Regeling vervallen per 11-10-2018

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet Gemeente Buren

Geldend van 31-03-2018 t/m 10-10-2018

Intitulé

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet Gemeente Buren

Artikel 1. Inleiding

Het is een gegeven van algemene bekendheid dat hennepteelt en drugshandel veelal gepaard gaan met overlast en criminaliteit. Dit is een ongewenste situatie. Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet. Deze bevoegdheid staat bekend als de Wet Damocles.

De tekst van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet luidt:

“De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.”

Bestuursrechtelijke maatregelen zijn reparatoire maatregelen, dat wil zeggen gericht op het ongedaan maken van de overtreding. Zij mogen niet dienen als punitieve sancties, dat wil zeggen niet gericht zijn op het bestraffen van overtredingen.

Er hoeft geen sprake te zijn van overlast ten gevolge van drugsgerelateerde activiteiten om artikel 13b van de Opiumwet te kunnen toepassen. De enkele omstandigheid dat is geconstateerd dat drugs zijn verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, is voldoende voor toepassing ervan.

Het voorliggende handhavingsbeleid staat los van de strafrechtelijke handhaving. In voorkomende gevallen kan tevens strafvervolging worden ingesteld door het Openbaar Ministerie, naast de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 2. Doel handhavingsbeleid

Het handhavingsbeleid heeft tot doel:

  • -

    De activiteiten van de aangesloten partijen bij het Regionaal Hennepconvenant 2014, zoals gemeente, politie en justitie, op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn.

  • -

    Te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een maatregel.

  • -

    Kenbaar te maken aan de overtreder welke (bestuursrechtelijke) maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk een preventieve werking van uitgaat. 

  • -

    Door onderliggend beleid de motivering van de maatregel in een gerechtelijke procedure te versterken.

Artikel 3. Algemene uitgangspunten voor bestuursrechtelijk optreden

  • -

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder drugs de middelen als bedoeld in lijst I (harddrugs) of II (softdrugs) van de Opiumwet. 

  • -

    Deze beleidsregel is van toepassing op alle vormen van drugshandel, zoals bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet: een hard- of softdrug dat wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Mocht tussen de verschillende vormen van drugshandel een onderscheid worden gemaakt, wordt dit in deze beleidsregel expliciet toegelicht.  

  • -

    Het begrip verkoop wordt ruim geïnterpreteerd: het totaal aan handelingen dat rechtstreeks tot de overdracht van het verkochte leidt. Ook voorbereidingshandelingen, zoals het maken van afspraken om drugs te verkopen tussen leverancier en afnemer, al dan niet via een tussenpersoon wordt hieronder verstaan. Dit betekent dat zelfs bij het leggen van contacten of het niet plaatsvinden van de levering en betaling vanuit het lokaal of de woning sprake kan zijn van verkoop vanuit dat lokaal of woning. 

  • -

    Voor een omschrijving van de definitie van een handelshoeveelheid wordt verwezen naar de Aanwijzing Opiumwet. Daarnaast volgt volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uit het woord ‘daartoe’ in artikel 13b Opiumwet dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking de bevoegdheid verschaft tot sluiting van een lokaal of woning. In de aanwijzing Opiumwet wordt aangegeven dat in het geval van hennep onder een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik wordt verstaan hoeveelheden tot en met 5 gram. Verder is het vaste rechtspraak dat het geen rol speelt of de aanwezigheid van de handelsvoorraad persoonlijk kan worden verweten.

  • -

    Met een pand wordt in deze beleidsregel bedoeld een lokaal of woning en de daarbij behorende erven en ruimten. 

  • -

    Als beleidsuitgangspunt wordt als regel gekozen voor het toepassen van een last onder bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Bestuursdwang is een directer middel dat, in tegenstelling tot een dwangsom, op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden, herhaling zal voorkomen en de bekendheid van het pand teniet zal doen. Van een dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is, dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.  

  • -

    Bij het toepassen van een last onder bestuursdwang wordt:

  • 0

    ten aanzien van lokalen gekozen voor een (tijdelijke) sluiting en

  • 0

    ten aanzien van woningen wordt gekozen om in beginsel altijd over te gaan tot een (tijdelijke) sluiting. De ernst van de overtreding kan echter ook leiden tot een waarschuwing. 

  • -

    Het bestuursrechtelijk optreden is niet persoonsgebonden maar pandgebonden. Het is dus niet noodzakelijk dat een volgende overtreding na een waarschuwing door dezelfde persoon wordt begaan.  

  • -

    Indien een bestuursrechtelijke maatregel is opgelegd, geldt een periode van 5 jaar na beëindiging van de bestuursrechtelijke maatregel waarbinnen een volgende constatering leidt tot de volgende bestuursrechtelijke maatregel.

    Indien meer dan 5 jaar na beëindiging van de bestuursrechtelijke maatregel een constatering wordt gedaan, dan geldt deze als 1e constatering en wordt conform die constatering opgetreden. 

  • -

    Bij een sluiting wordt de kanttekening gemaakt dat de pandeigenaar te allen tijde een verzoek tot opheffing van de sluiting kan indienen. Dit verzoek kan ingewilligd worden als de vrees voor herhaling verdwenen is.

Artikel 4. Toepassen last onder bestuursdwang

  • -

    Voorbereiding: Op basis van het hennepbericht, opgesteld door de politie, en eventueel andere verkregen informatie over het desbetreffende pand, wordt een dossier aangemaakt om op grond van artikel 13b van de Opiumwet bestuurlijk op te kunnen treden.

  • -

    Situatiebeoordeling: Per dossier wordt een situatiebeoordeling gemaakt, zodat handhavend opgetreden kan worden. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van de in hoofdstuk vijf, zes en acht opgenomen feiten en omstandigheden. De belangenafweging is hiermee zoveel mogelijk inzichtelijk gemaakt.

  • -

    Waarschuwing: Indien uit de situatiebeoordeling blijkt dat een waarschuwing wordt gegeven, wordt deze op schrift gesteld en (indien mogelijk) namens de burgemeester aan belanghebbende(n) overhandigd/verzonden. Een waarschuwing is pandgebonden, maar kan niet worden ingeschreven in het gemeentelijk beperkingenregister.

  • -

    Sluitingsbeleid:

    - Voornemen en zienswijze

    Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt het voornemen bekend gemaakt.

    Tegen dit voornemen kan een zienswijze, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, worden ingediend (artikel 4:8 en 4:9 van de Awb). Hiervan wordt afgezien indien vereiste spoed zich hiertegen verzet (artikel 4:11, onder a, van de Awb).

    De zienswijze kan een ander licht op de zaak werpen, waardoor een minder zware of juist zwaardere bestuursrechtelijke maatregel opgelegd moet worden.

    - Last onder bestuursdwang inhoudende sluiting

    Het besluit wordt op schrift gesteld en aangetekend verzonden aan diegene die bevoegd is de last uit te voeren. In de last onder bestuursdwang inhoudende sluiting worden in ieder geval de volgende elementen opgenomen:

    • Bevel tot sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand.

    • Aanduiding van het pand, adres en kadastraal nummer. De last houdt een concrete omschrijving in van wat moet worden gesloten en gesloten moet worden gehouden en in voorkomend geval een nadere aanduiding van de betreffende ruimten dan wel erven.

    • Termijn van de sluiting.

    • Motivering van de last inhoudende sluiting, waarbij wordt verwezen naar onderhavige beleidsregel.

    • Begunstigingstermijn. In de last wordt een termijn opgenomen van minimaal drie werkdagen. Indien echter het pand al gesloten is ten tijde van het nemen van het besluit, kan worden volstaan met een kortere begunstigingstermijn.

    • Rechtsmiddelenclausule. Tegen het besluit kunnen belanghebbenden bezwaar maken en een voorlopige voorziening vragen. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld.

    • Mogelijkheid om te verzoeken tot opheffing van de sluiting.

    • Aanzegging tot kostenverhaal in het geval het bestuursorgaan de last dient uit te voeren. Dit geldt wanneer de last niet binnen de in het besluit aangegeven begunstigingstermijn geheel wordt uitgevoerd. Zie hieronder nog het kopje ‘kostenverhaal’.

  • -

    Effectuering last onder bestuursdwang inhoudende sluiting: Indien de overtreder geen gevolg geeft aan de last, zal de burgemeester overgaan tot feitelijke sluiting en zal het pand ontoegankelijk worden gemaakt of worden verzegeld. De overtreder/eigenaar kan tijdens de sluiting niet over het pand/zijn eigendom beschikken. Op grond van artikel 2:41 van de APV van de gemeente Buren, is het verboden een pand te betreden, dat is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

    Als de overtreder zelf het pand niet afdoende heeft afgesloten, kan besloten worden om het pand alsnog te verzegelen. Verzegeling kan controle van het pand gemakkelijker maken. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht.

    Bij panden die aan verschillende personen worden verhuurd, zoals kamerverhuurpanden, kan, indien dit mogelijk is, worden besloten tot gedeeltelijke sluiting door sluiting van de afzonderlijke kamer(s) of een gedeelte van het pand. De rest van het pand blijft dan voor derden toegankelijk. Hierdoor worden bijvoorbeeld medebewoners, die niets met de overtreding te maken hebben, niet onnodig getroffen. Bij aanhoudende overlast kan het pand alsnog in zijn geheel gesloten worden.

    Bewoners die niets met de overtreding(en) in en rond het pand te maken hebben, kunnen worden getroffen door het sluitingsbesluit. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens blijkt dat in dit geval aan de “onschuldige” bewoner passende, vervangende woonruimte moet worden aangeboden.

    Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient de sluiting van het pand binnen vier dagen na het besluit te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.

  • -

    Kostenverhaal: De toepassing van bestuursdwang geschiedt ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb op kosten van de overtreder. Als overtreder geldt niet altijd de eigenaar van de woning. Maar als de eigenaar van een woning is ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het betreffende adres dan mag er vanuit worden gegaan dat hij/zij de overtreder is.

  • -

    Afloop sluitingstermijn en heropening: Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg plaats tussen de gemeente en de eigenaar/verhuurder van het pand. Wanneer na heropening van het pand opnieuw overtreding van de Opiumwet plaatsvindt, wordt wederom bestuurlijk opgetreden.

    Indien een belanghebbende van mening is dat het gesloten pand eerder heropend zou moeten worden, kan een gemotiveerd verzoek tot opheffing van het besluit worden ingediend bij de burgemeester. De basis hiervoor kan gevonden worden in de aangeduide omstandigheden die volgens het besluit tot sluiting van toepassing zijn.

Artikel 5. Sluitingsduur voor lokalen

Het gaat hierbij om:

- De niet voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende ervan, zoals loodsen, magazijnen en andere (bedrijfs-)ruimten.

- De voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven.

Drugshandel in of bij lokalen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten vormen en bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.

Grow- en smartshop vallen ook onder de voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven. Sinds 1 maart 2015 zijn alle handelingen die de (grootschalige) illegale hennepteelt voorbereiden of vergemakkelijken strafbaar. Growshops die alleen leveren aan de kleine thuiskweker blijven legaal. Een smartshop is een winkel, waar in het algemeen smartdrugs en andere psycho-actieve substanties worden verkocht en accessoires voor het gebruiken van dit soort middelen. Conform onze bestemmingsplannen zijn smartshops niet toegestaan.

  • 5.1 Sluitingstermijnen harddrugs

    - Bij een eerste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen –niet zijnde feitelijk bewoonde woningen- en daarbij behorende erven drugshandel t.a.v. harddrugs wordt geconstateerd, dan wordt het pand gesloten voor de duur van minimaal 12 maanden.

    - Bij een tweede constatering, binnen vijf jaar na de beëindiging van de eerste bestuurlijke maatregel wordt het pand gesloten voor onbepaalde tijd.

  • 5.2 Sluitingstermijnen softdrugs

    - Bij een eerste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen –niet zijnde feitelijk bewoonde woningen- en daarbij behorende erven drugshandel ten aanzien van softdrugs wordt geconstateerd, wordt het pand gesloten voor de duur van 6 maanden.

    - Bij een tweede constatering binnen vijf jaar na de beëindiging van de eerste bestuurlijke maatregel wordt het pand gesloten voor een periode van 12 maanden.

    - Bij de derde constatering binnen vijf jaar na de beëindiging van de tweede bestuurlijke maatregel wordt het pand gesloten voor onbepaalde tijd.

Artikel 6. Sluitingsduur voor woningen

Hieronder wordt met woning bedoeld als sprake is van een woonbestemming en feitelijke bewoning.

De sluiting van woningen grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie.

  • 6.1 Sluitingstermijnen harddrugs

    - Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van > 0,5 gram, dan volgt bij een eerste constatering een sluiting van zes maanden.

    - Bij een tweede constatering, binnen vijf jaar na de beëindiging van de eerste bestuurlijke maatregel vindt er een sluiting plaats van twaalf maanden.

  • 6.2 Sluitingstermijnen softdrugs

    - Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), met een handelsvoorraad van > 30 gram (al dan niet verkregen door teelt in dezelfde woning), dan volgt bij een eerste constatering een sluiting van zes maanden.

    - Bij een tweede constatering, binnen vijf jaar na de beëindiging van de eerste bestuurlijke maatregel vindt er een sluiting plaats van twaalf maanden.

Artikel 7. Afwijkingsbevoegdheid

Op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht kan de burgemeester van de beleidsregels afwijken indien toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit kan aanleiding geven tot het verzwaren of verlichten van de op de leggen maatregelen.

Artikel 8. Verzwaarde maatregelen

De burgemeester kan, mits gemotiveerd, in aanvulling op dit beleid besluiten tot verzwaarde maatregelen indien naast het aantreffen van de aangegeven drugshandel sprake is van een of meer verzwarende omstandigheden zoals vermeld in de hieronder opgenomen niet-limitatieve lijst:

- Het aantreffen van een of meer vuurwapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.

- Het aantreffen van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en II Opiumwet.

- Aanwijzingen dat er sprake is van gewelds- en of andere openbare orde delicten;

- Aanwijzingen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote sommen handelsgeld, een weegschaal, assimilatielampen, een tabletteermachine e.d.

- Aanwijzingen dat er sprake is van brandgevaar en/of ander gevaar voor de omgeving; de mate van risico voor de omgeving is hierbij bepalend voor de hoogte van de maatregelen.

- Aanwijzingen dat de bewoners/betrokkenen verkeren in kringen van personen met antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie of antecedenten op het gebied van geweldsmisdrijven.

- Aanwijzingen dat bewoners of betrokkenen betrokken zijn bij meer panden waar drugshandel plaatsvindt.

Artikel 9. Inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregels

Deze beleidsregel treedt op de eerste dag volgende op die van bekendmaking daarvan in het elektronisch Gemeenteblad (www.overheid.nl) .

De op 13 november 2015 vastgestelde Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Buren wordt ingetrokken op de datum dat deze beleidsregel in werking treedt.

Artikel 10. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: “Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Buren”.

Vastgesteld door de burgemeester van Buren op 28 maart 2018.

De burgemeester,

J.A. de Boer MSc