Regeling vervallen per 04-11-2008

Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers

Geldend van 01-01-2005 t/m 03-11-2008

Intitulé

Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelet op artikel 18, zevende lid, van de Wet inburgering nieuwkomers;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

overwegende dat het opleggen van boetes bij het niet nakomen van uit de Wet inburgering nieuwkomers voortvloeiende verplichtingen bij verordening geregeld dient te worden; b e s l u i t : vast te stellen de volgende verordening, vergezeld van de daarbij behorende toelichting. Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet inburgering nieuwkomers;

  • b.

    nieuwkomer: een persoon als genoemd in artikel 1, aanhef en onder a van de wet;

  • c.

    boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel.

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college neemt bij toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet de bepalingen van deze verordening in acht, onverminderd artikel 18, tweede en vierde lid van de wet.

  • 2. Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, wordt geen boete opgelegd.

Artikel 3 Hoogte van de boete

  • 1. De boete bedraagt 100% van de voor de nieuwkomer geldende bijstandsnorm, genoemd in paragraaf 2, van de Wet werk en bijstand, nadat deze bijstandsnorm is vermeerderd of verminderd met de op grond van paragraaf 3.3 van de Wet werk en bijstand door het college vastgestelde verhoging of verlaging.

  • 2. Indien de nieuwkomer geen belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand is, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van de bijstandsnorm die voor hem zou gelden in het geval hij wel belanghebbende zou zijn.

Artikel 4 Recidive

  • 1. Indien de nieuwkomer zich binnen twaalf maanden nadat aan hem een besluit tot het opleggen van een boete bekend is gemaakt, zich opnieuw gedraagt in strijd met de artikelen 2, 4, vierde lid, 8, eerste volzin, 9, eerste lid, 10, derde lid, of 12, eerste lid, van de wet, wordt de boete verdubbeld.

  • 2. Met het opleggen van een boete wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de wet.

Artikel 5 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 6 Overgangsbepaling

  • 1. Deze verordening is ook van toepassing op verwijtbare gedragingen in strijd met de verplichtingen ingevolge de wet, die vóór inwerkingtreding van deze verordening hebben plaatsgevonden.

  • 2. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde gedragingen wordt, in afwijking van deze verordening, de hoogte van de op te leggen boete vastgesteld overeenkomstig het Boetebesluit inburgering nieuwkomers.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar bekendmaking.

  • 2.

    Indien het tijdstip van inwerkingtreding op grond van het eerste lid vroeger zou liggen dan 1 januari 2005, dan treedt deze verordening in werking op 1 januari 2005.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2004,
de griffier, de voorzitter,

TOELICHTING BOETEVERORDENING WET INBURGERING NIEUWKOMERS

Algemeen

In de Wet inburgering nieuwkomers (hierna: WIN) is bepaald dat, indien de nieuwkomer niet voldoet aan de wettelijke inburgeringsverplichtingen, sanctionering plaatsvindt door het opleggen van een bestuurlijke boete (artikel 18 tot en met artikel 20).

De inburgeringsverplichtingen kunnen echter ook deel uitmaken van aan een bijstandsuitkering verbonden verplichtingen. Indien niet voldaan wordt aan dergelijke aan de bijstandsuitkering verbonden verplichtingen, dan vindt sanctionering plaats door een verlaging van de uitkering. Omdat bijstandsgerechtigde nieuwkomers daardoor dubbel kunnen worden gesanctioneerd (zowel een boete als een korting op de uitkering), is ter voorkoming daarvan in de WIN een anticumulatiebepaling opgenomen.

Sanctionering bij het niet voldoen aan de inburgeringsverplichtingen vindt dus op twee verschillende manieren plaats. Om te voorkomen dat het op twee verschillende manieren sanctioneren van dezelfde wettelijke bepalingen leidt tot verschillende sancties was in een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van de WIN (het Boetebesluit WIN) de hoogte van de boetes geregeld. De hoogte van de boetes sloten aan bij het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz.

Invoering Wet werk en bijstand

Op 1 januari 2004 zijn de Wet werk en bijstand (WWB) en de Invoeringswet Wet werk en bijstand in werking getreden. De WWB vervangt onder meer de Algemene bijstandswet (Abw).

Mede gelet op de rechtszekerheid en gelijke behandeling van klanten voorziet de WWB in een opdracht aan de gemeenteraad om een gemeentelijke verordening vast te stellen ten aanzien van:

  • ·

    het ondersteunen van klanten bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van daarop gerichte voorzieningen (Reïntegratieverordening);

  • ·

    het verlagen van de bijstand als een klant tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont of verplichtingen, waaronder begrepen de inlichtingenplicht, niet of onvoldoende nakomt (Afstemmingsverordening).

Op grond van de Invoeringswet WWB dienen deze twee verordeningen tegelijkertijd in werking te treden.

In november 2003 is besloten om gebruik te maken van de in de Invoeringswet Wet werk en bijstand geboden mogelijkheid om de wettelijk voorgeschreven Afstemmingsverordening en Reïntegratieverordening op de uiterste datum, te weten 1 januari 2005, tezamen in te laten gaan.

Wijziging van de WIN

Met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) wordt ook de Wet inburgering nieuwkomers gewijzigd. Op grond van artikel 18, lid 1, van de WIN moet het college van burgemeester en wethouders een boete opleggen als een nieuwkomer in strijd handelt met een uit de WIN voortvloeiende, in de betreffende bepaling nader aangeduide verplichting.

Het gaat daarbij met name om het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting om een inburgeringsprogramma te volgen.

De hoogte van de boete is, tot het moment dat de Reïntegratieverordening en de Afstemmingsverordening in werking treden, landelijk geregeld via het Boetebesluit inburgering nieuwkomers. De boete bedraagt 20% van de voor de nieuwkomer geldende bijstandsnorm, die voor hem geldt of voor hem zou gelden als hij bijstandsgerechtigd zou zijn geweest. In geval van recidive binnen twaalf maanden nadat eerder een boete is opgelegd, wordt de boete verdubbeld tot 40% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Zodra vorengenoemde WWB-verordeningen in werking treden vervalt, op grond van de Invoeringswet WWB en artikel 2 van de Invoeringsregeling WWB, het Boetebesluit WIN en treedt artikel 47 van de Invoeringswet WWB feitelijk in werking.

Op grond van het via dit artikel van de Invoeringswet gewijzigde artikel 18, zevende lid, van de WIN moeten vanaf dat moment, bij gemeentelijke verordening nadere regels zijn gesteld over de hoogte van de boete.

De onderhavige verordening voorziet in deze regels.

Relatie met Afstemmingsverordening WWB

De onderhavige verordening sluit aan bij de bepalingen van de Afstemmingsverordening WWB. Hiervoor is gekozen vanuit het oogpunt van het gelijkheidsbeginsel. Door de Boeteverordening WIN aan te laten sluiten bij de Afstemmingsverordening WWB geldt voor de inburgeraar die niet voldoet aan de verplichtingen van de WIN een sanctie die niet afhankelijk is van het feit of betrokkene wel of geen bijstandsuitkering ontvangt.

Ingangsdatum en overgangsregeling

De voorliggende verordening heeft per 1 januari 2005 onmiddellijke werking. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2005 de nieuwe regels ook van toepassing zijn op gedragingen die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening hebben plaatsgevonden.

In deze verordening is een standaardboete opgenomen die zwaarder is dan onder het regime van het Boetebesluit WIN. Het rechtszekerheidsbeginsel brengt met zich mee dat als gevolg van inwerkingtreding van nieuwe wetgeving een belanghebbende niet met terugwerkende kracht in een nadeliger positie mag komen te verkeren. Daarom is in deze verordening - via een overgangsbepaling - bepaald dat, indien de gedragingen in strijd met de verplichtingen ingevolge de WIN vóór 1 januari 2005 hebben plaatsgevonden, nog de lagere boete zoals voorgeschreven in het Boetebesluit WIN zal worden toegepast.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

In dit artikel wordt een aantal in de verordening gehanteerde begrippen verklaard.

Artikel 2

Lid 1

In dit artikel wordt verwezen naar het artikel in de WIN dat voorschrijft dat het college van burgemeester en wethouders een bestuurlijke boete oplegt, wanneer de nieuwkomer niet meewerkt aan het inburgerings-onderzoek, het educatief programma, maatschappelijke begeleiding en doorgeleiding naar een instantie die zorgdraagt voor verdere scholing of voor toegang tot de arbeidsmarkt, voorzover de nieuwkomer daarvoor in aanmerking komt.

Overigens wordt in artikel 17 van de WIN bepaald dat het college controleert of de nieuwkomer zich houdt aan de verplichtingen. Indien blijkt dat dit niet het geval is, zonder dat een grond voor ontheffing of vrijstelling aanwezig is of indien berichtgeving van een andere instantie hierover ontvangen is, stelt de gemeente een onderzoek in. Zij hoort de nieuwkomer en tracht hem te bewegen de verplichtingen na te komen.

Indien de nieuwkomer de verplichtingen dan nog niet nakomt, wordt door het college een boete opgelegd op grond van artikel 18 van de WIN. Artikel 18, tweede lid, van de WIN bepaalt overigens dat de hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van het feit, de omstandigheden waarin de nieuwkomer verkeert en de mate van verwijtbaarheid.

Verder kan het college op grond van artikel 18, vierde lid WIN afzien van het opleggen van een boete als daarvoor dringende redenen zijn. Deze bepaling kan worden gezien als een hardheidsclausule. Gelet op de mogelijkheden om op grond van de in artikel 2, tweede lid, van deze verordening genoemde criteria al een vergaande individualisering toe te passen, in het bijzonder doordat rekening kan worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de klant, zal er slechts in zeer uitzonderlijke situaties aanleiding zijn om toepassing aan deze bepaling te geven. De dringende redenen kunnen geen verband houden met de omstandigheden waaronder een verplichting niet is nagekomen, maar uitsluitend gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een sanctie voor een belanghebbende inhoudt.

Lid 2

Het bepaalde in het eerste lid maakt het mogelijk om maatwerk te leveren en af te wijken van de standaardboete als de bijzondere omstandigheden van het geval daar aanleiding toe geven.

In het tweede lid is, om ieder mogelijk misverstand daarover uit te sluiten en in navolging van artikel 18, tweede lid van de WWB expliciet bepaald dat geen boete wordt opgelegd als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 3

Lid 1 en lid 2

Ter voorkoming van het op twee verschillende manieren sanctioneren van dezelfde gedraging, moet de hier bepaalde boete overeenkomen met de (overeenkomstige) verlaging op grond van de WWB. Het financiële beloop van de sancties is dan gelijk, ongeacht of het niet naleven van inburgeringsverplichtingen op grond van de WWB of de Boeteverordening WIN wordt gesanctioneerd. Indien aan de bijstandsuitkering de verplichting is verbonden tot het volgen van een inburgeringsprogramma overeenkomstig de WIN en deze verplichting niet of in onvoldoende mate is nagekomen, wordt overeenkomstig artikel 10, eerste lid, sub b van de Afstemmingsverordening de bijstandsuitkering van de belanghebbende gedurende één maand verlaagd met 100%. Dit vanwege het niet (behoorlijk) nakomen van de verplichting zoals omschreven in artikel 9, tweede lid, onder e, van de Afstemmingsverordening.

Zoals in de toelichting bij artikel 2 reeds is opgemerkt dient de boete te worden afgestemd op de ernst van het feit, de omstandigheden van de nieuwkomer en de verwijtbaarheid. Dit betekent dus dat de boete niet in alle gevallen 100% van de voor de nieuwkomer geldende bijstandsnorm bedraagt, maar dat hiervan kan worden afgeweken.

Artikel 4

Lid 1 en lid 2

Indien de nieuwkomer binnen één jaar nadat een boetebesluit bekend is gemaakt (of besloten is hiervan af te zien wegens dringende redenen), opnieuw zijn verplichtingen niet nakomt, is er sprake van recidive en wordt de grotere mate van verwijtbaarheid van de tweede schending van de verplichting tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de boete. Dit artikel komt inhoudelijk overeen met artikel 10, tweede lid, van de Afstemmingsverordening WWB.

Artikel 5

Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.

Artikel 6

Zoals in het algemene deel van de toelichting is aangegeven, moeten de Reïntegratieverordening WWB, de Afstemmingsverordening WWB en de Boeteverordening WIN, per 1 januari 2005 tegelijk in werking treden.

De voorliggende verordening heeft, nu de wettelijke grondslag voor toepassing van het Boetebesluit WIN is komen te vervallen en in de Invoeringswet WWB geen bijzonder overgangsrecht is opgenomen,

per 1 januari 2005 onmiddellijke werking. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2005 de nieuwe regels ook van toepassing zijn op gedragingen die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening hebben plaatsgevonden.

In deze verordening is echter een standaardboete opgenomen die zwaarder is dan onder het regime van het Boetebesluit WIN. Het rechtszekerheidsbeginsel brengt met zich mee dat als gevolg van inwerkingtreding van nieuwe wetgeving een belanghebbende niet met terugwerkende kracht in een nadeliger positie mag komen te verkeren. Daarom is in de verordening - via een overgangsbepaling - bepaald dat, indien bedoelde gedragingen vóór 1 januari 2005 hebben plaatsgevonden, nog de lagere boete zoals voorgeschreven in het Boetebesluit WIN zal worden toegepast.

Artikel 7

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8

In het eerste lid wordt de inwerkingtreding van de verordening geregeld. De verordening kan pas in werking treden nadat ze is bekendgemaakt en de termijn voor het indienen van een verzoek tot het houden van een referendum is verstreken. Op grond van de Tijdelijke Referendumwet bedraagt deze termijn zes weken.

Het tweede lid regelt dat als de verstreken termijn van zes weken, zoals genoemd in het eerste lid, vóór 1 januari 2005 ligt, de verordening op 1 januari 2005 in werking zal treden.