Beleidsregels inkeerregeling ingevolge artikel 18 lid 11 Participatiewet

Geldend van 18-07-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels inkeerregeling ingevolge artikel 18 lid 11 Participatiewet

Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten;

Gelet op artikel 1 lid 4 van het Capelse en Krimpense besluit tot mandatering bevoegdheden aan IJSSELgemeenten van 16 december 2014 resp. 9 december 2014;

Gelet op artikel 18 lid 11 van de Participatiewet en artikel 9 van de Afstemmingsverordening Participatiewet Capelle aan den IJssel en artikel 9 van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Krimpen aan den IJssel 2015;

overwegende dat het wenselijk is het beleid omtrent de inkeerregeling vast te leggen in beleidsregels;

b e s l u i t :

vast te stellen de Beleidsregels inkeerregeling ingevolge artikel 18 lid 11 Participatiewet.

Artikel 1. Verzoek om herziening van de verlaging

  • 1. Indien een verlaging is toegepast op grond van artikel 18 lid 5, 6, 7 of 8 van de Participatiewet, kan de belanghebbende een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen bij het college om de verlaging te herzien.

  • 2. De belanghebbende wordt in de beschikking tot verlaging expliciet gewezen op de mogelijkheid om een dergelijk verzoek in te dienen.

  • 3. Het verzoek kan worden ingediend vanaf de datum van de beschikking waarmee de verlaging is toegepast tot de einddatum van de looptijd van de verlaging.

  • 4. In het schriftelijk verzoek dient de verzoeker met feiten aantoonbaar te maken dat de betreffende verplichting als bedoeld in artikel 18 lid 4 van de Participatiewet alsnog wordt nagekomen.

  • 5. Op het verzoek wordt uiterlijk binnen vier weken een beslissing genomen.

Artikel 2. Ingangsdatum van herziening

Als het verzoek wordt ingewilligd, komt de toegepaste verlaging vanaf het moment van indiening van

het verzoek geheel te vervallen.

Artikel 3. Uitzondering van herziening

Een verzoek om herziening wordt niet ingewilligd, indien:

  • a.

    de toegepaste verlaging betrekking heeft op het niet nakomen van de verplichting tot het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, als bedoeld in artikel 18, lid 4 onder a van de Participatiewet;

  • b.

    de toegepaste verlaging betrekking heeft op het niet nakomen van de verplichting tot het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag, als bedoeld in artikel 18 lid 4 onder g van de Participatiewet.

artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels inkeerregeling ingevolge artikel 18 lid 11 Participatiewet”.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten

op 28 mei 2015

Toelichting Beleidsregels inkeerregeling ingevolge artikel 18 lid 11 Participatiewet

Algemeen

De inkeerregeling is alleen van toepassing bij niet nakomen van de geüniformeerdearbeidsverplichtingen.

De voorgeschreven verlaging van 100% gedurende de periode zoals vastgelegd in de gemeentelijkeAfstemmingsverordening, heeft een reparatoir karakter. Dit betekent dat met de betreffende verlaging wordt beoogd te bereiken dat de belanghebbende de geüniformeerde arbeidsverplichtingen (weer) nakomt. Met het oog hierop, heeft de regering aanleiding gezien om in de wet een “inkeerregeling” op te nemen. Deze houdt in dat het college op verzoek van de belanghebbende de opgelegde verlaging kan herzien zodra uit de houding en gedragingen van de belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de geüniformeerde arbeidsverplichtingen (weer) nakomt. Op deze wijze wordt de belanghebbende de kans geboden tot herstel van de onrechtmatige situatie.

In de wettelijke bepaling over de “inkeerregeling” (artikel 18 lid 11 van de Participatiewet) is niet een bepaalde periode opgenomen die moet zijn verstreken alvorens herziening van de verlaging mogelijk is. Dit betekent dat - als tot herziening wordt overgegaan - de toegepaste verlaging vroegtijdig eindigt en wel vanaf de indiening van het verzoek, en de belanghebbende weer de volledige bijstandsuitkering gaat ontvangen. Aanpassing van het verlagingspercentage van 100 naar bijvoorbeeld 50 is dus niet aan de orde.

Voor de toepassing van ”de inkeerregeling” is niet van belang of het gaat om een verlaging vanwegeeen eerste of volgende schending van een geüniformeerde arbeidsverplichting (recidive). Als een verlaging op basis van de inkeerregeling wordt herzien, telt de toegepaste verlaging overigens wel mee voor recidive.

Voor toepassing van de inkeerregeling is niet vereist dat de belanghebbende alle geüniformeerde arbeidsverplichtingen (weer) nakomt. Bij de “inkeerregeling” gaat het alleen om de geüniformeerde verplichting ten aanzien waarvan een overtreding is geconstateerd.

Het is vereist dat de belanghebbende een verzoek indient tijdens de periode waarop de verlaging ziet. Dit verzoek moet worden aangemerkt als een verzoek ingevolge de Algemene wet bestuursrecht. De belanghebbende zal daarbij concrete feiten moeten aandragen waaruit blijkt dat hij “tot inkeer is gekomen”.

Onderkend moet worden dat het herstellen van de onrechtmatige situatie niet altijd gemakkelijk is. Het niet ingeschreven staan bij een uitzendbureau is op te lossen door dit alsnog te doen. Maar het niet aanvaarden van een passende baan vanwege de reisafstand is niet ongedaan te maken. Het is dan ook niet reëel om de verlaging te herzien als de belanghebbende alleen meldt dat hij de volgende keer wel een baan zal accepteren als daaraan een lange reistijd is verbonden.

In de betreffende verlagingsbeschikking wordt de belanghebbende expliciet gewezen op de mogelijkheid om een verzoek tot toepassing van de inkeerregeling in te dienen.

Verschil met de heroverwegingsverplichting artikel 18 lid 3 Participatiewet

Opgemerkt wordt dat in artikel 18 lid 3 van de Participatiewet is bepaald dat, als een verlaging op de uitkering is toegepast vanwege niet naleven van de niet geüniformeerde arbeidsverplichtingen en deze verlaging meer dan drie maanden omvat, ambtshalve een heroverweging van het verlagingsbesluit dient te worden uitgevoerd.

Het verschil met de herziening op grond van “de inkeerregeling” van artikel 18, lid 11 Participatiewet is, dat deze herziening pas aan de orde is als de belanghebbende hiertoe een verzoek heeft ingediend. Zoals hierboven reeds is aangegeven, is artikel 18, lid 3 Participatiewet niet van toepassing bij een verlaging vanwege niet naleven van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in de IOAW en IOAZ geen geüniformeerde arbeidsverplichtingen zijn opgenomen zoals in de Participatiewet. In deze wetten is ook niet in een

inkeerregeling voorzien.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Verzoek om herziening van de verlaging

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Artikel 2. Ingangsdatum van herziening

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Artikel 3. Uitzondering van herziening

Met dit artikel wordt het toepassingsbereik bepaald. Een herziening wordt dus niet gehonoreerd

indien:

  • a.

    er sprake is geweest van het door verwijtbaar gedrag niet aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid (artikel 18 lid 4 onder a van de Participatiewet);

  • b.

    belanghebbende - verwijtbaar - geen arbeid heeft aanvaard of behouden door zijn kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of zijn gedrag (artikel 18 lid 4 onder g van de Participatiewet).

Dat voor deze situaties een uitzondering is gemaakt, heeft te maken met het onomkeerbare hiervan. Van herstel van de situatie kan dan namelijk geen sprake meer zijn. Dit betekent dan ook dat geen enkele uitzondering op dit artikel kan worden gemaakt.

Voorbeelden:

1.Iemand heeft zijn baan niet behouden door verwijtbaar gedrag. Bijvoorbeeld ontslag op staande voet wegens diefstal van goederen van de werkgever. Met het oog hierop is een verlaging op de uitkering toegepast. Als hij dan herziening vraagt met een beroep op de inkeerregeling, kan dat niet tot herziening leiden, omdat het verwijtbare gedrag niet valt te repareren. Hij is immers zijn baan kwijtgeraakt en kan deze niet meer terugkrijgen.

Hetzelfde is aan de orde bij het aanvaarden van arbeid. Als hij een baan kan krijgen (concreet aanbod) en door verwijtbaar gedrag of toedoen deze niet krijgt, kan geen herziening worden verleend. Het niet doorgaan van de baan valt niet meer terug te draaien door gewijzigd gedrag.

2.Als iemand een baan als receptioniste niet heeft gekregen, omdat zij tijdens het sollicitatiegesprek een kapotte vieze trui droeg en een versleten broek vol met gaten en verfspetters, kan zij geen gebruik maken van de inkeerregeling. De kans om alsnog deze baan te verkrijgen is immers voorbij.

Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.