Regeling vervallen per 17-09-2020

Beleidsregels knalapparaten en hagelkanonnen

Geldend van 17-06-2010 t/m 16-09-2020

Intitulé

Beleidsregels knalapparaten en hagelkanonnen

Hoofdstuk 1 Knalapparaten en hagelkanonnen beleidsregels

Inleiding In de groente- en fruitteelt kunnen knalapparaten worden gebruikt om vogels te verjagen. Daarnaast kunnen hagelkanonnen worden gebruikt om de vorming van hagel te voorkomen. Beide apparaten worden ingezet om schade aan de oogst in de groente- en fruitteelt te voorkomen. De apparaten worden jaarlijks in de periode mei tot en met oktober ingezet. De apparaten produceren knallen die tot ver in de omtrek waar te nemen zijn. Dit kan hinder veroorzaken waardoor soms klachten worden ingediend bij de gemeente.Het is van belang dat voor een ieder helder is binnen welke geluidsgrenzen nog sprake kan zijn van een aanvaardbaar geluidsniveau. De bestaande regeling die het gebruik van knalapparaten reguleert, dateert uit 2002. Deze regeling dient te worden aangepast. Dit is noodzakelijk, omdat de bestaande beleidsregel verwijst naar de APV van 2002 die inmiddels niet meer van kracht is. Bovendien wordt in de regeling enkel het gebruik van knalapparaten en niet het gebruik van hagelkanonnen gereguleerd.Deze beleidsregels vormen beleidsregels in de zin van artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat hierbij dus om “algemene regels, niet zijnde algemeen verbindend voorschriften, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”. De analyse die hiertoe heeft plaatsgevonden staat uitgebreid beschreven in bijlage 1 (toelichting op beleidsregels). Hierin staat een beschrijving van de vastgestelde de feiten en de afgewogen belangen.Definities In bijlage 2 (begrippenlijst) wordt de betekenis gegeven van een aantal begrippen en afkortingen, die in deze beleidsregels gebruikt worden.Wettelijk Kader KnalapparaatIndien een knalapparaat staat opgesteld binnen de grenzen van een inrichting (bijv. op het erf van een akkerbouwbedrijf) valt het knalapparaat onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer. In de praktijk zullen knalapparaten echter vrijwel altijd op de akkers en dus buiten de grenzen van een inrichting worden opgesteld. Indien dit laatste het geval is, valt het knalapparaat onder de regels van de APV. Deze wordt regelmatig herzien en (gewijzigd) vastgesteld door de raad. Momenteel is de APV van toepassing zoals die op 11 februari 2010 in werking is getreden.In die APV is in artikel 4.6 het volgende opgenomen:

  • 1.

    Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

Op grond van de APV is het dus verboden een knalapparaat in werking te hebben buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen. Het college kan het gebruik van knalapparaten onder voorwaarden toestaan door regels voor het gebruik vast te stellen.Hagelkanonnen Een hagelkanon maakt gebruik van grote hoeveelheden gasflessen en moet daarom worden beschouwd als een zelfstandige inrichting. Bij een zelfstandige inrichting zijn de regels van het Activiteitenbesluit dan wel het Besluit Landbouw van toepassing. Een hagelkanon zal niet kunnen voldoen aan de grenswaarden voor geluid die in deze besluiten worden gesteld. Het gebruik van een hagelkanon kan echter wel worden toegestaan door via maatwerkvoorschriften een hogere grenswaarde voor geluid toe te staan dan de waarden die worden genoemd in het Activiteitenbesluit / Besluit Landbouw (mits dit niet in strijd is met ‘hogere’ regelgeving). Het eventueel verlenen van deze maatwerkvoorschriften is een bevoegdheid voor het college van Burgemeester en Wethouders.Effectiviteit Knalapparaten Voor het voorkomen van wildschade aan de oogst in de groente- en fruitteelt zijn preventiemiddelen in verschillende categorieën beschikbaar. Hierbij kan gedacht worden aan akoestische middelen (knalapparaten), visuele middelen, geur- en smaakstoffen en afscherming van de gewassen. De algemene opvatting is dat de meest effectieve preventie bereikt wordt door verschillende preventiemiddelen afwisselend en door elkaar toe te passen. Het inzetten van knalapparaten is dus één van de in te zetten preventiemiddelen. Opgemerkt wordt daarbij wel dat ze goed gebruikt moeten worden. Zo zijn knalapparaten minder effectief wanneer ze vaker dan 6 maal per uur gebruikt worden en bovendien moeten knalapparaten dagelijks verplaatst worden om gewenning te voorkomen.Hagelkanonnen Voor het voorkomen van hagelschade aan de oogst in de groente- en fruitteelt zijn drie preventiemiddelen bekend, te weten hagelnetten, wolkenbezaaiing en hagelkanonnen. Hagelkanonnen zouden de hagel kapot moeten trillen en de opbouw van hagel moeten verstoren. Uit recent onderzoeken is echter gebleken dat de effectiviteit van hagelkanonnen niet verifieerbaar is.Geluidsniveaus Knalapparaten en hagelkanonnen produceren een zeer hoog, impulsachtig geluidsniveau. Het bronvermogen van deze apparaten varieert en is afhankelijk van meerdere factoren. Door verschillende onderzoeksbureaus zijn door middel van metingen bronvermogens voor knalapparaten vastgesteld. De door de Geluidmeetdienst van het IOR, de Technisch Physische Dienst (TNO-TH) en de Provinciale Waterstaat Limburg vastgestelde geluidvermogens voor knalapparaten liggen tussen de 147 en 156 dB(A, imp) recht voor de loop en 139 en 146 gemeten loodrecht op de loop. Omdat hagelkanonnen vergelijkbare knallen produceren, wordt aangenomen dat hiervoor dezelfde geluidsniveaus gelden. Dit is echter niet door onderzoek aangetoond.Hinder De circulaire Schietlawaai 1979 – in 2006 herzien – van het toenmalige ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne (de circulaire) acht voor het beoordelen van hinder, door het specifieke karakter van schietlawaai twee waarden relevant:

  • a.

    het maximale geluidniveau van een enkelvoudige knal;

  • b.

    het geluidniveau voor herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdsperiode.

Het karakter van het geluid van knalapparaten en hagelkanonnen komt sterk overeen met dat van schietwapens. De beleidsregels zijn daarom gebaseerd op de circulaire.Het geluidniveau van een enkele knal, waarbij schrikeffecten optreden, is afhankelijk van het achtergrondgeluidsniveau. Bij een achtergrondniveau van 35 dB(A) treden schrikeffecten op bij 67 dB(A, imp), terwijl bij een achtergrondniveau van 50 dB(A) effecten optreden bij 75 dB(A, imp). Uit de circulaire valt tevens op te maken dat, ongeacht de hoogte van het achtergrondniveau, altijd schrikeffecten zullen optreden wanneer het niveau hoger is dan 75 dB(A). De circulaire adviseert om te voorkomen dat deze waarden worden overschreden.In de circulaire wordt ook gesteld dat geen ernstige hinder zal optreden wanneer het geluidniveau voor herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdsperiode het achtergrondniveau (L95-niveau) niet overschrijdt. Uit onderzoek blijkt tevens dat niveaus waarbij het achtergrondniveau wordt overschreden kunnen leiden tot hinder. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat een overschrijding van het achtergrondniveau met 5 dB(A) zelden tot klachten leidt, terwijl een overschrijding met 10 dB(A) dikwijls tot hinder leidt.Gevolgen voor het gebruik In de regio Rivierenland varieert het achtergrondniveau in het buitengebied in de dagperiode tussen de 40 en 45 dB(A), terwijl in de avondperiode dit niveau varieert tussen de 35 en 40 dB(A). Wanneer deze waarden als uitgangspunt worden gebruikt, hoeft in Rivierenland in de dagperiode beneden 70 dB(A, imp) in Rivierenland geen hinder verwacht te worden ten gevolge van een enkelvoudige knal. Dit gaat ook op voor de uren direct volgend op de dagperiode, maar in de latere avonduren (21.00 - 23.00 uur) is het achtergrondniveau beduidend lager en zal 70 dB(A) wel tot hinder leiden.Een geluidniveau ter plaatse van een geluidgevoelig object veroorzaakt door herhaald hoorbare knallen in de dagperiode lager dan 40 dB(A) zal in de regio Rivierenland in het algemeen niet leiden tot hinder. Wanneer dit niveau 45 dB(A) zal bedragen zal dit in enkele gevallen leiden tot hinder, terwijl verwacht mag worden dat een niveau van 50 dB(A) vrijwel altijd tot hinder zal leiden.Beleidsregels Het telen van groente en fruit is in de gemeente Buren een belangrijke bron van inkomsten. Om mogelijke schade aan de opbrengst zoveel mogelijk te voorkomen wordt een aantal maatregelen ter beperking van opbrengstschade genomen. Hiertoe kunnen knalapparaten en/of hagelkanonnen worden ingezet. Deze apparaten veroorzaken echter een zekere mate van hinder als gevolg van het geluid dat hierdoor wordt geproduceerd. De analyse of deze geluidshinder aanvaardbaar is, levert voor knalapparaten en hagelkanonnen verschillende resultaten op.Knalapparaten Het gebruik van knalapparaten wordt toelaatbaar geacht, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden die hier genoemd worden, sluiten aan bij de gebruiksadviezen van het Ministerie van Landbouw.Knalapparaten worden ingezet bij bedrijfsvoering in uitzonderlijke omstandigheden. Deze uitzonderlijke omstandigheden doen zich voor wanneer rijpend fruit wordt aangevreten. Dit beperkt zich tot de periodes half mei tot en met oktober. Hoewel vraat ook buiten de periode 07.00 tot 21.00 uur zal optreden, is afwijking van de reguliere geluidnormen buiten deze uren niet toelaatbaar, aangezien in die uren het achtergrondniveau beduidend lager zal zijn, waardoor een grotere hinder ondervonden zal worden van in gebruik zijnde knalapparaten.Het optreden van schrikeffecten ten gevolge van een enkelvoudige knal bij bewoners of gebruikers van geluidgevoelige objecten is ongewenst. Dit betekent dat in de periode tussen 07.00 en 21.00 uur een niveau hoger dan 70 dB(A, imp) ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige objecten van derden niet toelaatbaar is. Overschrijding van een niveau van 75 dB(A, imp) is gelet op het gestelde in de circulaire schietlawaai zonder meer onaanvaardbaar. Dit is in lijn met de maximale grenswaarde van 75 dB(A) voor piekwaarden (Lmax), die in het kader van de Wet milieubeheer wordt gehanteerd.De effecten die samenhangen met een overschrijding van het achtergrondniveau met meer dan 10 dB(A) door herhaald hoorbare knallen, wordt door de gemeente Buren ongewenst gevonden. Hieruit volgt dat in de periode tussen 07.00 en 21.00 uur een niveau hoger dan 50 dB(A) ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige objecten van derden ongewenst is. Een niveau lager dan 50 dB(A) is ongewenst, wanneer dit wordt veroorzaakt door een knalfrequentie groter dan 6 keer per uur, aangezien een dergelijke frequentie niet doelmatig wordt geacht.Wanneer vastgehouden wordt aan het hiervoor genoemde niveau als grenswaarde dient een afstand in acht te worden genomen tot geluidgevoelige objecten, waarmee het gebruik vrijwel onmogelijk wordt. Om aan de belangen van zowel de ondernemers als de omwonenden tegemoet te komen, wordt daarom een minimale afstand van 200 m tussen een knalapparaat en een geluidgevoelig object verlangd.Cumulatie van de geluidbelasting door meer tegelijkertijd functionerende knalapparaten is ongewenst. Plaatsing van een tweede knalapparaat nabij een reeds opgesteld apparaat zorgt immers voor een toename van de geluidbelasting tot een onacceptabel niveau. Daarom wordt een minimale afstand van 50 m tussen twee knalapparaten verlangd.Op basis van het vorenstaande wordt het gebruik van knalapparaten toelaatbaar geacht mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Het is verboden een knalapparaat in gebruik te hebben in de periode november tot en met april.

  • 2.

    Het is verboden een knalapparaat in gebruik te hebben tussen 21.00 uur en 07.00 uur.

  • 3.

    De afstand tussen een knalapparaat en een geluidgevoelig object van derden bedraagt minimaal 200 m.

  • 4.

    De afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg bedraagt minimaal 50 m.

  • 5.

    De loop van het knalapparaat staat van geluidgevoelige objecten af gericht;

  • 6.

    De knalfrequentie bedraagt maximaal 6 knallen per uur.

  • 7.

    Binnen 50 m van een knalapparaat staat geen ander knalapparaat opgesteld.

  • 8.

    Een knalapparaat wordt dagelijks tenminste 50 m verplaatst.

Voor het in gebruik hebben van een knalapparaat geldt een meldingplicht. Hiertoe dient het meldingformulier voor het in gebruik hebben van knalapparaten ingevuld te worden.Hagelkanonnen Het gebruik van hagelkanonnen wordt niet toelaatbaar geacht, omdat hagelkanonnen geen aantoonbaar effect hebben op het voorkomen van (hagel)buien terwijl het gebruik van hagelkanonnen veel overlast veroorzaakt voor anderen. De bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te verlenen voor het inwerking hebben van hagelkanonnen wordt daarom niet gebruikt. Dat betekent dat hagelkanonnen binnen de gemeente Buren niet zijn toegestaan.

Toelichting op de beleidsregels 1

Inleiding In de gemeente Buren is de fruitteelt een belangrijk onderdeel van de lokale agrarische sector. De fruitteelt is kwetsbaar en daarom beschermen fruittelers hun oogst. Fruitboomgaarden zijn aantrekkelijke plekken voor wild om te foerageren. Hiervan ondervindt de fruitteelt schade, doordat de oogst deels wordt opgegeten. Deze schade, fauna- of wildschade genoemd, heeft ertoe geleid dat de fruitteelt verschillende preventiemiddelen inzet om wild op afstand te houden en zo de oogst te beschermen. Een van de in de fruitteelt gebruikte preventiemiddelen is het knalapparaat. Knalapparaten produceren een harde knal om vogels te verjagen. De knal van een knalapparaat is ver in de omtrek waar te nemen. Een tweede fenomeen waar de fruitteelt mee te maken heeft, is het weer. Met name hagel kan de oogst grote schade toebrengen. Deze hagelschade heeft ertoe geleid dat de fruitteelt verschillende preventiemiddelen inzet om de hagel te weren om zo de oogst te beschermen. Deze preventie is in Nederland van belang nu fruit op laagstammige bomen wordt geteeld en de veeleisendheid van de consument ervoor gezorgd heeft dat fruit met beperkte schade slecht verkoopbaar is geworden. (1) Een van de in de fruitteelt gebruikte preventiemiddelen is het hagelkanon. Hagelkanonnen produceren harde knallen die moeten voorkomen dat hagel vormt en kan neerdalen op de oogst. Hagelkanonnen produceren iedere 7 seconden een knal. (2) Dit is gedurende korte tijd (ca. een half uur) en alleen voorafgaand aan (hagel)buien. Deze knallen zijn tot ver in de omtrek waar te nemen. De hagelkanonnen zijn nog niet in de gemeente Buren geïntroduceerd, maar in omliggende gemeenten lopen inmiddels aanvragen. (3) Verwacht kan worden dat bij plaatsing van hagelkanonnen in de gemeente Buren klachten over het gebruik ervan zullen binnenkomen. In deze toelichting wordt een analyse van het huidige beleid, het gebruik en de gevolgen van beide soorten preventiemiddelen gemaakt. Op grond van de keuzemogelijkheden die hieruit voortvloeien, wordt de beleidsregel “knalapparaten en hagelkanonnen” voorgesteld. De twee soorten apparaten – knalapparaten en hagelkanonnen – worden afzonderlijk behandeld.

Huidig beleid De regeling Knalapparatenbeleid 2002 is inmiddels acht jaar in gebruik. Aan de regeling is aan de vooravond van het groeiseizoen (mei t/m oktober) steeds weer aandacht gegeven. Dit om het bewustzijn omtrent de regeling te vergroten.

Voor zover de gemeente inzicht heeft in het gebruik van de knalapparaten heeft de regeling tot gevolg dat telers en omwonenden rekening met elkaar houden. Telers zijn zich bewust van hun mogelijkheden; omwonenden zijn zich bewust van hun rechten. De regeling heeft vanzelfsprekend geen ideaalsituatie geschapen. Dit was ook niet het doel van de regeling, die expliciet de economische belangen van de telers afwoog tegen de wens om rust van omwonenden. Er komen dan ook ieder jaar klachten binnen omtrent geluidhinder van knalapparaten.

Daarbij wordt opgemerkt dat burgers vaak goed geïnformeerd zijn omtrent geluidproblematiek. Er wordt daarbij gewezen op regelingen in andere gemeenten, en de gehanteerde normen in de regeling Knalapparatenbeleid 2002 worden ter discussie gesteld. Hierbij wordt de historisch gegroeide situatie dat er veel fruitteelt in de gemeente Buren plaatsvindt, niet als steekhoudend argument gezien. Het lijkt er op dat de ‘mondige burger’ van nu geen genoegen neemt met geschiedenis als verklaring. Nederland wordt eerder als één gebied gezien waar uniforme regels dienen te gelden.

Dit is in zekere zin ook hier het geval. De vanzelfsprekendheid waarmee het agrarische gebruik van het omringende landelijke gebied vroeger gepaard ging, is verdwenen. Daarbij speelt dat het agrarische gebied nu ook belangrijk is als woon- en recreatiegebied. Dit maakt dat nieuwe inwoners van de gemeente de voor hen ‘nieuwe’ situatie met knalapparaten in de gemeente Buren als hinderlijk ervaren. De algemene trend dat ‘rust’ als waarde gestegen is tezamen met de duidelijke scheiding tussen werk en woning, maakt dat omwonenden de gemeente er op aanspreken wanneer deze rust verstoord wordt.

Tegenover de blijvende klachten staat het blijvend gebruik van knalapparaten in de fruitteelt. Waar mensen zich nu bewust zijn van de waarde van rust, zijn vogels zich altijd al bewust geweest van de waarde van fruit. Het beschermen van de oogst met knalapparaten is de afgelopen jaren, met medeneming van de in de regeling Knalapparatenbeleid 2002 opgenomen voorwaarden, dan ook gebleven. De belangenafweging tussen de beide groepen is ook nu weer noodzakelijk.

Nieuw beleid Het Knalapparatenbeleid dat uit 2002 dateert, is aan herziening toe. De regeling is gebaseerd op de oude APV, en verwijst daardoor niet naar het juiste artikel in de APV 2010. Dit moet in ieder geval veranderd worden. In het knalapparatenbeleid uit 2002 wordt alleen het gebruik van knalapparaten gereguleerd. Vanwege de recente interesse in hagelkanonnen, kan in de nieuwe beleidsregel ook hiervoor een passende regeling getroffen worden.

De regels die voor knalapparaten en hagelkanonnen worden opgesteld, zullen in één beleidsregel vervat worden. Vragen die hierbij beantwoord moeten worden, zijn:

  • 1.

    Zijn knalapparaten/hagelkanonnen effectief? Zo ja, onder welke voorwaarden?

  • 2.

    Is er behoefte aan het gebruik van knalapparaten/hagelkanonnen?

  • 3.

    Zijn er alternatieven voor het gebruik van knalapparaten/hagelkanonnen?

  • 4.

    In welke mate veroorzaken knalapparaten/hagelkanonnen hinder?

  • 5.

    Is het wenselijk knalapparaten/hagelkanonnen toe te staan?

Deze vragen dienen beantwoord te worden ten einde een nieuwe regeling te treffen, die bij nieuwe aanvragen en verzoeken om handhaving gehanteerd kan worden.

Knalapparaten

Regelgeving De Flora- en Faunawet bepaalt dat het verboden is om dieren te doden, vangen, en verontrusten en om verblijfplaatsen van dieren te vernielen en eieren te rapen (art. 9-12 Flora- en Faunawet). Bij besluit van de provincie kan van dit verbod ontheffing worden verleend. In de provinciale Verordening schadebestrijding diersoorten in Gelderland heeft de provincie Gelderland voor 17 diersoorten ontheffing verleend van art. 10 van de Flora- en Faunawet. Dit betekent dat deze diersoorten opzettelijk verontrust mogen worden, om de grondgebruikers toe te staan “veelvuldig belangrijke schade veroorzakende dieren” weg te jagen.

De fruitteelt maakt van deze ontheffing gebruik om wild te verjagen, aangezien zij schade aan de oogst kunnen toebrengen. Daarbij worden vaak knalapparaten gebruikt. Dit is op grond van de provinciale verordening schadebestrijding diersoorten in Gelderland toegestaan.

In de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 (APV) van de gemeente Buren zijn regels opgenomen omtrent geluidhinder. Artikel 4.6 stelt dat het verboden is “toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.” Knalapparaten zijn hieronder te scharen en zijn derhalve verboden.

Het is het college van burgemeester en wethouders toegestaan ontheffing te verlenen van dit verbod. In 2002 is van deze ontheffingsmogelijkheid gebruik gemaakt door middels de regeling Knalapparatenbeleid 2002 onder voorwaarden knalapparaten toe te staan. De voorwaarden voor het gebruik van knalapparaten betreffen zaken als gebruiksperiode en afstandsnormen. Enerzijds zijn deze voorwaarden opgenomen ter bescherming van de omwonenden, die last ondervinden van de knalapparaten; anderzijds zijn deze voorwaarden opgenomen ter vermeerdering van de effectiviteit van de knalapparaten (verplaatsing ter voorkoming van gewenning).

De inwerkingtreding van het Knalapparatenbeleid 2002 heeft een heldere situatie voor de telers gerealiseerd. Het beleid heeft daarentegen geen effect gehad op de beleving van de omwonenden. Deze blijven aangeven dat zij (ernstige) hinder ondervinden van het gebruik van knalapparaten. Daarbij geven enkelen aan dat zij menen dat hun woning in waarde daalt, gezien sommige onderzoeken een niet onaannemelijke conclusie. (4&5) Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met de trend dat de woonfunctie in het buitengebied belangrijker is geworden, aangezien veel voormalige agrarische bedrijven nu woningen zijn.

Het Knalapparatenbeleid 2002 heeft ook gevolgen gehad voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De Raad van State heeft in haar oordeel omtrent het “Plan van wijziging nr.23 (Molenkade)” ten behoeve van de verplaatsing van een agrarisch bouwperceel, het beleid meegenomen. De gemeente had het effect van de hinder van de knalapparaten van een naastgelegen teler op het nieuwe bouwperceel en het effect op de oogst van de teler onvoldoende onderbouwd. Het besluit is daarom vernietigd. (6)

Effectiviteit Wildschade aan de oogst is afhankelijk van het type landbouw. Onderzoek wijst uit dat de wildschade per hectare het grootste is in de groente- en fruitteelt. (7) Gezien deze cijfers en het bestaande gebruik van knalapparaten in de gemeente Buren is er nog steeds behoefte aan preventie van deze wildschade.

Er zijn verschillende soorten preventiemiddelen beschikbaar. De Handreiking Faunaschade 2009 verdeelt deze in de categorieën akoestische middelen (knalapparaten), visuele middelen, geur- en smaakstoffen, afscherming, teelttechnische maatregelen, aantrekken van natuurlijke vijanden, vangmiddelen, afschot en gebruik van honden en roofvogels. (8)De preventiemiddelen zijn soms gericht tegen specifieke soorten, maar zijn meestal effectief tegen vele soorten.

Ondanks de grote variatie aan preventiemiddelen, woedt er een discussie omtrent de effectiviteit van de preventiemiddelen. De consensus, gelezen de literatuur, is dat preventiemiddelen meestal een kortstondig effect hebben. Dit komt door gewenning onder het wild. (9) Enkele preventiemethoden zijn effectief, maar meestal is de effectiviteit laag. Gaskanonnen (de ‘knalapparaten’) worden door telers gemiddeld als ‘matig’ beoordeeld (en niet als ‘goed’ of ‘slecht’). (10)

Het blijkt dat alle preventiemiddelen nadelen herbergen. Zelfs netten, die bijna 100% bescherming bieden, hebben nadelen doordat ook nuttig wild als rupsenetende vinken wordt geweerd. (11) Voor effectieve preventie wordt dan ook aangeraden om preventiemiddelen afwisselend en door elkaar toe te passen. Diverse akoestische en visuele preventiemiddelen dienen dus gebruikt te worden, op wisselende tijdstippen en plaatsen en in wisselende combinaties. (12) Ook dan blijft het onmogelijk volledige bescherming te bieden.

De afweging hoeveel tijd en geld er aan preventie wordt besteed is uiteindelijk een bedrijfseconomische. Onderzoek in Limburg meldde dat gemiddeld 2/3e van de agrariërs een gewasschade van 0-25% leden. Voor 1/3e van de agrariërs was de gewasschade 25-100%. (13)Onderzoek in o.a. Noord Holland meldde dat de schade inclusief preventiemiddelen qua kosten voor fruitteelt tussen de 8 en 9% van de bruto geldopbrengst per jaar bedroeg, en voor de groenteteelt tussen de 4 en 8% van de bruto geldopbrengst per jaar. (14)

Hieruit kan worden afgeleid dat wildschade voor de agrariërs meestal een te dragen last is, waarvan de risico’s ingecalculeerd kunnen worden in het bedrijfsresultaat. Het toepassen van preventie en de hieraan bestede hoeveelheid tijd en geld zal per bedrijf verschillen. De kosten (wildschade en preventiekosten) zullen tegenover de baten (minder wildschade) worden afgewogen en uit bedrijfseconomische overwegingen zal al dan niet tot inzet van een preventiemiddel worden overgegaan.

Wildschadepreventie in de gemeente Buren Gezien bovenstaande analyse is het duidelijk dat in de gemeente Buren een behoefte aan het in praktijk brengen van preventiemiddelen bestaat. De gemeente dient in de regeling dan ook aan te geven in hoeverre van bepaalde preventiemiddelen gebruik gemaakt mag worden. De meeste preventiemiddelen zijn vrij toepasbaar. Dit geldt echter niet voor de akoestische middelen i.c. knalapparaten.

Conclusie Bij het formuleren van nieuw beleid kan er voor gekozen worden geen gebruik te maken van de ontheffingsmogelijkheid van de APV 2010. Hierdoor wordt het gebruik van knalapparaten verboden. Zo’n verbod is te motiveren. Knalapparaten produceren geluidhinder voor omwonenden. Gezien de vele woningen die tussen de 200 m en 350 m liggen van percelen waar knalapparaten worden gebruikt, kan geoordeeld worden dat diens geluidhinder zwaarder weegt dan het economische belang van de telers. De woonfunctie en recreatieve functie van het buitengebied worden aangetast, en omwonenden zullen eventueel van mening zijn dat zij daardoor een waardedaling in hun onroerend goed terugzien. Ook kan gesteld worden dat er veel andere preventiemiddelen voorhanden zijn.

Een verbod op knalapparaten heeft echter ook negatieve gevolgen. Ten eerste zullen andere preventiemiddelen worden ingezet. Ervaringen in de regio Rivierenland hebben geleerd dat daarbij niet altijd de methoden uit de Handreiking Faunaschade 2009 worden toegepast. Ook ongewenste methoden als het crossen in de boomgaarden zonder uitlaatdemper of het produceren van krekelgeluiden worden toegepast. Ten tweede hebben enkele van de preventiemiddelen – netten en ballonnen – uit de Handreiking nadelen, doordat zij het landschapsbeeld aantasten. Ten derde is in het kader van duurzaamheid ook belangrijk te realiseren dat sommige preventiemiddelen een grotere ecologische ‘footprint’ hebben dan andere.

Dit in ogenschouw nemend, zijn knalapparaten niet per definitie een slechtere optie dan andere preventiemiddelen. Het komt daarom neer op een belangenafweging. De belangen van de telers zijn duidelijk: knalapparaten vormen een deel van de beschikbare preventiemiddelen ter voorkoming van wildschade. De belangen van de omwonenden zijn ook duidelijk: een rustige(re) omgeving. En gezien het feit dat er tegenwoordig veel woningen in het buitengebied zijn, wordt deze rust in een groot deel van de gemeente gewaardeerd.

Bij deze belangenafweging is verder van belang dat het opstellen van beleidsregels handhaving met zich meebrengt. ’s Zomers is het vroeg licht en laat donker, en moet het gebruik van knalapparaten tussen 7.00 en 21.00 uur plaatsvinden. Binnengekomen klachten geven aan dat dit niet altijd het geval is. Zonder meldplicht is handhaven moeilijk. Daar staat tegenover dat een verbod een handhavinginspanning van de gemeente vereist.

Uit het vorenstaande volgt dat er deze keuzes zijn:

Knalapparaten toestaan omdat:

  • 1.

    het een onderdeel van de preventiemiddelen voor wildschade vormt;

  • 2.

    een verbod mogelijk leidt tot het gebruik van ongewenste alternatieven;

  • 3.

    een zekere hinder toelaatbaar is ten behoeve van de vitaliteit van een economisch sector in de gemeente.

Knalapparaten verbieden omdat: een deel van de gemeente hinder ondervindt;

  • 1.

    er alternatieve preventiemiddelen zijn die de rust niet verstoren;

  • 2.

    knalapparaten slechts ten dele effectief zijn als preventiemiddel;

  • 3.

    knalapparaten de ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied bemoeilijken.

Hagelkanonnen

Regelgeving Wolken zijn niet beschermd. Vliegtuigen mogen niet in gevaar mogen worden gebracht, (15)maar hagelkanonnen vormen hiervoor geen gevaar. In de fruitteelt worden daarom soms hagelkanonnen ingezet tegen wolken waarvan vermoed wordt dat deze hagel bevatten.

In de APV van de gemeente Buren zijn regels opgenomen omtrent geluidhinder. Artikel 4.6 lid 1 stelt dat het verboden is “toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt”. In artikel 4.6 lid 3 wordt verder gesteld dat het verbod niet geldt “voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.”

Door het gebruik van grote hoeveelheden gasflessen worden hagelkanonnen als een zelfstandige inrichting beschouwd. Afhankelijk van de plaatsing van de hagelkanonnen op het erf dan wel buiten het erf vallen hagelkanonnen onder het Besluit Landbouw respectievelijk het Activiteitenbesluit. In beide gevallen is het in gebruik hebben van een hagelkanon in principe verboden. (16)

Door het verlenen van maatwerkvoorschriften kan het gebruik van hagelkanonnen worden toegestaan. Dit gebeurt op basis van akoestisch onderzoek. Gelet op het feit dat het verlenen van maatwerkvoorschriften een bevoegdheid van burgemeester en wethouders is, kunnen deze maatwerkvoorschriften worden onthouden waardoor het opstellen van hagelkanonnen niet mogelijk is. Er dient dus helderheid geschapen te worden over het al dan niet gebruiken van deze bevoegdheid.

Effectiviteit In de fruitteelt bestaat de behoefte preventiemiddelen in te zetten om hagelschade aan de oogst te beperken. Een hagelbui kan veel schade aanrichten, zoals in 2008 ook in de Betuwe werd gedemonstreerd. (17) Gezien deze cijfers en de belangstelling voor hagelkanonnen in de omliggende gemeenten bestaat de behoefte aan preventie van deze hagelschade. Daarvoor zijn enkele preventiemiddelen beschikbaar.

De hoeveelheid preventiemiddelen is beperkt. Er zijn slechts drie vrij bekende methodes: hagelnetten, wolkenbezaaiing en hagelkanonnen. Hagelnetten zijn netten gespannen over het fruit die hagel tegenhouden. De netten zijn gewoonlijk 100% effectief tegen hagelschade. Het gebruik van deze hagelnetten wordt echter belemmerd doordat de netten duur zijn en ook een kleine negatieve invloed kunnen hebben op de oogstopbrengst. Door de afname van zonlicht kan bij sommige fruitsoorten een licht verminderde oogstopbrengst ontstaan, en kan de 1e pluk enkele dagen vertraagd worden. Daar staat tegenover dat de netten voor temperatuursmatiging zorgen en wildschade van vogels verkleinen. (18&19)

Wolkenbezaaiing is het introduceren van een element in de wolken, wat de vorming van hagel moet verstoren. Hiervoor wordt vaak zilverjodide gebruikt, die in de wolken wordt gebracht door middel van vliegtuigen, raketten, kanonnen of branders. In de landbouw blijken alleen branders betaalbaar. De effectiviteit van wolkenbezaaiing is echter onbekend. Hoewel resultaten van een vermindering van de hagel van 20-50% worden geclaimd, ontbreekt wetenschappelijk bewijs. Waarschijnlijker is dat de effectiviteit nul dan wel (zeer) gering is. (20)

Hagelkanonnen tenslotte zijn apparaten die met geluidsgolven veroorzaakt door gasexplosies de vorming van hagel moet verstoren. Oorspronkelijk werd aangenomen dat het geluid van de knallen de hagel kapot zou trillen, tegenwoordig wordt geclaimd dat de geluidsgolven ioniserend werken en aldus de opbouw van hagel verstoren. Onderzoek heeft beide theorieën ontkracht. (21) De effectiviteit is dan ook niet verifieerbaar.

De afweging hoeveel tijd en geld er aan preventie wordt besteed, is ook hier een bedrijfseconomische. Aangezien hagelschadeverzekeringen zeer duur kunnen zijn, een netwerk van branders kostbaar is en netten prijzig zijn, is de animo voor het in verhouding goedkope hagelkanon niet vreemd. Als sommige telers de hagelschadeverzekering vervangen met een hagelkanon is dit bedrijfseconomisch gezien zelfs logisch. (22) Het is niet ondenkbaar dat ook in Buren enkele bedrijven deze redenering zullen volgen.

Hagelschadepreventie in Buren Gezien bovenstaande analyse is het duidelijk dat in de gemeente Buren een behoefte aan het in praktijk brengen van preventiemiddelen bestaat. De gemeente dient in de regeling dan ook aan te geven in hoeverre van bepaalde preventiemiddelen gebruik gemaakt mag worden. Hagelnetten en wolkenbezaaiing zijn vrij toepasbaar. De preventiemiddelen waar de gemeente zich over dient uit te spreken beperken zich tot de hagelkanonnen. De hagelkanonnen produceren namelijk een zodanig geluidsniveau dat sprake is van geluidhinder voor omwonenden of de omgeving.

Conclusie Gezien vorenstaande is duidelijk dat er belangstelling is voor het gebruik van hagelkanonnen. Er wordt nu kwetsbaar fruit op laagstammige bomen geteeld en consumenten willen het liefst onbeschadigde vruchten. Hagel is daarom een serieus risico voor veel telers.

Dit maakt dat een preventieve aanpak begrijpelijk is. Onderzoek naar de inzet van hagelkanonnen laat echter duidelijk zien dat hagelkanonnen geen dan wel een minimaal effect hebben. Dit betekent dat de geluidhinder veroorzaakt door hagelkanonnen niet wetenschappelijk verantwoord kan worden.

Tegelijkertijd zullen hagelkanonnen dezelfde geluidhinder produceren als knalapparaten. Ook hagelkanonnen zullen daarom klachten tot gevolg hebben van omwonenden. Wederom zal gewezen worden op de negatieve effecten wat betreft woongenot en eventuele waardedaling van woningen.

Telers zouden er daarom beter aan doen hagelschade te voorkomen door de inzet van hagelnetten, of de gevolgen ervan op te vangen door het afsluiten van een hagelschadeverzekering. Het bedrijfseconomische risico van hagelschade kan met deze middelen beter ondervangen worden dan met de denkbeeldige veiligheid van een hagelkanon. Het kan zijn dat hagelnetten of een hagelschadeverzekering een financiële inzet vergt die groter is dan bij een hagelkanon, maar deze leveren een afgewogen oordeel over de kosten (en bij hagelnetten ook eventuele baten) zonder het risico dat alsnog de oogst aan hagelschade verloren gaat door een (waarschijnlijk) niet werkend hagelkanon.

Uit het vorenstaande volgt dat er deze keuzes zijn: Hagelkanonnen toestaan omdat:

  • 1.

    er een kleine kans bestaat dat hagelkanonnen effectief zijn.

Hagelkanonnen verbieden omdat:

  • 1.

    hagelkanonnen waarschijnlijk niet effectief zijn;

  • 2.

    een groot deel van de gemeente hinder ondervindt van hagelkanonnen;

  • 3.

    effectieve alternatieven (hagelnetten) en hagelverzekeringen voorhanden zijn.

Keuzemogelijkheden Wanneer uit bovenstaande opties een keuze is gemaakt, dient dit in beleidsregels gevangen te worden. Hierbij bestaan de volgende keuzemogelijkheden:

Keuze: Knalapparaten toestaan Voor knalapparaten kan de beleidsregel zoals nu vervat in het Knalapparatenbeleid 2002 worden overgenomen. Behoudens tekstuele wijzigingen is de technische inhoud van de beleidsregel nog steeds actueel. De akoestische normen en de gebruiksvoorwaarden ter bescherming van omwonenden en vermeerdering van de effectiviteit blijven maatgevend.

Keuze: Knalapparaten verbieden De beleidsregel zoals nu vervat in het Knalapparatenbeleid 2002 dient gewijzigd te worden. Er dient dan aangegeven te worden dat, gezien art. 4.6 van de APV 2010 er geen gebruik gemaakt mag worden van knalapparaten. Dit kan kort verwoord worden.

Keuze: Hagelkanonnen toestaan Voor hagelkanonnen is er nog geen bestaande beleidsregel. Er dient dan aangegeven te worden onder welke voorwaarden hagelkanonnen toegestaan zijn. Hierbij kunnen de afstandseisen zoals vervat in het nalapparatenbeleid 2002 als leidraad gebruikt worden.

Keuze: Hagelkanonnen verbieden Voor hagelkanonnen is er nog geen bestaande beleidsregel. Er dient dan aangegeven te worden dat er geen maatwerkvoorschriften afgegeven zullen worden voor een hagelkanon, en dat derhalve geen hagelkanon geplaatst kan worden.

Keuze: Beleid verder uitwerken De keuze kan worden uitgesteld door het aanbod van de Regio Rivierenland om als platform voor verdere beleidsontwikkeling te dienen aan te nemen.

De gekozen beleidsregels voor beide soorten apparaten worden in één regeling vervat. Dit zorgt voor één helder document waarin voor beide soorten apparaten duidelijkheid omtrent de toelaatbaarheid van het gebruik wordt geschapen. Communicatie De beleidsregels die uit deze toelichting voortvloeien, zijn op 8 juni 2010 vastgesteld door het college van B&W van de gemeente Buren. De beleidsregels zijn op 16 juni 2010 gepubliceerd in de Zakengids Buren en door iedereen in te zien via de website www.buren.nl of bij de publieksbalie van de gemeente Buren (De Wetering 1 te Maurik). De beleidsregels treden met ingang van de dag na publicatie (17 juni 2010) in werking.

Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Buren is er geen inspraakmogelijkheid geweest op deze beleidsregels aangezien in artikel 2 lid 3 onder a is bepaald dat “geen inspraak wordt verleend ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder gesteld beleidsvoornemen”. Hiervan is bij deze beleidsregels sprake, omdat de beleidsregels een herziening betreffen van de regeling “Knalapparatenbeleid 2002”.

Op deze beleidsregels is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Artikel 8.2 van deze wet geeft aan dat geen beroep kan worden ingesteld tegen onder meer beleidsregels. Verder is titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Een van de belangrijkste uitgangspunten bij beleidsregels is dat daarvan door het bestuur afgeweken kan en moet worden als het handelen volgens de beleidsregels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

  • 1.

    J. Wieringa, “Kan men iets doen tegen hagel?”, Meteorologica, 14-4, 2005.

  • 2.

    www.inopower.be

  • 3.

    In de gemeente Neder-Betuwe is de plaatsing van 2 hagelkanonnen in behandeling.

  • 4.

    E.E.M.M. van Kempen, “Een schatting van de baten van geluidmaatregelen”, RIVM, 2001.

  • 5.

    M. Wilhelmsson, “Traffic noise and property values”, 2000.

  • 6.

    Raad van State, BF2129, 200708310/1.

  • 7.

    M.A. Schoutsen, “Wildschade in de praktijk”, 2003.

  • 8.

    Faunafonds, “Handreiking Faunaschade 2009”, 2009.

  • 9.

    LLTB, 2001.

  • 10.

    M.A. Schoutsen, “Wildschade in de praktijk” , 2003.

  • 11.

    LLTB, 2001.

  • 12.

    Faunafonds, “Handreiking Faunaschade 2009”, 2009.

  • 13.

    LLTB, 2001.

  • 14.

    M.A. Schoutsen, “Wildschade in de praktijk” , 2003.

  • 15.

    R.P. Bron en D. de Hoog, “Civiele luchtvaart en terroristische incidenten – Historische ontwikkelingen en toekomstige trends”, Justitiële verkenningen, 33-5, 2007

  • 16.

    Raad van State, BJ8260, 200808095/1/M1.

  • 17.

    Agrarisch Dagblad, “NFO noemt hagelschade calamiteit voor telers”, 25 juni 2008.

  • 18.

    O. Warnier, “De invloed van hagelnetten op de vruchtkwaliteit en de productie”, Fruitteeltnieuws, 19-20, 2004.

  • 19.

    F.M. Maas et al, “Production, fruit quality and development of apple trees grown under hail nets in the Netherlands”, 2007.

  • 20.

    J. Wieringa, “Kan men iets doen tegen hagel?”, Meteorologica, 14-4, 2005.

  • 21.

    J. Wieringa en I. Holleman, “If cannons cannot fight hail, what else?”, Meteorologische Zeitschrift, 15-3, 2006.

  • 22.

    PZC, “Fruitteler Staal nam de gok en is er blij mee”, 31 augustus 2007.

Begrippenlijst 2

APVAlgemeen Plaatselijke Verordening

dB(A, imp) Eenheid voor het geluidniveau, uitgedrukt in decibel. De toevoeging (A, imp) duidt erop dat het resultaat A gewogen is en dat gemeten is in de meterstand impuls.

Geluidgevoelig object Objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder met inbegrip van begraafplaatsen.

Achtergrondniveau Het referentieniveau van het omgevingsgeluid; de hoogste waarde van de volgende geluidsniveaus:

  • 1.

    het L95 van het omgevingsgeluid exclusief debijdrage van de zogenaamde "niet omgevingseigenbronnen";

  • 2.

    het optredende equivalente geluidsniveau in dB(A), veroorzaakt door zoneringsplichtige wegverkeersbronnen minus 10 dB(A).

Maximale geluidniveau van een enkelvoudigeknal (Lknal)Het geluidniveau van een enkele knal, gemeten in A, impuls

Geluidniveau voorherhaald hoorbare knallen (Lr)Het geluidniveau berekend met de formule Lknal + 10 lg N - 33 dB(A), waarin N het aantal knallen per dag is.

Dagperiode Periode van 07.00 tot 19.00 uur.

Avondperiode Periode van 19.00 tot 23.00 uur.

NachtperiodePeriode van 23.00 tot 07.00 uur.