Regeling vervallen per 07-07-2009

Gedragscode voor bestuurders

Geldend van 11-03-2002 t/m 06-07-2009

Intitulé

Gedragscode voor bestuurders

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gehoord de overwegingen van het college en de toelichting van de stellers van de gedragscode,

het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de VNG en het IPO;

b e s l u i t :

de “Gedragscode voor bestuurders 2002 gemeente Capelle aan den IJssel” vast te stellen als leidraad voor het bestuurlijk handelen in de gemeente.

DEEL I Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

Leden van colleges van burgemeester en wethouders en leden van de raad stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen.

Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders, de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief.

Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Deel II Gedragscode bestuurlijke integriteit

  • 1.

    Algemene Bepalingen

    • 1.

      Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

    • 2.

      Onder de raad wordt verstaan: de leden van de raad en de burgerleden die namens de in de raad vertegenwoordigde politieke partijen deelnemen aan het werk in de raadscommissies.

    • 3.

      Onder het presidium wordt verstaan: de vergadering van de voorzitters van de raadscommissies, de burgemeester en de griffier als bedoeld in het reglement van orde voor de gemeenteraad.

    • 4.

      Onder bestuurder(s) wordt verstaan: alle onder de leden 1 en 2 bedoelde personen

    • 5.

      Deze gedragscode geldt voor alle bestuurders.

    • 6.

      In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college.

    • 7.

      De code is openbaar en door derden te raadplegen.

    • 8.

      De leden van het college en de raad ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

  • 2.

    Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 1.

    Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.

    Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 3.

    Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uigesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 4.

    Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 5.

    Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

    3.Nevenfuncties

  • 1.

    Een bestuurder vervult geen (neven)functie waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 2.

    Een bestuurder maakt melding van al zijn (neven)functies waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. De gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3.

    De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.-q.-nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 4.

    Een lid van het college die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekkin tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

  • 5.

    Een raadslid die een andere functie of een nevenfunctie aanvaardt meldt dat aan de griffie die zorg draagt voor periodieke openbaarmaking van alle functies en nevenfuncties.

  • 4.

    Informatie

    • 1.

      Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

    • 2.

      Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

    • 3.

      Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

  • 5.

    Aannemen van geschenken

  • 1.

    Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Melding vindt plaats door collegeleden aan de gemeentesecretaris en door raadsleden aan de griffier. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 2.

    Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan € 50,-- vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 3.

    Geschenken en giften aan leden van het college worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

  • 6.

    Bestuurlijke uitgaven

    • 1.

      Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

    • 2.

      Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

      • -

        met de uitgave is het belang van de gemeente gediend en

      • -

        de uitgave vloeit voort uit de functie.

  • 7.

    Declaraties

  • 1.

    De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 2.

    Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 3.

    Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 4.

    Gemaakte kosten worden binnen een kwartaal gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voor zover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 5.

    De gemeentesecretaris voor het college, respectievelijk de griffier voor de raad is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 6.

    In geval van twijfel omtrent een declaratie van een lid van de raad, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. In geval van twijfel omtrent een declaratie van de burgemeester, wordt deze voorgelegd aan de locoburgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

    8.Gemeentelijke creditcards

    • 1.

      Het gebruik van gemeentelijke creditcards voor binnenlands gebruik wordt zo veel mogelijk beperkt.

    • 2.

      De uitgifte van gemeentelijke creditcards is alleen mogelijk aan leden van het college.

    • 3.

      De gemeentesecretaris draagt zorg voor aanvragen, verstrekken en intrekken van creditcards. Er wordt vastgelegd voor welk soort kosten de creditcard kan worden gebruikt.

    • 4.

      Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

    • 5.

      Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.

    • 6.

      Ingeval van twijfel over correct gebruik van de creditcard wordt dit aan de burgemeester gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

    • 7.

      Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.

  • 9.

    Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

    • 1.

      Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

    • 2.

      Leden van het college kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen.

    • 3.

      Leden van het college kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een draagbare computer in bruikleen ter beschikking krijgen.

  • 10.

    Reizen buitenland op kosten van de gemeente of van derden

    • 1.

      Een lid van het college dat het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van het college. De gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

    • 2.

      Een lid van de raad dat het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van het presidium van de raad.

    • 3.

      Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

    • 4.

      Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college als het om leden van het college gaat en in het presidium van de raad als het gaat om leden van de raad en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

    • 5.

      Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.

    • 6.

      Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college respectievelijk het presidium van de raad betrokken.

    • 7.

      Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college respectievelijk het presidium van de raad betrokken.

    • 8.

      Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college respectievelijk de raad. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

    • 9.

      De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 11 maart 2002,

de secretaris,  de voorzitter,