0,035% van de heffingsmaatstaf.

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de BIZ-bijdrage minimaal € 100,00 per onroerende zaak;

  • 3. In afwijking van lid 1 en 2 bedraagt de BIZ-bijdrage € 0,00 voor de volgende objecten:

    • a.

      telefooncentrales, zendmasten, musea, scholen, parken, waterpartijen, stations ten behoeve van bus en treinverkeer, begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria;

    • b.

      objecten in gebruik ten behoeve van gas-, water-, stroom- of energiedistributie, waaronder transformatiehuisjes en hoogspanningsmasten en met uitzondering van benzinestations;

    • c.

      ongebouwde eigendommen, die als zelfstandige onroerende zaak in de zin van de Wet Waardering Onroerende Zaken zijn afgebakend en die worden gebezigd ten behoeve van de opslag of distributie van zaken of daartoe bestemd zijn, dan wel bestemd voor de bouw van woningen.

  • 4. Indien de heffingsmaatstaf beneden € 10.000,00 blijft, wordt geen BIZ-bijdrage geheven.

Artikel 8 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, lid 1 van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand.

  • 3. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 4. Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel genoemde termijnen.

Artikel 10 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van vijf jaar.

Artikel 11 Nadere regels door het dagelijks bestuur van GBLT

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

HOOFDSTUK III SUBSIDIEBEPALINGEN

Artikel 12 Aanwijzing

Stichting Beveiliging bedrijfsterrein Haarbrug-Noord wordt aangewezen als de stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Artikel 13 Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie bedoeld in artikel 14 is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Bunschoten niet van toepassing.

Artikel 14. Subsidievaststelling

  • 1. De subsidie voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst wordt verstrekt aan de in artikel 12 aangewezen stichting.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de ontvangen BIZ-bijdragen minus de in de uitvoeringsovereenkomst overeengekomen aftrek van de perceptiekosten;

  • 3. Voor zover dit al niet is geschied in de uitvoeringsovereenkomst, kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de verplichtingen van de subsidieontvanger.

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Verordening bedrijveninvesteringszone Haarbrug-Noord 2016 wordt ingetrokken op de datum van ingang van heffing bedoeld in artikel 16, tweede lid, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking acht dagen nadat het college bekend heeft gemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bedrijveninvesteringszone Haarbrug-Noord 2021-2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 9 juli 2020

de griffier,

E. Hoogstraten

de voorzitter,

M. v.d. Groep

BIJLAGE 1 Kaart heffingsgebied BIZ Haarbrug-Noord 2021-2025

afbeelding binnen de regeling