Regeling vervallen per 31-12-2016

Verordening rechtspositie wethouders, raads- encommissieleden Capelle aan den IJssel 2014

Geldend van 01-01-2015 t/m 30-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2014

Intitulé

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel ;

  • ·

    gelezen het gezamenlijk voorstel van het college van burgemeester en wethouders en de voorzitter en griffier;

  • ·

    gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, 27a, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, en de artikelen 4, 7a, vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

  • ·

    gezien het advies van de raadscommissie Bestuur, Veiligheid en Middelen (BVM);

besluit vast te stellen de

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDENCAPELLE AAN DEN IJSSEL 2014.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • -

    subcommissie: de door een commissie uit zijn midden ingestelde commissie die ten doel heft de voorbereiding van een commissiestandpunt;

  • -

    commissielid: een door de raad benoemd burgerraadslid, als bedoeld in artikel 4 van deVerordening op de raadscommissie Capellen aan den IJssel 2014 en artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan hetbedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 3. Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

Aan commissieleden wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

  • 1. Aan raadsleden en commissieleden worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. Aan raadsleden en commissieleden, die zijn benoemd in (sub-)commissies van de Vereniging van Nederlandse gemeenten worden de reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 3. Aan commissieleden worden de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.

  • 4. De vergoeding als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid is:

    • a.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

    • b.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 5. De reiskosten worden voor ten hoogste één vergadering per dag vergoed.

  • 6. De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 5. Buitenlandse excursie of reis

  • 1. De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de Gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 6. Scholing

  • 1.

    Het raadslid of commissielid dat wil deelnemen aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, die niet door of namens de Gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de voorzitter van zijn fractie.

  • De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 2.

    Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 3.

    De fracties, bedoeld in artikel 8 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de

  • raad, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    De in het derde bedoelde bijdrage bestaat uit een vast bedrag per raadszetel en percommissielid. De omvang van het toe te kennen bedrag wordt ieder jaar bij de vaststelling van de gemeentebegroting door de raad bepaald.

Artikel 6a. Bevoorschotting bijdrage

  • 1.

    De bijdrage voor deelname aan scholing bedoeld in het tweede lid van artikel 6 wordt alsvoorschot per kalenderjaar verstrekt.

  • 2.

    Uitbetaling van de in het eerste lid genoemde bijdrage vindt plaats vóór 31 januari van eenkalenderjaar. De fracties openen voor de toekenning van de bijdrage voor scholing deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia een aparte bank- of girorekening. Dit kan dezelfde bank- of girorekening zijn die is geopend voor de fractieondersteuning.

  • 3.

    In het jaar waarin verkiezingen plaatsvinden, wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de datum van de verkiezingen. In de eerste maand na de verkiezingsdatum wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden.

  • 4.

    Het voorschot wordt verrekend met teveel ontvangen voorschotten in de jaren waarvoor de raad bedragen heeft vastgesteld bedoeld in artikel 6b.

Artikel 6b. Reserve

  • 1.

    De raad reserveert het in enig jaar niet gebruikte gedeelte van de bijdrage toekomend aan een fractie ter besteding door de fractie in de volgende jaren.

  • 2.

    De reserve is niet groter dan 30% van de bijdrage die de fractie in het voorgaande kalenderjaar toekwam ingevolge artikel 6.

  • 3.

    De aanspraak in enig kalenderjaar op de opgebouwde reserve, komt tot uitdrukking in deafrekening als bedoeld in artikel 11 over dat jaar. Bevoorschotting vindt desgevraagd plaats.

  • 4.

    De reserve blijft na verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naamterugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger daarvan kan worden beschouwd.

  • 5.

    Als bij zetelverlies de reserve voor een fractie hoger zou worden dan aangegeven in het tweede lid, vervalt het recht op dat meerdere.

  • 6.

    Bij splitsing van een fractie, wordt de reserve verdeeld over de betrokken fracties naarevenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden, voor zover deze reserve niet meer bedraagt dan 30% van de bijdrage die de oorspronkelijke fractie in het voorgaande kalenderjaar ontving.

Artikel 6c. Verantwoording

  • 1.

    1.Elke fractie legt, binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar, aan de raadverantwoording af over de besteding van de bijdrage voor scholing onder overlegging van een verslag, conform het daarvoor geldende model.

  • 3.

    2.Indien de verantwoording over het vorige kalenderjaar vóór de in het eerste lid genoemdetermijn niet is ingediend, wordt de over het lopende kalenderjaar resterende vergoeding eneventueel volgende kalenderjaar vastgestelde vergoeding niet uitbetaald.

  • 3.

    De griffie toetst of de uitgaven in overeenstemming zijn met de verordening en rapporteert haar bevindingen aan de kascommissie. Deze commissie bestaat uit drie - jaarlijks wisselend – door de raad uit haar midden benoemde leden.

  • 4.

    De kascommissie toetst de bevindingen van de griffie en rapporteert – in de vorm van eenconceptraadsvoorstel en –besluit – aan de commissie tot welke het aandachtsgebied Algemene Beleidscoördinatie behoort. Deze commissie brengt advies uit aan de raad.

  • 5.

    De raad stelt na ontvangst van het advies de bedragen vast van:

    • a.

      de uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdragen bekostigd zijn;

    • b.

      de wijziging van de reserve;

    • c.

      de resterende reserve;

    • d.

      de verrekening tussen de in onderdeel a. genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en, voor zover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten vanwege aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening zijn ingediend.

Artikel 7. Computer en internetverbinding

  • 1.

    Aan raads- en commissieleden wordt een tablet-pc met bijpassend toetsenbord en software ter beschikking gesteld. Zij tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2.

    Op verzoek van het raads- of commissielid wordt door de gemeente op de tablet-pc eenvoorziening geïnstalleerd, waarmee internet kan worden ontvangen buiten WiFi netwerken.De kosten van het abonnement zijn voor rekening van het raads- of commissielid en worden verrekend met de vergoeding als bedoeld in artikel 2 en artikel 3.

Artikel 8. Fietsregeling

  • 1.

    Het raadslid van wie arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enigevergoeding van de gemeente.

Artikel 9. Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 10. Reiskosten woon-werkverkeer

  • 1.

    Wethouders hebben recht op een vergoeding van de kosten voor woon-werkverkeerovereenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2.

    Er bestaat maximaal twee keer per dag recht op een enkele reisvergoeding woon-werkverkeer.

  • 3.

    De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

Artikel 11. Zakelijke reiskosten

  • 1. Wethouders hebben recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 12. Buitenlandse dienstreis

  • 1.

    Als de wethouders in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maken worden in de redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2.

    Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar eenEuropese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 13. Computer en internetverbinding

Aan de wethouders wordt een tablet-pc met bijpassend toetsenbord, software en eenvoorziening, waarmee internet kan worden ontvangen buiten WiFi netwerken ter beschikking gesteld, waarvoor zij een bruikleenovereenkomst met de gemeente tekenen.

Artikel 14. Communicatieapparatuur

De wethouders aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente,

Artikel 15. Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders en

  • b.

    verhuiskosten in verband met benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 16. Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

Artikel 17. Betaling vaste vergoedingen

De betaling voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van hetRechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis, tenzij hetRechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 18. Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1.

    Raads- en commissieleden en wethouders dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

  • 2.

    Verantwoording van de vergoeding door het raadslid, het commissielid respectievelijk dewethouder vindt plaats door een door het college vastgesteld formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3.

    Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening.

  • 4.

    Het formulier wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk degemeentesecretaris/algemeen directeur of een daartoe aangewezen ambtenaar.

Hoofdstuk V Overgangsbepalingen

Artikel 19. Brutering vergoedingen

Als de gemeente toepassing geeft aan artikel 39c van de Wet op de Loonbelasting 1964 zijn deartikelen 8 en 16 niet van toepassing en worden artikel 16 van het Rechtspositiebesluit raads- encommissieleden en artikel 29b van het Rechtspositiebesluit wethouders toegepast.

Hoofdstuk VI Citeertitel

Artikel 20. Intrekking oude regeling

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015 en werkt terug tot en met 1 juli 2014.

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie wethouders, raads- encommissieleden 2014.

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2014,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    De onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissiezoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentewet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO ofarbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de verstrekking van een computer

  • 5.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 6.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 7.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 8.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 9.

    voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke beperking

  • 10.

    de bezoldiging van de wethouders.

Waar in de verordening wordt verwezen naar andere wetten (wetsartikelen) of uitvoeringsbesluiten zijn die integraal in deze toelichting opgenomen. De belangrijkste onderliggende stukken zijn digitaal te raadplegen:

Gemeentewet online: ·

http://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/volledig/geldigheidsdatum_29-07-2014

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden online:

http://wetten.overheid.nl/BWBR0006536/geldigheidsdatum_29-07-2014

Rechtspositiebesluit wethouders online:

http://wetten.overheid.nl/BWBR0006535/geldigheidsdatum_29-07-2014

Regeling rechtspositie wethouders

http://wetten.overheid.nl/BWBR0016420/geldigheidsdatum_10-09-2014

(geldigheidsdatum = kalenderdatum)

In de aanhef van de verordening is sprake van de navolgende artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, 27a, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, en de artikelen 4, 7a, vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

Gemeentewet:

Artikel 95

1.De leden van de raad en de leden van de raad aan wie ingevolge artikel X 10 vande Kieswet ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekteontvangen een bij verordening van de raad vast te stellen vergoeding voor hunwerkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

2.De raad kan bij verordening regels stellen over de tegemoetkoming in of

vergoeding van bijzondere kosten en over andere financiële voorzieningen die

verband houden met de vervulling van het lidmaatschap van de raad.

3.Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een lid van de raad dat metinachtneming van artikel 13, tweede lid, tevens wethouder is.

4.De verordeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden vastgesteld

overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Artikel 96

  • 1.

    De leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingesteldecommissie ontvangen, voor zover zij geen lid zijn van de raad of het college, een bijverordening van de raad vastgestelde vergoeding:

voor het bijwonen van vergaderingen van een commissie en

van reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

  • 1.

    In bijzondere gevallen kan de raad bij verordening bepalen dat de leden van hetdagelijks bestuur van een bestuurscommissie of een andere commissie als bedoeldin artikel 84 een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden en eentegemoetkoming in de kosten ontvangen.

Artikel 97

Aan de leden van de raad en de personen genoemd in artikel 96, eerste lid, vindtvergoeding van reis- en verblijfkosten, gemaakt in verband met reizen buiten hetgrondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur,slechts plaats overeenkomstig door de raad bij verordening vastgestelde regels.

Artikel 147

1.Gemeentelijke verordeningen worden door de raad vastgesteld voor zover de

bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het

college of de burgemeester is toegekend.

  • 2.

    De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, eerste lid, berusten bij de raad.

  • 3.

    De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, tweede lid, berusten bij hetcollege, voor zover deze niet bij of krachtens de wet aan de raad of deburgemeester zijn toegekend.

Rechtspositiebesluit wethouders:

Artikel 22

1.De raad kan bij verordening bepalen dat indien de wethouder bij benoeming nog

niet over woonruimte in de gemeente beschikt, hij ten laste van de gemeente

aanspraak heeft op:

  • a.

    een vergoeding van reis- en pensionkosten;

  • b.

    een vergoeding van verhuiskosten in verband met de benoeming in de

gemeente.

Artikel 23

1.De raad kan bij verordening bepalen dat de wethouder aanspraak heeft op een

vergoeding van:

  • a.

    kosten voor woon-werkverkeer;

  • b.

    reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.

Artikel 27a

5.De raad kan bij verordening nadere regels stellen over het ter beschikking stellenvan computer- en communicatieapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in heteerste, tweede en derde lid en de vergoeding, bedoeld in het vierde lid.

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden:

Artikel 4

De raad kan bij verordening bepalen dat ten hoogste 20% van de vergoeding voor dewerkzaamheden wordt uitgekeerd, berekend naar het aantal gehouden vergaderingen. Indat geval geschiedt de uitkering aan het lid van de raad op basis van het aantalbijgewoonde vergaderingen.

Artikel 7a

4.De raad kan nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van

computerapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste en tweede lid ende vergoeding, bedoeld in het derde lid.

Artikel 13

2.De raad kan over de in het eerste lid bedoelde scholing nadere regels stellen.

Artikel 14

1.Aan een lid van een commissie wordt een vergoeding voor het bijwonen van devergaderingen van de commissie toegekend ter hoogte van het bedrag per

vergadering, genoemd in tabel IV bij dit besluit. De artikelen 2, tweede lid 6, 7, 7a,12, 13 en 13b zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde

rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke

verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van Gedeputeerde Staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001.

Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienstaangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiëleambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de

gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een

gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst, dat wordt

geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-inregeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet

inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met

inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en

verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingensystematiekVoor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen –transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordeningvastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computeren communicatie-apparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Gemeentewet:

Artikel 82

  • 1.

    De raad kan raadscommissies instellen die besluitvorming van de raad kunnenvoorbereiden en met het college of de burgemeester kunnen overleggen. Hij regeltdaarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronderbegrepen de wijze waarop de leden van de raad inzage hebben in stukkenwaaromtrent door een raadscommissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzagekan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

  • 2.

    De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van een raadscommissie.

  • 3.

    Bij de samenstelling van een raadscommissie zorgt de raad, voor zover het debenoeming betreft van leden van de raad, voor een evenwichtigevertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4.

    Een lid van de raad is voorzitter van een raadscommissie.

  • 5.

    De artikelen 19 en 21 tot en met 23 zijn van overeenkomstige toepassing op eenvergadering van een raadscommissie, met dien verstande dat in artikel 19 voor«burgemeester» wordt gelezen «voorzitter van de raadscommissie» en in artikel 23,vijfde lid, voor«artikel 25» wordt gelezen «artikel 86».

Artikel 83

1.De raad, het college of de burgemeester kan bestuurscommissies instellen diebevoegdheden uitoefenen die hun door de raad, het college, onderscheidenlijk deburgemeester zijn overgedragen. Hij regelt daarbij de taken, de bevoegdheden, desamenstelling en de werkwijze, daaronder begrepen de wijze waarop hij inzageheeft in de stukken waaromtrent door een bestuurscommissie geheimhouding isopgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is methet openbaar belang.

2.De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van een door de raad

ingestelde bestuurscommissie. Leden van de raad zijn geen lid van een door hetcollege of de burgemeester ingestelde bestuurscommissie.

3.De artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 zijn van overeenkomstige toepassing opeen besluit tot instelling van een bestuurscommissie.

4.De artikelen 19, tweede lid, 22 en 23, eerste tot en met vierde lid zijn van

overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vergadering van een door de raadingestelde bestuurscommissie, met dien verstande dat in artikel 19, tweede lid, voor«de burgemeester» wordt gelezen: de voorzitter van een bestuurscommissie.

5.Voor zover zulks in verband met de aard en omvang van de overgedragen

bevoegdheden nodig is, regelt het college of de burgemeester de openbaarheid van

vergaderingen van een door hem ingestelde bestuurscommissie.

Artikel 84

1.De raad, het college of de burgemeester kan andere commissies dan bedoeld inde artikelen 82, eerste lid, en 83, eerste lid, instellen.

2.Artikel 83, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een andere

commissie, met uitzondering van een commissie die is ingesteld om te adviserenover de beslissing op ingediende bezwaarschriften en een commissie belast met debehandeling van en de advisering over klachten.

3.De raad, het college onderscheidenlijk de burgemeester regelt ten aanzien vaneen door hem ingestelde andere commissie de openbaarheid van de

vergaderingen.

4.De artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 zijn van overeenkomstige toepassing opeen besluit tot instelling van een andere commissie.

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

o e. lid van een commissie: een lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82,83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens lid van de raad is of ambtenaar die

als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Artikel 2

1.Aan een lid van de raad wordt een vergoeding voor de werkzaamheden

toegekend tot de maximumbedragen, genoemd in tabel I bij dit besluit.

In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op een vast bedrag per inwonersklasseovereenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De gemeenteraad kan besluiten dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn. De gemeenteraad van Capelle aan den IJssel wordt voorgesteld hier toe niet toe te besluiten.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen.

Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen.

Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12 lid 3 van het Rechtspositiebesluit raads- encommissieleden.

Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verhogen als de korting als gevolg van hun raadslidmaatschap hoger is dan hun raadsvergoeding.

Deze mogelijkheid is geregeld in artikel 12 lid 1 en 2 van het Rechtspositiebesluit raads- encommissieleden.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 rechtspositiebesluit raads- en commissieleden), en medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasseovereenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

Regeling rechtspositie wethouders

Artikel 4

De vergoeding voor reis- en verblijfkosten, bedoeld in artikel 23 eerste lid, onder b, van hetRechtspositiebesluit wethouders, betreft:

a.de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer, bedoeld in artikel 1, vierdelid;

b.bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van €0,28 per afgelegdekilometer;

c.de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten.

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. De gemeenteraad heeft besloten dit eveneens van toepassing te verklaren op raads - en commissieleden, die zijn benoemd in (sub-)commissies van de Vereniging van Nederlandse gemeenten.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel eenvergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen degemeente.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrektevergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. Dereiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten wordenopgevoerd.

Artikelen 5 en 12 Buitenlandse excursie of reisGemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang

excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemmingverlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen enverstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting alsopbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldenderandvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 6 t/m 6c Scholing, Bevoorschotting bijdrage, Reserve,

VerantwoordingRechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Artikel 13

1.De kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de

vervulling van de functie van raads- of commissielid komen ten laste van de

gemeente.

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt nietpartijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- ofcommissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In deze artikelen is de procedure verder

uitgewerkt.

Onderscheid is gemaakt tussen scholing (cursussen, congressen, seminars, symposia en dergelijke) die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en scholing waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt.

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van hetstudiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteldstudiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding. Raads – en

commissieleden leden dienen een aanvraag (voorzien van inhoudelijke informatie over de scholing en een kostenspecificatie) in bij de voorzitter van de fractie.

Collegeleden dienen de aanvraag bij de gemeentesecretaris in. De toetsing kan marginaal zijn inverband met de maximering van de vergoedingen. In geval van twijfel of de aanvraag voldoet aan de bepalingen uit dit artikel kan de gemeentesecretaris zich tot het college wenden.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen enverstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting alsopbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende

randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 7 en 13 Computer en internetverbinding In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer

in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze

aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. De vergoeding voor (het gebruik van) een eigen pc is belast. De belastingheffing mag niet worden gecompenseerd.

Met ingang van de raadsperiode 2014-2018 is aan alle raads- en commissieleden een tablet-pc (+ bijpassend toetsenbord) ter beschikking gesteld. Via deze tablet ontvangen de raads- en

commissieleden het merendeel van alle informatie van gemeentewege, nodig voor de uitoefening van hun functie.

De beschikbaarstelling gebeurt door middel van een bruikleenovereenkomst, waarmee gedurende het raads- / commissielidmaatschap de iPad eigendom blijft van de gemeente en de gemeente verleent ondersteuning/ service

De apparatuur is voorzien van software nodig voor de uitoefening van de functie.

Naar eigen wens kan op de tablet een 3G-abonnement worden geïnstalleerd, waarmee deraads- / commissieleden internet kunnen ontvangen buiten de WiFi netwerken. De kosten van ditabonnement komen voor rekening van het betreffende raads- / commissielid en worden verrekend via de vergoeding, die men als raads- / commissielid ontvangt.

Artikel 8 Fietsregeling

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001

Artikel 37. Fiets voor woon-werkverkeer

1.Tot de vrije vergoedingen behoren vergoedingen ter zake van de aanschaf vaneen fiets, voor zover de vergoeding niet meer bedraagt dan € 749, mits aan de inhet vierde lid genoemde voorwaarden is voldaan.

2.Tot de vrije verstrekkingen behoort de verstrekking van een fiets, voor zover dewaarde in het economische verkeer niet hoger is dan € 749, mits aan de in hetvierde lid genoemde voorwaarden is voldaan.

3.Tot de vrije verstrekkingen behoort de terbeschikkingstelling van een fiets meteen catalogusprijs welke niet hoger is dan € 749 inclusief omzetbelasting, mits aande in het vierde lid genoemde voorwaarden is voldaan.

4.De voor de toepassing van het eerste, tweede en derde lid geldende voorwaarden

zijn:

a.de werknemer maakt op meer dan de helft van het aantal dagen dat hij

pleegt te reizen in het kader van woon-werkverkeer gebruik van de fiets;

b.in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren is ter zake

van de aanschaf van een fiets geen vrije vergoeding betaald, en

c.in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren is als vrije

verstrekking geen fiets verstrekt dan wel ter beschikking gesteld.

5.Tot de vrije vergoedingen behoren vergoedingen van niet meer dan € 82 in hetkalenderjaar ten titel van met een fiets samenhangende zaken alsmede de

vergoeding ter zake van een fietsverzekering, mits de werknemer op meer dan dehelft van het aantal dagen dat hij pleegt te reizen in het kader van woonwerkverkeergebruik maakt van de fiets.

6.Tot de vrije verstrekkingen behoren verstrekkingen tot niet meer dan € 82 in hetkalenderjaar van met een fiets samenhangende zaken alsmede de verstrekking vaneen fietsverzekering, mits de werknemer op meer dan de helft van het aantal dagendat hij pleegt te reizen in het kader van woon-werkverkeer gebruik maakt van defiets Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnendeelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken.

Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat inartikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd.

Artikelen 9 Werkkostenregeling

Wet op de loonbelasting 1964

Artikel 31

  • 1.

    Eindheffingsbestanddelen zijn:

    • f.

      voorzover sprake is van tegenwoordige arbeid: door de

inhoudingsplichtige aan te wijzen vergoedingen en verstrekkingen,

daaronder begrepen door de inhoudingsplichtige aan te wijzen gedeelten

van vergoedingen en verstrekkingen, voor zover deze vergoedingen en

verstrekkingen niet in belangrijke mate hoger zijn dan in voor het overige

overeenkomstige omstandigheden gebruikelijk is;

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Artikel 13a

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op deloonbelasting 1964 worden aangewezen:

  • a.

    de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 2, derde lid;

  • b.

    de verstrekkingen, bedoeld in artikel 7a, eerste lid;

  • c.

    de vergoeding, bedoeld in artikel 7a, derde lid;

  • d.

    de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 11, eerste lid;

  • e.

    de vergoeding, bedoeld in artikel 13, eerste en derde lid.

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikel 10 en 11 Reiskosten woon-werkverkeer en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 10 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Op grond van artikel 11 worden zakelijke reiskosten vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Bij gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van€ 0,28 (0,37) per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b en artikel 5a, onder 1, van de Regelingrechtspositie wethouders. De hoogte van deze vergoeding is geënt op de hoge kilometervergoeding

die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en de Reisregeling binnenland.

Op grond van artikel 5, tweede lid van de regeling wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen wel verstaan een veerpont of een veerboot. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 van de Gemeentewet niet worden vergoed.

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten.

Regeling rechtspositie wethouders

Artikel 4

De vergoeding voor reis- en verblijfkosten, bedoeld in artikel 23 eerste lid, onder b, van hetRechtspositiebesluit wethouders, betreft:

b.bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van €0,28 per afgelegdekilometer;

Artikel 5a

1.Bij toepassing van artikel 39c van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt in

artikel 4, onderdeel b, voor ‘€ 0,28’ gelezen:€0,37.

2.Indien artikel 39c van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt toegepast, kan dewethouder op aanvraag aanspraak maken op saldering van reiskosten voorzakelijke reizen overeenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indiengeen regeling als bedoeld in de vorige zin is vastgesteld, kan de wethouder op

aanvraag aanspraak maken op een vergoeding als bedoeld in artikel 4a van de

Reisregeling binnenland en artikel 2a van de Reisregeling buitenland.

Gemeentewet:

Artikel 44

3.Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethoudersals zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook, ten laste van de gemeente.

Artikel 14 Communicatieapparatuur

Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon (dit zal de meest gebruikelijkecommunicatieapparatuur zijn) zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.

Artikel 15 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Ook personen van buiten de gemeente kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ookpersonen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 17 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel

voor vergoeding van de reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling rechtspositie wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.

Regeling rechtspositie wethouders

Artikel 1

1.De vergoeding voor reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid onder

a, van het Rechtspositiebesluit wethouders, betreft:

a.een maandelijks bedrag van maximaal 90 procent van de gemaakte

pensionkosten tot ten hoogste 50 procent van de bezoldiging;

b.voor reiskosten tussen de woonplaats en de plaats van verblijf:

1°. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer,

2°. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van€ 0,15

per afgelegde kilometer.

2.Indien geen aanspraak wordt gemaakt op een vergoeding van pensionkosten,

bedraagt de vergoeding voor het reizen tussen de woonplaats en de gemeente:

  • a.

    de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer;

  • b.

    bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,15 per afgelegde kilometer.

    • 3.

      Onder de pensionkosten worden verstaan de kosten voor een hotel of andertijdelijk verblijf, waaronder mede de kosten voor elektriciteit, gas en water wordenbegrepen en de kosten die in rekening worden gebracht voor overige diensten ofzaken niet.

4.Onder de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer, bedoeld in het

eerste en tweede lid, worden verstaan de kosten van voor een ieder openstaandpersonenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tramof via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of eenveerboot.

5.Het recht op de vergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid, vervalt een jaarna de dag waarop de benoeming als wethouder ingaat, of, indien de raad ontheffingheeft verleend van het vereiste van ingezetenschap, bedoeld in artikel 36a, tweedelid, van de Gemeentewet, op het tijdstip waarop geen ontheffing meer geldt van het

vereiste van ingezetenschap.

Artikel 2

1.De verhuiskostenvergoeding, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b, van hetRechtspositiebesluit wethouders, betreft het bedrag van:

a.de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel van de

betrokkene en zijn gezinsleden naar de nieuwe woning, waaronder

begrepen de kosten van het in- en uitpakken van bagage en inboedel;

b.andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder

begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag, tot

een maximum van€ 5.818,46;

c.kosten in verband met dubbele woonlasten tot maximaal € 272,27 per

maand en gedurende een periode van maximaal vier maanden.

2.Kosten in verband met de aan- of verkoop van een woning en

verbouwingskosten worden niet aangemerkt als kosten als bedoeld in het eerste lid

Artikel 16 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Rechtspositiebesluit wethouders

Artikel 28a

Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op

de loonbelasting 1964 worden aangewezen:

a.de vergoedingen, bedoeld in artikel 23, voor zover deze niet worden gerekend tot

een vergoeding als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a en b, van de

Wet op de loonbelasting 1964;

  • b.

    de vergoeding, bedoeld in artikel 23a;

  • c.

    de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 25, eerste lid;

  • d.

    de verstrekkingen, bedoeld in artikel 27a, eerste en derde lid;

  • e.

    de vergoeding, bedoeld in artikel 27a, vierde lid;

  • f.

    de vergoeding, bedoeld in artikel 28b, eerste en tweede lid.